وَ الضُّحٰی ۙ﴿۱﴾
Wad doehaa
93:1 Bij de heldere licht van de zon nadat hij volledig is opgekomen,
وَ الَّیۡلِ اِذَا سَجٰی ۙ﴿۲﴾
Wal lailie ieza sadjaa
93:2 bij de nacht wanneer het (al hetgeen) bedekt met duisternis,
مَا وَدَّعَکَ رَبُّکَ وَ مَا قَلٰی ؕ﴿۳﴾
Ma wad da'aka rabboeka wa ma qalaa
93:3 Jouw Heer heeft je niet verlaten, noch is Hij ontevreden (over jou).
وَ لَلۡاٰخِرَۃُ خَیۡرٌ لَّکَ مِنَ الۡاُوۡلٰی ؕ﴿۴﴾
Walal-aaghieratoe ghairoel laka mienal-oela
93:4 Zonder twijfel, het (leven in het) hiernamaals is beter voor jou dan de eerste.
وَ لَسَوۡفَ یُعۡطِیۡکَ رَبُّکَ فَتَرۡضٰی ؕ﴿۵﴾
Wa la sawfa y'oetieeka rabboeka fatarda
93:5 Spoedig zal jouw Heer geven, dan zal je tevreden zijn.
اَلَمۡ یَجِدۡکَ یَتِیۡمًا فَاٰوٰی ۪﴿۶﴾
Alam ya djiedka yatieeman fa aawaa
93:6 Heeft Hij je niet als wees aan getroffen en onderdak verschaft?
وَ وَجَدَکَ ضَآلًّا فَہَدٰی ۪﴿۷﴾
Wa wa djadaka daal lan fahada
93:7 Hij trof je verdwaald aan, dus Hij leidde jou.
وَ وَجَدَکَ عَآئِلًا فَاَغۡنٰی ؕ﴿۸﴾
Wa wa djadaka 'aa-ielan fa aghnaa
93:8 Hij trof you behoeftig aan en maakte (jou) zelfvoorzienend.
فَاَمَّا الۡیَتِیۡمَ فَلَا تَقۡہَرۡ ؕ﴿۹﴾
Fa am mal yatieema fala taqhar
93:9 Dus wat de wees betreft, onderdruk hem niet,
وَ اَمَّا السَّآئِلَ فَلَا تَنۡہَرۡ ﴿۰۱﴾
Wa am mas saa-iela fala tanhar
93:10 en wat degene betreft die vraagt, snauw hem niet af,
وَ اَمَّا بِنِعۡمَۃِ رَبِّکَ فَحَدِّثۡ ﴿۱۱﴾
Wa amma bie nie'matie rabbieka fahad dieth
93:11 en verkondig de gunsten van jou Heer.