یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَا تَتَّخِذُوۡا عَدُوِّیۡ وَ عَدُوَّکُمۡ اَوۡلِیَآءَ تُلۡقُوۡنَ اِلَیۡہِمۡ بِالۡمَوَدَّۃِ وَ قَدۡ کَفَرُوۡا بِمَا جَآءَکُمۡ مِّنَ الۡحَقِّ ۚ یُخۡرِجُوۡنَ الرَّسُوۡلَ وَ اِیَّاکُمۡ اَنۡ تُؤۡمِنُوۡا بِاللّٰہِ رَبِّکُمۡ ؕ اِنۡ کُنۡتُمۡ خَرَجۡتُمۡ جِہَادًا فِیۡ سَبِیۡلِیۡ وَ ابۡتِغَآءَ مَرۡضَاتِیۡ ٭ۖ تُسِرُّوۡنَ اِلَیۡہِمۡ بِالۡمَوَدَّۃِ ٭ۖ وَ اَنَا اَعۡلَمُ بِمَاۤ اَخۡفَیۡتُمۡ وَ مَاۤ اَعۡلَنۡتُمۡ ؕ وَ مَنۡ یَّفۡعَلۡہُ مِنۡکُمۡ فَقَدۡ ضَلَّ سَوَآءَ السَّبِیۡلِ ﴿۱﴾
Yaa ayyoehal lazieena aamanoe laa tattaghiezoe 'adoewwiee wa 'adoewaakoem awlieyaaa'a toelqoena ielaihiem bielmawaddatie wa qad kafaroe biema djaaa'akoem mienal haqq, yoeghriedjoenar Rasoela wa ieyyaakoem an toe'mienoe biellaahie rabbiekoem ien koentoem gharadjtoem djiehaadan fiee sabieeliee wabtieghaaa'a mardaatiee; toesierroena ielaihiem bielma waddatie wa ana a'alamoe biemaaa aghfaitoem wa maaa a'lantoem; wa may yaf'alhoe mien-koem faqad dalla sawaaa'as sabieel
60:1 O gelovigen! Neem Mijn en jullie vijanden niet als "Awliya" (beschermers, bondgenoten, helpers, geallieerde, boezemvrienden, etc). Jullie hebben affectie voor hen, terwijl ze niet geloven in de waarheid die tot jullie is gekomen. En ze hebben de boodschapper en (ook) jullie verjaagd, dit alleen omdat jullie in Allah geloven, jullie Heer. Indien jullie uitgetrokken zijn om te strijden op Mijn weg en om Mijn tevredenheid te zoeken (neem ze dan niet als Awliyah). Jullie verschaffen hen genegenheid en Ik ben al-Wetend over datgeen wat jullie verbergen en wat jullie uiten. En wie van jullie het toch doet, weet dan dat hij afgedwaald is van het rechte pad.
اِنۡ یَّثۡقَفُوۡکُمۡ یَکُوۡنُوۡا لَکُمۡ اَعۡدَآءً وَّ یَبۡسُطُوۡۤا اِلَیۡکُمۡ اَیۡدِیَہُمۡ وَ اَلۡسِنَتَہُمۡ بِالسُّوۡٓءِ وَ وَدُّوۡا لَوۡ تَکۡفُرُوۡنَ ؕ﴿۲﴾
Iy yasqafoekoem yakoenoe lakoem a'daaa'aw wa yabsoetoeo ielaikoem aydieyahoem wa alsienatahoem biessoeo'ie wa waddoe law takfoeroen
60:2 Als ze de overhand\macht over jullie krijgen, dan zullen ze tegen jullie vijandig zijn. Hun handen en woorden zullen jullie kwaad aandoen. Zij verlangen dat jullie niet geloven.
لَنۡ تَنۡفَعَکُمۡ اَرۡحَامُکُمۡ وَ لَاۤ اَوۡلَادُکُمۡ ۚۛ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ ۚۛ یَفۡصِلُ بَیۡنَکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۳﴾
Lan tanfa'akoem arhaamoekoem wa laaa awlaadoekoem; yawmal qieyaamatie yafsieloe bainakoem; wallaahoe biemaa ta'maloena basieer
60:3 Nooit zullen jullie familieleden, noch jullie kinderen voordeel (kunnen) bieden op de dag des oordeels. Hij (alleen) zal oordelen tussen jullie. Allah is Al-Basier (Al-ziende) over datgeen wat jullie doen. (Notitie: familieleden en kinderen kunnen alleen voordeel bieden gedurende het wereldse leven, dit door middel van Sadaqa Jariya of dua. Zie ook 4:11.)
قَدۡ کَانَتۡ لَکُمۡ اُسۡوَۃٌ حَسَنَۃٌ فِیۡۤ اِبۡرٰہِیۡمَ وَ الَّذِیۡنَ مَعَہٗ ۚ اِذۡ قَالُوۡا لِقَوۡمِہِمۡ اِنَّا بُرَءٰٓؤُا مِنۡکُمۡ وَ مِمَّا تَعۡبُدُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ۫ کَفَرۡنَا بِکُمۡ وَ بَدَا بَیۡنَنَا وَ بَیۡنَکُمُ الۡعَدَاوَۃُ وَ الۡبَغۡضَآءُ اَبَدًا حَتّٰی تُؤۡمِنُوۡا بِاللّٰہِ وَحۡدَہٗۤ اِلَّا قَوۡلَ اِبۡرٰہِیۡمَ لِاَبِیۡہِ لَاَسۡتَغۡفِرَنَّ لَکَ وَ مَاۤ اَمۡلِکُ لَکَ مِنَ اللّٰہِ مِنۡ شَیۡءٍ ؕ رَبَّنَا عَلَیۡکَ تَوَکَّلۡنَا وَ اِلَیۡکَ اَنَبۡنَا وَ اِلَیۡکَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۴﴾
Qad kaanat lakoem oeswatoen hasanatoen fieee Ibraahieema wallazieena ma'ahoe iez qaaloe lieqawmiehiem iennaa boera 'aaa'oe mien-koem wa miemmaa ta'boedoena mien doeniel laahie kafarnaa biekoem wa badaa bainanaa wa bainakoemoel 'adaawatoe wal baghdaaa'oe abadan hattaa toe'mienoe biellaahie wahdahoeo iellaa qawla Ibrahieema lie abieehie la astaghfieranna laka wa maaa amliekoe laka mienal laahie mien shai; rabbanaa 'alaika tawakkalnaa wa ielaika anabnaa wa ielaikal masieer
60:4 Waarlijk, voor jullie is er een goed voorbeeld in (het gedrag van) Ibrahiem en degenen die met hem waren (Loeth). Ze zeiden tot hun volk: "Wij nemen afstand van jullie en van datgeen wat jullie naast Allah aanbidden. Wij verwerpen jullie en er is voor altijd vijandschap en haat tussen jullie en ons, totdat jullie alleen in Allah geloven." Behalve, in hetgeen wat Ibrahiem tegen zijn oom zei: "Ik vraag vergiffenis voor je, maar (weet dat) ik voor jou geen enkel macht heb tegen Allah. Onze Heer, in U stellen wij onze vertrouwen en tot U richten wij ons en tot U is onze eindbestemming."
رَبَّنَا لَا تَجۡعَلۡنَا فِتۡنَۃً لِّلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ اغۡفِرۡ لَنَا رَبَّنَا ۚ اِنَّکَ اَنۡتَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۵﴾
Rabbana laa tadj'alnaa fietnatal liellazieena kafaroe waghfier lanaa rabbanaa iennaka antal azieezoel hakieem
60:5 "Heer, maak ons niet als beproeving voor de ongelovigen en vergeef ons, Heer. Zonder twijfel, U bent Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze)."
لَقَدۡ کَانَ لَکُمۡ فِیۡہِمۡ اُسۡوَۃٌ حَسَنَۃٌ لِّمَنۡ کَانَ یَرۡجُوا اللّٰہَ وَ الۡیَوۡمَ الۡاٰخِرَ ؕ وَ مَنۡ یَّتَوَلَّ فَاِنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡغَنِیُّ الۡحَمِیۡدُ ٪﴿۶﴾
Laqad kaana lakoem fieehiem oeswatoenhasanatoel lieman kaana yardjoel laaha wal yawmal aaghier; wa may yatawalla fa iennal laaha hoewal ghanieyyoel hamieed
60:6 Waarlijk, er is voor jullie in hen een goed voorbeeld, (dus) voor degene die zijn hoop vestigt op Allah en op de laatste dag. En (wat betreft) degene die zich afkeert, weet dan dat Allah Al-Ghanie is (Degene die niets nodig heeft. Hij is Degene die volledig onafhankelijk is en de hele schepping is afhankelijk van Zijn rijkdom. Hij heeft geen hulp van iets of iemand nodig, maar iedereen heeft Hem nodig), Al-Hamied is (de Bezitter van alle dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden).
عَسَی اللّٰہُ اَنۡ یَّجۡعَلَ بَیۡنَکُمۡ وَ بَیۡنَ الَّذِیۡنَ عَادَیۡتُمۡ مِّنۡہُمۡ مَّوَدَّۃً ؕ وَ اللّٰہُ قَدِیۡرٌ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۷﴾
Asal laahoe ay yadj'ala bainakoem wa bainal lazieena 'aadaitoem mienhoem mawaddah; wallahoe qadieer; wallahoe ghafoeroer rahieem
60:7 Het is mogelijk dat Allah affectie kan plaatsen tussen jullie en degenen waar jullie (eerst) vijanden mee waren (nadat ze het geloof hebben aanvaard, zie 59:10). Allah is Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil), Allah is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (Zeer Barmhartig voor de gelovigen, zie 1:3).
لَا یَنۡہٰىکُمُ اللّٰہُ عَنِ الَّذِیۡنَ لَمۡ یُقَاتِلُوۡکُمۡ فِی الدِّیۡنِ وَ لَمۡ یُخۡرِجُوۡکُمۡ مِّنۡ دِیَارِکُمۡ اَنۡ تَبَرُّوۡہُمۡ وَ تُقۡسِطُوۡۤا اِلَیۡہِمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ الۡمُقۡسِطِیۡنَ ﴿۸﴾
Laa yanhaakoemoel laahoe 'aniel lazieena lam yoeqaatieloekoem fied dieenie wa lam yoeghriedjoekoem mien dieyaariekoem an tabarroehoem wa toeqsietoeo ielaihiem; iennal laaha yoehiebboel moeqsietieen
60:8 Allah verbied jullie niet om vriendelijkheid/affectie te tonen/hebben voor degenen die jullie niet bevechten vanwege jullie "Dien" (geloof/levenswijze) en jullie niet wegjagen uit jullie huizen. (Allah gebied jullie) dat jullie vriendelijk en rechtvaardig handelen met hen. Allah houdt van degenen die rechtvaardig handelen.
اِنَّمَا یَنۡہٰىکُمُ اللّٰہُ عَنِ الَّذِیۡنَ قٰتَلُوۡکُمۡ فِی الدِّیۡنِ وَ اَخۡرَجُوۡکُمۡ مِّنۡ دِیَارِکُمۡ وَ ظٰہَرُوۡا عَلٰۤی اِخۡرَاجِکُمۡ اَنۡ تَوَلَّوۡہُمۡ ۚ وَ مَنۡ یَّتَوَلَّہُمۡ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الظّٰلِمُوۡنَ ﴿۹﴾
Innamaa yanhaakoemoel laahoe 'aniel lazieena qaataloekoem fied dieenie wa aghradjoekoem mien dieyaariekoem wa zaaharoe 'alaa ieghraadjiekoem an tawallawhoem; wa may yatawallahoem fa oelaaa'ieka hoemoez zaaliemoen
60:9 Allah verbied het jullie alleen voor degenen die jullie bevechten vanwege jullie "Dien" (geloof/levenswijze) en jullie wegjagen uit jullie huizen en dat jullie hen als bondgenoten maken. En wie hen als bondgenoot maakt, (weet dat) zij misdadigers zijn.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اِذَا جَآءَکُمُ الۡمُؤۡمِنٰتُ مُہٰجِرٰتٍ فَامۡتَحِنُوۡہُنَّ ؕ اَللّٰہُ اَعۡلَمُ بِاِیۡمَانِہِنَّ ۚ فَاِنۡ عَلِمۡتُمُوۡہُنَّ مُؤۡمِنٰتٍ فَلَا تَرۡجِعُوۡہُنَّ اِلَی الۡکُفَّارِ ؕ لَا ہُنَّ حِلٌّ لَّہُمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحِلُّوۡنَ لَہُنَّ ؕ وَ اٰتُوۡہُمۡ مَّاۤ اَنۡفَقُوۡا ؕ وَ لَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ اَنۡ تَنۡکِحُوۡہُنَّ اِذَاۤ اٰتَیۡتُمُوۡہُنَّ اُجُوۡرَہُنَّ ؕ وَ لَا تُمۡسِکُوۡا بِعِصَمِ الۡکَوَافِرِ وَ سۡـَٔلُوۡا مَاۤ اَنۡفَقۡتُمۡ وَ لۡیَسۡـَٔلُوۡا مَاۤ اَنۡفَقُوۡا ؕ ذٰلِکُمۡ حُکۡمُ اللّٰہِ ؕ یَحۡکُمُ بَیۡنَکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌ حَکِیۡمٌ ﴿۰۱﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamanoe iezaa djaaa'akoemoel moe'mienaatoe moehaadjieraatien famtahienoe hoenn; Allaahoe a'lamoe bie ieemaanie hienn; fa ien 'aliemtoemoe hoenna moe'mienaatien falaa tardjie'oe hoenna ielal koeffaar; laa hoenna hielloel lahoem wa laa hoem yahielloena lahoenna wa aatoehoem maa anfaqoe wa laa djoenaaha 'alaikoem an tan-kiehoehoenna iezaaa aataitoemoehoenna oedjoerahoenn; wa laa toemsiekoe bie 'iesamiel kawaafier; was'aloe maaa anfaqtoem walyas'aloe maaa anfaqoe; zaaliekoem hoekmoel laahie yahkoemoe bainakoem; wallaahoe 'alieemoen hakieem
60:10 O gelovigen. Wanneer er gelovige migrantenvrouwen naar jullie vluchten, onderzoek hen (op basis van hun geloof). Allah is Alwetend over hun geloof. Indien jullie ze als gelovig acht, stuur ze dan niet terug naar de ongelovigen. Ze (de migrantenvrouwen) zijn niet (meer) wettig voor hen (de ongelovigen) en zij (de ongelovigen) zijn niet meer wettig voor hen (gelovige migrantenvrouwen). Geef aan hen (de ongelovigen) wat ze hun (als bruidschat) hebben gegeven. Er rust geen schuld op jullie als jullie hen (de gelovige migrantenvrouwen) trouwen, wanneer jullie hen hun bruidschat hebben gegeven.
وَ اِنۡ فَاتَکُمۡ شَیۡءٌ مِّنۡ اَزۡوَاجِکُمۡ اِلَی الۡکُفَّارِ فَعَاقَبۡتُمۡ فَاٰتُوا الَّذِیۡنَ ذَہَبَتۡ اَزۡوَاجُہُمۡ مِّثۡلَ مَاۤ اَنۡفَقُوۡا ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ الَّذِیۡۤ اَنۡتُمۡ بِہٖ مُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Wa ien faatakoem shai'oen mien azwaadjiekoem ielal koeffaarie fa 'aaqabtoem fa aatoel lazieena zahabat azwaadjoehoem miesla maaa anfaqoe; wattaqoel laahal lazieee antoem biehiee moe'mienoen
60:11 En indien jullie vrouwen naar de ongelovigen zijn vertrokken, geef dan, bij de verdeling (van de buit ook) aan degenen waarvan hun vrouwen zijn vertrokken, het gelijke aan wat ze (aan bruidschat) aan hun hadden gegeven. Heb "Taqwa" (godsvreesheid) in Allah Degene waarin jullie geloven.
یٰۤاَیُّہَا النَّبِیُّ اِذَا جَآءَکَ الۡمُؤۡمِنٰتُ یُبَایِعۡنَکَ عَلٰۤی اَنۡ لَّا یُشۡرِکۡنَ بِاللّٰہِ شَیۡئًا وَّ لَا یَسۡرِقۡنَ وَ لَا یَزۡنِیۡنَ وَ لَا یَقۡتُلۡنَ اَوۡلَادَہُنَّ وَ لَا یَاۡتِیۡنَ بِبُہۡتَانٍ یَّفۡتَرِیۡنَہٗ بَیۡنَ اَیۡدِیۡہِنَّ وَ اَرۡجُلِہِنَّ وَ لَا یَعۡصِیۡنَکَ فِیۡ مَعۡرُوۡفٍ فَبَایِعۡہُنَّ وَ اسۡتَغۡفِرۡ لَہُنَّ اللّٰہَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۲۱﴾
Yaaa ayyoehan nabbieyyoe iezaa djaaa'akal moe'mienaatoe yoebaayiegh'naka 'alaaa allaa yoeshriekna biellaahie shai 'aw wa laa yasrieqna wa laa yaznieena wa laa yaqtoelna awlaadahoenna wa laa ya'tieena bieboehtaaniey yaftariee nahoe baina aydieehienna wa ardjoeliehienna wa laa ya'sieenaka fiee ma'roefien fa baayiegh' hoenna wastaghfier lahoennalla hoenn allaah; iennallaaha ghafoeroer rahieem
60:12 O profeet, wanneer gelovige vrouwen naar jou toe komen en de eed afleggen dat ze geen enkel deelgenoot aan Allah toekennen, niet zullen stelen, geen overspel zullen plegen, hun kinderen niet zullen doden, geen laster verzinnen, en niet ongehoorzaam zullen zijn volgens recht, accepteer dan hun eed (van trouwheid) en vraag Allah om vergiffenis voor hen. Zonder twijfel, Allah is Al-Gafoer (de meest vergevensgezinde), Ar-Rahiem (meest Barmhartige voor de gelovigen, 1:3). (Notitie: zie ook 48:10 m.b.t. het zweren van trouwheid aan Allah en Zijn profeet v.z.m.h. .)
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَا تَتَوَلَّوۡا قَوۡمًا غَضِبَ اللّٰہُ عَلَیۡہِمۡ قَدۡ یَئِسُوۡا مِنَ الۡاٰخِرَۃِ کَمَا یَئِسَ الۡکُفَّارُ مِنۡ اَصۡحٰبِ الۡقُبُوۡرِ ﴿۳۱﴾
Yaaa ayyoehal lazieena amanoe laa tatawallaw qawman ghadiebal laahoe 'alaihiem qad ya'iesoe mienal aaghieratie kamaa ya'iesal koeffaaroe mien as haabiel qoeboer
60:13 O gelovigen. Neem geen mensen, waarop de toorn/woede van Allah rust (hypocrieten), als "Awliya" (beschermers, bondgenoten, helpers, geallieerde, boezemvrienden, etc). Waarlijk, ze hebben geen hoop in het hiernamaals, net zoals de ongelovigen geen hoop hebben over de bewoners van de graven (om die ooit weer terug te zien).