حٰمٓ ۚ﴿۱﴾
Haa-Mieeieem
46:1 Haa Mieeem.
تَنۡزِیۡلُ الۡکِتٰبِ مِنَ اللّٰہِ الۡعَزِیۡزِ الۡحَکِیۡمِ ﴿۲﴾
Tanzieeloel Kietaabie mienal laahiel-'Azieeziel Hakieem
46:2 De openbaring van het boek (de Koran) is van Allah, Al-Aziez (de Al-Machtige), Al-Hakiem (de Al-Wijze).
مَا خَلَقۡنَا السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ مَا بَیۡنَہُمَاۤ اِلَّا بِالۡحَقِّ وَ اَجَلٍ مُّسَمًّی ؕ وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا عَمَّاۤ اُنۡذِرُوۡا مُعۡرِضُوۡنَ ﴿۳﴾
Maa ghalaqnas samaawaatie wal arda wa maa bainahoemaaa iellaa bielhaqqie wa adjaliem moesammaa; wallazieena kafaroe 'ammaaa oenzieroe moe'riedoen
46:3 Wij hebben de hemelen, de aarde en wat er tussen hen is alleen op basis van de waarheid geschapen en voor een vastgesteld\bepaald termijn. Echter, de ongelovigen keren zich af voor datgeen waarvoor ze worden gewaarschuwd. (Notitie: De gehele schepping is gebaseerd op de waarheid. Het is dus geen projectie of illusie. Elk iets heeft zijn bestaan, zijn identiteit en verheerlijkt Zijn Heer.)
قُلۡ اَرَءَیۡتُمۡ مَّا تَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ اَرُوۡنِیۡ مَاذَا خَلَقُوۡا مِنَ الۡاَرۡضِ اَمۡ لَہُمۡ شِرۡکٌ فِی السَّمٰوٰتِ ؕ اِیۡتُوۡنِیۡ بِکِتٰبٍ مِّنۡ قَبۡلِ ہٰذَاۤ اَوۡ اَثٰرَۃٍ مِّنۡ عِلۡمٍ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۴﴾
Qoel ara'aytoem maa tad'oena mien doeniel laahie aroeniee maazaa ghalaqoe mienal ardie am lahoem shierkoen fies samaawaatie ieetoeniee bie kietaabiem mien qablie haazaaa aw asaaratiem mien 'ielmien ien koentoem saadieqieen
46:4 Zeg: "Zien jullie wat jullie aanroepen? Laat me zien wat ze van de aarde hebben geschapen. Of hebben ze een aandeel in de creatie van de hemelen? Als jullie streven naar de waarheid (eerlijk ben), breng me (dan) een boek (met verklaringen) dat eerder is geopenbaard, of geef me iets wat gebaseerd is op kennis. (Doe dit) als jullie streven naar de waarheid."
وَ مَنۡ اَضَلُّ مِمَّنۡ یَّدۡعُوۡا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ مَنۡ لَّا یَسۡتَجِیۡبُ لَہٗۤ اِلٰی یَوۡمِ الۡقِیٰمَۃِ وَ ہُمۡ عَنۡ دُعَآئِہِمۡ غٰفِلُوۡنَ ﴿۵﴾
Wa man adalloe miemmay yad'oe mien doeniel laahie mallaa yastadjieeboe lahoeo ielaa Yawmiel Qieyaamatie wa hoem'an doe'aaa'iehiem ghaafieloen
46:5 "Wie is er verder afgedwaald dan degene die iets of iemand, naast Allah tot aan de dag van de wederopstanding (dus zijn hele leven lang) aanroept en die hem niet beantwoord? Zij (, degenen die aangeroepen worden,) zijn niet bewust van hun aanroeping." (Notitie: Allah alleen beantwoord elke smeekgebed / aanroeping, zie 17:110.)
وَ اِذَا حُشِرَ النَّاسُ کَانُوۡا لَہُمۡ اَعۡدَآءً وَّ کَانُوۡا بِعِبَادَتِہِمۡ کٰفِرِیۡنَ ﴿۶﴾
Wa iezaa hoeshieran naasoe kaanoe lahoem a'daaa'aw wa kaanoe bie'iebaadatiehiem kaafierieen
46:6 Wanneer de mensen verzameld zullen worden, dan zullen ze (degenen die aanbeden werden) vijanden voor hen (de mensen) zijn. Ze zullen hun aanbidding verwerpen.
وَ اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِمۡ اٰیٰتُنَا بَیِّنٰتٍ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِلۡحَقِّ لَمَّا جَآءَہُمۡ ۙ ہٰذَا سِحۡرٌ مُّبِیۡنٌ ؕ﴿۷﴾
Wa iezaa toetlaa 'alaihiem Aayaatoenaa baiyienaatien qaalal lazieena kafaroe lielhaqqie lammaa djaaa'ahoem haazaa siehroem moebieen
46:7 En wanneer Onze duidelijke verzen voor hen worden opgelezen, dan zeggen de ongelovigen wanneer ze met de waarheid worden geconfronteerd: "Dit is duidelijke magie."
اَمۡ یَقُوۡلُوۡنَ افۡتَرٰىہُ ؕ قُلۡ اِنِ افۡتَرَیۡتُہٗ فَلَا تَمۡلِکُوۡنَ لِیۡ مِنَ اللّٰہِ شَیۡئًا ؕ ہُوَ اَعۡلَمُ بِمَا تُفِیۡضُوۡنَ فِیۡہِ ؕ کَفٰی بِہٖ شَہِیۡدًۢا بَیۡنِیۡ وَ بَیۡنَکُمۡ ؕ وَ ہُوَ الۡغَفُوۡرُ الرَّحِیۡمُ ﴿۸﴾
Am yaqoeloenaf taraahoe qoel ienief taraitoehoe falaa tamliekoena liee mienal laahie shai'an Hoewa a'lamoe biemaa toefieedoena fieehie kafaa biehiee shahieedam bainiee wa bainakoem wa Hoewal Ghafoeroer Rahieem
46:8 Of ze zeggen: "Hij (Mohammed v.z.m.h.) heeft het verzonnen/bedacht." Zeg: "Jullie hebben geen enkel macht om mij te helpen tegen Allah, als ik het had verzonnen. Hij weet waar jullie over praten. Hij alleen is voldoende als getuige tussen jullie en mij. (Weet dat) Hij Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde) is, Ar-Rahiem (de meest Barmhartige voor de gelovigen) is."
قُلۡ مَا کُنۡتُ بِدۡعًا مِّنَ الرُّسُلِ وَ مَاۤ اَدۡرِیۡ مَا یُفۡعَلُ بِیۡ وَ لَا بِکُمۡ ؕ اِنۡ اَتَّبِعُ اِلَّا مَا یُوۡحٰۤی اِلَیَّ وَ مَاۤ اَنَا اِلَّا نَذِیۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۹﴾
Qoel maa koentoe bied'am mienal Roesoelie wa maaa adrieee ma yoef'aloe biee wa laa biekoem ien attabie'oe iellaa maa yoehaaa ielaiya wa maaa ana iellaa nazieeroem moebieen
46:9 Zeg: "Ik (Mohammed v.z.m.h) ben niet nieuw (, op basis van de verkondiging,) onder de boodschappers, noch weet ik wat er met mij of met jullie zal worden gedaan. Ik volg alleen datgeen wat aan mij is geopenbaard. Ik ben alleen een duidelijke waarschuwer."
قُلۡ اَرَءَیۡتُمۡ اِنۡ کَانَ مِنۡ عِنۡدِ اللّٰہِ وَ کَفَرۡتُمۡ بِہٖ وَ شَہِدَ شَاہِدٌ مِّنۡۢ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ عَلٰی مِثۡلِہٖ فَاٰمَنَ وَ اسۡتَکۡبَرۡتُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۰۱﴾
Qoel ara'aytoem ien kaana mien 'iendiel laahie wa kafartoem biehiee wa shahieda shaahiedoem miem Baniee Israaa'ieela 'alaa miesliehiee fa aamana wastak bartoem iennal laaha laa yahdiel qawmaz zaaliemieen
46:10 Zeg: "Zien jullie dat het van Allah is en jullie er niet in geloven?! Terwijl, een getuige van onder de kinderen van Israël getuigt (dat deze Koran van Allah is), zoals het gelijke (de Thora), vervolgens geloofde hij (en dus aanvaarde de Islam) terwijl jullie te trots zijn (om het te aanvaarden). Zonder twijfel, Allah leidt het misdadig volk niet"
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَوۡ کَانَ خَیۡرًا مَّا سَبَقُوۡنَاۤ اِلَیۡہِ ؕ وَ اِذۡ لَمۡ یَہۡتَدُوۡا بِہٖ فَسَیَقُوۡلُوۡنَ ہٰذَاۤ اِفۡکٌ قَدِیۡمٌ ﴿۱۱﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe liellazieena aamanoe law kaana ghairam maa sabaqoenaaa ielyh; wa iez lam yahtadoe biehiee fasa yaqoeloena haazaaa iefkoen qadieem
46:11 De ongelovigen zeggen over de gelovigen: "Indien het (de Koran) iets goeds was, dan hadden wij eerder dan hen gelooft." En omdat ze (de ongelovigen) er niet door worden geleid zeggen ze: "Dit is een oude leugen."
وَ مِنۡ قَبۡلِہٖ کِتٰبُ مُوۡسٰۤی اِمَامًا وَّ رَحۡمَۃً ؕ وَ ہٰذَا کِتٰبٌ مُّصَدِّقٌ لِّسَانًا عَرَبِیًّا لِّیُنۡذِرَ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا ٭ۖ وَ بُشۡرٰی لِلۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa mien qabliehiee kietaaboe Moesaaa iemaamanw-wa rahmah; wa haazaa Kietaaboem moesad dieqoel liesaanan 'Arabieyyal lieyoenzieral lazieena zalamoe wa boeshraa lielmoehsienieen
46:12 Voor deze (Koran) was er het boek dat gegeven was aan Moesa (Mozes) als leiding en barmhartigheid. Dit is een boek dat het (de Thora) bevestigd, in een Arabische taal om de misdadigers te waarschuwen en om het goede nieuws (het paradijs) te geven aan degenen die goed doen.
اِنَّ الَّذِیۡنَ قَالُوۡا رَبُّنَا اللّٰہُ ثُمَّ اسۡتَقَامُوۡا فَلَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۳۱﴾
Innal lazieena qaaloe Rabboenal laahoe soemmas taqaamoe falaa ghawfoen 'alaihiem wa laahoem yahzanoen
46:13 Dat zijn degenen die zeggen: "Onze Heer is Allah" en standvastig zijn (in hun aanbidding). Voor hun is er geen vrees, noch zullen ze treuren.
اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ الۡجَنَّۃِ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ۚ جَزَآءًۢ بِمَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Oelaaa'ieka Ashaboel djannatie ghaaliedieena fieehaa djazaaa'am biemaa kaano ya'maloen
46:14 Dat zijn de bewoners van het paradijs die er voor altijd in zullen blijven, een beloning voor datgeen wat ze hebben gedaan.
وَ وَصَّیۡنَا الۡاِنۡسَانَ بِوَالِدَیۡہِ اِحۡسٰنًا ؕ حَمَلَتۡہُ اُمُّہٗ کُرۡہًا وَّ وَضَعَتۡہُ کُرۡہًا ؕ وَ حَمۡلُہٗ وَ فِصٰلُہٗ ثَلٰثُوۡنَ شَہۡرًا ؕ حَتّٰۤی اِذَا بَلَغَ اَشُدَّہٗ وَ بَلَغَ اَرۡبَعِیۡنَ سَنَۃً ۙ قَالَ رَبِّ اَوۡزِعۡنِیۡۤ اَنۡ اَشۡکُرَ نِعۡمَتَکَ الَّتِیۡۤ اَنۡعَمۡتَ عَلَیَّ وَ عَلٰی وَالِدَیَّ وَ اَنۡ اَعۡمَلَ صَالِحًا تَرۡضٰہُ وَ اَصۡلِحۡ لِیۡ فِیۡ ذُرِّیَّتِیۡ ۚؕ اِنِّیۡ تُبۡتُ اِلَیۡکَ وَ اِنِّیۡ مِنَ الۡمُسۡلِمِیۡنَ ﴿۵۱﴾
Wa wassainal iensaana biewaaliedaihie iehsaana; hamalat hoe oemmoehoe koerhanw-wa wada'at hoe koerhaw wa hamloehoe wa fiesaaloehoe salaasoena shahraa; hattaaa iezaa balagha ashoeddahoe wa balagha arba'ieena sanatan qaala Rabbie awzie' nieee an ashkoera nie'matakal latieee an'amta 'alaiya wa 'alaa waaliedaiya wa an a'mala saaliehan tardaahoe wa aslieh liee fiee zoerrieyyatiee; ienniee toebtoe ielaika wa ienniee mienal moesliemieen
46:15 Wij hebben goedheid bevolen aan de mens voor zijn ouders. Zijn moeder droeg hem met pijn en baarde hem met pijn. De zwangerschap en het zogen van hem duurde dertig maanden. Wanneer hij volwassen is en zijn veertigste jaar bereikt, zegt hij: "Mijn Heer schenk mij de macht om dankbaar te zijn voor de gunsten die U aan mij en mijn ouders heeft geschonken. En laat mij goede daden verrichten welke U mogen behagen. En maak mij nakomelingen rechtvaardig. Ik keer tot U, Ik behoor tot degenen die zich aan U hebben onderworpen (moslims)."
اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ نَتَقَبَّلُ عَنۡہُمۡ اَحۡسَنَ مَا عَمِلُوۡا وَ نَتَجَاوَزُ عَنۡ سَیِّاٰتِہِمۡ فِیۡۤ اَصۡحٰبِ الۡجَنَّۃِ ؕ وَعۡدَ الصِّدۡقِ الَّذِیۡ کَانُوۡا یُوۡعَدُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Oelaaa'iekal lazieena nata qabbaloe 'anhoem ahsana maa 'amieloe wa natadjaawazoe 'an saiyieaatiehiem fieee Ashaabiel djannatie Wa'das siedqiel laziee kaanoe yoe'adoen
46:16 Deze zijn het waarvan Wij het beste van wat ze doen accepteren. Wij zullen hun slechte daden over het hoofd zien. Ze zullen tot de bewoners van het paradijs behoren. Een ware belofte die hun was toegezegd.
وَ الَّذِیۡ قَالَ لِوَالِدَیۡہِ اُفٍّ لَّکُمَاۤ اَتَعِدٰنِنِیۡۤ اَنۡ اُخۡرَجَ وَ قَدۡ خَلَتِ الۡقُرُوۡنُ مِنۡ قَبۡلِیۡ ۚ وَ ہُمَا یَسۡتَغِیۡثٰنِ اللّٰہَ وَیۡلَکَ اٰمِنۡ ٭ۖ اِنَّ وَعۡدَ اللّٰہِ حَقٌّ ۚۖ فَیَقُوۡلُ مَا ہٰذَاۤ اِلَّاۤ اَسَاطِیۡرُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۷۱﴾
Wallaziee qaala liewaalie daihie oeffiel lakoemaaa ata'iedanienieee an oeghradja wa qad ghalatiel qoeroenoe mien qabliee wa hoemaa yastaghieesaaniel laaha wailaka aamien ienna wa'dal laahie haqq, fa yaqoeloe maa haazaaa iellaaa asaatieeroel awwalieen
46:17 Maar degene die tegen zijn ouders zegt: "Foei, tegen jullie beiden. Zeggen jullie mij toe dat ik zal worden opgewekt (als ik dood ben) en (ook) de generaties die voor mij zijn heen gegaan?" Vervolgens zoeken beide (ouders) hulp bij Allah: "Foei, tegen jou! Geloof! Zonder twijfel, de toezegging van Allah is waar!" Vervolgens, zegt hij: "Dit zijn alleen fabels/verhalen van de ouden."
اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ حَقَّ عَلَیۡہِمُ الۡقَوۡلُ فِیۡۤ اُمَمٍ قَدۡ خَلَتۡ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ مِّنَ الۡجِنِّ وَ الۡاِنۡسِ ؕ اِنَّہُمۡ کَانُوۡا خٰسِرِیۡنَ ﴿۸۱﴾
Oelaaa'iekal lazieena haqqa 'alaihiemoel qawloe fieee oemamien qad ghalat mien qabliehiem mienal djiennie wal iensie iennahoem kaanoe ghaasierieen
46:18 Deze zijn het waarvan bewezen is dat het woord (de straf) op hun waar is, ook op de generaties van djiens en mensen die voor hen zijn heen gegaan. Zonder twijfel zij zijn de verliezers. (Notitie:, zie 11:119. Het gaat hier om het woord van Allah: "Zeker, Ik zal de hel vullen met djien's en mensen tezamen." Zie ook 51:56, 28:63, 36:7).
وَ لِکُلٍّ دَرَجٰتٌ مِّمَّا عَمِلُوۡا ۚ وَ لِیُوَفِّیَہُمۡ اَعۡمَالَہُمۡ وَ ہُمۡ لَا یُظۡلَمُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Wa liekoellien daradjaatoem miemmaa 'amieloe wa lieyoewaf fieyahoem a'maalahoem wa hoem laa yoezlamoen
46:19 Voor iedereen (in het hiernamaals) zijn er rangen voor datgeen wat ze hebben gedaan, zodat Hij hen volledig compenseert voor hun daden. Er zal hun geen onrecht worden aangedaan.
وَ یَوۡمَ یُعۡرَضُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا عَلَی النَّارِ ؕ اَذۡہَبۡتُمۡ طَیِّبٰتِکُمۡ فِیۡ حَیَاتِکُمُ الدُّنۡیَا وَ اسۡتَمۡتَعۡتُمۡ بِہَا ۚ فَالۡیَوۡمَ تُجۡزَوۡنَ عَذَابَ الۡہُوۡنِ بِمَا کُنۡتُمۡ تَسۡتَکۡبِرُوۡنَ فِی الۡاَرۡضِ بِغَیۡرِ الۡحَقِّ وَ بِمَا کُنۡتُمۡ تَفۡسُقُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa Yawma yoe'radoel lazieena kafaroe 'alan Naarie azhabtoem taiyiebaatiekoem fiee hayaatiekoemoed doenyaa wastam ta'toem biehaa fal Yawma toedjzawna 'azaabal hoenie biemaa koentoem tastakbieroena fiel ardie bieghairiel haqqie wa biemaa koentoem tafsoeqoen
46:20 Op de dag dat de ongelovigen aan het vuur worden blootgesteld (, zal er worden gezegd:) "Jullie hebben de goede dingen tijdens het wereldse leven uitgeput en jullie vermaakten julliezelf ermee. Dus vandaag zullen jullie gecompenseerd worden met een vernederende straf, omdat jullie hoogmoedig op de aarde waren zonder enige recht en omdat jullie provocerend ongehoorzaam waren."
وَ اذۡکُرۡ اَخَا عَادٍ ؕ اِذۡ اَنۡذَرَ قَوۡمَہٗ بِالۡاَحۡقَافِ وَ قَدۡ خَلَتِ النُّذُرُ مِنۡۢ بَیۡنِ یَدَیۡہِ وَ مِنۡ خَلۡفِہٖۤ اَلَّا تَعۡبُدُوۡۤا اِلَّا اللّٰہَ ؕ اِنِّیۡۤ اَخَافُ عَلَیۡکُمۡ عَذَابَ یَوۡمٍ عَظِیۡمٍ ﴿۱۲﴾
Wazkoer aghaa 'Aad, iez anzara qawmahoe biel Ahqaafie wa qad ghalatien noezoeroe miem bainie yadaihie wa mien ghalfiehieee allaa ta'boedoeo iellal laaha iennieee aghaafoe 'alaikoem 'azaaba Yawmien 'azieem
46:21 En gedenk (O Mohammed v.z.m.h.) de broeder (Hoed) van het volk Aad, toen hij zijn volk bij de Ah-Qaaf (woestijnduinen, grote zandheuvels) waarschuwde. En (weet dat) er al waarschuwers voor zijn tijd waren gekomen en ook na zijn tijd, zeggende: "Aanbid niemand behalve Allah! Ik vrees een grote straf voor jullie op een moeilijke dag."
قَالُوۡۤا اَجِئۡتَنَا لِتَاۡفِکَنَا عَنۡ اٰلِہَتِنَا ۚ فَاۡتِنَا بِمَا تَعِدُنَاۤ اِنۡ کُنۡتَ مِنَ الصّٰدِقِیۡنَ ﴿۲۲﴾
Qaaloe adjie'tanaa lie taa fiekanaa 'an aaliehatienaa fa'tienaa biemaa ta'iedoenaaa ien koenta mienas saadieqieen
46:22 Ze zeiden: "Ben jij tot ons gekomen om ons tegen onze goden te keren? Breng ons maar datgeen waar jij mee dreigt, als jij de waarheid spreekt."
قَالَ اِنَّمَا الۡعِلۡمُ عِنۡدَ اللّٰہِ ۫ۖ وَ اُبَلِّغُکُمۡ مَّاۤ اُرۡسِلۡتُ بِہٖ وَ لٰکِنِّیۡۤ اَرٰىکُمۡ قَوۡمًا تَجۡہَلُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Qaala iennamal 'ielmoe iendal laahie wa oeballieghoekoem maaa oersieltoe biehiee wa laakiennieee araakoem qawman tadjhaloen
46:23 Hij (Hoed) zei: "De kennis daarvan is alleen bij Allah. Ik zeg alleen datgeen waarmee ik ben gestuurd. Echter, ik zie dat jullie een volk zijn dat weinig kennis bevat."
فَلَمَّا رَاَوۡہُ عَارِضًا مُّسۡتَقۡبِلَ اَوۡدِیَتِہِمۡ ۙ قَالُوۡا ہٰذَا عَارِضٌ مُّمۡطِرُنَا ؕ بَلۡ ہُوَ مَا اسۡتَعۡجَلۡتُمۡ بِہٖ ؕ رِیۡحٌ فِیۡہَا عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۴۲﴾
Falammaa ra awhoe 'aariedam moestaqbiela awdieyatiehiem qaaloe haazaa 'aariedoem moemtieroenaa; bal hoewa masta'djaltoem biehiee rieehoen fieehaa 'azaaboen alieem
46:24 Vervolgens, zagen ze een wolk dat hun valleien naderde. Ze zeiden: "Dit is een wolk dat voor ons regen zal brengen." (
تُدَمِّرُ کُلَّ شَیۡءٍۭ بِاَمۡرِ رَبِّہَا فَاَصۡبَحُوۡا لَا یُرٰۤی اِلَّا مَسٰکِنُہُمۡ ؕ کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡقَوۡمَ الۡمُجۡرِمِیۡنَ ﴿۵۲﴾
Toedammieroe koella shai'iem bie-amrie Rabbiehaa fa asbahoe laa yoeraaa iellaa masaakienoehoem; kazaalieka nadjziel qawmal moedjriemieen
Allah zei:) "Nee het is datgeen waar jullie om vroegen om het te verhaasten. Een wind met een pijnlijke straf,"
وَ لَقَدۡ مَکَّنّٰہُمۡ فِیۡمَاۤ اِنۡ مَّکَّنّٰکُمۡ فِیۡہِ وَ جَعَلۡنَا لَہُمۡ سَمۡعًا وَّ اَبۡصَارًا وَّ اَفۡـِٕدَۃً ۫ۖ فَمَاۤ اَغۡنٰی عَنۡہُمۡ سَمۡعُہُمۡ وَ لَاۤ اَبۡصَارُہُمۡ وَ لَاۤ اَفۡـِٕدَتُہُمۡ مِّنۡ شَیۡءٍ اِذۡ کَانُوۡا یَجۡحَدُوۡنَ ۙ بِاٰیٰتِ اللّٰہِ وَ حَاقَ بِہِمۡ مَّا کَانُوۡا بِہٖ یَسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Wa laqad makkannaahoem fieemaaa iem makkannaakoem fieehie wadj'alnaa lahoem sam'aw wa absaaraw wa af'iedatan famaaa aghnaa 'anhoem sam'oehoem wa laaa absaaroehoem wa laaa af'iedatoehoem mien shai'ien iez kaanoe yadjhadoena bie Aayaatiel laahie wa haaqa biehiem maa kaanoe biehiee yastahzie'oen
46:25 "die alles vernietigt door het bevel van Zijn Heer." Dus ze werden zo (gestraft) dat er niets anders te zien was dan hun woningen. Zo vergelden Wij het misdadig volk.
وَ لَقَدۡ اَہۡلَکۡنَا مَا حَوۡلَکُمۡ مِّنَ الۡقُرٰی وَ صَرَّفۡنَا الۡاٰیٰتِ لَعَلَّہُمۡ یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Wa laqad ahlaknaa ma hawlakoem mienal qoeraa wa sarrafnal Aayaatie la'allahoem yardjie'oen
46:26 Waarlijk, Wij hadden hen gevestigd zoals Wij jullie vestigen (veilige omgevingen met voorziengen). Wij maakten voor hen het gehoor, zicht en harten (zoals bij jullie). Echter, toen ze de tekenen van Allah verwierpen, gaf hun gehoor, zicht en harten hen geen enkel voordeel. Datgeen wat ze belach maakten omhulde hen. (Notitie: Zie 28:57-58, 16:112-114 m.b.t de voorzieningen die Allah voor de bewoners Mekka heeft gegeven.)
فَلَوۡ لَا نَصَرَہُمُ الَّذِیۡنَ اتَّخَذُوۡا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ قُرۡبَانًا اٰلِـہَۃً ؕ بَلۡ ضَلُّوۡا عَنۡہُمۡ ۚ وَ ذٰلِکَ اِفۡکُہُمۡ وَ مَا کَانُوۡا یَفۡتَرُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Falaw laa nasarahoemoel lazieenat taghazoe mien doeniel laahie qoerbaanan aaliehatam bal dalloe 'anhoem' wa zaalieka iefkoehoem wa maa kaanoe yaftaroen
46:27 Waarlijk, Wij vernietigden steden in jullie omgeving. En Wij hebben de 'Ayahs' (tekenen/verzen) verschillend gemaakt zodat ze konden terugkeren (naar het rechte pad).
وَ اِذۡ صَرَفۡنَاۤ اِلَیۡکَ نَفَرًا مِّنَ الۡجِنِّ یَسۡتَمِعُوۡنَ الۡقُرۡاٰنَ ۚ فَلَمَّا حَضَرُوۡہُ قَالُوۡۤا اَنۡصِتُوۡا ۚ فَلَمَّا قُضِیَ وَلَّوۡا اِلٰی قَوۡمِہِمۡ مُّنۡذِرِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Wa iez sarafienaaa ielaika nafaram mienal djiennie yastamie'oenal Qoeraana falammaa hadaroehoe qaaloeo ansietoe falammaa qoedieya wallaw ielaa qawmiehiem moenzierieen
46:28 Waarom werden ze dan niet geholpen door degenen die ze naast Allah aanbaden als een middel van toenadering (naar Allah)? Nee, ze waren verdwaald door hen. En dat was (het einde van) hun leugens en hun verzinsels.
قَالُوۡا یٰقَوۡمَنَاۤ اِنَّا سَمِعۡنَا کِتٰبًا اُنۡزِلَ مِنۡۢ بَعۡدِ مُوۡسٰی مُصَدِّقًا لِّمَا بَیۡنَ یَدَیۡہِ یَہۡدِیۡۤ اِلَی الۡحَقِّ وَ اِلٰی طَرِیۡقٍ مُّسۡتَقِیۡمٍ ﴿۰۳﴾
Qaaloe yaa qawmanaaa iennaa samie'naa Kietaaban oenziela miem ba'die Moesa moesaddieqal liemaa baina yadiehie yahdieee ielal haqqie wa ielaa Tarieeqiem Moestaqieem
46:29 En (gedenk) toen Wij een groep van (drie tot tien) djiens naar jou (Mohammed v.z.m.h.) toe deden komen, voor het luisteren naar de Koran. Op het moment dat ze het (de Koran recitatie) bijwoonden, zeiden ze: "Luister in alle stilte (dus met volledige aandacht)." Nadat het klaar was, keerden ze terug naar hun volk als waarschuwers.
یٰقَوۡمَنَاۤ اَجِیۡبُوۡا دَاعِیَ اللّٰہِ وَ اٰمِنُوۡا بِہٖ یَغۡفِرۡ لَکُمۡ مِّنۡ ذُنُوۡبِکُمۡ وَ یُجِرۡکُمۡ مِّنۡ عَذَابٍ اَلِیۡمٍ ﴿۱۳﴾
Yaa qawmanaaa adjieeboe daa'ieyal laahie wa aamienoe biehiee yaghfier lakoem mien zoenoebiekoem wa yoedjierkoem mien 'azaabien alieem
46:30 Ze zeiden: "Mijn volk! Wij hebben een boek gehoord, dat geopenbaard is na Moesa. Het bevestigt datgeen wat er voor was, en leidt naar de waarheid en naar het rechte pad."
وَ مَنۡ لَّا یُجِبۡ دَاعِیَ اللّٰہِ فَلَیۡسَ بِمُعۡجِزٍ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَیۡسَ لَہٗ مِنۡ دُوۡنِہٖۤ اَوۡلِیَآءُ ؕ اُولٰٓئِکَ فِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۲۳﴾
Wa mal laa yoedjieb daa'ieyal laahie falaisa biemoe'djiezien fiel ardie wa laisa lahoe mien doeniehieee awlieyaaa'; oelaaa ieka fiee dalaaliem moebieen
46:31 "Mijn volk! Handel volgens de uitnodiger (Mohammed v.z.m.h.) van Allah en geloof in hem. Hij (Allah) zal jullie zonden vergeven en zal jullie beschermen van een pijnlijke straf.
اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اَنَّ اللّٰہَ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ لَمۡ یَعۡیَ بِخَلۡقِہِنَّ بِقٰدِرٍ عَلٰۤی اَنۡ یُّحۡیَِۧ الۡمَوۡتٰی ؕ بَلٰۤی اِنَّہٗ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۳۳﴾
Awalam yaraw annal laahal laziee ghalaqas samaawaatie wal arda wa lam ya'ya bieghal qiehienna bieqaadierien 'alaaa aiyoehyieyal mawtaa; balaaa iennahoe 'alaa koellie shai'ien Qadieer
46:32 "Wie niet volgens de uitnodiger van Allah handelt, weet dan dat hij zich niet op de aarde kan verschuilen, noch is er voor hem beschermers naast Hem (Allah). Dat zijn degenen die duidelijk dwalen."
وَ یَوۡمَ یُعۡرَضُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا عَلَی النَّارِ ؕ اَلَیۡسَ ہٰذَا بِالۡحَقِّ ؕ قَالُوۡا بَلٰی وَ رَبِّنَا ؕ قَالَ فَذُوۡقُوا الۡعَذَابَ بِمَا کُنۡتُمۡ تَکۡفُرُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Wa Yawma yoe'radoel lazieena kafaroe 'alan naarie alaisa haaza biel haqq; qaaloe balaa wa Rabbienaa; qaala fazoeqoel 'azaaba biemaa koentoem takfoeroen
46:33 Zien ze niet dat Allah, Degene Die de hemelen en de aarde schiep en niet moe werd door hun te creëren, in staat is om leven aan de dode te geven? Zeer zeker, Hij is over elk iets "Al-Qadier" (Degene Die in staat om alles te kunnen bewerkstelligen).
فَاصۡبِرۡ کَمَا صَبَرَ اُولُوا الۡعَزۡمِ مِنَ الرُّسُلِ وَ لَا تَسۡتَعۡجِلۡ لَّہُمۡ ؕ کَاَنَّہُمۡ یَوۡمَ یَرَوۡنَ مَا یُوۡعَدُوۡنَ ۙ لَمۡ یَلۡبَثُوۡۤا اِلَّا سَاعَۃً مِّنۡ نَّہَارٍ ؕ بَلٰغٌ ۚ فَہَلۡ یُہۡلَکُ اِلَّا الۡقَوۡمُ الۡفٰسِقُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Fasbier kamaa sabara oeloel 'azmie mienar Roesoelie wa laa tasta'djiel lahoem; ka annahoem Yawma yarawna maa yoe'adoena lam yalbasoeo iellaa saa'atam mien nahaar; balaagh; fahal yoehlakoe iellal qawmoel faasieqoen
46:34 Op de dag wanneer de ongelovigen aan het vuur bloot gesteld worden, zal er worden gezegd: "Is dit niet echt?" Ze zullen zeggen: "Zeer zeker, (wij zweren) bij onze Heer (dat dit echt is)!" Hij (Allah) zal dan zeggen: "Proef dan de straf omdat jullie niet (erin) geloofden."