سَبَّحَ لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۱﴾
Sabbaha liellaahie maa fiesamaawaatie wa maa fiel ardie wa hoewal 'Azieezoel Hakieem
61:1 Alles wat er in de hemelen en wat er op de aarde is verklaart de ultieme perfectie van Allah. Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze). (Notitie: zie ook 57:1, 59:1, 61:1, 62:1 en 17:44.)
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لِمَ تَقُوۡلُوۡنَ مَا لَا تَفۡعَلُوۡنَ ﴿۲﴾
Yaa ayyoehal lazieena aamanoe liema taqoeloena maa laa taf'aloen
61:2 O gelovigen. Waarom zeggen jullie datgeen, terwijl jullie het niet doen?
کَبُرَ مَقۡتًا عِنۡدَ اللّٰہِ اَنۡ تَقُوۡلُوۡا مَا لَا تَفۡعَلُوۡنَ ﴿۳﴾
Kaboera maqtan 'iendal laahie an taqoeloe maa laa taf'aloen
61:3 Zeer groot is de haat van Allah over datgeen wat jullie zeggen en niet doen.
اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ الَّذِیۡنَ یُقَاتِلُوۡنَ فِیۡ سَبِیۡلِہٖ صَفًّا کَاَنَّہُمۡ بُنۡیَانٌ مَّرۡصُوۡصٌ ﴿۴﴾
Innal laaha yoehiebboel lazieena yoeqaatieloena fiee sabieeliehiee saffan ka annahoem boenyaanoem marsoes
61:4 Allah houdt van degenen die in een (hechte) rij zijn opgesteld, net alsof ze een stevige bouwwerk zijn, vechtend voor Zijn weg.
وَ اِذۡ قَالَ مُوۡسٰی لِقَوۡمِہٖ یٰقَوۡمِ لِمَ تُؤۡذُوۡنَنِیۡ وَ قَدۡ تَّعۡلَمُوۡنَ اَنِّیۡ رَسُوۡلُ اللّٰہِ اِلَیۡکُمۡ ؕ فَلَمَّا زَاغُوۡۤا اَزَاغَ اللّٰہُ قُلُوۡبَہُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿۵﴾
Wa iez qaala Moesa lieqawmiehiee yaa qawmie liema toe'zoenaniee wa qat ta'lamoena anniee Rasoeloel laahie ielaikoem falammaa zaaghoeo azaaghal laahoe qoeloebahoem; wallaahoe laa yahdiel qawmal faasieqieen
61:5 En (gedenk) toen Moesa (Mozes) tot zijn volk zei: "Mijn volk! Waarom veroorzaken jullie mij pijn, terwijl jullie zonder twijfel weten dat ik de boodschapper ben van Allah?" Toen zij kozen om af te wijken (van het rechte pad), deed Allah hun harten afwijken (van goedheid\rechtvaardigheid). Allah leidt de provocerende ongehoorzame volk niet.
وَ اِذۡ قَالَ عِیۡسَی ابۡنُ مَرۡیَمَ یٰبَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اِنِّیۡ رَسُوۡلُ اللّٰہِ اِلَیۡکُمۡ مُّصَدِّقًا لِّمَا بَیۡنَ یَدَیَّ مِنَ التَّوۡرٰىۃِ وَ مُبَشِّرًۢا بِرَسُوۡلٍ یَّاۡتِیۡ مِنۡۢ بَعۡدِی اسۡمُہٗۤ اَحۡمَدُ ؕ فَلَمَّا جَآءَہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ قَالُوۡا ہٰذَا سِحۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۶﴾
Wa iez qaala 'Eesab-noe-Maryama yaa Baniee Israaa'ieela ienniee Rasoeloel laahie ielaikoem moesaddieqal liemaa baina yadayya mienat Tawraatie wa moebashshieram bie Rasoeliey yaatiee miem ba'dies moehoeo Ahmad; falammaa djaaa'ahoem biel baiyienaatie qaaloe haazaa siehroem moebieen
61:6 En (gedenk) toen Isa (Jezus), de zoon van Maria, zei: "Kinderen van Israël. Zonder twijfel, ik ben de boodschapper van Allah die de Thora voor jullie bevestigt en het goede nieuws brengt van een boodschapper die na mij zal komen. Zijn naam zal Ahmad zijn." Echter, toen hij (Isa) met duidelijke bewijzen kwam (die zijn profeetschap bewees), zeiden ze: "Dit is duidelijk magie."
وَ مَنۡ اَظۡلَمُ مِمَّنِ افۡتَرٰی عَلَی اللّٰہِ الۡکَذِبَ وَ ہُوَ یُدۡعٰۤی اِلَی الۡاِسۡلَامِ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۷﴾
Wa man azlamoe miemma nief taraa 'alal laahiel kazieba wa hoewa yad'aaa ielal Islaam; wallaahoe laa yahdiel qawmaz zaaliemieen
61:7 Is er iemand meer onrechtvaardig dan degene die over Allah leugens verzint terwijl hij tot de Islam wordt uitgenodigd? Allah leidt het misdadig volk niet.
یُرِیۡدُوۡنَ لِیُطۡفِـُٔوۡا نُوۡرَ اللّٰہِ بِاَفۡوَاہِہِمۡ وَ اللّٰہُ مُتِمُّ نُوۡرِہٖ وَ لَوۡ کَرِہَ الۡکٰفِرُوۡنَ ﴿۸﴾
Yoerieedoena lieyoetfie'oe noeral laahie bie afwaahiehiem wallaahoe moetiemmoe noeriehiee wa law kariehal kaafieroen
61:8 Zij willen het licht van Allah doven met hun monden, maar Allah zal Zijn licht perfectioneren, ondanks dat de ongelovigen er een hekel aan hebben. (Notitie: Het licht hier refereert naar het woord van Allah, dat "Taqwa" (godsvreesheid) in de harten van de mens creëert en dus het gedrag van de mensen verandert. Het brengt hen van het duisternis naar het licht, Zie 24:35)
ہُوَ الَّذِیۡۤ اَرۡسَلَ رَسُوۡلَہٗ بِالۡہُدٰی وَ دِیۡنِ الۡحَقِّ لِیُظۡہِرَہٗ عَلَی الدِّیۡنِ کُلِّہٖ وَ لَوۡ کَرِہَ الۡمُشۡرِکُوۡنَ ٪﴿۹﴾
Hoewal laziee arsala Rasoelahoe bielhoedaa wa dieeniel haqqie lieyoezhierahoe 'alad dieenie koelliehiee wa law kariehal moeshriekoen
61:9 Hij (Allah) is Degene Die Zijn boodschapper stuurt met leiding en de "Dien" (geloof/levenswijze) gebaseerd op de waarheid om de overhand te krijgen boven alle andere geloven/levenswijze. Ondanks dat de polytheïsten er een hekel aan hebben.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا ہَلۡ اَدُلُّکُمۡ عَلٰی تِجَارَۃٍ تُنۡجِیۡکُمۡ مِّنۡ عَذَابٍ اَلِیۡمٍ ﴿۰۱﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamanoe hal adoelloekoem 'alaa tiedjaaratien toendjieekoem mien 'azaabien alieem
61:10 O gelovigen, zal ik jullie leiden naar een handel die jullie zal beschermen van een pijnlijke straf?
تُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ وَ تُجَاہِدُوۡنَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ بِاَمۡوَالِکُمۡ وَ اَنۡفُسِکُمۡ ؕ ذٰلِکُمۡ خَیۡرٌ لَّکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Toe'mienoena biellaahie wa Rasoeliehiee wa toedjaahiedoena fiee sabieeliel laahie bie amwaaliekoem wa anfoesiekoem; zaaliekoem ghairoel lakoem ien koentoem ta'lamoen
61:11 Geloof in Allah en in Zijn boodschapper, strijdt op de weg van Allah met jullie rijkdommen en met jullie leven. Dat is beter voor jullie, als jullie het maar wisten.
یَغۡفِرۡ لَکُمۡ ذُنُوۡبَکُمۡ وَ یُدۡخِلۡکُمۡ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ وَ مَسٰکِنَ طَیِّبَۃً فِیۡ جَنّٰتِ عَدۡنٍ ؕ ذٰلِکَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۲۱﴾
Yaghfier lakoem zoenoebakoem wa yoedghielkoem djannaatien tadjriee mien tahtiehal anhaaroe wa masaakiena taiyiebatan fiee djannaatie 'Adn; zaaliekal fawzoel 'Azieem
61:12 Hij zal jullie zonden vergeven en jullie toelaten tot tuinen waaronder rivieren stromen. En tot woningen van plezier in de tuin van Adn (Eden). Dat is een geweldige succes!
وَ اُخۡرٰی تُحِبُّوۡنَہَا ؕ نَصۡرٌ مِّنَ اللّٰہِ وَ فَتۡحٌ قَرِیۡبٌ ؕ وَ بَشِّرِ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Wa oeghraa toehiebboenahaa nasroem mienal laahie wa fat hoen qarieeb; wa bashshieriel moe 'mienieen
61:13 En nog meer geven waarvan jullie houden, hulp van Allah en een overwinning die dichtbij is. Geef het goede nieuws aan de gelovigen.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا کُوۡنُوۡۤا اَنۡصَارَ اللّٰہِ کَمَا قَالَ عِیۡسَی ابۡنُ مَرۡیَمَ لِلۡحَوَارِیّٖنَ مَنۡ اَنۡصَارِیۡۤ اِلَی اللّٰہِ ؕ قَالَ الۡحَوَارِیُّوۡنَ نَحۡنُ اَنۡصَارُ اللّٰہِ فَاٰمَنَتۡ طَّآئِفَۃٌ مِّنۡۢ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ وَ کَفَرَتۡ طَّآئِفَۃٌ ۚ فَاَیَّدۡنَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا عَلٰی عَدُوِّہِمۡ فَاَصۡبَحُوۡا ظٰہِرِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamanoe koenoeo ansaaral laahie kamaa qaala 'Eesab-noe-Maryama liel Hawaarieyyieena man ansaarieee ielal laah; qaalal Hawaarieyyoena nahnoe ansaa roel laahie fa aamanat taaa'iefatoem miem Baniee Israaa'ieela wa kafarat taaa'iefatoen fa ayyadnal lazieena aamanoe 'alaa 'adoewwiehiem fa asbahoe zaahierieen
61:14 O gelovigen. Wees de helpers van Allah net zoals de volgelingen\discipelen toen Isa, de zoon van Maria, tegen hen zei: "Wie zijn mijn helpers voor (de weg van) Allah?" De volgelingen\discipelen zeiden: "Wij zijn de helpers van Allah." Toen geloofde een gedeelte van de kinderen Israëls, terwijl een ander deel niet geloofde maar Wij hielpen de gelovigen tegen hun vijand en zij werden de overwinnaars.