نٓ وَ الۡقَلَمِ وَ مَا یَسۡطُرُوۡنَ ۙ﴿۱﴾
Noen; walqalamie wa maa yastoeroen
68:1 Noen. Bij de pen, en bij datgeen wat ze schrijven,
مَاۤ اَنۡتَ بِنِعۡمَۃِ رَبِّکَ بِمَجۡنُوۡنٍ ۚ﴿۲﴾
Maa anta bienie'matie Rabbieka biemadjnoen
68:2 jij bent door de gunst van jouw Heer niet bezeten/gek.
وَ اِنَّ لَکَ لَاَجۡرًا غَیۡرَ مَمۡنُوۡنٍ ۚ﴿۳﴾
Wa ienna laka la adjran ghaira mamnoen
68:3 Zonder twijfel voor jou (Mohammed v.z.m.h.) is er een oneindige beloning.
وَ اِنَّکَ لَعَلٰی خُلُقٍ عَظِیۡمٍ ﴿۴﴾
Wa iennaka la'alaa ghoeloeqien 'azieem
68:4 En jij hebt een zeer goed morele karakter.
فَسَتُبۡصِرُ وَ یُبۡصِرُوۡنَ ۙ﴿۵﴾
Fasatoebsieroe wa yoebsieroen
68:5 Dus je zult zien en zij zullen zien,
بِاَىیِّکُمُ الۡمَفۡتُوۡنُ ﴿۶﴾
Bie ayyiekoemoel maftoen
68:6 wie van jullie degene is die wordt beproeft.
اِنَّ رَبَّکَ ہُوَ اَعۡلَمُ بِمَنۡ ضَلَّ عَنۡ سَبِیۡلِہٖ ۪ وَ ہُوَ اَعۡلَمُ بِالۡمُہۡتَدِیۡنَ ﴿۷﴾
Innaa Rabbaka Hoewa a'lamoe bieman dalla 'an sabieeliehiee wa Hoewa a'lamoe bielmoehtadieen
68:7 Zonder twijfel, jouw Heer weet wie van Zijn pad is afgedwaald en Hij weet wie worden geleidt.
فَلَا تُطِعِ الۡمُکَذِّبِیۡنَ ﴿۸﴾
Falaa toetie'iel moekazziebieen
68:8 Dus gehoorzaam de verwerpers (van de waarheid) niet.
وَدُّوۡا لَوۡ تُدۡہِنُ فَیُدۡہِنُوۡنَ ﴿۹﴾
Waddoe law toedhienoe fa-yoedhienoen
68:9 Ze willen (namelijk) dat je het standpunt (van Monotheisme) matigt, zodat ze hun standpunten zullen matigen.
وَ لَا تُطِعۡ کُلَّ حَلَّافٍ مَّہِیۡنٍ ﴿۰۱﴾
Wa laa toetie' koella hallaa fiem mahieen
68:10 En gehoorzaam niemand die uit gewoonte zweert, dat geen waarde heeft,
ہَمَّازٍ مَّشَّآءٍۭ بِنَمِیۡمٍ ﴿۱۱﴾
Hammaaziem mash shaaa'iem bienamieem
68:11 die slecht spreekt, die kwaadaardige roddels verspreidt,
مَّنَّاعٍ لِّلۡخَیۡرِ مُعۡتَدٍ اَثِیۡمٍ ﴿۲۱﴾
Mannaa'iel lielghairie moe'tadien asieem
68:12 die goede daden belemmert\tegenhoudt, overtreder, zondaar,
عُتُلٍّۭ بَعۡدَ ذٰلِکَ زَنِیۡمٍ ﴿۳۱﴾
'Oetoelliem ba'da zaalieka zanieem
68:13 wreed\gemeen, en daarbij volkomen nutteloos is.
اَنۡ کَانَ ذَا مَالٍ وَّ بَنِیۡنَ ﴿۴۱﴾
An kaana zaa maalienw-wa banieen
68:14 (Hij gedraagt zich zo, alleen) Omdat hij rijkdom en kinderen bezit.
اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِ اٰیٰتُنَا قَالَ اَسَاطِیۡرُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۵۱﴾
Izaa toetlaa 'alaihie aayaatoenaa qaala asaatieeroel awwalieen
68:15 Wanneer Onze verzen aan hem worden opgelezen, dan zegt hij: "(Het zijn) Verhaaltjes van de oude generaties."
سَنَسِمُہٗ عَلَی الۡخُرۡطُوۡمِ ﴿۶۱﴾
Sanasiemoehoe 'alal ghoertoem
68:16 Wij zullen hem op de neus\snuit brandmerken.
اِنَّا بَلَوۡنٰہُمۡ کَمَا بَلَوۡنَاۤ اَصۡحٰبَ الۡجَنَّۃِ ۚ اِذۡ اَقۡسَمُوۡا لَیَصۡرِمُنَّہَا مُصۡبِحِیۡنَ ﴿۷۱﴾
Innaa balawnaahoem kamaa balawnaaa As-haabal djannatie iez 'aqsamoe la-yasrie moennahaa moesbiehieen
68:17 Wij hebben hen (de bewoners van Mekka) beproefd zoals Wij bezitters van de tuin beproefde. Ze zweerden om de fruit ervan in de ochtend te plukken, (Notitie: zie 34:15, 18:32-42)
وَ لَا یَسۡتَثۡنُوۡنَ ﴿۸۱﴾
Wa laa yastasnoen
68:18 zonder daarbij te zeggen: ("indien Allah het wil (Ins Sha Allah)").
فَطَافَ عَلَیۡہَا طَآئِفٌ مِّنۡ رَّبِّکَ وَ ہُمۡ نَآئِمُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Fataafa 'alaihaa taaa'ie foem mier rabbieka wa hoem naaa'iemoen
68:19 Terwijl ze sliepen kwam er iets (tornado) van jouw Heer wat er in rond ging.
فَاَصۡبَحَتۡ کَالصَّرِیۡمِ ﴿۰۲﴾
Fa asbahat kassarieem
68:20 Dus werd het (de tuin) net als een geoogst veld.
فَتَنَادَوۡا مُصۡبِحِیۡنَ ﴿۱۲﴾
Fatanaadaw moesbiehieen
68:21 Ze riepen elkaar in de ochtend,
اَنِ اغۡدُوۡا عَلٰی حَرۡثِکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰرِمِیۡنَ ﴿۲۲﴾
Anieghdoe 'alaa harsiekoem ien koentoem saariemieen
68:22 "Ga vroeg naar jullie gewassen, indien jullie het fruit willen plukken."
فَانۡطَلَقُوۡا وَ ہُمۡ یَتَخَافَتُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Fantalaqoe wa hoem yataghaafatoen
68:23 Dus gingen ze er fluisterend er naar toe,
اَنۡ لَّا یَدۡخُلَنَّہَا الۡیَوۡمَ عَلَیۡکُمۡ مِّسۡکِیۡنٌ ﴿۴۲﴾
Al laa yadghoelannahal yawma 'alaikoem mieskieen
68:24 (Zeggend:) "Laat vandaag geen enkel arm persoon bij jullie komen."
وَّ غَدَوۡا عَلٰی حَرۡدٍ قٰدِرِیۡنَ ﴿۵۲﴾
Wa ghadaw 'alaa hardien qaadierieen
68:25 Ze gingen vroeg op pad met vastberadenheid dat ze alles konden doen wat ze wilden.
فَلَمَّا رَاَوۡہَا قَالُوۡۤا اِنَّا لَضَآلُّوۡنَ ﴿۶۲﴾
Falammaa ra awhaa qaaloeo iennaa ladaaalloen
68:26 Echter, toen ze het (de tuin) zagen, zeiden ze: "We zijn verdwaald."
بَلۡ نَحۡنُ مَحۡرُوۡمُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Bal nahnoe mahroemoen
68:27 "Nee, We zijn beroofd!"
قَالَ اَوۡسَطُہُمۡ اَلَمۡ اَقُلۡ لَّکُمۡ لَوۡ لَا تُسَبِّحُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Qaala awsatoehoem alam aqoel lakoem law laa toesabbiehoen
68:28 De bescheiden\gematigde onder hen zei: "Zei ik het jullie niet om de ultieme perfectie (van Allah) te verklaren?"
قَالُوۡا سُبۡحٰنَ رَبِّنَاۤ اِنَّا کُنَّا ظٰلِمِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Qaaloe soebhaana rabbienaaa iennaa koennaa zaaliemieen
68:29 Ze zeiden: "Subhaan (de ultieme perfectie) is onze Heer! Wij waren misdadigers."
فَاَقۡبَلَ بَعۡضُہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ یَّتَلَاوَمُوۡنَ ﴿۰۳﴾
Fa aqbala ba'doehoem 'alaa ba'diey yatalaawamoen
68:30 Vervolgens, beschuldigden ze elkaar.
قَالُوۡا یٰوَیۡلَنَاۤ اِنَّا کُنَّا طٰغِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Qaaloe yaa wailanaaa iennaa koennaa taaghieen
68:31 (Uiteindelijk,) zeiden ze: "Wee ons! Zonder twijfel, we waren rebels."
عَسٰی رَبُّنَاۤ اَنۡ یُّبۡدِلَنَا خَیۡرًا مِّنۡہَاۤ اِنَّاۤ اِلٰی رَبِّنَا رٰغِبُوۡنَ ﴿۲۳﴾
'Asaa rabboenaaa ay yoebdielanaa ghairam mienhaaa iennaaa ielaa rabbienaa raaghieboen
68:32 "Misschien zal onze Heer iets beters dan dat geven. Wij keren wanhopig naar Onze Heer."
کَذٰلِکَ الۡعَذَابُ ؕ وَ لَعَذَابُ الۡاٰخِرَۃِ اَکۡبَرُ ۘ لَوۡ کَانُوۡا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Kazaaliekal azaab, wa la'azaaboel aaghieratie akbar; law kaanoe ya'lamoen
68:33 Zo is de straf (tijdens het wereldse leven). Echter, de straf in het hiernamaals is groot, wisten ze het maar.
اِنَّ لِلۡمُتَّقِیۡنَ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ جَنّٰتِ النَّعِیۡمِ ﴿۴۳﴾
Inna lielmoettaqieena 'ienda rabbiehiem djannaatien na'ieem
68:34 Zonder twijfel, voor de "Moetaqoens" (zie 2:2-5) zijn er tuinen van gelukzaligheid bij hun Heer.
اَفَنَجۡعَلُ الۡمُسۡلِمِیۡنَ کَالۡمُجۡرِمِیۡنَ ﴿۵۳﴾
Afanadj'aloel moesliemieena kalmoedjriemieen
68:35 Moeten Wij dan de moslims (degenen die zich onderworpen hebben aan Allah) als misdadigers behandelen?
مَا لَکُمۡ ٝ کَیۡفَ تَحۡکُمُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Maa lakoem kaifa tahkoemoen
68:36 Wat is er met jullie? Hoe oordelen jullie?
اَمۡ لَکُمۡ کِتٰبٌ فِیۡہِ تَدۡرُسُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Am lakoem kietaaboen fieehie tadroesoen
68:37 Hebben jullie een boek waarvan jullie uit leren?
اِنَّ لَکُمۡ فِیۡہِ لَمَا تَخَیَّرُوۡنَ ﴿۸۳﴾
Inna lakoem fieehie lamaa taghaiyaroen
68:38 (Staat er in) Dat jullie alles zullen krijgen wat jullie willen?
اَمۡ لَکُمۡ اَیۡمَانٌ عَلَیۡنَا بَالِغَۃٌ اِلٰی یَوۡمِ الۡقِیٰمَۃِ ۙ اِنَّ لَکُمۡ لَمَا تَحۡکُمُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Am lakoem aymaanoen 'alainaa baalieghatoen ielaa yawmiel qieyaamatie ienna lakoem lamaa tahkoemoen
68:39 Of hebben jullie beloftes van Ons gekregen, dat jullie je zin krijgen tot aan de dag des oordeels?
سَلۡہُمۡ اَیُّہُمۡ بِذٰلِکَ زَعِیۡمٌ ﴿۰۴﴾
Salhoem ayyoehoem biezaa lieka za'ieem
68:40 Vraag hen, welke van hen verantwoordelijk is voor (het verkrijgen van) datgeen (de beloftes van Allah).
اَمۡ لَہُمۡ شُرَکَآءُ ۚۛ فَلۡیَاۡتُوۡا بِشُرَکَآئِہِمۡ اِنۡ کَانُوۡا صٰدِقِیۡنَ ﴿۱۴﴾
Am lahoem shoerakaaa'oe fal ya'toe bieshoerakaaa 'iehiem ien kaanoe saadieqieen
68:41 Of hebben ze (de beloftes via) deelgenoten (naast Allah verkregen)? Laten ze dan hun deelgenoten brengen als ze de waarheid spreken.
یَوۡمَ یُکۡشَفُ عَنۡ سَاقٍ وَّ یُدۡعَوۡنَ اِلَی السُّجُوۡدِ فَلَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Yawma yoekshafoe 'an saaqiew wa yoed'awna ielas soedjoedie falaa yastatiee'oen
68:42 De dag waarop hun benen niet bedekt zijn (door kleding), zullen ze worden opgeroepen te prostreren. Echter ze zullen niet in staat zijn om het te doen.
خَاشِعَۃً اَبۡصَارُہُمۡ تَرۡہَقُہُمۡ ذِلَّۃٌ ؕ وَ قَدۡ کَانُوۡا یُدۡعَوۡنَ اِلَی السُّجُوۡدِ وَ ہُمۡ سٰلِمُوۡنَ ﴿۳۴﴾
ghaashie'atan absaaroehoem tarhaqoehoem ziellatoew wa qad kaanoe yoed'awna ielassoedjoedie wa hoem saaliemoen
68:43 Hun gezichtsuitdrukking zal nederig\spijtig zijn, terwijl schande hen zal bedekken (omdat ze het niet kunnen). Zonder twijfel, ze werden opgeroepen tot het prostreren toen het vredig was (en konden prostreren, maar niet deden).
فَذَرۡنِیۡ وَ مَنۡ یُّکَذِّبُ بِہٰذَا الۡحَدِیۡثِ ؕ سَنَسۡتَدۡرِجُہُمۡ مِّنۡ حَیۡثُ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۴۴﴾
Fazarniee wa may yoekazzieboe biehaazal hadieesie sanastad riedjoehoem mien haisoe laa ya'lamoen
68:44 Dus laat Mij alleen zijn met iedereen die deze mededeling verwerpt. Wij zullen hen langzaam (beetje bij beetje) brengen (tot verlies) vanwaar ze het niet zien.
وَ اُمۡلِیۡ لَہُمۡ ؕ اِنَّ کَیۡدِیۡ مَتِیۡنٌ ﴿۵۴﴾
Wa oemliee lahoem; ienna kaidiee matieen
68:45 Wij geven hen uitstel. Voorzeker, Mijn plan is hecht\sterk.
اَمۡ تَسۡـَٔلُہُمۡ اَجۡرًا فَہُمۡ مِّنۡ مَّغۡرَمٍ مُّثۡقَلُوۡنَ ﴿۶۴﴾
Am tas'aloehoem adjran fahoem mien maghramien moesqaloen
68:46 Of vraag jij (Mohammed v.z.m.h.) hen een vergoeding, zodat ze belast worden met schuld? (Notitie: zie ook 52:40 en 23:72)
اَمۡ عِنۡدَہُمُ الۡغَیۡبُ فَہُمۡ یَکۡتُبُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Am 'iendahoemoel ghaiboe fahoem yaktoeboen
68:47 Of (denken ze dat) ze toegang hebben tot de "Ghayb" (het ongeziene), zodat ze het opschrijven? (Notitie: zie ook 52:41)
فَاصۡبِرۡ لِحُکۡمِ رَبِّکَ وَ لَا تَکُنۡ کَصَاحِبِ الۡحُوۡتِ ۘ اِذۡ نَادٰی وَ ہُوَ مَکۡظُوۡمٌ ﴿۸۴﴾
Fasbier liehoekmie rabbieka wa laa takoen kasaahiebiel hoet; iez naadaa wa hoewa makzoem
68:48 Wees dus geduldig met de beslissing van jouw Heer en wees niet zoals de bewoner in de vis (Joenoes), toen hij in verdriet\wanhoop (zijn Heer) aanriep. (Notitie: Allah geeft aan profeet Mohammed (v.z.m.h.) een referentie naar profeet Joenoes v.z.m.h., van wees niet bang\wanhopig en vlucht niet en laat de individuele rebel aan Allah over. Het volk van Joenoes heeft de boodschap geaccepteerd, zie 10:98.)
لَوۡ لَاۤ اَنۡ تَدٰرَکَہٗ نِعۡمَۃٌ مِّنۡ رَّبِّہٖ لَنُبِذَ بِالۡعَرَآءِ وَ ہُوَ مَذۡمُوۡمٌ ﴿۹۴﴾
Law laaa an tadaara kahoe nie'matoem mier rabbiehiee lanoebieza biel'araaa'ie wa hoewa mazmoem
68:49 Indien zijn Heer hem niet had begunstigd, (dan zou hij in zijn buik zijn verbleven tot aan de dag wanneer ze worden opgewekt, zie 37:144, maar Wij hebben hem begunstigd) zodat hij uitgeworpen werd op een kale oever, terwijl schuld op hem ruste (van het niet gehoorzamen van Allah's opdracht).
فَاجۡتَبٰہُ رَبُّہٗ فَجَعَلَہٗ مِنَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۰۵﴾
Fadjtabaahoe rabboehoe fadja'alahoe mienas saaliehieen
68:50 Maar zijn Heer koos hem (als Zijn boodschapper, zie 3:179), en maakte hem tot de "Saliehien" (vromen, de mensen\djiens met de hoogste rang in het paradijs).
وَ اِنۡ یَّکَادُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَیُزۡلِقُوۡنَکَ بِاَبۡصَارِہِمۡ لَمَّا سَمِعُوا الذِّکۡرَ وَ یَقُوۡلُوۡنَ اِنَّہٗ لَمَجۡنُوۡنٌ ﴿۱۵﴾
Wa ieny-yakaadoel lazieena kafaroe la-yoezlieqoenaka bieabsaariehiem lammaa samie'oez-Ziekra wa yaqoeloena iennahoe lamadjnoen
68:51 En voorzeker, de ongelovigen, wanneer ze de "Dziekr" (het gedenken van Allah/de verkondiging) horen, dan laten ze jou met hun blikken bijna uitglijden (een fout maken) en zeggen: "Hij is bezeten/gek."
وَ مَا ہُوَ اِلَّا ذِکۡرٌ لِّلۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۲۵﴾
Wa maa hoewa iellaa ziekroel liel'aalamieen
68:52 Het is niets anders dan een "Dziekroen" (herinnering voor het gedenken van Allah) voor de werelden (van mensen en djiens).