9 At-Taubah (Het berouw)
بَرَآءَۃٌ مِّنَ اللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖۤ اِلَی الَّذِیۡنَ عٰہَدۡتُّمۡ مِّنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ ؕ﴿۱﴾
Baraaa'atoem mienal laahie wa Rasoeliehieee ielal lazieena 'aahattoem mienal moeshriekieen
9:1 Totale ontbinding van Allah en Zijn boodschapper met de (provocerende) godenaanbidders waarmee jullie een verdrag hadden gesloten! (Notitie: Hier wordt elke band met de provocerende godenaanbidders, verbroken omdat ze het verdrag constant verbraken. Echter het verdrag is nog steeds geldig met de godenaanbidders die de regels handhaven, zie 9:4.)
فَسِیۡحُوۡا فِی الۡاَرۡضِ اَرۡبَعَۃَ اَشۡہُرٍ وَّ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّکُمۡ غَیۡرُ مُعۡجِزِی اللّٰہِ ۙ وَ اَنَّ اللّٰہَ مُخۡزِی الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۲﴾
Fasieehoe fiel ardie arba'ata ashhoeriew wa'lamoeoannakoem ghairoe moe'djieziel laahie wa annal laaha moeghziel kaafierieen
9:2 (O provocerende godenaanbidders!) Wees vrij in het land gedurende de vier maanden. Echter weet dat jullie Allah niet kunnen ontvluchten en dat Allah de ongelovigen zal vernederen. (Notitie: Er wordt hier een periode voor bezinning gegeven. Het betreft een periode van vier maanden aan de provocerende godenaanbidders, zodat ze kunnen nadenken over hun daden en stoppen met hun provocerende gedrag.)
وَ اَذَانٌ مِّنَ اللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖۤ اِلَی النَّاسِ یَوۡمَ الۡحَجِّ الۡاَکۡبَرِ اَنَّ اللّٰہَ بَرِیۡٓءٌ مِّنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ ۬ۙ وَ رَسُوۡلُہٗ ؕ فَاِنۡ تُبۡتُمۡ فَہُوَ خَیۡرٌ لَّکُمۡ ۚ وَ اِنۡ تَوَلَّیۡتُمۡ فَاعۡلَمُوۡۤا اَنَّکُمۡ غَیۡرُ مُعۡجِزِی اللّٰہِ ؕ وَ بَشِّرِ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا بِعَذَابٍ اَلِیۡمٍ ۙ﴿۳﴾
Wa azaanoem mienal laahie wa Rasoeliehieee ielan naasie yawmal Hadjdjiel Akbarie annal laaha barieee'oem mienal moeshriekieena wa Rasoeloeh; fa-ien toebtoem fahoewa ghairoellakoem wa ien tawallaitoem fa'lamoeo annakoem ghairoe moe'djieziel laah; wa bashieriel lazieena kafaroe bieazaabien alieem
9:3 En dit is een oproep van Allah en Zijn boodschapper aan de mensen op de grote dag van de bedevaart (de dag Arafaat), dat Allah niet verbonden is met de godenaanbidders en ook Zijn boodschapper. Als jullie dus tot inkeer komen, dan is dat beter voor jullie. Echter, als jullie je afwenden, weet dan dat jullie Allah niet kunnen ontvluchten. En geef het nieuws aan de ongelovigen van een pijnlijke straf.
اِلَّا الَّذِیۡنَ عٰہَدۡتُّمۡ مِّنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ ثُمَّ لَمۡ یَنۡقُصُوۡکُمۡ شَیۡئًا وَّ لَمۡ یُظَاہِرُوۡا عَلَیۡکُمۡ اَحَدًا فَاَتِمُّوۡۤا اِلَیۡہِمۡ عَہۡدَہُمۡ اِلٰی مُدَّتِہِمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۴﴾
Illal lazieena 'aahattoem mienal moeshriekieena soemma lam yanqoesoekoem shai'anw-wa lam yoezaahieroe 'alaikoem ahadan fa atiemmoeo ielaihiem 'ahdahoem ielaa moeddatiehiem; iennal laaha yoehiebboel moettaqieen
9:4 Behalve met de godenaanbidders, waarmee jullie een verdrag hebben, die jullie in niets zijn tekort gekomen. En die niemand gesteund heeft tegen (het bevechten van) jullie. Dus voltooi met hen het verdrag tot het einde van hun (overeengekomen) termijn. Voorzeker, Allah houdt van de Moettaqoen (zie 2:2-5).
فَاِذَا انۡسَلَخَ الۡاَشۡہُرُ الۡحُرُمُ فَاقۡتُلُوا الۡمُشۡرِکِیۡنَ حَیۡثُ وَجَدۡتُّمُوۡہُمۡ وَ خُذُوۡہُمۡ وَ احۡصُرُوۡہُمۡ وَ اقۡعُدُوۡا لَہُمۡ کُلَّ مَرۡصَدٍ ۚ فَاِنۡ تَابُوۡا وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتَوُا الزَّکٰوۃَ فَخَلُّوۡا سَبِیۡلَہُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۵﴾
Fa iezansalaghal Ashhoeroel Hoeroemoe faqtoeloel moeshriekieena haisoe wadjattoemoehoem wa ghoezoehoem wahsoeroehoem waq'oedoe lahoem koella marsad; fa-ien taaboe wa aqaamoes Salaata wa aatawoez Zakaata faghalloe sabieelahoem; iennal laaha Ghafoeroer Rahieem
9:5 Wanneer dan de heilige maanden voorbij zijn, dood dan de (provocerende) godenaanbidders waar jullie hen ook aantreffen. En grijp hen, omsingelt hen en zit en wacht voor hen vanuit elke hinderlaag. Echter, wanneer ze om vergiffenis vragen, en de 'Salaat' (het gebed) onderhouden en de zakaat (armenbelasting) geven, laat hen dan vrij. Voorwaar, Allah is vergevensgezind, meest Barmhartig. (Notitie: Het doden hier betreft de provocerende godenaanbidders die niet tot bezinning waren gekomen, gedurende de vier maanden. En dus doorgingen met het onderdrukken, martelen of doden van de gelovigen. Indien ze stoptten en vergiffenis vroegen, werden ze gespaard, met de voorwaarde dat ze de zakaat betalen en meededen met het gebed. Ze konden hun eigen geloof blijven belijden. Het betreft hier dus niet tot gedwongen acceptatie van de Islam. In islam is er geen dwang tot acceptatie, zie 2:256.)
وَ اِنۡ اَحَدٌ مِّنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ اسۡتَجَارَکَ فَاَجِرۡہُ حَتّٰی یَسۡمَعَ کَلٰمَ اللّٰہِ ثُمَّ اَبۡلِغۡہُ مَاۡمَنَہٗ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ قَوۡمٌ لَّا یَعۡلَمُوۡنَ ٪﴿۶﴾
Wa ien ahadoem mienal moeshriekieenas tadjaaraka fa adjierhoe hattaa yasma'a Kalaamal laahie soemma ablieghhoe maa manah; zaalieka bie annahoem qawmoel laa ya'lamoen
9:6 En als iemand van de godenaanbidders bij jou bescherming zoekt, verschaf hem dan de bescherming zodat hij het woord van Allah hoort. Begeleid hem dan naar een veilige plek. Dat is omdat ze een volk zijn dat niet begrijpt.
کَیۡفَ یَکُوۡنُ لِلۡمُشۡرِکِیۡنَ عَہۡدٌ عِنۡدَ اللّٰہِ وَ عِنۡدَ رَسُوۡلِہٖۤ اِلَّا الَّذِیۡنَ عٰہَدۡتُّمۡ عِنۡدَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ۚ فَمَا اسۡتَقَامُوۡا لَکُمۡ فَاسۡتَقِیۡمُوۡا لَہُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۷﴾
Kaifa yakoenoe lielmoesh riekieena 'ahdoen 'iendallaahie wa 'ienda Rasoeliehiee iellal lazieena 'aahattoem 'iendal Masdjiediel Haraamie famas taqaamoe lakoem fastaqieemoe lahoem; iennallaaha yoehiebboel moettaqieen
9:7 Hoe kan er voor de godenaanbidders een (nieuw) verdrag zijn met Allah en Zijn boodschapper, behalve met degenen met wie jullie vlak bij de moskee al Haram al eerder een verdrag hadden afgesloten? Zolang ze naar jou toe oprecht zijn, wees dan ook oprecht naar hen toe. Voorzeker, Allah houdt van de Moettaqoens (2:2-5). (Notitie: Gezien de godenaanbidders constant het verdrag verbraken is het niet mogelijk om een verbond met hen aan te gaan, behalve met de mensen die oprecht zijn.)
کَیۡفَ وَ اِنۡ یَّظۡہَرُوۡا عَلَیۡکُمۡ لَا یَرۡقُبُوۡا فِیۡکُمۡ اِلًّا وَّ لَا ذِمَّۃً ؕ یُرۡضُوۡنَکُمۡ بِاَفۡوَاہِہِمۡ وَ تَاۡبٰی قُلُوۡبُہُمۡ ۚ وَ اَکۡثَرُہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ۚ﴿۸﴾
Kaifa wa ieny-yazharoe 'alaikoem laa yarqoeboe fieekoem iellaw wa laa ziemmah; yoerdoe nakoem bieafwaahiehiem wa ta'baa qoeloeboehoem wa aksaroehoem faasieqoen
9:8 Hoe kan er een verdrag zijn, als ze de familiebanden en de verdragsregels (constant) verbreken wanneer ze de overhand over jullie hebben? Ze behagen jullie met hun monden, terwijl hun harten afkerig zijn. En de meesten van hen zijn provocerend ongehoorzaam.
اِشۡتَرَوۡا بِاٰیٰتِ اللّٰہِ ثَمَنًا قَلِیۡلًا فَصَدُّوۡا عَنۡ سَبِیۡلِہٖ ؕ اِنَّہُمۡ سَآءَ مَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۹﴾
Ishtaraw bie Aayaatiel laahie samanan qalieelan fasaddoe 'an sabieelieh; iennahoem saaa'a maa kaanoe ya'maloen
9:9 Ze verruilen de tekenen van Allah voor een kleine prijs en ze verhinderen mensen op Zijn weg. Voorzeker, zeer slecht is wat ze doen!
لَا یَرۡقُبُوۡنَ فِیۡ مُؤۡمِنٍ اِلًّا وَّ لَا ذِمَّۃً ؕ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُعۡتَدُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Laa yarqoeboena fiee moe'mienien iellaw wa laa ziemmah wa oelaaa 'ieka hoemoelmoe 'tadoen
9:10 Ze houden de familiebanden voor een gelovige niet in stand en noch de verdragsregels. En zij zijn degenen die overtreden.
فَاِنۡ تَابُوۡا وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتَوُا الزَّکٰوۃَ فَاِخۡوَانُکُمۡ فِی الدِّیۡنِ ؕ وَ نُفَصِّلُ الۡاٰیٰتِ لِقَوۡمٍ یَّعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Fa ien taaboe wa aqaamoes Salaata wa aatawoez Zakaata fa ieghwaanoekoem fied dieen; wa noefassieloel Aayaatie lieqawmiey ya'lamoen
9:11 Maar als ze berouw hebben, de 'Salaat' (het gebed) onderhouden en de zakaat geven, dan zijn ze jullie broeders in het geloof. En Wij leggen Onze tekenen in details uit voor een volk dat kennis heeft.
وَ اِنۡ نَّکَثُوۡۤا اَیۡمَانَہُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ عَہۡدِہِمۡ وَ طَعَنُوۡا فِیۡ دِیۡنِکُمۡ فَقَاتِلُوۡۤا اَئِمَّۃَ الۡکُفۡرِ ۙ اِنَّہُمۡ لَاۤ اَیۡمَانَ لَہُمۡ لَعَلَّہُمۡ یَنۡتَہُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa ien nakasoeo aimaanahoem miem ba'die 'ahdiehiem wa ta'anoe fiee dieeniekoem faqaatieloeo a'iemmatal koefrie iennahoem laaa aimaana lahoem la'allahoem yantahoen
9:12 En wanneer ze hun beloftes verbreken na het sluiten van het verdrag en jullie Dien (geloof) belasteren, bevecht dan de leiders van de ongelovigen, zodat ze kunnen ophouden. Voorzeker, hun beloftes hebben geen waarde voor hen.
اَلَا تُقَاتِلُوۡنَ قَوۡمًا نَّکَثُوۡۤا اَیۡمَانَہُمۡ وَ ہَمُّوۡا بِاِخۡرَاجِ الرَّسُوۡلِ وَ ہُمۡ بَدَءُوۡکُمۡ اَوَّلَ مَرَّۃٍ ؕ اَتَخۡشَوۡنَہُمۡ ۚ فَاللّٰہُ اَحَقُّ اَنۡ تَخۡشَوۡہُ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Alaa toeqaatieloena qawman nakasoeo aimaanahoem wa hammoe bie ieghraadjier Rasoelie wa hoem bada'oekoem awwala marrah; ataghshawnahoem; fallaahoe ahaqqoe an taghshawhoe ien koentoem moe'mienieen
9:13 Willen jullie geen volk bevechten dat hun beloftes verbrak en dat besloten heeft om de boodschapper weg te jagen en dat eerst begonnen is met jullie aan te vallen? Zijn jullie bang voor hen, terwijl jullie voor Allah meer bang moeten zijn als jullie geloven?
قَاتِلُوۡہُمۡ یُعَذِّبۡہُمُ اللّٰہُ بِاَیۡدِیۡکُمۡ وَ یُخۡزِہِمۡ وَ یَنۡصُرۡکُمۡ عَلَیۡہِمۡ وَ یَشۡفِ صُدُوۡرَ قَوۡمٍ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Qaatieloehoem yoe'az ziebhoemoel laahoe bie aidieekoem wa yoeghziehiem wa yansoerkoem 'alaihiem wa yashfie soedoera qawmiem moe 'mienieen
9:14 Bevecht hen! Allah zal hen straffen door middel van jullie handen, hen vernederen en jullie de overwinning geven. En Hij zal de harten van de gelovigen tot rust laten komen.
وَ یُذۡہِبۡ غَیۡظَ قُلُوۡبِہِمۡ ؕ وَ یَتُوۡبُ اللّٰہُ عَلٰی مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۵۱﴾
Wa yoezhieb ghaiza qoeloebiehiem; wa yatoeboellaahoe 'alaa may yashaaa'; wallaahoe 'Alieemoen Hakieem
9:15 En Hij zal de woede van hun harten verwijderen. En Allah aanvaard het berouw van wie Hij wil. En Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (Alwijs).
اَمۡ حَسِبۡتُمۡ اَنۡ تُتۡرَکُوۡا وَ لَمَّا یَعۡلَمِ اللّٰہُ الَّذِیۡنَ جٰہَدُوۡا مِنۡکُمۡ وَ لَمۡ یَتَّخِذُوۡا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ وَ لَا رَسُوۡلِہٖ وَ لَا الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَلِیۡجَۃً ؕ وَ اللّٰہُ خَبِیۡرٌۢ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Am hasiebtoem an toetrakoe wa lammaa ya'lamiel laahoel lazieena djaahadoe mien-koem wa lam yattaghiezoe mien doeniel laahie wa laa Rasoeliehiee wa lalmoe'mienieena walieedjah; wallaahoe ghabieeroem biemaa ta'maloen
9:16 Of dachten jullie (o gelovigen) dat jullie met rust gelaten zouden worden, terwijl Allah het nog niet duidelijk heeft gemaakt, wie van jullie zich inspannen, en niemand naast Allah, de boodschapper en de gelovigen als Waliyah (steun\beschermer\adviseur) nemen? Allah is Al-Ghabier (Degenen Die alles kent, zowel innerlijk als uiterlijk) met hetgeen jullie doen. (Notitie: Zie ook 29:1-3 en 3:179)
مَا کَانَ لِلۡمُشۡرِکِیۡنَ اَنۡ یَّعۡمُرُوۡا مَسٰجِدَ اللّٰہِ شٰہِدِیۡنَ عَلٰۤی اَنۡفُسِہِمۡ بِالۡکُفۡرِ ؕ اُولٰٓئِکَ حَبِطَتۡ اَعۡمَالُہُمۡ ۚۖ وَ فِی النَّارِ ہُمۡ خٰلِدُوۡنَ ﴿۷۱﴾
maa kaana lielmoeshriekieena ay ya'moeroe masaadjiedal laahie shaahiedieena 'alaaa anfoesiehiem bielkoefr; oelaaa'ieka habietat a'maaloehoem wa fien naarie hoem ghaaliedoen
9:17 Het is niet voor de godenaanbidders dat ze de moskeeën van Allah beheren, terwijl ze tegen hun zelf getuigen dat ze ongelovig zijn (in de eenheid van Allah). Voor hen zijn hun daden waardeloos en ze zullen in het vuur voor altijd vertoeven.
اِنَّمَا یَعۡمُرُ مَسٰجِدَ اللّٰہِ مَنۡ اٰمَنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ اَقَامَ الصَّلٰوۃَ وَ اٰتَی الزَّکٰوۃَ وَ لَمۡ یَخۡشَ اِلَّا اللّٰہَ فَعَسٰۤی اُولٰٓئِکَ اَنۡ یَّکُوۡنُوۡا مِنَ الۡمُہۡتَدِیۡنَ ﴿۸۱﴾
Innamaa ya'moeroe masaa djiedal laahie man aamana biellaahie wal Yawmiel Aaghierie wa aqaamas Salaata wa aataz Zakaata wa lam yaghshaa iellal laaha fa'asaaa oelaaa'ieka ay yakoenoe mienal moehtadieen
9:18 Alleen degenen die in Allah geloven, in de laatste dag, het gebed onderhouden, de zakaat betalen en niets vrezen behalve Allah, zullen de moskeeën van Allah beheren. Zij zijn degenen die het meest waarschijnlijk tot de recht-geleide mensen behoren.
اَجَعَلۡتُمۡ سِقَایَۃَ الۡحَآجِّ وَ عِمَارَۃَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ کَمَنۡ اٰمَنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ جٰہَدَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ؕ لَا یَسۡتَوٗنَ عِنۡدَ اللّٰہِ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۹۱﴾
Adja'altoem sieqaayatal haaadjdjie wa 'iemaaratal masdjiediel haraamie kamman aamana biellaahie wal Yawmiel Aaghierie wa djaahada fiee sabieeliel laah; laa yastawoena 'iendal laah; wallaahoe laa yahdiel qawmaz zaaliemieen
9:19 Beschouwen jullie het verschaffen van water aan de pelgrims en het beheren van de moskee al-Haram net zoals degenen die in Allah en in de laatste dag geloven en die hard werken op de weg van Allah? Ze zijn niet het zelfde voor Allah. En Allah leidt de misdadigers niet.
اَلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ ہَاجَرُوۡا وَ جٰہَدُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ بِاَمۡوَالِہِمۡ وَ اَنۡفُسِہِمۡ ۙ اَعۡظَمُ دَرَجَۃً عِنۡدَ اللّٰہِ ؕ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡفَآئِزُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Allazieena aamanoe wa haadjaroe wa djaahadoe fiee sabieeliel laahie bie amwaaliehiem wa anfoesiehiem a'zamoe daradjatan 'iendal laah; wa oelaaa'ieka hoemoel faaa'iezoen
9:20 Degenen die geloven, die emigreerde en hard strijde met hun bezitting en hun leven op de weg van Allah, zijn hoger in rang bij Allah. En zij zijn degenen die groeien in succes.
یُبَشِّرُہُمۡ رَبُّہُمۡ بِرَحۡمَۃٍ مِّنۡہُ وَ رِضۡوَانٍ وَّ جَنّٰتٍ لَّہُمۡ فِیۡہَا نَعِیۡمٌ مُّقِیۡمٌ ﴿۱۲﴾
Yoebashshieroehoem Rabboehoem bierahmatiem mienhoe wa riedwaaniew wa djannaatiel lahoem fieehaa na'ieemoem moeqieem
9:21 Hun Heer (Allah) geeft hen het goede nieuws van Zijn barmhartigheid, plezier en het paradijs, waarin een blijvende gelukzaligheid is voor hen.
خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَاۤ اَبَدًا ؕ اِنَّ اللّٰہَ عِنۡدَہٗۤ اَجۡرٌ عَظِیۡمٌ ﴿۲۲﴾
ghaaliedieena fieehaaa abadaa; iennal laaha 'iendahoeo adjroen 'azieem
9:22 Ze zullen er voor altijd in blijven. Voorzeker, bij Allah is er een gigantische beloning.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَا تَتَّخِذُوۡۤا اٰبَآءَکُمۡ وَ اِخۡوَانَکُمۡ اَوۡلِیَآءَ اِنِ اسۡتَحَبُّوا الۡکُفۡرَ عَلَی الۡاِیۡمَانِ ؕ وَ مَنۡ یَّتَوَلَّہُمۡ مِّنۡکُمۡ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الظّٰلِمُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoe laa tattaghiezoeo aabaaa 'akoem wa ieghwaanakoem awlieyaaa'a ienies tahabboel koefra 'alal ieemaan; wa may yatawal lahoem mien-koem fa oelaaa'ieka hoemoez zaaliemoen
9:23 O gelovigen! Neem jullie vaders (vader/ooms/grootvaders) en jullie broeders niet als Awliya (beschermers, helpers, leiders) als ze het ongeloof boven het geloof prefereren. En wie van jullie, hen als Awliya neemt, is een misdadiger. (Notitie: zie ook 58:22)
قُلۡ اِنۡ کَانَ اٰبَآؤُکُمۡ وَ اَبۡنَآؤُکُمۡ وَ اِخۡوَانُکُمۡ وَ اَزۡوَاجُکُمۡ وَ عَشِیۡرَتُکُمۡ وَ اَمۡوَالُۨ اقۡتَرَفۡتُمُوۡہَا وَ تِجَارَۃٌ تَخۡشَوۡنَ کَسَادَہَا وَ مَسٰکِنُ تَرۡضَوۡنَہَاۤ اَحَبَّ اِلَیۡکُمۡ مِّنَ اللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ وَ جِہَادٍ فِیۡ سَبِیۡلِہٖ فَتَرَبَّصُوۡا حَتّٰی یَاۡتِیَ اللّٰہُ بِاَمۡرِہٖ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿۴۲﴾
Qoel ien kaana aabaaa'oekoem wa abnaaa'oekoem wa ieghwaanoekoem wa azwaadjoekoem wa 'ashieeratoekoem wa amwaaloenieq taraftoemoehaa wa tiedjaaratoen taghshawna kasaadahaa wa masaakienoe tardawnahaaa ahabba ielaikoem mienal laahie wa Rasoeliehiee wa djiehaadien fiee Sabieeliehiee fatarabbasoe hattaa ya'tieyallahoe bie amrieh; wallaahoe laa yahdiel qawmal faasieqieen
9:24 Zeg: "Als jullie vaders, jullie zonen, jullie broeders, jullie echtgenotes, jullie familieleden en de rijkdommen die jullie verkregen hebben en de handel waarvan jullie vrezen om het te verliezen, en de huizen waarin jullie verblijven, meer geliefd zijn voor jullie dan Allah en Zijn boodschapper en het strijden op Zijn weg, wacht dan totdat Allah komt met zijn bevel. Allah leidt de provocerende ongehoorzame volk niet.
لَقَدۡ نَصَرَکُمُ اللّٰہُ فِیۡ مَوَاطِنَ کَثِیۡرَۃٍ ۙ وَّ یَوۡمَ حُنَیۡنٍ ۙ اِذۡ اَعۡجَبَتۡکُمۡ کَثۡرَتُکُمۡ فَلَمۡ تُغۡنِ عَنۡکُمۡ شَیۡئًا وَّ ضَاقَتۡ عَلَیۡکُمُ الۡاَرۡضُ بِمَا رَحُبَتۡ ثُمَّ وَلَّیۡتُمۡ مُّدۡبِرِیۡنَ ﴿۵۲﴾
Laqad nasarakoemoel laahoe fiee mawaatiena kasieeratiew wa yawma Hoenainien iez a'djabatkoem kasratoekoem falam toeghnie 'an-koem shai'aw wa daaqat 'alaikoemoel ardoe biemaa rahoebat soemma wallaitoem moedbierieen
9:25 Waarlijk, Allah heeft jullie geholpen bij vele veldslagen, net zoals op de dag van Hunain. Toen de grote van jullie leger jullie behaagde. Echter het gaf jullie geen enkel voordeel. De aarde werd voor jullie zelfs benauwd, ondanks zijn grote. Vervolgens keerde jullie je om, om te vluchten.
ثُمَّ اَنۡزَلَ اللّٰہُ سَکِیۡنَتَہٗ عَلٰی رَسُوۡلِہٖ وَ عَلَی الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ اَنۡزَلَ جُنُوۡدًا لَّمۡ تَرَوۡہَا وَ عَذَّبَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ؕ وَ ذٰلِکَ جَزَآءُ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۶۲﴾
Soemma anzalal laahoe sakieenatahoe 'alaa Rasoeliehiee wa'alal moe'mienieena wa anzala djoenoedal lam tarawhaa wa azzabal lazieena kafaroe; wa zaalieka djazaaa'oel kaafierieen
9:26 Toen zond Allah Zijn rust op Zijn boodschapper en de gelovigen, en zond een leger (van engelen) welke jullie niet konden zien en Hij strafte de ongelovigen. Dat is de vergelding voor de ongelovigen.
ثُمَّ یَتُوۡبُ اللّٰہُ مِنۡۢ بَعۡدِ ذٰلِکَ عَلٰی مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۷۲﴾
Soemma yatoeboel laahoe miem ba'die zaalieka 'alaa may yashaaa'; wallaahoe Ghafoeroer Rahieem
9:27 Daarna accepteert Allah het berouw van wie Hij wil. En Allah is Ghafoer (de meest vergevensgezinde), Ar-Rahiem (Degenen die zeer Barmhartig voor de gelovigen is).
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اِنَّمَا الۡمُشۡرِکُوۡنَ نَجَسٌ فَلَا یَقۡرَبُوا الۡمَسۡجِدَ الۡحَرَامَ بَعۡدَ عَامِہِمۡ ہٰذَا ۚ وَ اِنۡ خِفۡتُمۡ عَیۡلَۃً فَسَوۡفَ یُغۡنِیۡکُمُ اللّٰہُ مِنۡ فَضۡلِہٖۤ اِنۡ شَآءَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۸۲﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoeo iennamal moeshriekoena nadjasoen falaa yaqraboel Masdjiedal Haraama ba'da 'aamiehiem haaza; wa ien ghieftoem 'ailatan fasawfa yoeghniee koemoel laahoe mien fadliehieee ien shaaa'; iennallaaha 'Alieemoen hakieem
9:28 O gelovigen! De godenaanbidders zijn onrein, dus laat het hen niet bij de moskee Al-Haram komen na dit jaar. En als jullie armoede vrezen, dan zal Allah jullie spoedig verrijken met Zijn gunsten als Hij het wil. Voorzeker, Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (de Wijze).
قَاتِلُوا الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ وَ لَا بِالۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ لَا یُحَرِّمُوۡنَ مَا حَرَّمَ اللّٰہُ وَ رَسُوۡلُہٗ وَ لَا یَدِیۡنُوۡنَ دِیۡنَ الۡحَقِّ مِنَ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ حَتّٰی یُعۡطُوا الۡجِزۡیَۃَ عَنۡ یَّدٍ وَّ ہُمۡ صٰغِرُوۡنَ ﴿۹۲﴾
Qaatieloel lazieena laa yoe'mienoena biellaahie wa laa biel yawmiel Aaghierie wa laa yoeharriemoena maa harramal laahoe wa Rasoeloehoe wa laa yadieenoena dieenal haqqie mienal lazieena oetoel Kietaaba hattaa yoe'toel djiezyata ay yadiew wa hoem saaghieroen
9:29 Bevecht (dus) degenen die niet geloven in Allah en niet in de laatste dag en die hetgeen niet verboden maken wat Allah en Zijn boodschapper onwettig hebben verklaard. En (ook de provocerende van) degenen die de ware Dien (levenswijze, geloof) niet erkennen onder de mensen van het boek, totdat ze de Jizyah (geld voor bescherming) betalen en gedegradeerd zijn.
وَ قَالَتِ الۡیَہُوۡدُ عُزَیۡرُۨ ابۡنُ اللّٰہِ وَ قَالَتِ النَّصٰرَی الۡمَسِیۡحُ ابۡنُ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکَ قَوۡلُہُمۡ بِاَفۡوَاہِہِمۡ ۚ یُضَاہِـُٔوۡنَ قَوۡلَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ قَبۡلُ ؕ قٰتَلَہُمُ اللّٰہُ ۚ۫ اَنّٰی یُؤۡفَکُوۡنَ ﴿۰۳﴾
Wa qaalatiel yahoedoe 'Oezairoenieb noel laahie wa qaalatien Nasaaral Masieehoeb noel laahie zaalieka qawloehoem bie afwaahiehiem yoedaahie'oena qawlal lazieena kafaroe mien qabl; qatalahoemoel laah; annaa yoe'fakoen
9:30 En de joden zeggen: "Uzair is de zoon van Allah." En de Christenen zeggen: "De messias (Isa, Jezus) is de zoon van Allah." Echter, het zijn slechts uitspraken van hun monden. Ze zeggen bijna hetzelfde als de ongelovigen van de oude generaties. Allah zal hun vernietigen (voor hun uitspraken). Hoe ver zijn ze misleid (van de waarheid)!
اِتَّخَذُوۡۤا اَحۡبَارَہُمۡ وَ رُہۡبَانَہُمۡ اَرۡبَابًا مِّنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ وَ الۡمَسِیۡحَ ابۡنَ مَرۡیَمَ ۚ وَ مَاۤ اُمِرُوۡۤا اِلَّا لِیَعۡبُدُوۡۤا اِلٰـہًا وَّاحِدًا ۚ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ؕ سُبۡحٰنَہٗ عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۱۳﴾
iettaghazoeo ahbaarahoem wa roehbaanahoem arbaabammien doeniel laahie wal Masieehab na Maryama wa maaa oemieroeo iellaa lieya'boedoeo Ilaahaw waa hiedan laaa ielaaha iellaa Hoe; Soebhaanahoe 'ammaa yoeshriekoen
9:31 Ze hebben hun rabbijnen, hun monniken en de messias, de zoon van Maryam, als heren genomen (voor aanbidding) naast Allah. Ze waren slechts bevolen om één deïteit te aanbidden. Er is geen (enkel andere) godheid/deïteit dan Hem. Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Hij boven al datgeen wat ze aan Hem toekennen!
یُرِیۡدُوۡنَ اَنۡ یُّطۡفِـُٔوۡا نُوۡرَ اللّٰہِ بِاَفۡوَاہِہِمۡ وَ یَاۡبَی اللّٰہُ اِلَّاۤ اَنۡ یُّتِمَّ نُوۡرَہٗ وَ لَوۡ کَرِہَ الۡکٰفِرُوۡنَ ﴿۲۳﴾
Yoerieedoena ay yoetfie'oe noeral laahie bie'afwaahiehiem wa ya'ballaahoe iellaaa ay yoetiemma noerahoe wa law kariehal kaafieroen
9:32 Ze willen het licht (de leiding, de Koran) van Allah doven met hun monden. Echter, Allah verwerpt alles en vervolmaakt Zijn licht, ook al hebben de ongelovigen er een afkeer van. (Notities: zie 4:174, 5:16, 14:1, 14:5, 2:257)
ہُوَ الَّذِیۡۤ اَرۡسَلَ رَسُوۡلَہٗ بِالۡہُدٰی وَ دِیۡنِ الۡحَقِّ لِیُظۡہِرَہٗ عَلَی الدِّیۡنِ کُلِّہٖ ۙ وَ لَوۡ کَرِہَ الۡمُشۡرِکُوۡنَ ﴿۳۳﴾
hoewal lazieee ar sala Rasoelahoe bielhoedaa wa dieeniel haqqie lieyoezhierahoe 'alad dieenie koelliehiee wa law kariehal moeshriekoen
9:33 Hij is het Die Zijn boodschapper heeft gezonden met de leiding en de ware religie, om het de overhand te geven boven alle religies. Zelf als de godenaanbidders er een afkeer van hebben.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اِنَّ کَثِیۡرًا مِّنَ الۡاَحۡبَارِ وَ الرُّہۡبَانِ لَیَاۡکُلُوۡنَ اَمۡوَالَ النَّاسِ بِالۡبَاطِلِ وَ یَصُدُّوۡنَ عَنۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ؕ وَ الَّذِیۡنَ یَکۡنِزُوۡنَ الذَّہَبَ وَ الۡفِضَّۃَ وَ لَا یُنۡفِقُوۡنَہَا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ۙ فَبَشِّرۡہُمۡ بِعَذَابٍ اَلِیۡمٍ ﴿۴۳﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoeo ienna kasieerammienal ahbaarie warroehbaanie la ya'koeloena amwaalan naasie biel baatielie wa yasoeddoena 'an sabieeliel laah; wallazieena yakniezoenaz zahaba wal fieddata wa laayoenfieqoenahaa fiee sabieeliel laahie fabashshierhoem bie'azaabien alieem
9:34 O gelovigen! Voorzeker, velen van de rabbijnen en de monniken eten de rijkdommen van de mensen op basis van valsheid en ze hinderen hen op de weg van Allah (om de waarheid te zoeken). Geef, degenen die goud en zilver oppotten en die het niet uitgeven op de weg van Allah, het nieuws van een pijnlijke straf.
یَّوۡمَ یُحۡمٰی عَلَیۡہَا فِیۡ نَارِ جَہَنَّمَ فَتُکۡوٰی بِہَا جِبَاہُہُمۡ وَ جُنُوۡبُہُمۡ وَ ظُہُوۡرُہُمۡ ؕ ہٰذَا مَا کَنَزۡتُمۡ لِاَنۡفُسِکُمۡ فَذُوۡقُوۡا مَا کُنۡتُمۡ تَکۡنِزُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Yawma yoehmaa 'alaihaa fiee naarie djahannama fatoekwaa biehaa djiebaahoehoem wa djoenoeboehoem wa zoehoeroehoem haazaa maa kanaztoem lie anfoesiekoem fazoeqoe maa koentoem takniezoen
9:35 Op de dag (dag des oordeels) zal het verhit worden in het vuur van de hel en vervolgens zullen hun voorhoofden, hun zijden en hun ruggen ermee worden gebrandmerkt. (Er zal tegen hen gezegd worden:) "Dit is wat jullie voor jullie zelf oppotten, dus proef wat jullie hebben opgepot."
اِنَّ عِدَّۃَ الشُّہُوۡرِ عِنۡدَ اللّٰہِ اثۡنَا عَشَرَ شَہۡرًا فِیۡ کِتٰبِ اللّٰہِ یَوۡمَ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ مِنۡہَاۤ اَرۡبَعَۃٌ حُرُمٌ ؕ ذٰلِکَ الدِّیۡنُ الۡقَیِّمُ ۬ۙ فَلَا تَظۡلِمُوۡا فِیۡہِنَّ اَنۡفُسَکُمۡ وَ قَاتِلُوا الۡمُشۡرِکِیۡنَ کَآفَّۃً کَمَا یُقَاتِلُوۡنَکُمۡ کَآفَّۃً ؕ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ مَعَ الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۶۳﴾
Inna 'ieddatash shoehoerie 'iendal laahies naa 'ashara shahran fiee Kietaabiel laahie yawma ghalaqas samaawaatie wal arda mienhaaa arba'atoen hoeroem; zaaliekad dieenoel qaiyiem; falaa tazliemoe fieehienna anfoesakoem; wa qaatieloel moeshriekieena kaaaffatan kamaa yoeqaatie loenakoem kaaaffah; wa'lamoeo annal laaha ma'al moettaqieen
9:36 Zonder enige twijfel, het aantal maanden (in een jaar) bij Allah is twaalf dit is door de Allah bepaald vanaf de dag dat Hij de hemelen en de aarde heeft geschapen. Vier daarvan zijn heilig. Dat (het heilig beschouwen van deze vier maanden) is de oprechte geloof, dus doe jullie zelf daarin geen onrecht aan. En bevecht de godenaanbidders allen te samen, net zoals ze jullie samen bevechten. En weet dat Allah met de Moettaqoens (2:2-5) is. (Notitie: De godenaanbidders hadden maanden aan een jaar toegevoegd om het vechten te rechtvaardigen in de heilige maanden (zie 9:37). De vier heilige maanden zijn Muharam (de eerste maand van het jaar), Rajab (de zevende maand), Dzul-Qa'dah (de elfde maand), Dhul-Hijjah (de twaalfde maand). In deze maanden is het vechten verboden verklaard, zodat men de Umrah en de Hajj veilig kunnen verrichten. De mensen die van ver komen beginnen al in Dzul-Qa'dah (de elfde maand) af te reizen voor de Hadj, die plaats vindt in Dhul-Hijjah (de twaalfde maand). Na de Hadj, hebben ze genoeg tijd om veilig af te reizen tot en met Muharam (de eerste maand van het nieuwe jaar). Voor de mensen die alleen Umrah willen doen, is Rajab (de zevende maand) verklaard als een heilige maand waarin vechten niet is toegestaan. Zie ook 9:5.)
اِنَّمَا النَّسِیۡٓءُ زِیَادَۃٌ فِی الۡکُفۡرِ یُضَلُّ بِہِ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا یُحِلُّوۡنَہٗ عَامًا وَّ یُحَرِّمُوۡنَہٗ عَامًا لِّیُوَاطِـُٔوۡا عِدَّۃَ مَا حَرَّمَ اللّٰہُ فَیُحِلُّوۡا مَا حَرَّمَ اللّٰہُ ؕ زُیِّنَ لَہُمۡ سُوۡٓءُ اَعۡمَالِہِمۡ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۷۳﴾
Inna man nasieee'oe zieyaadatoen fielkoefrie yoedalloe biehiel lazieena kafaroe yoehiel loenahoe 'aamaw wa yoehar riemoenahoe 'aamal lieyoewaatie'oe 'ieddata maa harramal laahoe fayoehielloe maa harramal-laah; zoeyyiena lahoem soeo'oe a'maaliehiem; wallaahoe laa yahdiel qawmal kaafierieen
9:37 Voorzeker, het uitstellen (van de heilige maanden en dus de grote bedevaart) is een toename in ongeloof, de ongelovigen dwalen slechts ermee. Ze maken het één jaar wettig en het andere jaar weer onwettig, zodat ze het aantal (maanden in een jaar) kunnen aanpassen welke Allah onwettig heeft verklaard en daardoor hetgeen wettig maken wat Allah verboden heeft verklaard (het vechten in de heilige maanden). Het kwaad van hun daden is schoonschijnend voor hun gemaakt. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مَا لَکُمۡ اِذَا قِیۡلَ لَکُمُ انۡفِرُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ اثَّاقَلۡتُمۡ اِلَی الۡاَرۡضِ ؕ اَرَضِیۡتُمۡ بِالۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا مِنَ الۡاٰخِرَۃِ ۚ فَمَا مَتَاعُ الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا فِی الۡاٰخِرَۃِ اِلَّا قَلِیۡلٌ ﴿۸۳﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoe maa lakoem iezaa qieela lakoemoen fieroe fiee sabieeliel laahies saaqaltoem ielal ard; aradieetoem bielhayaatied doenyaa mienal Aaghierah; famaamataa'oel hayaatieddoenyaa fiel Aaghieratie iellaa qalieel
9:38 O gelovigen! Wat is er met jullie? Wanneer er tot jullie wordt gezegd om te strijden op de weg van Allah, dan leunen jullie sterk op het wereldse leven. Geven jullie de voorkeur aan het wereldse leven boven op het hiernamaals? Echter het genot van het wereldse leven in vergelijking tot het hiernamaals is slechts klein.
اِلَّا تَنۡفِرُوۡا یُعَذِّبۡکُمۡ عَذَابًا اَلِیۡمًا ۬ۙ وَّ یَسۡتَبۡدِلۡ قَوۡمًا غَیۡرَکُمۡ وَ لَا تَضُرُّوۡہُ شَیۡئًا ؕ وَ اللّٰہُ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۹۳﴾
Illaa tanfieroe yoe'az ziebkoem 'azaaban alieemaw wa yastabdiel qawman ghairakoem wa laa tadoerroehoe shai'aa; wal laahoe 'alaa koellie shai'ien Qadieer
9:39 Als jullie niet uitrukken dan zal Hij jullie straffen met een pijnlijke straf en jullie vervangen door een ander volk. En jullie kunnen Hem (Allah) op geen enkele wijze schaden. En Allah is over alles Almachtig.
اِلَّا تَنۡصُرُوۡہُ فَقَدۡ نَصَرَہُ اللّٰہُ اِذۡ اَخۡرَجَہُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ثَانِیَ اثۡنَیۡنِ اِذۡ ہُمَا فِی الۡغَارِ اِذۡ یَقُوۡلُ لِصَاحِبِہٖ لَا تَحۡزَنۡ اِنَّ اللّٰہَ مَعَنَا ۚ فَاَنۡزَلَ اللّٰہُ سَکِیۡنَتَہٗ عَلَیۡہِ وَ اَیَّدَہٗ بِجُنُوۡدٍ لَّمۡ تَرَوۡہَا وَ جَعَلَ کَلِمَۃَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوا السُّفۡلٰی ؕ وَ کَلِمَۃُ اللّٰہِ ہِیَ الۡعُلۡیَا ؕ وَ اللّٰہُ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۰۴﴾
Illaa tansoeroehoe faqad nasarahoel laahoe iez aghradjahoel lazieena kafaroe saanieyasnainie iez hoemaa fielghaarie iez yaqoeloe liesaahiebiehiee laa tahzan iennnal laaha ma'anaa; fa anzalallaahoe sakieenatahoe 'alaihie wa aiyadahoe biedjoenoediel lam tarawhaa wa dja'ala kaliematal lazieena kafaroes soeflaa; wa Kaliematoel laahie hieyal 'oelyaa; wallaahoe 'Azieezoen Hakieem
9:40 Als jullie hem (Mohammed v.z.m.h.) niet helpen, weet dan dat Allah hem zeer zeker geholpen heeft toen de ongelovigen hem uitdreven. Ze waren met zijn tweeën. Toen ze beiden in de grot waren, zei hij (Mohammed v.z.m.h.) tot zijn metgezel (Abu Bakr): "Wees niet treurig, voorzeker, Allah is met ons. Vervolgens zond Allah Zijn rust op hem neer en hielp hem met krachten welke jullie niet zagen en maakte daardoor het woord van de ongelovigen tot het laagste (vernedering). En het woord van Allah is de hoogste. En Allah is Aziez (Almachtig), Hakiem (Alwijs).
اِنۡفِرُوۡا خِفَافًا وَّ ثِقَالًا وَّ جَاہِدُوۡا بِاَمۡوَالِکُمۡ وَ اَنۡفُسِکُمۡ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکُمۡ خَیۡرٌ لَّکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۴﴾
Infieroe ghiefaafaw wa sieqaalaw wa djaahiedoe bie amwaaliekoem wa anfoesiekoem fiee sabieeliel laah; zaaliekoem ghairoel lakoem ien koentoem ta'lamoen
9:41 Strijd! Licht of zwaar (bewapend), en strijd met jullie vermogen en leven op de weg van Allah. Dat is beter voor jullie als jullie het maar wisten.
لَوۡ کَانَ عَرَضًا قَرِیۡبًا وَّ سَفَرًا قَاصِدًا لَّاتَّبَعُوۡکَ وَ لٰکِنۡۢ بَعُدَتۡ عَلَیۡہِمُ الشُّقَّۃُ ؕ وَ سَیَحۡلِفُوۡنَ بِاللّٰہِ لَوِ اسۡتَطَعۡنَا لَخَرَجۡنَا مَعَکُمۡ ۚ یُہۡلِکُوۡنَ اَنۡفُسَہُمۡ ۚ وَ اللّٰہُ یَعۡلَمُ اِنَّہُمۡ لَکٰذِبُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Law kaana 'aradan qarieebaw wa safaran qaasiedal lattaba'oeka wa laakiem ba'oedat 'alaihiemoesh shoeqqah; wa sayahliefoena biellaahie lawies tata'naa lagharadjnaa ma'akoem; yoehliekoena anfoesahoem wal laahoe ya'lamoe iennahoem lakaa zieboen
9:42 Als het een makkelijke winst en het een kleine tocht was geweest, dan zouden ze jou (Mohammed v.z.m.h.) zeker hebben gevolgd. Echter, de afstand was voor hen te groot. En ze zullen bij Allah zweren: "Als we instaat waren, dan zouden we zeker met jullie zijn gaan." Ze vernietigen hunzelf! En Allah weet met alle zekerheid, dat ze leugenaars zijn. (Notitie: In deze Ayah en in de komende Ayah's gaat het over de hypocrieten, die niet wilden strijden.)
عَفَا اللّٰہُ عَنۡکَ ۚ لِمَ اَذِنۡتَ لَہُمۡ حَتّٰی یَتَبَیَّنَ لَکَ الَّذِیۡنَ صَدَقُوۡا وَ تَعۡلَمَ الۡکٰذِبِیۡنَ ﴿۳۴﴾
'Afal laahoe 'an-ka liema azienta lahoem hattaa yatabay yana lakal lazieena sadaqoe wa ta'lamal kaaziebieen
9:43 Allah vergeeft jou (Mohammed v.z.m.h.), toen je hen vrijstelling gaf. Zodat het (later) duidelijk voor je zal worden welke van hen waarachtig zijn en welke van hen leugenaars zijn.
لَا یَسۡتَاۡذِنُکَ الَّذِیۡنَ یُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ اَنۡ یُّجَاہِدُوۡا بِاَمۡوَالِہِمۡ وَ اَنۡفُسِہِمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌۢ بِالۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۴۴﴾
Laa yastaazienoekal lazieena yoe'mienoena biellaahie wal Yawmiel Aaghierie ay yoedjaa hiedoe bie amwaaliehiem wa anfoesiehiem; wallaahoe 'alieemoem bielmoet taqieen
9:44 Degenen die in Allah en in de laatste dag geloven, zouden jou niet om vrijstelling vragen voor het strijden met hun bezit en hun leven. En Allah is Aliem (Alwetend) over de Moettaqoens (2:2-5).
اِنَّمَا یَسۡتَاۡذِنُکَ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ ارۡتَابَتۡ قُلُوۡبُہُمۡ فَہُمۡ فِیۡ رَیۡبِہِمۡ یَتَرَدَّدُوۡنَ ﴿۵۴﴾
Innamaa yastaazienoekal lazieena laa yoe'mienoena biellaahie wal Yawmiel Aaghierie wartaabat qoeloeboehoem fahoem fiee raibiehiem yataraddadoen
9:45 De enige die om vrijstelling vragen zijn degenen die niet geloven in Allah en de laatste dag. Hun harten twijfelen, daardoor dwalen ze in hun onzekerheid.
وَ لَوۡ اَرَادُوا الۡخُرُوۡجَ لَاَعَدُّوۡا لَہٗ عُدَّۃً وَّ لٰکِنۡ کَرِہَ اللّٰہُ انۡۢبِعَاثَہُمۡ فَثَبَّطَہُمۡ وَ قِیۡلَ اقۡعُدُوۡا مَعَ الۡقٰعِدِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Wa law araadoel ghoeroedja la-'addoe lahoe 'oeddataw wa laakien kariehal laahoem bie'aasahoem fasabbatahoem wa qieelaq 'oedoe ma'al qaa'iedieen
9:46 En als ze van plan waren om te strijden, dan zouden ze enige voorbereiding ervoor hebben getroffen. Maar Allah had een afkeer van dat ze uitgezonden werden, dus liet Hij hen achterblijven en er werd gezegd: "Zit met degenen die niet gaan."
لَوۡ خَرَجُوۡا فِیۡکُمۡ مَّا زَادُوۡکُمۡ اِلَّا خَبَالًا وَّ لَا۠اَوۡضَعُوۡا خِلٰلَکُمۡ یَبۡغُوۡنَکُمُ الۡفِتۡنَۃَ ۚ وَ فِیۡکُمۡ سَمّٰعُوۡنَ لَہُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌۢ بِالظّٰلِمِیۡنَ ﴿۷۴﴾
Law gharadjoe fieekoem maa zaadoekoem iellaa ghabaalaw wa la awda'oe ghielaalakoem yabghoena koemoel fietnata wa fieekoem sammaa'oena lahoem; wallaahoe 'alieemoem biez zaaliemieen
9:47 En als ze zouden uitrukken met jullie, dan zouden ze jullie niet hebben versterkt. Ze zouden slechts verwarring hebben aangebracht, zoekend naar het creëren van onenigheid tussen jullie. En enkelen onder jullie zouden naar hen hebben geluisterd. En Allah is Aliem (Alwetend) over de misdadigers.
لَقَدِ ابۡتَغَوُا الۡفِتۡنَۃَ مِنۡ قَبۡلُ وَ قَلَّبُوۡا لَکَ الۡاُمُوۡرَ حَتّٰی جَآءَ الۡحَقُّ وَ ظَہَرَ اَمۡرُ اللّٰہِ وَ ہُمۡ کٰرِہُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Laqadieb taghawoel fietnata mien qabloe wa qallaboe lakal oemoera hattaa djaaa'al haqqoe wa zahara amroel laahie wa hoem kaariehoen
9:48 Voorzeker, ze hebben al eerder onenigheid proberen te zaaien. En ze hebben voor jou de kwesties al eerder ontregelt totdat de waarheid aan het licht kwam en de bepaling van Allah zich manifesteerde, terwijl ze er een afkeer van hadden.
وَ مِنۡہُمۡ مَّنۡ یَّقُوۡلُ ائۡذَنۡ لِّیۡ وَ لَا تَفۡتِنِّیۡ ؕ اَلَا فِی الۡفِتۡنَۃِ سَقَطُوۡا ؕ وَ اِنَّ جَہَنَّمَ لَمُحِیۡطَۃٌۢ بِالۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۹۴﴾
Wa mienhoem may yaqoeloe' zal liee wa laa taftiennieee; alaa fiel fietnatie saqatoe; wa ienna djahannama lamoehieetatoem biel kaafierieen
9:49 En onder hen (de hypocrieten) zijn er die zeggen: "Geef me vrijstelling (voor het strijden) en stel me niet op de proef." Echter, ze bevinden zich al in een beproeving. En voorzeker, de hel zal de ongelovigen omsingelen
اِنۡ تُصِبۡکَ حَسَنَۃٌ تَسُؤۡہُمۡ ۚ وَ اِنۡ تُصِبۡکَ مُصِیۡبَۃٌ یَّقُوۡلُوۡا قَدۡ اَخَذۡنَاۤ اَمۡرَنَا مِنۡ قَبۡلُ وَ یَتَوَلَّوۡا وَّ ہُمۡ فَرِحُوۡنَ ﴿۰۵﴾
ien toesiebka hasanatoen tasoe'hoem; wa ien toesiebka moesieebatoey yaqoeloe qad aghaznaaa amranaa mien qabloe wa yatawallaw wa hoem fariehoen
9:50 Wanneer jou iets goeds overkomt, dan maakt het hen droevig. Maar wanneer er voor jou een probleem zich voordoet, dan zeggen ze: "Waarlijk, we hebben onze maatregelen al eerder getroffen." En ze keren zich af terwijl ze in blijdschap verkeren.
قُلۡ لَّنۡ یُّصِیۡبَنَاۤ اِلَّا مَا کَتَبَ اللّٰہُ لَنَا ۚ ہُوَ مَوۡلٰىنَا ۚ وَ عَلَی اللّٰہِ فَلۡیَتَوَکَّلِ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱۵﴾
Qoel lany-yoesieebanaaa iellaa maa katabal laahoe lanaa Hoewa mawlaanaa; wa 'alal laahie fal yatawakka liel moe'mienoen
9:51 Zeg: "Nooit zal ons iets overkomen behalve wat Allah voor ons bepaald heeft. Hij is onze Beschermer." Dus laat de gelovigen hun vertrouwen in Allah stellen.
قُلۡ ہَلۡ تَرَبَّصُوۡنَ بِنَاۤ اِلَّاۤ اِحۡدَی الۡحُسۡنَیَیۡنِ ؕ وَ نَحۡنُ نَتَرَبَّصُ بِکُمۡ اَنۡ یُّصِیۡبَکُمُ اللّٰہُ بِعَذَابٍ مِّنۡ عِنۡدِہٖۤ اَوۡ بِاَیۡدِیۡنَا ۫ۖ فَتَرَبَّصُوۡۤا اِنَّا مَعَکُمۡ مُّتَرَبِّصُوۡنَ ﴿۲۵﴾
Qoel hal tarabbasoena bienaaa iellaaa iehdal hoesnayaynie wa nahnoe natrabbasoe biekoem ay yoes ieebakoemoel laahoe bie'azaa biem mien 'iendiehieee aw bieaidiee naa fatarabbasoeo iennaa ma'akoem moetarabbiesoen
9:52 Zeg: "Wachten jullie totdat één van de twee goede dingen (martelaarschap of overwinning) ons overkomt? Terwijl wij wachten totdat Allah jullie treft met een straf van Hem of door onze handen. Dus wacht, voorzeker wij wachten ook.
قُلۡ اَنۡفِقُوۡا طَوۡعًا اَوۡ کَرۡہًا لَّنۡ یُّتَقَبَّلَ مِنۡکُمۡ ؕ اِنَّکُمۡ کُنۡتُمۡ قَوۡمًا فٰسِقِیۡنَ ﴿۳۵﴾
Qoel anfieqoe taw'an aw karhal lay yoetaqabbala mien koem iennakoem koentoem qawman faasieqieen
9:53 Zeg: "Spendeer vrijwillig of niet vrijwillig, nooit zal het van jullie worden geaccepteerd. Jullie zijn een provocerende ongehoorzame volk.
وَ مَا مَنَعَہُمۡ اَنۡ تُقۡبَلَ مِنۡہُمۡ نَفَقٰتُہُمۡ اِلَّاۤ اَنَّہُمۡ کَفَرُوۡا بِاللّٰہِ وَ بِرَسُوۡلِہٖ وَ لَا یَاۡتُوۡنَ الصَّلٰوۃَ اِلَّا وَ ہُمۡ کُسَالٰی وَ لَا یُنۡفِقُوۡنَ اِلَّا وَ ہُمۡ کٰرِہُوۡنَ ﴿۴۵﴾
Wa maa mana'ahoem 'an toeqbala mienhoem nafaqaatoehoem iellaaa annahoem kafaroe biellaahie wa bie Rasoeliehiee wa laa ya'toenas Salaata iellaa wa hoem koesaalaa wa laa yoenfieqoena iellaa wa hoem kaariehoen
9:54 Hun bijdrage wordt niet geaccepteerd doordat ze niet in Allah en Zijn boodschapper geloven, en dat ze niet tot de 'Salaat' (het gebed) komen, behalve met tegenzin. En ze spenderen terwijl ze het niet willen.
فَلَا تُعۡجِبۡکَ اَمۡوَالُہُمۡ وَ لَاۤ اَوۡلَادُہُمۡ ؕ اِنَّمَا یُرِیۡدُ اللّٰہُ لِیُعَذِّبَہُمۡ بِہَا فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا وَ تَزۡہَقَ اَنۡفُسُہُمۡ وَ ہُمۡ کٰفِرُوۡنَ ﴿۵۵﴾
Falaa toe'djiebka amwaaloehoem wa laaa awlaadoehoem; iennamaa yoerieedoel laahoe lieyoe'az ziebahoem biehaa fiel hayaatied doenyaa wa tazhaqa anfoesoehoem wa hoem kaafieroen
9:55 Dus laat hun rijkdom geen indruk op je maken en noch hun kinderen. Allah wil slechts hun ermee straffen gedurende het wereldse leven en dat hun Nafs (eigen ik) dood gaat terwijl ze ongelovig zijn. (Notitie: bij het dood gaan wordt de Nafs (persoon/ego/"eigen ik") ontbonden in een ziel en een lichaam.
وَ یَحۡلِفُوۡنَ بِاللّٰہِ اِنَّہُمۡ لَمِنۡکُمۡ ؕ وَ مَا ہُمۡ مِّنۡکُمۡ وَ لٰکِنَّہُمۡ قَوۡمٌ یَّفۡرَقُوۡنَ ﴿۶۵﴾
Wa yahliefoena biellaahie iennnahoem lamien-koem wa maa hoem mien-koem wa laakiennahoem qawmoey yafraqoen
9:56 En ze zweren bij Allah, dat ze tot jullie behoren. Echter ze behoren niet tot jullie. (Ze zweren slechts, omdat) ze een volk zijn dat bang is.
لَوۡ یَجِدُوۡنَ مَلۡجَاً اَوۡ مَغٰرٰتٍ اَوۡ مُدَّخَلًا لَّوَلَّوۡا اِلَیۡہِ وَ ہُمۡ یَجۡمَحُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Law yadjiedoena maldja'an aw maghaaraatien aw moedda ghalal lawallaw ielaihie wa hoem yadjmahoen
9:57 Als ze een toevluchtsoord, grotten of een schuilplaats konden vinden, dan zouden ze zich meteen er haastig naar toe wenden.
وَ مِنۡہُمۡ مَّنۡ یَّلۡمِزُکَ فِی الصَّدَقٰتِ ۚ فَاِنۡ اُعۡطُوۡا مِنۡہَا رَضُوۡا وَ اِنۡ لَّمۡ یُعۡطَوۡا مِنۡہَاۤ اِذَا ہُمۡ یَسۡخَطُوۡنَ ﴿۸۵﴾
Wa mienhoem may yalmiezoeka fies sadaqaatie fa-ien oe'toe mienhaa radoe wa iellam yoe'taw mienhaaa iezaa hoem yasghatoen
9:58 En onder hen zijn er mensen die jou bekritiseren met betrekking tot de giften (zakaat/armenbelasting, aalmoezen, etc). Wanneer ze ervan krijgen, zijn ze blij. Echter, wanneer ze er niet van krijgen dan zijn ze woedend.
وَ لَوۡ اَنَّہُمۡ رَضُوۡا مَاۤ اٰتٰىہُمُ اللّٰہُ وَ رَسُوۡلُہٗ ۙ وَ قَالُوۡا حَسۡبُنَا اللّٰہُ سَیُؤۡتِیۡنَا اللّٰہُ مِنۡ فَضۡلِہٖ وَ رَسُوۡلُہٗۤ ۙ اِنَّاۤ اِلَی اللّٰہِ رٰغِبُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Wa law annahoem radoe maaa aataahoemoel laahoe wa Rasoeloehoe wa qaaloe hasboenal laahoe sayoe'tieenallaahoe mien fadliehiee wa Rasoeloehoeo iennaaa ielallaahie raaghieboen
9:59 Waren ze maar tevreden met datgeen wat Allah en zijn boodschapper hen gaf en zeiden ze maar: "Allah is genoeg voor ons. Allah zal ons van Zijn gunsten geven en ook Zijn boodschapper (zal ons voorzien). Voorzeker, we stellen onze hoop op Allah."
اِنَّمَا الصَّدَقٰتُ لِلۡفُقَرَآءِ وَ الۡمَسٰکِیۡنِ وَ الۡعٰمِلِیۡنَ عَلَیۡہَا وَ الۡمُؤَلَّفَۃِ قُلُوۡبُہُمۡ وَ فِی الرِّقَابِ وَ الۡغٰرِمِیۡنَ وَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ ابۡنِ السَّبِیۡلِ ؕ فَرِیۡضَۃً مِّنَ اللّٰہِ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۰۶﴾
Innamas sadaqaatoe lielfoeqaraaa'ie walmasaakieenie wal 'aamielieena 'alaihaa wal moe'al lafatie qoeloeboehoem wa fier rieqaabie walghaariemieena wa fiee sabieeliel laahie wabnies sabieelie farieedatam mienal laah; wal laahoe 'Alieemoen Hakieem
9:60 De giften zijn alleen voor de armen, voor de behoeftigen, voor degenen die het verzamelen, voor het aantrekken van de harten die geneigd zijn naar de Islam, voor het vrijkopen van krijgsgevangen, voor degenen die schulden hebben, voor de weg van Allah en voor de reizigers (in nood). Dit is een plicht/bepaling opgelegd van Allah. En Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (Alwijs).
وَ مِنۡہُمُ الَّذِیۡنَ یُؤۡذُوۡنَ النَّبِیَّ وَ یَقُوۡلُوۡنَ ہُوَ اُذُنٌ ؕ قُلۡ اُذُنُ خَیۡرٍ لَّکُمۡ یُؤۡمِنُ بِاللّٰہِ وَ یُؤۡمِنُ لِلۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ رَحۡمَۃٌ لِّلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مِنۡکُمۡ ؕ وَ الَّذِیۡنَ یُؤۡذُوۡنَ رَسُوۡلَ اللّٰہِ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۱۶﴾
Wa mienhoemoel lazieena yoe'zoenan nabieyya wa yaqoeloena hoewa oezoen; qoel oezoenoe ghairiel lakoem yoe'mienoe biellaahie wa yoe'mienoe liel moe'mienieena wa rahmatoel liel lazieena aamanoe mien-koem; wallazieena yoe'zoena Rasoelal laahie lahoem 'azaaboen 'alieem
9:61 En onder hen zijn er mensen die de profeet kwetsen. Ze zeggen: "Hij is één en al oor." Zeg: "Een (luisterend) oor dat goed voor jullie is. Hij gelooft in Allah en hij gelooft de gelovigen, en hij is een zegening voor de gelovigen." En voor degenen die de boodschapper van Allah kwetsen is er een pijnlijke straf.
یَحۡلِفُوۡنَ بِاللّٰہِ لَکُمۡ لِیُرۡضُوۡکُمۡ ۚ وَ اللّٰہُ وَ رَسُوۡلُہٗۤ اَحَقُّ اَنۡ یُّرۡضُوۡہُ اِنۡ کَانُوۡا مُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۶﴾
Yahliefoena biellaahie lakoem lieyoerdoekoem wallaahoe wa Rasoeloehoe ahaqqoe ay yoerdoehoe ien kaanoe moe'mienieen
9:62 Ze zweren bij Allah om jullie (de gelovigen) tevreden te stellen. Echter, als ze geloven (dan weten ze dat) Allah en zijn boodschapper meer recht hebben op de verschaffing van tevredenheid.
اَلَمۡ یَعۡلَمُوۡۤا اَنَّہٗ مَنۡ یُّحَادِدِ اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ فَاَنَّ لَہٗ نَارَ جَہَنَّمَ خَالِدًا فِیۡہَا ؕ ذٰلِکَ الۡخِزۡیُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۳۶﴾
Alam ya'lamoeo annahoe may yoehaadiediellaaha wa Rasoelahoe fa'anna lahoe Naara djahannama ghaaliedan fieehaa; zaaliekal ghiezyoel 'Azieem
9:63 Weten ze niet dat degene die zich verzet tegen Allah en Zijn boodschapper, dat voor hem het vuur is, waarin ze voor altijd zullen blijven? Dat is een zeer grote vernedering.
یَحۡذَرُ الۡمُنٰفِقُوۡنَ اَنۡ تُنَزَّلَ عَلَیۡہِمۡ سُوۡرَۃٌ تُنَبِّئُہُمۡ بِمَا فِیۡ قُلُوۡبِہِمۡ ؕ قُلِ اسۡتَہۡزِءُوۡا ۚ اِنَّ اللّٰہَ مُخۡرِجٌ مَّا تَحۡذَرُوۡنَ ﴿۴۶﴾
Yahzaroel moenaafieqoena an toenaz zala 'alaihiem Soeratoen toenabbie 'oehoem biemaa fieeqoeloebiehiem; qoeliestahzie'oe iennal laaha moeghriedjoem maa tahzaroen
9:64 Vrezen de hypocrieten niet dat er een Soerah (verzen) over hen geopenbaard wordt, dat hen informeert wat er in hun harten bevindt. Zeg: "Spot maar! Voorzeker, Allah zal hetgeen voortbrengen wat jullie vrezen."
وَ لَئِنۡ سَاَلۡتَہُمۡ لَیَقُوۡلُنَّ اِنَّمَا کُنَّا نَخُوۡضُ وَ نَلۡعَبُ ؕ قُلۡ اَ بِاللّٰہِ وَ اٰیٰتِہٖ وَ رَسُوۡلِہٖ کُنۡتُمۡ تَسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Wala'ien sa altahoem layaqoeloenna iennamaa koennaa naghoedoe wa nal'ab; qoel abiellaahie wa 'Aayaatiehiee wa Rasoeliehiee koentoem tastahzie'oen
9:65 En als je hen erover vraagt, dan zullen ze zeggen: "We waren slechts aan het praten en aan het spelen." Zeg: "Spotten jullie over Allah, Zijn verzen en Zijn boodschapper?"
لَا تَعۡتَذِرُوۡا قَدۡ کَفَرۡتُمۡ بَعۡدَ اِیۡمَانِکُمۡ ؕ اِنۡ نَّعۡفُ عَنۡ طَآئِفَۃٍ مِّنۡکُمۡ نُعَذِّبۡ طَآئِفَۃًۢ بِاَنَّہُمۡ کَانُوۡا مُجۡرِمِیۡنَ ﴿۶۶﴾
Laa ta'tazieroe qad kafartoem ba'da ieemaaniekoem; ien na'foe 'an taaa'iefatien mien-koem noe'az zieb taaa'iefatan bie annahoem kaanoe moedjriemieen
9:66 Verzin geen excuus! Jullie behoren (door het hypocriete provocerende gedrag) tot de ongelovigen, ondanks dat jullie hebben gelooft. Als Wij een aantal van jullie vergeven, dan zullen Wij ook een aantal van jullie straffen, omdat ze misdadigers waren.
اَلۡمُنٰفِقُوۡنَ وَ الۡمُنٰفِقٰتُ بَعۡضُہُمۡ مِّنۡۢ بَعۡضٍ ۘ یَاۡمُرُوۡنَ بِالۡمُنۡکَرِ وَ یَنۡہَوۡنَ عَنِ الۡمَعۡرُوۡفِ وَ یَقۡبِضُوۡنَ اَیۡدِیَہُمۡ ؕ نَسُوا اللّٰہَ فَنَسِیَہُمۡ ؕ اِنَّ الۡمُنٰفِقِیۡنَ ہُمُ الۡفٰسِقُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Almoenaafieqoena wal moenaafieqaatoe ba'doehoem miem ba'd; yaamoeroena bielmoen-karie wa yanhawna 'aniel ma'roefie wa yaqbiedoena aidieyahoem; nasoel laaha fanasieyahoem; iennal moenaafieqieena hoemoel faasieqoen
9:67 De hypocrieten, zowel de mannen als vrouwen, zijn allemaal hetzelfde. Ze houden van het slechte en verbieden het goede. En ze geven geen aalmoezen. Ze zijn Allah vergeten, daarom is Hij hen vergeten. Voorzeker, de hypocrieten, zij zijn provocerend ongehoorzaam!
وَعَدَ اللّٰہُ الۡمُنٰفِقِیۡنَ وَ الۡمُنٰفِقٰتِ وَ الۡکُفَّارَ نَارَ جَہَنَّمَ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ ہِیَ حَسۡبُہُمۡ ۚ وَ لَعَنَہُمُ اللّٰہُ ۚ وَ لَہُمۡ عَذَابٌ مُّقِیۡمٌ ﴿۸۶﴾
Wa'adal laahoel moenafieqieena wal moenaafieqaatie wal koeffaara naara djahannnamma ghaaliedieena fieehaa; hieya hasboehoem; wa la'annahoemoel laahoe wa lahoem 'azaaboem moeqieem
9:68 Allah heeft de hypocrieten mannen, de hypocrieten vrouwen, en de ongelovigen het vuur van de hel toe belooft. Hierin zullen ze voor altijd in blijven. Dat is genoeg voor hen. En Allah heeft hen vervloekt en voor hen is er een blijvende straf (dat nooit zal ophouden).
کَالَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِکُمۡ کَانُوۡۤا اَشَدَّ مِنۡکُمۡ قُوَّۃً وَّ اَکۡثَرَ اَمۡوَالًا وَّ اَوۡلَادًا ؕ فَاسۡتَمۡتَعُوۡا بِخَلَاقِہِمۡ فَاسۡتَمۡتَعۡتُمۡ بِخَلَاقِکُمۡ کَمَا اسۡتَمۡتَعَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِکُمۡ بِخَلَاقِہِمۡ وَ خُضۡتُمۡ کَالَّذِیۡ خَاضُوۡا ؕ اُولٰٓئِکَ حَبِطَتۡ اَعۡمَالُہُمۡ فِی الدُّنۡیَا وَ الۡاٰخِرَۃِ ۚ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡخٰسِرُوۡنَ ﴿۹۶﴾
Kallazieena mien qabliekoem kaanoe ashadda mien-koem qoewwataw wa aksara amwaalaw wa awlaadan fastamta'oe bieghalaaqiehiem fastamta'toem bieghalaaqiekoem kamas tamta'al lazieena mien qabliekoem bieghalaa qiehiem wa ghoedtoem kallaziee ghaadoeo; oelaaa'ieka habietat a'maaloehoem fied doenyaa wal Aaghieratie wa oelaaa'ieka hoemoel ghaasieroen
9:69 Ze zijn net zoals de oude generaties. Ze waren machtiger in kracht dan jullie en meer overvloedig in rijkdom en kinderen. Ze genoten van hun aandeel (van de wereldse voorzieningen), dus geniet van jullie aandeel net zoals de oude generaties die van hun aandeel hebben genoten. En jullie zijn bezig (in vermaak) net zoals ze bezig waren. Hun daden waren waardeloos zowel voor deze wereld als voor het hiernamaals. Zij zijn de verliezers. (Notitie zie 7:37)
اَلَمۡ یَاۡتِہِمۡ نَبَاُ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ قَوۡمِ نُوۡحٍ وَّ عَادٍ وَّ ثَمُوۡدَ ۬ۙ وَ قَوۡمِ اِبۡرٰہِیۡمَ وَ اَصۡحٰبِ مَدۡیَنَ وَ الۡمُؤۡتَفِکٰتِ ؕ اَتَتۡہُمۡ رُسُلُہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ ۚ فَمَا کَانَ اللّٰہُ لِیَظۡلِمَہُمۡ وَ لٰکِنۡ کَانُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ یَظۡلِمُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Alam ya'tiehiem naba oel lazieena mien qabliehiem qawmie Noehiew wa 'Aadiew wa Samoeda wa qawmie Ibraahieema wa ashaabie Madyana wal moe'tafiekaat; atathoem Roesoeloehoem bielbaiyienaatie famaa kaanal laahoe lieyazliemahoem wa laakien kaanoeo anfoesahoem yazliemoen
9:70 Heeft het nieuws van de oude generaties hen niet bereikt, zoals het volk van Noeh (Noach), Aad, Thamoed, het volk van Ibrahiem, de bewoners van Midian (Shoe'aib) en de steden die vernietigd zijn? Hun boodschapper kwam tot hen met duidelijke bewijzen. En Allah deed hen geen onrecht aan, maar ze deden hunzelf onrecht aan.
وَ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ وَ الۡمُؤۡمِنٰتُ بَعۡضُہُمۡ اَوۡلِیَآءُ بَعۡضٍ ۘ یَاۡمُرُوۡنَ بِالۡمَعۡرُوۡفِ وَ یَنۡہَوۡنَ عَنِ الۡمُنۡکَرِ وَ یُقِیۡمُوۡنَ الصَّلٰوۃَ وَ یُؤۡتُوۡنَ الزَّکٰوۃَ وَ یُطِیۡعُوۡنَ اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ ؕ اُولٰٓئِکَ سَیَرۡحَمُہُمُ اللّٰہُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۱۷﴾
Wal moe'mienoena wal moe'mienaatoe ba'doehoem awlieyaaa'oe ba'd; ya'moeroena bielma'roefie wa yanhawna 'aniel moen-karie wa yoeqieemoenas Salaata wa yoe'toenaz Zakaata wa yoetiee'oenal laaha wa Rasoelah; oelaaa'ieka sayarhamoe hoemoel laah; iennallaaha 'Azieezoen Hakieem
9:71 En de gelovige mannen en de gelovige vrouwen sommige van hen zijn 'Awliyas' (beschermers, helpers, leiders) voor elkaar. Ze bevelen het goede en verbieden het slechte. Ze onderhouden de 'Salaat' (het gebed) en geven de zakaat (armenbelasting). Ze gehoorzamen Allah en Zijn boodschapper. Zij zijn degenen waarop Allah's barmhartigheid rust. Voorzeker, Allah is Aziez (Al-machtig), Hakiem (Alwijs).
وَعَدَ اللّٰہُ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ الۡمُؤۡمِنٰتِ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا وَ مَسٰکِنَ طَیِّبَۃً فِیۡ جَنّٰتِ عَدۡنٍ ؕ وَ رِضۡوَانٌ مِّنَ اللّٰہِ اَکۡبَرُ ؕ ذٰلِکَ ہُوَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۲۷﴾
Wa'adal laahoelmoe' mienieena walmoe'mienaatie djannaatien tadjriee mien tahtiehal anhaaroe ghaaliedieena fieehaa wa masaakiena taiyiebatan fiee djannnaatie 'adn; wa riedwaanoem mienal laahie akbar; zaalieka hoewal fawzoel 'azieem
9:72 De belofte van Allah aan de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zijn de tuinen waaronder de rivieren stromen. Ze zullen daar voor altijd in blijven. Een gezegend verblijfplaats in tuinen met gelukzaligheid dat nooit ophoudt. Echter, de tevredenheid van Allah is beter. Dat is de grootste succes. (Notitie: in de tevredenheid van Allah bevindt zich de grootste gelukzaligheid.)
یٰۤاَیُّہَا النَّبِیُّ جَاہِدِ الۡکُفَّارَ وَ الۡمُنٰفِقِیۡنَ وَ اغۡلُظۡ عَلَیۡہِمۡ ؕ وَ مَاۡوٰىہُمۡ جَہَنَّمُ ؕ وَ بِئۡسَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۳۷﴾
Yaaa aiyoehan Nabieyyoe djaahiediel koeffaara walmoenaafieqieena waghloez 'alaihiem; wa maawaahoem djahannnamoe wa bie'sal masieer
9:73 O Profeet! Strijdt tegen de ongelovigen en de hypocrieten en wees streng tegen hen. Hun verblijfplaats is de hel, een ellendige eind bestemming.
یَحۡلِفُوۡنَ بِاللّٰہِ مَا قَالُوۡا ؕ وَ لَقَدۡ قَالُوۡا کَلِمَۃَ الۡکُفۡرِ وَ کَفَرُوۡا بَعۡدَ اِسۡلَامِہِمۡ وَ ہَمُّوۡا بِمَا لَمۡ یَنَالُوۡا ۚ وَ مَا نَقَمُوۡۤا اِلَّاۤ اَنۡ اَغۡنٰہُمُ اللّٰہُ وَ رَسُوۡلُہٗ مِنۡ فَضۡلِہٖ ۚ فَاِنۡ یَّتُوۡبُوۡا یَکُ خَیۡرًا لَّہُمۡ ۚ وَ اِنۡ یَّتَوَلَّوۡا یُعَذِّبۡہُمُ اللّٰہُ عَذَابًا اَلِیۡمًا ۙ فِی الدُّنۡیَا وَ الۡاٰخِرَۃِ ۚ وَ مَا لَہُمۡ فِی الۡاَرۡضِ مِنۡ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیۡرٍ ﴿۴۷﴾
Yahliefoena biellaahie ma qaaloe wa laqad qaaloe kaliematal koefrie wa kafaroe ba'da Islaamiehiem wa hammoe biemaa lam yanaaloe; wa maa naqamoeo iellaaa an aghnaa hoemoellaahoe wa Rasoeloehoe mien fadlieh; faiy yatoeboe yakoe ghairal lahoem wa iey yatawal law yoe'az ziebhoemoellaahoe 'azaaban alieeman fieddoenyaa wal Aaghierah; wamaa lahoem fiel ardie miew walieyyiew wa laa nasieer
9:74 Ze zweren bij Allah, dat ze niets zeiden, terwijl ze zeer zeker het woord van ongeloof uitspraken. En hun ongelovigheid is duidelijk geworden na hun uiterlijk vertoon van het schijn belijden van de Islam. En ze maakten plannen voor hetgeen welke ze niet konden bereiken (het stuk maken van de Islam). Ze waren slecht haatdragend omdat Allah hen (de gelovigen) en Zijn boodschapper verrijkt heeft met Zijn gunsten. Dus als ze berouwen, dan is het beter voor hen. Echter als ze zich afwenden, dan zal Allah hen bestraffen met een pijnlijke straf, zowel in deze wereld als in het hiernamaals. En er is voor hen geen enkele beschermer, noch een helper op de aarde.
وَ مِنۡہُمۡ مَّنۡ عٰہَدَ اللّٰہَ لَئِنۡ اٰتٰىنَا مِنۡ فَضۡلِہٖ لَنَصَّدَّقَنَّ وَ لَنَکُوۡنَنَّ مِنَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۵۷﴾
Wa mienhoem man 'aaha dal laaha la'ien aataanaa mien fadliehiee lanas saddaqanna wa lanakoenanna mienassaaliehieen
9:75 En onder hen bevinden zich mensen die een verbond met Allah hadden gesloten, zeggende:" Als Hij ons schenkt van Zijn gunsten, dan zullen we zeker aalmoezen geven en dan zullen we zeker tot de vromen\rechtvaardigen behoren.
فَلَمَّاۤ اٰتٰہُمۡ مِّنۡ فَضۡلِہٖ بَخِلُوۡا بِہٖ وَ تَوَلَّوۡا وَّ ہُمۡ مُّعۡرِضُوۡنَ ﴿۶۷﴾
Falammaaa aataahoem mien fadliehiee baghieloe biehiee wa tawallaw wa hoem moe'riedoen
9:76 Echter, toen Hij hen voorzien had van Zijn gunst, werden ze erdoor gierig. En ze wenden zich af (van hun verbond met Allah) met afkeer (ervoor).
فَاَعۡقَبَہُمۡ نِفَاقًا فِیۡ قُلُوۡبِہِمۡ اِلٰی یَوۡمِ یَلۡقَوۡنَہٗ بِمَاۤ اَخۡلَفُوا اللّٰہَ مَا وَعَدُوۡہُ وَ بِمَا کَانُوۡا یَکۡذِبُوۡنَ ﴿۷۷﴾
Fa a'qabahoem niefaaqan fiee qoeloebiehiem ielaa Yawmie yalqaw nahoe biemaaa aghlafoel laaha maa wa'adoehoe wa biemaa kaanoe yaghzieboen
9:77 Dus Allah strafte hen met hypocrisie in hun harten tot en met de dag dat ze Hem (Allah) zullen ontmoeten. Dit omdat ze het verbond, wat ze met Hem bekrachtig hadden, verbroken en omdat ze liegen.
اَلَمۡ یَعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ یَعۡلَمُ سِرَّہُمۡ وَ نَجۡوٰىہُمۡ وَ اَنَّ اللّٰہَ عَلَّامُ الۡغُیُوۡبِ ﴿۸۷﴾
Alam ya'lamoeo annal laaha ya'lamoe sierrahoem wa nadjwaahoem wa annal laaha 'Allaamoel Ghoeyoeb
9:78 Weten ze niet dat Allah hun geheimen en hun geheime gesprekken/vergaderingen kent? En dat Allah Aliem (Alwetend) is over de Ghayb (datgeen wat nog niet bekend is)?
اَلَّذِیۡنَ یَلۡمِزُوۡنَ الۡمُطَّوِّعِیۡنَ مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ فِی الصَّدَقٰتِ وَ الَّذِیۡنَ لَا یَجِدُوۡنَ اِلَّا جُہۡدَہُمۡ فَیَسۡخَرُوۡنَ مِنۡہُمۡ ؕ سَخِرَ اللّٰہُ مِنۡہُمۡ ۫ وَ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۹۷﴾
Allazieena yalmiezoenal moet tawwie'ieena mienalmoe'mienieena fies sadaqaatie wallazieena laa yadjiedoena iellaa djoehdahoem fayasgharoena mienhoem saghieral laahoe mienhoem wa lahoem azaaboen alieem
9:79 (En Hij kent) degenen die de giften van de gelovigen bespotten en degenen beledigen die niets te geven hebben behalve hun inzet. Ze maken hun dus belachelijk, Allah zal hen belachelijk maken en voor hen is er een pijnlijke straf.
اِسۡتَغۡفِرۡ لَہُمۡ اَوۡ لَا تَسۡتَغۡفِرۡ لَہُمۡ ؕ اِنۡ تَسۡتَغۡفِرۡ لَہُمۡ سَبۡعِیۡنَ مَرَّۃً فَلَنۡ یَّغۡفِرَ اللّٰہُ لَہُمۡ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ کَفَرُوۡا بِاللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿۰۸﴾
iestaghfier lahoem aw laa tastaghfier lahoem ien tastaghfier lahoem sab'ieena marratan falay yaghfieral laahoe lahoem; zaalieka bie annahoem kafaroe biellaahie wa Rasoelieh; wallaahoe laa yahdiel qawmal faasieqieen
9:80 Vraag vergiffenis of vraag geen vergiffenis voor hen (het maakt namelijk niet uit). Ook al vraag je zeventig keer vergiffenis voor hen, nooit zal Allah hen vergeven. Dat is omdat ze niet geloven in Allah en Zijn boodschapper. En Allah leidt de provocerende ongehoorzame volk niet.
فَرِحَ الۡمُخَلَّفُوۡنَ بِمَقۡعَدِہِمۡ خِلٰفَ رَسُوۡلِ اللّٰہِ وَ کَرِہُوۡۤا اَنۡ یُّجَاہِدُوۡا بِاَمۡوَالِہِمۡ وَ اَنۡفُسِہِمۡ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ قَالُوۡا لَا تَنۡفِرُوۡا فِی الۡحَرِّ ؕ قُلۡ نَارُ جَہَنَّمَ اَشَدُّ حَرًّا ؕ لَوۡ کَانُوۡا یَفۡقَہُوۡنَ ﴿۱۸﴾
Fariehal moeghallafoena biemaq'adiehiem ghielaafa Rasoeliel laahie wa kariehoeo ay yoedjaahiedoe bie amwaaliehiem wa anfoesiehiem fiee sabieeliel laahie wa qaaloe laa tanfieroe fiel harr; qoel Naaroe djahannama ashaddoe harraa; law kaanoe yafqahoen
9:81 Blij zijn degenen die achterblijven en daardoor de boodschapper van Allah niet vergezelden (in de strijd)! Ze hebben een afkeer van om te strijden met hun rijkdommen en hun leven op de weg van Allah. En ze zeggen: "Rukt niet uit in de hitte." Zeg:" De hitte van de hel is meer intens." Konden ze het maar begrijpen.
فَلۡیَضۡحَکُوۡا قَلِیۡلًا وَّ لۡیَبۡکُوۡا کَثِیۡرًا ۚ جَزَآءًۢ بِمَا کَانُوۡا یَکۡسِبُوۡنَ ﴿۲۸﴾
Falyadhakoe qalieelaw walyabkoe kasieeran djazaaa'an biemaa kaanoe yaksieboen
9:82 Dus laat ze maar een beetje plezier hebben, ze zullen (later) veel huilen als vergelding voor wat ze deden.
فَاِنۡ رَّجَعَکَ اللّٰہُ اِلٰی طَآئِفَۃٍ مِّنۡہُمۡ فَاسۡتَاۡذَنُوۡکَ لِلۡخُرُوۡجِ فَقُلۡ لَّنۡ تَخۡرُجُوۡا مَعِیَ اَبَدًا وَّ لَنۡ تُقَاتِلُوۡا مَعِیَ عَدُوًّا ؕ اِنَّکُمۡ رَضِیۡتُمۡ بِالۡقُعُوۡدِ اَوَّلَ مَرَّۃٍ فَاقۡعُدُوۡا مَعَ الۡخٰلِفِیۡنَ ﴿۳۸﴾
Fa ier radja'akal laahoe ielaa taaa'iefatiem mienhoem fastaaa zanoeka lielghoeroedjie faqoel lan taghroedjoe ma'ieya abadaw wa lan toeqaatieloe ma'ieya 'adoewwan iennakoem radieetoem bielqoe'oedie awwala marratien faq'oedoe ma'al ghaaliefieen
9:83 Wanneer Allah jou dan terug brengt (van de strijd) en als er een gedeelte van hen jou om toestemming vraagt om mee te gaan voor het strijden, zeg dan: "Nooit zullen jullie uit rukken met mij en nooit zullen jullie met mij tegen welke vijand dan ook vechten! Voorzeker, het behaagde jullie de eerste keer om thuis te blijven, dus blijf met degenen die thuis blijven."
وَ لَا تُصَلِّ عَلٰۤی اَحَدٍ مِّنۡہُمۡ مَّاتَ اَبَدًا وَّ لَا تَقُمۡ عَلٰی قَبۡرِہٖ ؕ اِنَّہُمۡ کَفَرُوۡا بِاللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ وَ مَا تُوۡا وَ ہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۴۸﴾
Wa laa toesallie 'alaaa ahadiem mienhoem maata abadaw wa laa taqoem 'alaa qabriehieee iennahoem kafaroe biellaahie wa Rasoeliehiee wa maatoe wa hoem faasieqoen
9:84 En verricht nooit de janazah 'Salaat' (het overlijdens-gebed) dat verricht wordt voor het begraven) wanneer iemand van hen overlijdt en sta niet bij zijn graf. Voorzeker, ze geloofden niet in Allah en Zijn boodschapper, en ze stierven terwijl ze provocerend ongehoorzaam waren.
وَ لَا تُعۡجِبۡکَ اَمۡوَالُہُمۡ وَ اَوۡلَادُہُمۡ ؕ اِنَّمَا یُرِیۡدُ اللّٰہُ اَنۡ یُّعَذِّبَہُمۡ بِہَا فِی الدُّنۡیَا وَ تَزۡہَقَ اَنۡفُسُہُمۡ وَ ہُمۡ کٰفِرُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Wa laa toe'djiebka amwaaloehoem wa awlaadoehoem; iennamaa yoerieedoel laahoe ay yoe'azziebahoem biehaa fied doenyaa wa tazhaqa anfoesoehoem wa hoem kaafieroen
9:85 En laat hun rijkdom en hun kinderen geen indruk op je maken. Allah wil slechts hun ermee straffen tijdens de wereldse leven, en wil dat hun Nafs (eigen ik) ontbonden wordt (in een ziel en een lichaam, m.a.w. dood gaat) terwijl ze ongelovig zijn.
وَ اِذَاۤ اُنۡزِلَتۡ سُوۡرَۃٌ اَنۡ اٰمِنُوۡا بِاللّٰہِ وَ جَاہِدُوۡا مَعَ رَسُوۡلِہِ اسۡتَاۡذَنَکَ اُولُوا الطَّوۡلِ مِنۡہُمۡ وَ قَالُوۡا ذَرۡنَا نَکُنۡ مَّعَ الۡقٰعِدِیۡنَ ﴿۶۸﴾
Wa iezaaa oenzielat Soeratoen an aamienoe biellaahie wa djaahiedoe ma'a Rasoeliehies taazanaka oeloettawlie mienhoem wa qaaloe zarnaa nakoem ma'alqaa 'iedieen
9:86 En toen een Surah (verzen) geopenbaard werd om in Allah te geloven en om te strijden met Zijn boodschapper, vroegen de rijke mensen onder hen om vrijstelling en ze zeiden:" Laat ons, we willen bij degenen zijn die thuis blijven."
رَضُوۡا بِاَنۡ یَّکُوۡنُوۡا مَعَ الۡخَوَالِفِ وَ طُبِعَ عَلٰی قُلُوۡبِہِمۡ فَہُمۡ لَا یَفۡقَہُوۡنَ ﴿۷۸﴾
Radoe bie ay yakoenoe ma'al ghawaaliefie wa toebie'a 'alaa qoeloebiehiem fahoem laa yafqahoen
9:87 Ze waren tevreden om met degenen te zijn die thuis bleven. Hun harten waren bezegeld, daarom begrijpen ze niet.
لٰکِنِ الرَّسُوۡلُ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مَعَہٗ جٰہَدُوۡا بِاَمۡوَالِہِمۡ وَ اَنۡفُسِہِمۡ ؕ وَ اُولٰٓئِکَ لَہُمُ الۡخَیۡرٰتُ ۫ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ﴿۸۸﴾
Laakienier Rasoeloe wal lazieena aamanoe ma'ahoe djaahadoe bie amwaaliehiem wa anfoesiehiem; wa oelaaa'ieka lahoemoel ghairaatoe wa oelaaa'ieka hoemoel moefliehoen
9:88 Maar de boodschapper en degenen die samen met hem geloven, streden met hun rijkdommen en levens. En zij! Voor hen zijn er goede dingen, en zij zijn degenen die groeien in succes.
اَعَدَّ اللّٰہُ لَہُمۡ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ ذٰلِکَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۹۸﴾
A'addal laahoe lahoem djannaatien tadjriee mien tahtiehal anhaaroe ghaaliedieena fieehaa; zaaliekal fawzoel 'azieem
9:89 Allah heeft voor hen tuinen voorbereid, waaronder rivieren stromen. Ze zullen voor altijd erin vertoeven. Dat is een groot succes.
وَ جَآءَ الۡمُعَذِّرُوۡنَ مِنَ الۡاَعۡرَابِ لِیُؤۡذَنَ لَہُمۡ وَ قَعَدَ الَّذِیۡنَ کَذَبُوا اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ ؕ سَیُصِیۡبُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۰۹﴾
Wa djaaa'al moe'az zieroena mienal A'raabie lieyoe'zana lahoem wa qa'adal lazieena kazaboel laaha wa Rasoelah; sayoesieeboel lazieena kafaroe mienhoem 'azaaboen alieem
9:90 En enkelen van de bedoeïenen kwamen (bij jou) om excuses aan te bieden, zodat vrijstelling (voor het strijden) zou worden gegeven. En (onder de bedoeïenen waren er) die logen tegen Allah en Zijn boodschapper (dat ze mee zouden strijden), echter ze bleven thuis. Een pijnlijke straf zal de ongelovigen onder hen treffen.
لَیۡسَ عَلَی الضُّعَفَآءِ وَ لَا عَلَی الۡمَرۡضٰی وَ لَا عَلَی الَّذِیۡنَ لَا یَجِدُوۡنَ مَا یُنۡفِقُوۡنَ حَرَجٌ اِذَا نَصَحُوۡا لِلّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ ؕ مَا عَلَی الۡمُحۡسِنِیۡنَ مِنۡ سَبِیۡلٍ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۹﴾
Laisa 'alad doe'aafaaa'ie wa laa 'alal mardaa wa laa 'alal lazieena laa yadjiedoena maa yoenfieqoena haradjoen iezaa nasahoe liellaahie wa Rasoelieh; maa 'alal moehsienieena mien sabieel; wallaahoe Ghafoeroer Rahieem
9:91 Er rust geen zonde op de zwakken, de zieken, noch op degenen die niets kunnen vinden om te besteden (op de weg van Allah), als ze maar oprecht zijn tegen Allah en Zijn boodschapper. Er rust geen enkele schuld op de mensen die goed doen. En Allah is Ghafoer (de meest vergevensgezinde), Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَّ لَا عَلَی الَّذِیۡنَ اِذَا مَاۤ اَتَوۡکَ لِتَحۡمِلَہُمۡ قُلۡتَ لَاۤ اَجِدُ مَاۤ اَحۡمِلُکُمۡ عَلَیۡہِ ۪ تَوَلَّوۡا وَّ اَعۡیُنُہُمۡ تَفِیۡضُ مِنَ الدَّمۡعِ حَزَنًا اَلَّا یَجِدُوۡا مَا یُنۡفِقُوۡنَ ﴿۲۹﴾
Wa laa 'alal lazieena iezaa maaa atawka lietahmielahoem qoelta laaa adjiedoe maaa ahmieloekoem 'alaihie tawallaw wa a'yoenoehoem tafieedoe mienaddam'ie hazanan allaa yadjiedoe maa yoenfieqoen
9:92 En (ook) niet op degenen (die geen rijdier hadden en) die bij jou kwamen met de intentie dat jij hen zou voorzien van rijdieren. Jij zei (tegen hen): "Ik kan geen rijdier voor jullie vinden." Vervolgens keerden ze terug met tranen van verdriet in hun ogen, omdat ze geen bijdrage konden leveren (aan de strijd). (Notitie hier wordt gerefereerd naar de slag van Tabuk, een plaatst dat noordwesten gelegen is van Saoedi-Arabië aan de Rode Zee. De afstand was te groot om deze te voet af te leggen.)
اِنَّمَا السَّبِیۡلُ عَلَی الَّذِیۡنَ یَسۡتَاۡذِنُوۡنَکَ وَ ہُمۡ اَغۡنِیَآءُ ۚ رَضُوۡا بِاَنۡ یَّکُوۡنُوۡا مَعَ الۡخَوَالِفِ ۙ وَ طَبَعَ اللّٰہُ عَلٰی قُلُوۡبِہِمۡ فَہُمۡ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۳۹﴾
Innamas sabieeloe 'alal lazieena yasta'zienoenaka wa hoem aghnieyaaa'; radoe bieany-yakoenoe ma'al ghawaaliefie wa taba'al laahoe 'alaa qoeloebiehiem fahoem laa ya'lamoen
9:93 De schuld rust slechts op degenen die jou om vrijstelling vragen, terwijl ze rijk zijn. Ze zijn tevreden om met de thuisblijvers te blijven. En Allah heeft hun harten bezegeld, daarom begrijpen ze niet.
یَعۡتَذِرُوۡنَ اِلَیۡکُمۡ اِذَا رَجَعۡتُمۡ اِلَیۡہِمۡ ؕ قُلۡ لَّا تَعۡتَذِرُوۡا لَنۡ نُّؤۡمِنَ لَکُمۡ قَدۡ نَبَّاَنَا اللّٰہُ مِنۡ اَخۡبَارِکُمۡ ؕ وَ سَیَرَی اللّٰہُ عَمَلَکُمۡ وَ رَسُوۡلُہٗ ثُمَّ تُرَدُّوۡنَ اِلٰی عٰلِمِ الۡغَیۡبِ وَ الشَّہَادَۃِ فَیُنَبِّئُکُمۡ بِمَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۹﴾
Ya'tazieroena ielaikoem iezaa radja'toem ielaihiem; qoel laa ta'tazieroe lan noe'miena lakoem qad nabba annal laahoe mien aghbaariekoem; wa sa yaral laahoe 'amalakoem wa Rasoeloehoe thoemma toeraddoena ielaa 'Aaliemiel Ghaibie washshahaadatie fa yoenabbie'oekoem biemaa koentoem ta'maloen
9:94 Wanneer je terug komt (van de strijd), zullen ze excuses aan jou bieden. Zeg:" Biedt geen excuses, we zullen jullie nooit geloven. Waarlijk, Allah heeft ons over jullie verteld. En Allah en Zijn boodschapper kijken toe wat jullie doen. Vervolgens, zullen jullie terug gebracht worden tot de Alles-wetende (Allah) over de Ghayb (het ongeziene) en het geziene. En Hij zal jullie informeren over hetgeen jullie deden."
سَیَحۡلِفُوۡنَ بِاللّٰہِ لَکُمۡ اِذَا انۡقَلَبۡتُمۡ اِلَیۡہِمۡ لِتُعۡرِضُوۡا عَنۡہُمۡ ؕ فَاَعۡرِضُوۡا عَنۡہُمۡ ؕ اِنَّہُمۡ رِجۡسٌ ۫ وَّ مَاۡوٰىہُمۡ جَہَنَّمُ ۚ جَزَآءًۢ بِمَا کَانُوۡا یَکۡسِبُوۡنَ ﴿۵۹﴾
Sa yahliefoena biellaahie lakoem iezanqalabtoem ielaihiem lietoe'riedoe 'anhoem fa a'riedoe 'anhoem iennahoem riedjsoew wa ma'waahoem djahannamoe djazaaa'an bie maakaanoe yaksieboen
9:95 Wanneer je terug komt (van de strijd), zullen ze bij jou tot Allah zweren (dat ze gegronde excuses hadden om achter te blijven), zodat je hen met rust kan laten. Laat hun dus met rust, ze zijn onrein. En hun verblijfplaats is de hel, een vergelding voor wat ze verdienen.
یَحۡلِفُوۡنَ لَکُمۡ لِتَرۡضَوۡا عَنۡہُمۡ ۚ فَاِنۡ تَرۡضَوۡا عَنۡہُمۡ فَاِنَّ اللّٰہَ لَا یَرۡضٰی عَنِ الۡقَوۡمِ الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿۶۹﴾
Yahliefoena lakoem lietardaw 'anhoem fa ien tardaw 'anhoem fa iennal laaha laa yardaa 'aniel qawmiel faasieqieen
9:96 Ze zweren in de nabijheid van jullie (de gelovigen) zodat jullie tevreden zullen zijn met hen. Echter als jullie tevreden zijn met hen, weet dan dat Allah geen enkel behagen heeft in de provocerende ongehoorzame volk.
اَلۡاَعۡرَابُ اَشَدُّ کُفۡرًا وَّ نِفَاقًا وَّ اَجۡدَرُ اَلَّا یَعۡلَمُوۡا حُدُوۡدَ مَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ عَلٰی رَسُوۡلِہٖ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۷۹﴾
Al A'raaboe ashaddoe koefraw wa niefaaqaw wa adjdaroe allaa ya'lamoe hoedoeda maaa anzalal laahoe 'alaa Rasoelieh; wallaahoe 'Alieemoen Hakieem
9:97 De bedoeïenen zijn de sterkste in ongeloof en hypocrisie. Het is daarom begrijpelijk dat ze de grenzen die Allah aan zijn boodschapper geopenbaard heeft, niet kennen. En Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (Alwijs).
وَ مِنَ الۡاَعۡرَابِ مَنۡ یَّتَّخِذُ مَا یُنۡفِقُ مَغۡرَمًا وَّ یَتَرَبَّصُ بِکُمُ الدَّوَآئِرَ ؕ عَلَیۡہِمۡ دَآئِرَۃُ السَّوۡءِ ؕ وَ اللّٰہُ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۸۹﴾
Wa mienal A'raabie may yattaghiezoe maa yoenfieqoe maghramaw wa yatarabbasoe biekoemoed dawaaa'ier; alaihiem daaa'ieratoes saw'; wallaahoe Samiee'oen 'Alieem
9:98 Onder de bedoeïenen zijn er mensen die hun bijdrage (op de weg van Allah) als een verlies beschouwen. En ze willen dat er ellende over jou komt. Op hun zal de ellende komen! En Allah is Samie'u (Alhorend), Aliem (Alwetend).
وَ مِنَ الۡاَعۡرَابِ مَنۡ یُّؤۡمِنُ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ یَتَّخِذُ مَا یُنۡفِقُ قُرُبٰتٍ عِنۡدَ اللّٰہِ وَ صَلَوٰتِ الرَّسُوۡلِ ؕ اَلَاۤ اِنَّہَا قُرۡبَۃٌ لَّہُمۡ ؕ سَیُدۡخِلُہُمُ اللّٰہُ فِیۡ رَحۡمَتِہٖ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۹۹﴾
Wa mienal A'raabie may yoe'mienoe biellaahie wal yawmiel aaghierie wa yattaghiezoe maa yoenfieqoe qoeroebaatien 'iendal laahie wa salawaatier Rasoel; 'alaaa iennahaa qoerbatoel lahoem; sayoedghieloe hoemoel laahoe fiee rahmatieh; iennal laaha Ghafoeroer Rahieem
9:99 Echter onder de bedoeïenen zijn er ook mensen die geloven in Allah en in de laatste dag. En die hun bijdragen (op de weg van Allah) beschouwen als een middel om dichter bij Allah te komen en om zegeningen te krijgen van de boodschapper. Aanschouw! Voorzeker, het is een middel om dichterbij te komen voor hen. Allah zal hen toelaten tot Zijn barmhartigheid. Voorzeker, Allah is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَ السّٰبِقُوۡنَ الۡاَوَّلُوۡنَ مِنَ الۡمُہٰجِرِیۡنَ وَ الۡاَنۡصَارِ وَ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡہُمۡ بِاِحۡسَانٍ ۙ رَّضِیَ اللّٰہُ عَنۡہُمۡ وَ رَضُوۡا عَنۡہُ وَ اَعَدَّ لَہُمۡ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ تَحۡتَہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَاۤ اَبَدًا ؕ ذٰلِکَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۰۰۱﴾
Was saabieqoenal awwaloena mienal Moehaadjierieena wal Ansaarie wallazieenat taba'oe hoem bie iehsaanier radieyal laahoe 'anhoem wa radoe 'anhoe wa a'adda lahoem djannaatien tadjriee tahtahal anhaaroe ghaaliedieena fieehaaa abadaa; zaaliekal fawzoel 'azieem
9:100 En de Muhajirun (de emigranten van Makkah naar Medina) die het eerste de Islam accepteerde, de Anshar (de inwoners van Medina die de Muhajirun hielpen en voorzieningen verschaften) en de degenen die hen opvolgden in het verrichten van goede daden, Allah is tevreden met hen en ze zijn tevreden met Hem. En Hij heeft voor hen tuinen voorbereid waaronder rivieren stromen. Ze zullen er voor altijd in verblijven. Dat is een groot succes.
وَ مِمَّنۡ حَوۡلَکُمۡ مِّنَ الۡاَعۡرَابِ مُنٰفِقُوۡنَ ؕۛ وَ مِنۡ اَہۡلِ الۡمَدِیۡنَۃِ ۟ۛؔ مَرَدُوۡا عَلَی النِّفَاقِ ۟ لَا تَعۡلَمُہُمۡ ؕ نَحۡنُ نَعۡلَمُہُمۡ ؕ سَنُعَذِّبُہُمۡ مَّرَّتَیۡنِ ثُمَّ یُرَدُّوۡنَ اِلٰی عَذَابٍ عَظِیۡمٍ ﴿۱۰۱﴾
Wa miemmann hawlakoem mienal A'raabie moenaafieqoena wa mien ahliel Madieenatie maradoe 'alan niefaaq, laa ta'lamoehoem nahnoe na'lamoehoem; sanoe'azzieboehoem marratainie soemma yoeraddoena ielaa 'azaabien 'azieem
9:101 En onder de bedoeïenen rondom jou zijn er hypocrieten en ook onder de mensen van Medina. Ze volharden in hypocrisie. Je kent ze niet, maar Wij (Allah) kennen ze wel. We zullen hen twee keer straffen (de straf gedurende werelds leven en de straf van het graf) en daarna zullen ze terug gebracht worden tot een enorme straf.
وَ اٰخَرُوۡنَ اعۡتَرَفُوۡا بِذُنُوۡبِہِمۡ خَلَطُوۡا عَمَلًا صَالِحًا وَّ اٰخَرَ سَیِّئًا ؕ عَسَی اللّٰہُ اَنۡ یَّتُوۡبَ عَلَیۡہِمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۲۰۱﴾
Wa aagharoe na'tarafoe biezoenoebiehiem ghalatoe 'amalan saaliehaw wa aaghara saiyie'an 'asal laahoe 'ay yatoeba 'alaihiem; iennal laaha Ghafoeroer Rahieem
9:102 En sommige van hen hebben hun zonden erkend (de erkenning van de hypocrisie). Ze hebben een goede daad met het slechte vermengt. Misschien zal Allah Zich tot hen in barmhartigheid wenden. (Want) Allah is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (meest barmhartig naar de gelovigen toe).
خُذۡ مِنۡ اَمۡوَالِہِمۡ صَدَقَۃً تُطَہِّرُہُمۡ وَ تُزَکِّیۡہِمۡ بِہَا وَ صَلِّ عَلَیۡہِمۡ ؕ اِنَّ صَلٰوتَکَ سَکَنٌ لَّہُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۳۰۱﴾
ghoez mien amwaaliehiem sadaqatan toetahhieroehoem wa toezakkieehiem biehaa wa sallie 'alaihiem ienna salaataka sakanoel lahoem; wallaahoe Samiee'oen 'Alieem
9:103 Neem de Sadaqah (aalmoezen) van hun rijkdommen om hen te reinigen en (hun vermogen) te zuiveren zodat het toe zal nemen (Baraqah). En zegen hen. Voorzeker, jou zegeningen zijn een geruststelling voor hen. En Allah is Samie'u (Alhorend), Aliem (Alweten).
اَلَمۡ یَعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ ہُوَ یَقۡبَلُ التَّوۡبَۃَ عَنۡ عِبَادِہٖ وَ یَاۡخُذُ الصَّدَقٰتِ وَ اَنَّ اللّٰہَ ہُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۴۰۱﴾
Alam ya'lamoeo annal laaha hoewa yaqbaloet tawbata 'an iebaadiehiee wa ya'ghoezoes sadaqaatie wa annal laaha hoewat Tawwaaboer Rahieem
9:104 Weten ze niet dat Allah het berouw van Zijn slaven aanvaardt en de aalmoezen accepteert, en dat Allah (alleen) de Aanvaarder van het berouw is, Ar-Rahiem is (Degenen die zeer Barmhartig voor de gelovigen is)?
وَ قُلِ اعۡمَلُوۡا فَسَیَرَی اللّٰہُ عَمَلَکُمۡ وَ رَسُوۡلُہٗ وَ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ؕ وَ سَتُرَدُّوۡنَ اِلٰی عٰلِمِ الۡغَیۡبِ وَ الشَّہَادَۃِ فَیُنَبِّئُکُمۡ بِمَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۵۰۱﴾
Wa qoel ie'maloe fasayaral laahoe 'amalakoem wa Rasoeloehoe wal moe'mienoen; wa satoeraddoena ielaa 'Aaliemiel Ghaibie washshahaadatie fa yoenabbie'oekoem biemaa koentoem ta'maloen
9:105 En zeg: "Werk! Allah zal jullie daden zien, en ook de boodschapper en de gelovigen. En jullie zullen terug gebracht worden tot de Alles-wetende (Allah) over de Ghayb (het ongeziene) en het geziene. Vervolgens zal Hij jullie informeren over hetgeen jullie deden."
وَ اٰخَرُوۡنَ مُرۡجَوۡنَ لِاَمۡرِ اللّٰہِ اِمَّا یُعَذِّبُہُمۡ وَ اِمَّا یَتُوۡبُ عَلَیۡہِمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۶۰۱﴾
Wa aagharoena moerdjawna lie amriel laahie iemmaa yoe'azzieboehoem wa iemmaa yatoeboe 'alaihiem; wallaahoe 'Alieemoen Hakieem
9:106 En anderen zijn afwachtend op het besluit van Allah, dat Hij hen zal straffen of dat Hij tot hen in barmhartigheid zal wenden. En Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (Alwijs).
وَ الَّذِیۡنَ اتَّخَذُوۡا مَسۡجِدًا ضِرَارًا وَّ کُفۡرًا وَّ تَفۡرِیۡقًۢا بَیۡنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ اِرۡصَادًا لِّمَنۡ حَارَبَ اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ مِنۡ قَبۡلُ ؕ وَ لَیَحۡلِفُنَّ اِنۡ اَرَدۡنَاۤ اِلَّا الۡحُسۡنٰی ؕ وَ اللّٰہُ یَشۡہَدُ اِنَّہُمۡ لَکٰذِبُوۡنَ ﴿۷۰۱﴾
Wallazieenat taghazoe masdjiedan dieraaraw wa koefraw wa tafrieeqan bainal moe'mienieena wa iersaadal lieman haarabal laaha wa Rasoelahoe mien qabl; wa la yahliefoenna ien aradnaaa iellal hoesnaa wallaahoe yash hadoe iennahoem lakaazieboen
9:107 En wat betreft degenen die een moskee oprichten om schade aan te richten, en voor ongeloof (te verspreiden), en om verdeling tussen de gelovigen te creëren en als een station om oorlog tegen Allah en Zijn boodschapper te voeren, zullen zweren: "We wensen slechts het goede." Echter Allah getuigt dat ze zeker leugenaars zijn. (Notitie: Het betreft hier moskee Al-Dirar, dat gebouwd was door de hypocrieten vlak bij de moskee Quba in Medina. De profeet Mohammed v.z.m.h. wilde in de eerste instantie het gebed daar verrichten, totdat deze verzen geopenbaard werden en de werkelijke intentie voor het bouwen van deze moskee duidelijk werd.)
لَا تَقُمۡ فِیۡہِ اَبَدًا ؕ لَمَسۡجِدٌ اُسِّسَ عَلَی التَّقۡوٰی مِنۡ اَوَّلِ یَوۡمٍ اَحَقُّ اَنۡ تَقُوۡمَ فِیۡہِ ؕ فِیۡہِ رِجَالٌ یُّحِبُّوۡنَ اَنۡ یَّتَطَہَّرُوۡا ؕ وَ اللّٰہُ یُحِبُّ الۡمُطَّہِّرِیۡنَ ﴿۸۰۱﴾
Laa taqoem fieehie abadaa; lamasdjiedoen oessiesa 'alat taqwaa mien awwalie yawmien ahaqqoe 'an taqoema fieeh; fieehie riedjaaloey yoehiebbona 'ay yata tah haroe; wallaahoe yoehiebboel moettah hierieen
9:108 Sta daar nooit in (voor het gebed). Zeker, een moskee die vanaf de eerste dag op basis van Taqwa (de vrees van Allah) is gesticht, is meer waardiger om er in te staan voor het verrichten van het gebed. Daarin zijn mensen die houden om zichzelf te reinigen, en Allah houdt van degenen die zichzelf reinigen. (Notitie zie ook 56:79 m.b.t. reinigen)
اَفَمَنۡ اَسَّسَ بُنۡیَانَہٗ عَلٰی تَقۡوٰی مِنَ اللّٰہِ وَ رِضۡوَانٍ خَیۡرٌ اَمۡ مَّنۡ اَسَّسَ بُنۡیَانَہٗ عَلٰی شَفَا جُرُفٍ ہَارٍ فَانۡہَارَ بِہٖ فِیۡ نَارِ جَہَنَّمَ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۹۰۱﴾
Afaman assasa boenyaanahoe 'alaa taqwaa mienal laahie wa riedwaanien ghairoen am man assasa boenyaanahoe 'alaa shafaa djoeroefien haarien fanhaara biehiee fiee Naarie djahannam; wallaahoe laa yahdiel qawmaz zaaliemieen
9:109 Is degene die zijn huis bouwt op basis van vrees voor Allah en zoekende naar Zijn tevredenheid, niet beter dan iemand die zijn huis bouwt op de rand van een klif dat bijna instort, zodat het samen met hem instort in het vuur van de hel? En Allah leidt het misdadige volk niet. (Notitie zie ook 24:36-38 en 72:18)
لَا یَزَالُ بُنۡیَانُہُمُ الَّذِیۡ بَنَوۡا رِیۡبَۃً فِیۡ قُلُوۡبِہِمۡ اِلَّاۤ اَنۡ تَقَطَّعَ قُلُوۡبُہُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۰۱۱﴾
Laa yazaaloe boenyaanoe hoemoel laziee banaw rieebatan fiee qoeloebiehiem iellaaa an taqatta'a qoeloeboehoem; wal laahoe 'Alieemoen Hakieem
9:110 De onrust dat hun gebouwen in hun harten veroorzaakt zal nooit stoppen, behalve als hun harten in stukken zijn gebroken. En Allah is Aliem (Alwetend), Hakiem (Alwijs).
اِنَّ اللّٰہَ اشۡتَرٰی مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ اَنۡفُسَہُمۡ وَ اَمۡوَالَہُمۡ بِاَنَّ لَہُمُ الۡجَنَّۃَ ؕ یُقَاتِلُوۡنَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ فَیَقۡتُلُوۡنَ وَ یُقۡتَلُوۡنَ ۟ وَعۡدًا عَلَیۡہِ حَقًّا فِی التَّوۡرٰىۃِ وَ الۡاِنۡجِیۡلِ وَ الۡقُرۡاٰنِ ؕ وَ مَنۡ اَوۡفٰی بِعَہۡدِہٖ مِنَ اللّٰہِ فَاسۡتَبۡشِرُوۡا بِبَیۡعِکُمُ الَّذِیۡ بَایَعۡتُمۡ بِہٖ ؕ وَ ذٰلِکَ ہُوَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۱۱۱﴾
Innal laahash taraa mienal moe'mienieena anfoesahoem wa amwaalahoem bie anna lahoemoel djannah; yoeqaatieloena fiee sabieeliel laahie fa yaqtoeloena wa yoeqtaloena wa'dan 'alaihie haqqan fiet Tawraatie wal Indjieelie wal Qoer'aaan; wa man awfaa bie'ahdiehiee mienal laah; fastabshieroe bie bay'iekoemoel laziee baaya'toem bieh; wa zaalieka hoewal fawzoel 'azieem
9:111 Voorzeker, Allah heeft het leven en de rijkdommen van de gelovigen gekocht, omdat het paradijs voor hen is. Ze strijden op de weg van Allah, ze doden en ze worden gedood. Het is een ware belofte dat op Hem rust, dat vermeld is in de Taurat (Thora), de Injiel (Evangelie) en in de Koran. En is er iemand die meer trouw is aan zijn belofte dan Allah? Dus verheug op jullie transactie die jullie afgesloten hebben! En dat is een groot succes.
اَلتَّآئِبُوۡنَ الۡعٰبِدُوۡنَ الۡحٰمِدُوۡنَ السَّآئِحُوۡنَ الرّٰکِعُوۡنَ السّٰجِدُوۡنَ الۡاٰمِرُوۡنَ بِالۡمَعۡرُوۡفِ وَ النَّاہُوۡنَ عَنِ الۡمُنۡکَرِ وَ الۡحٰفِظُوۡنَ لِحُدُوۡدِ اللّٰہِ ؕ وَ بَشِّرِ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۱۱﴾
At taaa'ieboenal 'aabiedoenal haamiedoenas saaa'iehoenar raakie'oenas saadjiedoenal aamieroena bielma'roefie wannaahoena 'aniel moen-karie walhaafiezoena liehoedoediel laah; wa bashshieriel moe'mienieen
9:112 (Dat zijn) degenen die (tot Allah) keren in berouw, die (Allah) aanbidden, die (Allah) verheerlijken/prijzen, die strijden (op de weg van Allah), die buigen (in het gebed voor Allah), die prostreren (voor Allah), die het goede stimuleren en het slechte verbieden en die waken over de grenzen die gesteld zijn door Allah. Geef het goede nieuws aan de gelovigen.
مَا کَانَ لِلنَّبِیِّ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡ یَّسۡتَغۡفِرُوۡا لِلۡمُشۡرِکِیۡنَ وَ لَوۡ کَانُوۡۤا اُولِیۡ قُرۡبٰی مِنۡۢ بَعۡدِ مَا تَبَیَّنَ لَہُمۡ اَنَّہُمۡ اَصۡحٰبُ الۡجَحِیۡمِ ﴿۳۱۱﴾
Maa kaana lien nabieyyie wallazieena aamanoeo 'ay yastaghfieroe liel moeshriekieena wa law kaanoe oeliee qoerbaa mien ba'die maa tabieyana lahoem annahoem Ashaaboel djahieem
9:113 Het is niet toegestaan voor de profeet en voor degenen die geloven om vergeving te vragen voor de godenaanbidders, nadat het duidelijk voor hen geworden is dat ze de bewoners van de hel zijn. Zelfs als het om dichtbij zijnde verwanten gaat.
وَ مَا کَانَ اسۡتِغۡفَارُ اِبۡرٰہِیۡمَ لِاَبِیۡہِ اِلَّا عَنۡ مَّوۡعِدَۃٍ وَّعَدَہَاۤ اِیَّاہُ ۚ فَلَمَّا تَبَیَّنَ لَہٗۤ اَنَّہٗ عَدُوٌّ لِّلّٰہِ تَبَرَّاَ مِنۡہُ ؕ اِنَّ اِبۡرٰہِیۡمَ لَاَوَّاہٌ حَلِیۡمٌ ﴿۴۱۱﴾
Wa maa kaanas tieghfaaroe iebraahieema lie abieehie iellaa 'an maw'iedatiew wa 'adahaaa ieyyaahoe falammaa tabaiyana lahoeo annahoe 'adoewwoel liellaahie tabarra a mienh; ienna Ibraahieema la awwaahoen halieem
9:114 De vergeving die Ibrahiem (Abraham) vroeg voor zijn oom, was slechts het naleven van een belofte die hij aan hem had gedaan. Echter, toen het hem duidelijk werd, dat hij (zijn oom) een vijand was van Allah, verbrak hij zijn band met hem. Voorzeker, Ibrahiem was iemand die medelevend en verdraagzaam was. (Notitie: zie ook 19:47)
وَ مَا کَانَ اللّٰہُ لِیُضِلَّ قَوۡمًۢا بَعۡدَ اِذۡ ہَدٰىہُمۡ حَتّٰی یُبَیِّنَ لَہُمۡ مَّا یَتَّقُوۡنَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۵۱۱﴾
Wa maa kaanal laahoe lieyoediella qawman ba'da iez hadaahoem hatta yoebaiyiena lahoem maa yattaqoen; iennal laaha biekoellie shai'ien 'Alieem
9:115 En Allah laat een volk pas dwalen, nadat Hij hen geleid heeft en hen duidelijk heeft gemaakt, waarvoor ze vrees moeten hebben. Voorzeker, Allah is over alles Aliem (Alwetend). (Notitie zie ook 6:39)
اِنَّ اللّٰہَ لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ یُحۡیٖ وَ یُمِیۡتُ ؕ وَ مَا لَکُمۡ مِّنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ مِنۡ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیۡرٍ ﴿۶۱۱﴾
Innal laaha lahoe moelkoes samaawaatie wal ardie yoehyiee wa yoemieet; wa maa lakoem mien doeniel laahie miew walieyyiew wa laa nasieer
9:116 Voorzeker, aan Allah behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Hij geeft leven en Hij doet sterven. En er is voor jullie buiten Allah geen enkel beschermer, noch een helper.
لَقَدۡ تَّابَ اللّٰہُ عَلَی النَّبِیِّ وَ الۡمُہٰجِرِیۡنَ وَ الۡاَنۡصَارِ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡہُ فِیۡ سَاعَۃِ الۡعُسۡرَۃِ مِنۡۢ بَعۡدِ مَا کَادَ یَزِیۡغُ قُلُوۡبُ فَرِیۡقٍ مِّنۡہُمۡ ثُمَّ تَابَ عَلَیۡہِمۡ ؕ اِنَّہٗ بِہِمۡ رَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۷۱۱﴾
Laqat taabal laahoe 'alan nabieyyie wal Moehaadjierieena wal Ansaariel lazieenat taba'oehoe fiee saa'atiel 'oesratie mien ba'die maa kaada yazieeghoe qoeloeboe farieqien mienhoem thoemma taaba 'alaihiem; iennahoe biehiem Ra'oefoer Rahieem
9:117 Voorzeker, Allah keerde zich in barmhartigheid naar de profeet, de emigranten en de helpers die hen in de moeilijke tijden volgden. De harten van een deel van hen hadden de neiging om af te wijken. Dus wende Hij zich in barmhartigheid tot hen. Voorzeker, Hij is tot hen Raoef (de meest Vriendelijke), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَّ عَلَی الثَّلٰثَۃِ الَّذِیۡنَ خُلِّفُوۡا ؕ حَتّٰۤی اِذَا ضَاقَتۡ عَلَیۡہِمُ الۡاَرۡضُ بِمَا رَحُبَتۡ وَ ضَاقَتۡ عَلَیۡہِمۡ اَنۡفُسُہُمۡ وَ ظَنُّوۡۤا اَنۡ لَّا مَلۡجَاَ مِنَ اللّٰہِ اِلَّاۤ اِلَیۡہِ ؕ ثُمَّ تَابَ عَلَیۡہِمۡ لِیَتُوۡبُوۡا ؕ اِنَّ اللّٰہَ ہُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۸۱۱﴾
Wa 'alas salaasatiel lazieena ghoelliefoe hattaaa iezaa daaqat 'alaihiemoel ardoe biemaa rahoebat wa daaqat 'alaihiem anfoesoehoem wa zannnoeo al laa maldja-a mienal laahie iellaaa ielaihie soemma taaba 'alaihiem lieyatoeboe; iennal laaha Hoewat Tawwaaboer Rahieem
9:118 En ook op de drie die thuis bleven. Toen de aarde voor hen te nauw werd ondanks zijn grote. En hun eigen zielen werden benauwd en ze waren overtuigd dat er geen toevluchtsoord was tegen Allah, behalve Allah zelf. Toen wende Hij (Allah) tot hen, zodat ze berouw konden hebben. Voorzeker Allah, Hij is de aanvaarder van het berouw, de Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰہَ وَ کُوۡنُوۡا مَعَ الصّٰدِقِیۡنَ ﴿۹۱۱﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoet taqoel laaha wa koenoe ma'as saadieqieen
9:119 O gelovigen! Vrees Allah en wees met degenen die streven naar de waarheid.
مَا کَانَ لِاَہۡلِ الۡمَدِیۡنَۃِ وَ مَنۡ حَوۡلَہُمۡ مِّنَ الۡاَعۡرَابِ اَنۡ یَّتَخَلَّفُوۡا عَنۡ رَّسُوۡلِ اللّٰہِ وَ لَا یَرۡغَبُوۡا بِاَنۡفُسِہِمۡ عَنۡ نَّفۡسِہٖ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ لَا یُصِیۡبُہُمۡ ظَمَاٌ وَّ لَا نَصَبٌ وَّ لَا مَخۡمَصَۃٌ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ لَا یَطَـُٔوۡنَ مَوۡطِئًا یَّغِیۡظُ الۡکُفَّارَ وَ لَا یَنَالُوۡنَ مِنۡ عَدُوٍّ نَّیۡلًا اِلَّا کُتِبَ لَہُمۡ بِہٖ عَمَلٌ صَالِحٌ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یُضِیۡعُ اَجۡرَ الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۰۲۱﴾
Maa kaana lie ahliel Madieenatie wa man hawlahoem mienal A'raabie ay yataghallafoe 'ar-Rasoeliel laahie wa laa yarghaboe bie anfoesiehiem 'an nafsieh; zaalieka bie annahoem laa yoesieeboehoem zama oew wa laa nasaboew wa laa maghmasatoen fiee sabieeliel laahie wa laa yata'oena mawtie'ay yaghieezoel koeffaara wa laa yanaaloena mien 'adoewwien nailan iellaa koetieba lahoem biehiee 'amaloen saalieh; iennal laaha laa yoediee'oe adjral moehsienieen
9:120 Het was niet naar behoren dat de inwoners van Medina en de bedoeïenen die rondom hen verblijven, achterbleven en de boodschapper van Allah niet vergezelden (gedurende de strijd). En ook niet dat ze ze hun eigen leven verkiezen boven zijn leven (Mohammed v.z.m.h.). Dat is omdat ze geen dorst, moeheid of honger op de weg van Allah voelen. En ook hoeven ze zelf geen stappen te ondernemen om de ongelovigen kwaad te maken of om schade op een vijand toe te brengen. Toch wordt het (vergezellen van de profeet en alle handelingen gedurende de strijd) voor hen als een goede daad opgeschreven. Voorzeker, Allah laat de beloning van de mensen die goed doen niet verloren gaan. (Notitie: Het is Allah die doodt en alle handelingen verricht, zie 8:17-18.)
وَ لَا یُنۡفِقُوۡنَ نَفَقَۃً صَغِیۡرَۃً وَّ لَا کَبِیۡرَۃً وَّ لَا یَقۡطَعُوۡنَ وَادِیًا اِلَّا کُتِبَ لَہُمۡ لِیَجۡزِیَہُمُ اللّٰہُ اَحۡسَنَ مَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۲۱﴾
Wa laa yoenfieqoena nafa qatan saghieerataw wa laa kabieerataw wa laa yaqta'oena waadieyan iellaa koetieba lahoem lieyadjzieyahoemoel laahoe ahsana maa kaanoe ya'maloen
9:121 En als ze een bijdrage geven, hetzij klein of groot, of als ze zelfs een vallei oversteken, het wordt opgeschreven voor hen (als een goede daad), zodat Allah hen voor al hun daden in zijn volledigheid beloont. (Notitie: Allah doet geen onrecht aan, zelfs als het iets kleins betreft zoals een holte op een dadelpit, het wordt genoteerd, zie 4:124.)
وَ مَا کَانَ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ لِیَنۡفِرُوۡا کَآفَّۃً ؕ فَلَوۡ لَا نَفَرَ مِنۡ کُلِّ فِرۡقَۃٍ مِّنۡہُمۡ طَآئِفَۃٌ لِّیَتَفَقَّہُوۡا فِی الدِّیۡنِ وَ لِیُنۡذِرُوۡا قَوۡمَہُمۡ اِذَا رَجَعُوۡۤا اِلَیۡہِمۡ لَعَلَّہُمۡ یَحۡذَرُوۡنَ ﴿۲۲۱﴾
Wa maa kaanal moe'mienoena lieyanfieroe kaaaffah; falaw laa nafara mien koellie fierqatiem mienhoem taaa'iefatoel lieyatafaqqahoe fieddieenie wa lieyoenzieroe qawmahoem iezaa radja'oeo ielaihiem la'allahoem yahzaroen
9:122 Het is niet praktisch dat de gelovigen allen te samen uitrukken. Wanneer een gedeelte van ieder groep achter blijft, dan kunnen zich wijden aan het bestuderen van de Dien (het geloof). Wanneer dan hun eigen mensen terugkomen, dan kunnen ze hen doceren, zodat ze alert zijn (tegen het kwaad, van de grootheid van Allah, de dag des oordeels, etc ). (Notitie zie ook 25:52, hierin wordt opgedragen dat er ook gestreden moet worden met behulp van de Koran.)
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا قَاتِلُوا الَّذِیۡنَ یَلُوۡنَکُمۡ مِّنَ الۡکُفَّارِ وَ لۡیَجِدُوۡا فِیۡکُمۡ غِلۡظَۃً ؕ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ مَعَ الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۳۲۱﴾
Yaaa aiyoehal lazieena aamanoe qaatieloel lazieena yaloenakoem mienal koeffaarie walyadjiedoe fieekoem ghielzah; wa'lamoeo annal laaha ma'al moettaqieen
9:123 O gelovigen! Strijd tegen de ongelovigen die dichtbij jullie zijn. Laat hen in jullie de hardheid vinden. En weet dat Allah met de Moettaqoen is.
وَ اِذَا مَاۤ اُنۡزِلَتۡ سُوۡرَۃٌ فَمِنۡہُمۡ مَّنۡ یَّقُوۡلُ اَیُّکُمۡ زَادَتۡہُ ہٰذِہٖۤ اِیۡمَانًا ۚ فَاَمَّا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا فَزَادَتۡہُمۡ اِیۡمَانًا وَّ ہُمۡ یَسۡتَبۡشِرُوۡنَ ﴿۴۲۱﴾
Wa iezaa maaa oenzielat Soeratoen famienhoem may yaqoeloe aiyoekoem zaadat hoe haaziehiee ieemaanaa; fa ammal lazieena aamanoe fazaadat hoem ieemaanaw wa hoem yastabshieroen
9:124 En wanneer er een Soerah (verzen) geopenbaard wordt, dan zullen sommige onder hen zeggen:" Wie van jullie is door dit in geloof toegenomen?" Wat de gelovigen betreft, ze zijn erdoor in geloof toegenomen en het heeft hun blij gemaakt.
وَ اَمَّا الَّذِیۡنَ فِیۡ قُلُوۡبِہِمۡ مَّرَضٌ فَزَادَتۡہُمۡ رِجۡسًا اِلٰی رِجۡسِہِمۡ وَ مَا تُوۡا وَ ہُمۡ کٰفِرُوۡنَ ﴿۵۲۱﴾
Wa ammal lazieena fiee qoeloebiehiem maradoen fazaadat hoem riedjsan ielaa riedjsiehiem wa maatoe wa hoem kaafieroen
9:125 Maar wat betreft degenen met een ziekte in hun hart (hypocrisie), het heeft hen doen toenemen in slechtheid boven op hun slechtheid (die ze al bezaten). En ze sterven terwijl ze ongelovig zijn.
اَوَ لَا یَرَوۡنَ اَنَّہُمۡ یُفۡتَنُوۡنَ فِیۡ کُلِّ عَامٍ مَّرَّۃً اَوۡ مَرَّتَیۡنِ ثُمَّ لَا یَتُوۡبُوۡنَ وَ لَا ہُمۡ یَذَّکَّرُوۡنَ ﴿۶۲۱﴾
'A wa laa yarawna annahoem yoeftanoena fiee koellie 'aamien marratan 'aw marratainie thoemma laa yatoeboena wa laa hoem yazzakkaroen
9:126 Zien ze niet dat ze elke jaar één keer of twee keer beproeft worden? Ondanks dat, keren ze niet tot berouw, noch schenken ze aandacht erop.
وَ اِذَا مَاۤ اُنۡزِلَتۡ سُوۡرَۃٌ نَّظَرَ بَعۡضُہُمۡ اِلٰی بَعۡضٍ ؕ ہَلۡ یَرٰىکُمۡ مِّنۡ اَحَدٍ ثُمَّ انۡصَرَفُوۡا ؕ صَرَفَ اللّٰہُ قُلُوۡبَہُمۡ بِاَنَّہُمۡ قَوۡمٌ لَّا یَفۡقَہُوۡنَ ﴿۷۲۱﴾
Wa iezaa maaa oenzielat Soeratoen nazara ba'doehoem ielaa ba'dien hal yaraakoem mien ahadien thoemman sarafoe; sarafal laahoe qoeloebahoem bie annahoem qawmoel laa yafqahoen
9:127 En wanneer een Surah (verzen) geopenbaard wordt, dan kijken sommige van hen naar anderen (met de gedachte:) "Is er iemand die ons ziet?" Vervolgens, gaan ze weg. Allah heeft hun harten doen keren (van het geloof), omdat ze mensen zijn die niet begrijpen.
لَقَدۡ جَآءَکُمۡ رَسُوۡلٌ مِّنۡ اَنۡفُسِکُمۡ عَزِیۡزٌ عَلَیۡہِ مَا عَنِتُّمۡ حَرِیۡصٌ عَلَیۡکُمۡ بِالۡمُؤۡمِنِیۡنَ رَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۸۲۱﴾
Laqad djaaa'akoem Rasoeloem mien anfoesiekoem 'azieezoen 'alaihie maa 'aniettoem harieesoen 'alaikoem bielmoe'mienieena ra'oefoer rahieem
9:128 Voorzeker, er is een boodschapper tot jullie gekomen vanuit jullie eigen volk. Het is zwaar voor hem als jullie lijden. Hij is bezorgd over jullie en voor de gelovigen is hij aardig en barmhartig.
فَاِنۡ تَوَلَّوۡا فَقُلۡ حَسۡبِیَ اللّٰہُ ۫٭ۖ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ؕ عَلَیۡہِ تَوَکَّلۡتُ وَ ہُوَ رَبُّ الۡعَرۡشِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۹۲۱﴾
Fa ien tawallaw faqoel hasbieyal laahoe laaa ielaaha iellaa Hoewa 'alaihie tawakkkaltoe wa Hoewa Rabboel 'Arshiel 'Azieem
9:129 Maar als ze toch afwenden, zeg dan:" Allah is voor mij voldoende. Er is geen (andere) godheid\deïteit dan Hem. Op Hem stel ik mijn vertrouwen en Hij is de Heer van de enorme troon."