عَمَّ یَتَسَآءَلُوۡنَ ۚ﴿۱﴾
'Amma Yatasaa-aloen
78:1 Waarover ondervragen ze elkaar?
عَنِ النَّبَاِ الۡعَظِیۡمِ ۙ﴿۲﴾
'Anien-nabaa-iel 'azieem
78:2 Over het grote nieuws,
الَّذِیۡ ہُمۡ فِیۡہِ مُخۡتَلِفُوۡنَ ؕ﴿۳﴾
Allazie hoem fieehie moegh taliefoen
78:3 waarover ze (van mening) verschillen?
کَلَّا سَیَعۡلَمُوۡنَ ۙ﴿۴﴾
Kallaa sa y'alamoen
78:4 Zeker niet! Spoedig zullen ze het weten.
ثُمَّ کَلَّا سَیَعۡلَمُوۡنَ ﴿۵﴾
Thoemma kallaa sa y'alamoen
78:5 Nogmaals, zeker niet! Ze zullen het weten.
اَلَمۡ نَجۡعَلِ الۡاَرۡضَ مِہٰدًا ۙ﴿۶﴾
Alam nadj'aliel arda miehaa da
78:6 Hebben Wij de aarde niet als een verblijfplaats (voor de mens) gemaakt?
وَّ الۡجِبَالَ اَوۡتَادًا ﴿۷﴾
Wal djiebaala aw taada
78:7 En de bergen als spelden (, zodat de aarde niet schud, zie 16:15)?
وَّ خَلَقۡنٰکُمۡ اَزۡوَاجًا ۙ﴿۸﴾
Wa ghalaq naakoem azwaadja
78:8 En Wij maakten jullie in paren.
وَّ جَعَلۡنَا نَوۡمَکُمۡ سُبَاتًا ۙ﴿۹﴾
Wadja'alna naw makoem soebata
78:9 En Wij maakten slaap voor jullie om te rusten.
وَّ جَعَلۡنَا الَّیۡلَ لِبَاسًا ﴿۰۱﴾
Wadja'alnal laila liebasa
78:10 Wij maakten de nacht als een bedekking/deken,
وَّ جَعَلۡنَا النَّہَارَ مَعَاشًا ﴿۱۱﴾
Wadja'alnan nahara ma 'aasha
78:11 en de dag om erin te leven.
وَّ بَنَیۡنَا فَوۡقَکُمۡ سَبۡعًا شِدَادًا ﴿۲۱﴾
Wa banaina faw-qakoem sab 'an shie daada
78:12 Wij bouwden boven jullie zeven sterke (hemels).
وَّ جَعَلۡنَا سِرَاجًا وَّہَّاجًا ﴿۳۱﴾
Wadja'alna sieraadjaw wah haadja
78:13 En Wij plaatsten een brandende lamp erin (de zon).
وَّ اَنۡزَلۡنَا مِنَ الۡمُعۡصِرٰتِ مَآءً ثَجَّاجًا ﴿۴۱﴾
Wa anzalna mienal m'oesieraatie maa-an thadj-djaadja
78:14 En Wij zenden water neer vanuit de wolken, dat in overvloed stroomt.
لِّنُخۡرِجَ بِہٖ حَبًّا وَّ نَبَاتًا ﴿۵۱﴾
Lienoegh riedja biehiee habbaw wana baata
78:15 Zodat Wij graan en andere gewassen voortbrengen,
وَّ جَنّٰتٍ اَلۡفَافًا ﴿۶۱﴾
Wa djan naatien alfafa
78:16 en tuinen die zeer dicht begroeid zijn.
اِنَّ یَوۡمَ الۡفَصۡلِ کَانَ مِیۡقَاتًا ﴿۷۱﴾
Inna yaw-mal-faslie kana mieeqaata
78:17 Zonder enige twijfel, de dag des oordeels is op een vastgesteld tijd.
یَّوۡمَ یُنۡفَخُ فِی الصُّوۡرِ فَتَاۡتُوۡنَ اَفۡوَاجًا ﴿۸۱﴾
Yaw-ma yoen faghoe fies-soerie fataa toena afwaadja
78:18 (Het is) de dag waarop er op de trompet geblazen zal worden en jullie zullen in grote massa's (uit de aarde) voortkomen.
وَّ فُتِحَتِ السَّمَآءُ فَکَانَتۡ اَبۡوَابًا ﴿۹۱﴾
Wa foetieha ties samaa-oe fakaanat abwaaba
78:19 De hemelen worden geopend en zal poorten hebben.
وَّ سُیِّرَتِ الۡجِبَالُ فَکَانَتۡ سَرَابًا ﴿۰۲﴾
Wa soeyyie raatiel djiebaaloe fa kaanat saraaba
78:20 De bergen zullen bewogen worden en tot stof worden gemaakt (zodat ze vrij kunnen bewegen).
اِنَّ جَہَنَّمَ کَانَتۡ مِرۡصَادًا ﴿۱۲﴾
Inna djahan nama kaanat miersaada
78:21 Zonder twijfel, de hel is een plek met valstrikken.
لِّلطَّاغِیۡنَ مَاٰبًا ﴿۲۲﴾
Liet taa ghieena ma aaba
78:22 een verblijfplaats voor degenen die de grenzen overschreed.
لّٰبِثِیۡنَ فِیۡہَاۤ اَحۡقَابًا ﴿۳۲﴾
Laa biethieena fieehaa ahqaaba
78:23 Ze zullen daar een lange tijd in blijven.
لَا یَذُوۡقُوۡنَ فِیۡہَا بَرۡدًا وَّ لَا شَرَابًا ﴿۴۲﴾
Laa ya zoeqoena fieeha bar daw walaa sharaaba
78:24 Ze zullen daar geen koelte ondervinden, noch een drank drinken,
اِلَّا حَمِیۡمًا وَّ غَسَّاقًا ﴿۵۲﴾
Illa hamiee maw-wa ghas saaqa
78:25 behalve kokend water en het vocht uit wonden.
جَزَآءً وِّفَاقًا ﴿۶۲﴾
djazaa-aw wie faaqa
78:26 Dit als een gepaste vergleding.
اِنَّہُمۡ کَانُوۡا لَا یَرۡجُوۡنَ حِسَابًا ﴿۷۲﴾
Innahoem kaanoe laa yardjoena hiesaaba
78:27 Zij waren degenen die geen afrekening verwachtten,
وَّ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَا کِذَّابًا ﴿۸۲﴾
Wa kazzaboe bie aayaa tiena kiezzaba
78:28 en Onze 'Ayahs' (tekenen/verzen) verwierpen.
وَ کُلَّ شَیۡءٍ اَحۡصَیۡنٰہُ کِتٰبًا ﴿۹۲﴾
Wa koella shai-ien ahsai naahoe kietaa ba
78:29 Alles (wat gedaan is) hebben Wij opgesomd in een boek.
فَذُوۡقُوۡا فَلَنۡ نَّزِیۡدَکُمۡ اِلَّا عَذَابًا ﴿۰۳﴾
Fa zoeqoe falan-naziee dakoem iell-laa azaaba
78:30 Dus proef (de straf)! Wij zullen jullie nooit in iets laten toenemen, behalve in straf.
اِنَّ لِلۡمُتَّقِیۡنَ مَفَازًا ﴿۱۳﴾
Inna liel moetta qieena mafaaza
78:31 Zonder twijfel, voor de "Moetaqoens" (zie 2:2-5) is er succes,
حَدَآئِقَ وَ اَعۡنَابًا ﴿۲۳﴾
Hadaa-ieqa wa a'anaa ba
78:32 tuinen met druivenplanten,
وَّکَوَاعِبَ اَتۡرَابًا ﴿۳۳﴾
Wa kaawa 'ieba at raaba
78:33 levenspartners gelijk in leeftijd,
وَّ کَاۡسًا دِہَاقًا ﴿۴۳﴾
Wa ka'san die haaqa
78:34 en een rijkelijk gevulde beker.
لَا یَسۡمَعُوۡنَ فِیۡہَا لَغۡوًا وَّ لَا کِذّٰبًا ﴿۵۳﴾
Laa yasma'oena fieha lagh waw walaa kiezzaba
78:35 Ze zullen daar geen nuttelozen gespreken horen, noch onwaarheden/leugens.
جَزَآءً مِّنۡ رَّبِّکَ عَطَآءً حِسَابًا ﴿۶۳﴾
djazaa-am mier-rabbieka ataa-an hiesaaba
78:36 Dit als beloning van jouw Heer. Een geschenk volgens een afrekening (voor goede daden).
رَّبِّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ مَا بَیۡنَہُمَا الرَّحۡمٰنِ لَا یَمۡلِکُوۡنَ مِنۡہُ خِطَابًا ﴿۷۳﴾
Rabbies samaa waatie wal ardie wa maa baina hoemar rahmaanie laa yam liekoena mienhoe ghietaaba
78:37 Heer van de hemelen, de aarde en alles wat er tussen hen is. Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige voor iedereen). Ze hebben geen bevoegdheid om Hem te mogen aanspreken.
یَوۡمَ یَقُوۡمُ الرُّوۡحُ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃُ صَفًّا ؕ٭ۙ لَّا یَتَکَلَّمُوۡنَ اِلَّا مَنۡ اَذِنَ لَہُ الرَّحۡمٰنُ وَ قَالَ صَوَابًا ﴿۸۳﴾
Yaw-ma yaqoe moer roehoe wal malaa-iekatoe saf-fal laa yatakallamoena iell-laa man aziena lahoer rahmaanoe wa qaala sawaaba
78:38 (Op die) dag zullen de "Ruh" (Djibriel/Gabriƫl, zie 26:193) en de engelen in rijen zijn opgesteld. Ze zullen niet spreken behalve degene waarvan "Ar-Rahmaan" (de meest Barmhartige) het toe staat. En degene zal (alleen) het juiste\gepaste zeggen.
ذٰلِکَ الۡیَوۡمُ الۡحَقُّ ۚ فَمَنۡ شَآءَ اتَّخَذَ اِلٰی رَبِّہٖ مَاٰبًا ﴿۹۳﴾
Zaaliekal yaw-moel haqqoe faman shaa-at ta ghaaza iell-laa rabbiehie ma-aaba
78:39 Dat is de dag van de waarheid. Dus wie het wil, laat hem naar zijn Heer toekeren.
اِنَّاۤ اَنۡذَرۡنٰکُمۡ عَذَابًا قَرِیۡبًا ۬ۚۖ یَّوۡمَ یَنۡظُرُ الۡمَرۡءُ مَا قَدَّمَتۡ یَدٰہُ وَ یَقُوۡلُ الۡکٰفِرُ یٰلَیۡتَنِیۡ کُنۡتُ تُرٰبًا ﴿۰۴﴾
In naa anzar naakoem azaaban qarieebaiy-yaw-ma yan zoeroel marr-oe maa qaddamat yadaahoe wa ya qoeloel-kaafieroe yaa lai taniee koentoe toeraaba
78:40 Zonder twijfel, Wij hebben jullie gewaarschuwd voor een nabije straf. Het is de dag waarop ieder mens zal zien wat zijn daden heeft voortgebracht. De ongelovigen zullen (dan) zeggen: "Was ik maar stof geweest!"