وَ الصّٰٓفّٰتِ صَفًّا ۙ﴿۱﴾
Wassaaaffaatie saffaa
37:1 Bij degenen (engelen) die in rijen zijn opgesteld,
فَالزّٰجِرٰتِ زَجۡرًا ۙ﴿۲﴾
Fazzaadjieraatie zadjraa
37:2 En degenen (engelen) die 'Zajara' (voortdrijven/wegjagen), (Notitie: Het woord Zajara kan zowel voortdrijven als wegjagen betekenen. Het zou dan bijvoorbeeld het voortdrijven van wolken of het wegjagen van de satan kunnen betekenen)
فَالتّٰلِیٰتِ ذِکۡرًا ۙ﴿۳﴾
Fattaalieyaatie Ziekra
37:3 En degenen (engelen) die de herinnering/boodschap oplezen,
اِنَّ اِلٰـہَکُمۡ لَوَاحِدٌ ﴿۴﴾
Inna Illaahakoem la Waahied
37:4 Voorzeker, jullie Heer is zonder twijfel één (Deïteit/Godheid).
رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ مَا بَیۡنَہُمَا وَ رَبُّ الۡمَشَارِقِ ؕ﴿۵﴾
Rabboes samaawaatie wal ardie wa maa bainahoemaa wa Rabboel mashaarieq
37:5 Heer van de hemelen en aarde en wat er tussen beide is. Heer van het oosten (elk punt van zonsopkomst).
اِنَّا زَیَّنَّا السَّمَآءَ الدُّنۡیَا بِزِیۡنَۃِۣ الۡکَوَاکِبِ ۙ﴿۶﴾
Innaa zaiyannas samaaa 'ad doenyaa biezieenatieniel kawaakieb
37:6 Voorzeker, Wij hebben de laagste hemel versierd met planeten.
وَ حِفۡظًا مِّنۡ کُلِّ شَیۡطٰنٍ مَّارِدٍ ۚ﴿۷﴾
Wa hiefzam mien koellie Shaitaaniem maaried
37:7 En om te beschermen tegen elke rebelsche satan,
لَا یَسَّمَّعُوۡنَ اِلَی الۡمَلَاِ الۡاَعۡلٰی وَ یُقۡذَفُوۡنَ مِنۡ کُلِّ جَانِبٍ ٭ۖ﴿۸﴾
Laa yassamma 'oena ielal mala 'iel a'alaa wa yoeqzafoena mien koellie djaanieb
37:8 zodat ze niet kunnen luisteren naar de opdrachten die de engelen krijgen. Ze worden bekogeld vanuit elke kant. (Notitie: Rebelische Djiens/satans zijn altijd opzoek naar informatie vanuit het ongeziene, zodat ze kunnen misleiden, zie 26:22 en 72:9.)
دُحُوۡرًا وَّ لَہُمۡ عَذَابٌ وَّاصِبٌ ۙ﴿۹﴾
Doehoeraw wa lahoem 'azaaboew waasieb
37:9 Verdreven (uit de hemelen)! Voor hen is er een eeuwig/langdurige durende straf.
اِلَّا مَنۡ خَطِفَ الۡخَطۡفَۃَ فَاَتۡبَعَہٗ شِہَابٌ ثَاقِبٌ ﴿۰۱﴾
Illaa man ghatiefal ghatfata fa atba'ahoe shiehaaboen saaqieb
37:10 Degene die iets (van de informatie) stelen, worden direct achtervolgd door een roodgloeiende ster (vuur) van doordringende helderheid.
فَاسۡتَفۡتِہِمۡ اَہُمۡ اَشَدُّ خَلۡقًا اَمۡ مَّنۡ خَلَقۡنَا ؕ اِنَّا خَلَقۡنٰہُمۡ مِّنۡ طِیۡنٍ لَّازِبٍ ﴿۱۱﴾
Fastaftiehiem ahoem ashaddoe ghalqan am man ghalaqnaa; iennaa ghalaqnaahoem mien tieeniel laazieb
37:11 Vraag hen dan: "Zijn zij (de mens) een sterke schepping of de anderen (zoals de hemelen, aarde, bergen, engelen, etc,) die Wij hebben geschapen?" Voorzeker, Wij hebben hen (alleen) uit kleverige klei gemaakt (Notitie: zie 23:12 m.b.t. klei en 4:28 m.b.t. de zwakheid van de mens.)
بَلۡ عَجِبۡتَ وَ یَسۡخَرُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Bal'adjiebta wa yasgharoen
37:12 Nee! Jij (Mohammed v.z.m.h.) bent verast\verbaasd terwijl zij er lacherig over doen\ermee spotten.
وَ اِذَا ذُکِّرُوۡا لَا یَذۡکُرُوۡنَ ﴿۳۱﴾
Wa iezaa zoekkieroe laa yazkoeroen
37:13 Wanneer ze de herinnering ontvangen, dan denken ze er niet over na.
وَ اِذَا رَاَوۡا اٰیَۃً یَّسۡتَسۡخِرُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Wa iezaa ra aw Aayatay yastasghieroen
37:14 Wanneer ze een teken zien, dan bespotten ze het.
وَ قَالُوۡۤا اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّا سِحۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۵۱﴾
Wa qaaloeo ien haazaa iellaa siehroem moebieen
37:15 Ze zeggen: "Dit is niets anders dan een duidelijk magie."
ءَ اِذَا مِتۡنَا وَ کُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَاِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ ﴿۶۱﴾
'A-iezaa mietnaa wa koennaa toeraabaw wa 'iezaaman 'a iennaa lamab'oesoen
37:16 "Wanneer we dood zijn en tot stof en botten zijn geworden, worden we dan zeker weer opgewekt?!"
اَوَ اٰبَآؤُنَا الۡاَوَّلُوۡنَ ﴿۷۱﴾
Awa aabaa'oenal awwaloen
37:17 "En ook al onze voorvaders?"
قُلۡ نَعَمۡ وَ اَنۡتُمۡ دَاخِرُوۡنَ ﴿۸۱﴾
Qoel na'am wa antoem daaghieroen
37:18 Zeg: "Ja en jullie zullen worden vernederd."
فَاِنَّمَا ہِیَ زَجۡرَۃٌ وَّاحِدَۃٌ فَاِذَا ہُمۡ یَنۡظُرُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Fa iennamaa hieya zadjra toew waahiedatoen fa iezaa hoem yanzoeroen
37:19 "Het is alleen één hard/krachtig geluid. Vervolgens aanschouw! Jullie zullen (de dag des oordeels) waarnemen."
وَ قَالُوۡا یٰوَیۡلَنَا ہٰذَا یَوۡمُ الدِّیۡنِ ﴿۰۲﴾
Wa qaaloe yaa wailanaa haazaa Yawmoed-Dieen
37:20 Zij zullen zeggen: "Wee ons! Dit is de dag van de vergelding!"
ہٰذَا یَوۡمُ الۡفَصۡلِ الَّذِیۡ کُنۡتُمۡ بِہٖ تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Haazaa Yawmoel Fasliel laziee koentoem biehiee toekazieboen
37:21 (Er zal tegen hen worden gezegd:) "Dit is de dag des oordeels, welke jullie verwierpen."
اُحۡشُرُوا الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا وَ اَزۡوَاجَہُمۡ وَ مَا کَانُوۡا یَعۡبُدُوۡنَ ﴿۲۲﴾
Oehshoeroel lazieena zalamoe wa azwaadjahoem wa maa kaanoe ya'boedoen
37:22 (Vervolgens zal er tegen de engelen worden gezegd:) "Verzamel de misdadigers, hun metgezellen (van de Djiens), en wat ze aanbaden,
مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ فَاہۡدُوۡہُمۡ اِلٰی صِرَاطِ الۡجَحِیۡمِ ﴿۳۲﴾
Mien doeniel laahie fahdoehoem ielaa sieraatiel djahieem
37:23 naast Allah. Leid hen vervolgens naar de weg die gaat naar het vuur."
وَ قِفُوۡہُمۡ اِنَّہُمۡ مَّسۡئُوۡلُوۡنَ ﴿۴۲﴾
Wa qiefoehoem iennahoem mas'oeloen
37:24 "Stop hen (bij het vuur). Voorzeker, ze moeten worden ondervraagd."
مَا لَکُمۡ لَا تَنَاصَرُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Maa lakoem laa tanaasaroen
37:25 (Vervolgens zal er tegen hen worden gezegd:) "Wat is er met jullie? Waarom helpen jullie elkaar niet?"
بَلۡ ہُمُ الۡیَوۡمَ مُسۡتَسۡلِمُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Bal hoemoel Yawma moestasliemoen
37:26 Nee! Op die dag zullen ze zich overgeven (aan Allah).
وَ اَقۡبَلَ بَعۡضُہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ یَّتَسَآءَلُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Wa aqbala ba'doehoem 'alaa ba'diey yatasaaa'aloen
37:27 Sommige van hen zullen anderen van hen ondervragen.
قَالُوۡۤا اِنَّکُمۡ کُنۡتُمۡ تَاۡتُوۡنَنَا عَنِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۸۲﴾
Qaaloeo iennakoem koentoem taatoenanaa 'aniel yamieen
37:28 Ze zullen zeggen: "Jullie benaderden ons vanuit de rechterkant." (Notitie: iets dat in de eerste opzichte goed lijkt te zijn, terwijl het naar verderf en dwaling leidt.)
قَالُوۡا بَلۡ لَّمۡ تَکُوۡنُوۡا مُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Qaaloe bal lam takoenoe moe'mienieen
37:29 Ze zullen antwoorden: "Nee! Jullie waren geen gelovigen,"
وَ مَا کَانَ لَنَا عَلَیۡکُمۡ مِّنۡ سُلۡطٰنٍ ۚ بَلۡ کُنۡتُمۡ قَوۡمًا طٰغِیۡنَ ﴿۰۳﴾
Wa maa kaana lanaa 'alaikoem mien soeltaaniem bal koentoem qawman taaghieen
37:30 "Wij hadden geen enkele macht over jullie. Nee! Jullie waren een volk dat (zelf) de grenzen overschreed!"
فَحَقَّ عَلَیۡنَا قَوۡلُ رَبِّنَاۤ ٭ۖ اِنَّا لَذَآئِقُوۡنَ ﴿۱۳﴾
Fahaqqa 'alainaa qawloe Rabbienaaa iennaa lazaaa'ieqoen
37:31 "Het woord ('Ik zal de hel vullen met Djiens en mensen, zie 11:119') van Ons Heer is voor ons waar geworden. Zonder enige twijfel, wij zullen zeker (de straf) proeven."
فَاَغۡوَیۡنٰکُمۡ اِنَّا کُنَّا غٰوِیۡنَ ﴿۲۳﴾
Fa aghwainaakoem iennaa koennaa ghaawieen
37:32 "Wij hebben jullie op een dwaalspoor gebracht, omdat we zelf dwaalden."
فَاِنَّہُمۡ یَوۡمَئِذٍ فِی الۡعَذَابِ مُشۡتَرِکُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Fa iennahoem Yawma'iezien fiel'azaabie moeshtariekoen
37:33 Dus op die dag, zullen ze (de leiders en de volgers) samen de straf ondergaan.
اِنَّا کَذٰلِکَ نَفۡعَلُ بِالۡمُجۡرِمِیۡنَ ﴿۴۳﴾
Innaa kazaalieka naf'aloe biel moedjriemieen
37:34 Zonder twijfel, zo pakken Wij de criminelen aan.
اِنَّہُمۡ کَانُوۡۤا اِذَا قِیۡلَ لَہُمۡ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا اللّٰہُ ۙ یَسۡتَکۡبِرُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Innahoem kaanoeo iezaa qieela lahoem laaa ielaaha iellal laahoe yastakbieroen
37:35 Zij waren hoogmoedig/arrogant toen er werd gezegd: "Er is geen (andere) Deïteit/Godheid dan Allah."
وَ یَقُوۡلُوۡنَ اَئِنَّا لَتَارِکُوۡۤا اٰلِہَتِنَا لِشَاعِرٍ مَّجۡنُوۡنٍ ﴿۶۳﴾
Wa yaqoeloena a'iennaa lataariekoeo aaliehatienaa lieshaa'ieriem madjnoen
37:36 Ze zeiden: "Moeten wij onze goden opgeven voor een bezeten\gestoorde dichter?" (Notitie: zie ook 36:69)
بَلۡ جَآءَ بِالۡحَقِّ وَ صَدَّقَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۷۳﴾
bal djaaa'a bielhaqqie wa saddaqal moersalieen
37:37 Nee! Hij (Mohammed v.z.m.h.) heeft de waarheid gebracht en (de waarheid van) de (eerdere) boodschappers bevestigd.
اِنَّکُمۡ لَذَآئِقُوا الۡعَذَابِ الۡاَلِیۡمِ ﴿۸۳﴾
Innakoem lazaaa'ieqoel 'azaabiel alieem
37:38 Voorzeker, jullie zullen zeker de pijnlijke straf proeven.
وَ مَا تُجۡزَوۡنَ اِلَّا مَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Wa maa toedjzawna iellaa maa koentoem ta'maloen
37:39 Jullie zullen alleen vergolden\gecompenseerd worden voor datgeen wat jullie hebben gedaan.
اِلَّا عِبَادَ اللّٰہِ الۡمُخۡلَصِیۡنَ ﴿۰۴﴾
Illaa 'iebaadal laahiel moeghlasieen
37:40 Behalve de dienaren van Allah die Hij heeft gekozen (, zij zullen de straf niet proeven). (Notitie: Allah leidt wie Hij wil, zie 27:15, 35:32)
اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ رِزۡقٌ مَّعۡلُوۡمٌ ﴿۱۴﴾
Oelaaa'ieka lahoem riezqoem ma'loem
37:41 Voor hen is er een bekende voorziening,
فَوَاکِہُ ۚ وَ ہُمۡ مُّکۡرَمُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Fa waakiehoe wa hoem moekramoen
37:42 verrukkelijke vruchten en ze zullen geëerd worden,
فِیۡ جَنّٰتِ النَّعِیۡمِ ﴿۳۴﴾
Fiee djannaatien Na'ieem
37:43 in de tuinen van gelukzaligheid,
عَلٰی سُرُرٍ مُّتَقٰبِلِیۡنَ ﴿۴۴﴾
'Alaa soeroeriem moetaqaa bielieen
37:44 op mooie banken, tegenover elkaar.
یُطَافُ عَلَیۡہِمۡ بِکَاۡسٍ مِّنۡ مَّعِیۡنٍۭ ﴿۵۴﴾
Yoetaafoe 'alaihiem biekaasiem miem ma'ieen
37:45 Er zal een beker onder hen rondgaan met drank van een (bekende) bron\fontein.
بَیۡضَآءَ لَذَّۃٍ لِّلشّٰرِبِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Baidaaa'a laz zatiel liesh shaariebieen
37:46 Wit en verrukkelijk voor de drinkers,
لَا فِیۡہَا غَوۡلٌ وَّ لَا ہُمۡ عَنۡہَا یُنۡزَفُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Laa fieehaa ghawloew wa laa hoem 'anhaa yoenzafoen
37:47 met geen schadelijke/nadelige werking (zoals een kater), noch zullen ze er dronken van worden.
وَ عِنۡدَہُمۡ قٰصِرٰتُ الطَّرۡفِ عِیۡنٌ ﴿۸۴﴾
Wa 'iendahoem qaasieraatoet tarfie 'ieen
37:48 Bij hen zullen er metgezellen zijn met verlegen blikken en mooie grote ogen,
کَاَنَّہُنَّ بَیۡضٌ مَّکۡنُوۡنٌ ﴿۹۴﴾
Ka annahoenna baidoem maknoen
37:49 net alsof ze zeldzame/beschermde eieren/schatten waren.
فَاَقۡبَلَ بَعۡضُہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ یَّتَسَآءَلُوۡنَ ﴿۰۵﴾
Fa aqbala ba'doehoem 'alaa badiey yatasaaa 'aloen
37:50 Sommige van hen (de bewoners van het paradijs), zullen anderen benaderen om elkaar te ondervragen.
قَالَ قَآئِلٌ مِّنۡہُمۡ اِنِّیۡ کَانَ لِیۡ قَرِیۡنٌ ﴿۱۵﴾
Qaala qaaa'ieloem mienhoem ienniee kaana liee qarieen
37:51 Eén van hen zal zeggen: "Ik had een boezemvriend,
یَّقُوۡلُ اَئِنَّکَ لَمِنَ الۡمُصَدِّقِیۡنَ ﴿۲۵﴾
Yaqoeloe 'a iennaka lamienal moesaddieqieen
37:52 die zei: "Ben jij echt een gelovige?"
ءَ اِذَا مِتۡنَا وَ کُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَ اِنَّا لَمَدِیۡنُوۡنَ ﴿۳۵﴾
'A-iezaa mietnaa wa koennaa toeraabaw wa 'iezaaman 'a iennaa lamadieenoen
37:53 "zullen we zeker berecht worden nadat we dood zijn en tot stof en botten zijn geworden?"
قَالَ ہَلۡ اَنۡتُمۡ مُّطَّلِعُوۡنَ ﴿۴۵﴾
Qaala hal antoem moettalie'oen
37:54 Hij (Allah) zal zeggen: "Willen jullie zien wat er gebeurt is (met hem)?" (Notitie: In het paradijs worden alle verzoeken ingewilligd.)
فَاطَّلَعَ فَرَاٰہُ فِیۡ سَوَآءِ الۡجَحِیۡمِ ﴿۵۵﴾
Fattala'a fara aahoe fiee sawaaa'iel djahieem
37:55 Vervolgens, zal hij hem zien in het midden van het vuur.
قَالَ تَاللّٰہِ اِنۡ کِدۡتَّ لَتُرۡدِیۡنِ ﴿۶۵﴾
Qaala tallaahie ien kietta latoerdieen
37:56 Hij zal zeggen: "Bij Allah! Voorzeker, jij had mij bijna geruïneerd/vernietigd/kapot gemaakt!"
وَ لَوۡ لَا نِعۡمَۃُ رَبِّیۡ لَکُنۡتُ مِنَ الۡمُحۡضَرِیۡنَ ﴿۷۵﴾
Wa law laa nie'matoe Rabbiee lakoentoe mienal moehdarieen
37:57 "Als het niet aan de gunst van mijn Heer lag, dan zou ik zeker bij jullie zijn geweest."
اَفَمَا نَحۡنُ بِمَیِّتِیۡنَ ﴿۸۵﴾
Afamaa nahnoe biemaiyietieen
37:58 "Zullen we dan (echt) niet sterven,"
اِلَّا مَوۡتَتَنَا الۡاُوۡلٰی وَ مَا نَحۡنُ بِمُعَذَّبِیۡنَ ﴿۹۵﴾
Illa mawtatanal oela wa maa nahnoe biemoe'azzabieen
37:59 "na onze eerste dood en zullen we niet worden gestraft?" (Notitie: nadat deze persoon de straf van zijn metgezel heeft gezien, stelt hij deze vragen).
اِنَّ ہٰذَا لَہُوَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۰۶﴾
Inna haazaa lahoewal fawzoel 'azieem
37:60 (Er zal worden gezegd:) "Voorzeker, dit is (als resultaat van) een grote prestatie."
لِمِثۡلِ ہٰذَا فَلۡیَعۡمَلِ الۡعٰمِلُوۡنَ ﴿۱۶﴾
Liemieslie haaza falya'ma liel 'aamieloen
37:61 Laat de werkers (daarom) werken om het gelijke te bereiken.
اَذٰلِکَ خَیۡرٌ نُّزُلًا اَمۡ شَجَرَۃُ الزَّقُّوۡمِ ﴿۲۶﴾
Azaalieka ghairoen noezoelan am shadjaratoez Zaqqoem
37:62 Is dat beter als vermaak\gastvrijheid of (is) de boom van Zaqqoem (beter)? (Notitie: de boom van Zaqqoem bevindt zich in de hel zie 44:43, 56:52).
اِنَّا جَعَلۡنٰہَا فِتۡنَۃً لِّلظّٰلِمِیۡنَ ﴿۳۶﴾
Innaa dja'alnaahaa fietnatal liezzaaliemieen
37:63 Wij hebben het (de boom) als een beproeving voor de misdadigers gemaakt.
اِنَّہَا شَجَرَۃٌ تَخۡرُجُ فِیۡۤ اَصۡلِ الۡجَحِیۡمِ ﴿۴۶﴾
Innahaa shadjaratoen taghroedjoe fieee asliel djahieem
37:64 Het is een boom dat groeit op de bodem de hel.
طَلۡعُہَا کَاَنَّہٗ رُءُوۡسُ الشَّیٰطِیۡنِ ﴿۵۶﴾
Tal'oehaa ka annahoe roe'oesoesh Shayaatieen
37:65 Zijn knoppen zijn netals de hoofden van satans.
فَاِنَّہُمۡ لَاٰکِلُوۡنَ مِنۡہَا فَمَالِـُٔوۡنَ مِنۡہَا الۡبُطُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Fa iennahoem la aakieloena mienhaa famaalie'oena mienhal boetoen
37:66 Ze zullen er zeker van eten en hun buiken ermee vullen.
ثُمَّ اِنَّ لَہُمۡ عَلَیۡہَا لَشَوۡبًا مِّنۡ حَمِیۡمٍ ﴿۷۶﴾
Soemma ienna lahoem 'alaihaa lashawbam mien hamieem
37:67 Vervolgens, is er voor hen kokend water zodat er een mix ontstaat (in hun buiken).
ثُمَّ اِنَّ مَرۡجِعَہُمۡ لَا۠ اِلَی الۡجَحِیۡمِ ﴿۸۶﴾
Soemma ienna mardjie'ahoem la ielal djahieem
37:68 Daarna zullen ze tot het vuur terugkeren.
اِنَّہُمۡ اَلۡفَوۡا اٰبَآءَہُمۡ ضَآلِّیۡنَ ﴿۹۶﴾
Innahoem alfaw aabaaa'ahoem daaallieen
37:69 Voorzeker, ze zagen dat hun vaders in dwaling verkeerden (gedurende het wereldse leven).
فَہُمۡ عَلٰۤی اٰثٰرِہِمۡ یُہۡرَعُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Fahoem 'alaa aasaariehiem yoehra'oen
37:70 Ze hebben zich dus gehaast in (het volgen van) hun voetstappen/voetsporen.
وَ لَقَدۡ ضَلَّ قَبۡلَہُمۡ اَکۡثَرُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۱۷﴾
Wa laqad dalla qablahoem aksaroel awwalieen
37:71 En waarlijk, veel van de oude generaties dwaalden.
وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا فِیۡہِمۡ مُّنۡذِرِیۡنَ ﴿۲۷﴾
Wa laqad arsalnaa fieehiem moenzierieen
37:72 Wij zonden boodschappers (die gekozen waren) vanuit hen.
فَانۡظُرۡ کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الۡمُنۡذَرِیۡنَ ﴿۳۷﴾
Fanzoer kaifa kaana 'aaqiebatoel moenzarieen
37:73 Zie dan hoe het einde was van degenen die gewaarschuwd waren,
اِلَّا عِبَادَ اللّٰہِ الۡمُخۡلَصِیۡنَ ﴿۴۷﴾
Illaa 'iebaadal laahiel moeghlasieen
37:74 met uitzondering van de gekozen dienaren van Allah. (Notitie: zie 27:15, 35:32)
وَ لَقَدۡ نَادٰىنَا نُوۡحٌ فَلَنِعۡمَ الۡمُجِیۡبُوۡنَ ﴿۵۷﴾
Wa laqad naadaanaa Noehoen falanie'mal moedjieeboen
37:75 En waarlijk, Noeh (Noach) riep ons aan. En (weet dat) Wij het beste zijn in beantwoorden.
وَ نَجَّیۡنٰہُ وَ اَہۡلَہٗ مِنَ الۡکَرۡبِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۷﴾
Wa nadjdjainaahoe wa ahlahoe mienal karbiel 'azieem
37:76 Wij redden hem en zijn familie van de noodsituatie. (Notitie: zijn zoon behoorde niet tot zijn familie, zie 11:45-46)
وَ جَعَلۡنَا ذُرِّیَّتَہٗ ہُمُ الۡبٰقِیۡنَ ﴿۷۷﴾
Wa dja'alnaa zoerrieyyatahoe hoemmoel baaqieen
37:77 En Wij maakten zijn nakomelingen als de overlevers (van de mensheid).
وَ تَرَکۡنَا عَلَیۡہِ فِی الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۸۷﴾
Wa taraknaa 'alaihie fiel aaghierieen
37:78 Wij lieten bij de nieuwere generaties de vredes groet voor hem achter:
سَلٰمٌ عَلٰی نُوۡحٍ فِی الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۹۷﴾
Salaamoen 'alaa Noehien fiel 'aalamieen
37:79 "Vrede rust op Noeh." (Dit lieten Wij achter) voor alle werelden (van verschillende cultuur, etniciteiten van mensheid en Djiens).
اِنَّا کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۰۸﴾
Innaa kazaalieka nadjziel moehsienieen
37:80 Zo belonen Wij degenen die goed doen.
اِنَّہٗ مِنۡ عِبَادِنَا الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۱۸﴾
Innahoe mien 'iebaadienal moe'mienieen
37:81 Zonder twijfel, hij was een gelovige dienaar.
ثُمَّ اَغۡرَقۡنَا الۡاٰخَرِیۡنَ ﴿۲۸﴾
Soemma aghraqnal aagharieen
37:82 Vervolgens, lieten Wij de anderen verdrinken.
وَ اِنَّ مِنۡ شِیۡعَتِہٖ لَاِبۡرٰہِیۡمَ ﴿۳۸﴾
Wa ienna mien shiee'atiehiee la Ibraahieem
37:83 Voorzeker, Ibrahiem (Abraham) was van zijn soort (een standvastige gelovige dienaar).
اِذۡ جَآءَ رَبَّہٗ بِقَلۡبٍ سَلِیۡمٍ ﴿۴۸﴾
Iz djaaa'a Rabbahoe bie qalbien salieem
37:84 (Gedenk) toen hij zijn Heer benaderde met een onderworpen hart.
اِذۡ قَالَ لِاَبِیۡہِ وَ قَوۡمِہٖ مَاذَا تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Iz qaala lie abieehie wa qawmiehiee maazaa ta'boedoen
37:85 (Gedenk) toen hij tot zijn oom (zie 6:74, 2:133) en zijn volk zei: "Wat aanbidden jullie?"
اَئِفۡکًا اٰلِہَۃً دُوۡنَ اللّٰہِ تُرِیۡدُوۡنَ ﴿۶۸﴾
A'iefkan aaliehatan doenal laahie toerieedoen
37:86 "Verlangen jullie naar valse goden naast Allah?"
فَمَا ظَنُّکُمۡ بِرَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۷۸﴾
Famaa zannoekoem bie Rabbiel'aalamieen
37:87 "Wat denken jullie dan over de Heer van de werelden?"
فَنَظَرَ نَظۡرَۃً فِی النُّجُوۡمِ ﴿۸۸﴾
Fanazara nazratan fiennoedjoem
37:88 Toen keek hij met een (bepaalde) blik naar de sterren,
فَقَالَ اِنِّیۡ سَقِیۡمٌ ﴿۹۸﴾
Faqaala ienniee saqieem
37:89 en zei: "Ik ben ziek" (tegen zijn volk.) (Notitie: hij zei dit, als excuses om niet mee hoeven te gaan met zijn volk, zie 21:57)
فَتَوَلَّوۡا عَنۡہُ مُدۡبِرِیۡنَ ﴿۰۹﴾
Fatawallaw 'anhoe moedbierieen
37:90 Dus ze vertrokken zonder hem.
فَرَاغَ اِلٰۤی اٰلِہَتِہِمۡ فَقَالَ اَلَا تَاۡکُلُوۡنَ ﴿۱۹﴾
Faraagha ielaaa aaliehatiehiem faqaala alaa taakoeloen
37:91 Vervolgens, ging hij naar hun goden en zei: "Eten jullie niet (Hebben jullie geen honger)?"
مَا لَکُمۡ لَا تَنۡطِقُوۡنَ ﴿۲۹﴾
Maa lakoem laa tantieqoen
37:92 "Waarom spreken jullie niet?"
فَرَاغَ عَلَیۡہِمۡ ضَرۡبًۢا بِالۡیَمِیۡنِ ﴿۳۹﴾
Faraagha 'alaihiem darbam bielyamieen
37:93 Vervolgens, begon hij hen met zijn rechte hand te slaan.
فَاَقۡبَلُوۡۤا اِلَیۡہِ یَزِفُّوۡنَ ﴿۴۹﴾
Fa aqbaloeo ielaihie yazieffoen
37:94 (Nadat ze terug kwamen en hun kapotte beelden hadden ontdekt,) kwamen ze rennend naar hem toe.
قَالَ اَتَعۡبُدُوۡنَ مَا تَنۡحِتُوۡنَ ﴿۵۹﴾
Qaala ata'boedoena maa tanhietoen
37:95 Hij zei: "Aanbidden jullie datgeen wat jullie zelf uithouwen\uithakken (zelf maken)?"
وَ اللّٰہُ خَلَقَکُمۡ وَ مَا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۶۹﴾
Wallaahoe ghalaqakoem wa maa ta'maloen
37:96 "Terwijl Allah jullie schiep en ook datgeen wat jullie maken?"
قَالُوا ابۡنُوۡا لَہٗ بُنۡیَانًا فَاَلۡقُوۡہُ فِی الۡجَحِیۡمِ ﴿۷۹﴾
Qaaloeb noe lahoe boen yaanan fa alqoehoe fiel djahieem
37:97 Ze zeiden: "Bouw voor hem een grote bouwwerk als brandstapel en gooi hem in de gigantische vuur."
فَاَرَادُوۡا بِہٖ کَیۡدًا فَجَعَلۡنٰہُمُ الۡاَسۡفَلِیۡنَ ﴿۸۹﴾
Fa araadoe biehiee kaidan fadja 'alnaahoemoel asfalieen
37:98 Ze maakten een plan tegen hem, maar Wij maakten hen tot de verliezers. (Notitie: zie ook 21:70)
وَ قَالَ اِنِّیۡ ذَاہِبٌ اِلٰی رَبِّیۡ سَیَہۡدِیۡنِ ﴿۹۹﴾
Wa qaala ienniee zaahieboen ielaa Rabbiee sa yahdieen
37:99 Hij zei: "Ik ga naar mijn Heer. Hij zal mij leiden." (Notitie: Ibrahiem zei dit tegen zijn volk.)
رَبِّ ہَبۡ لِیۡ مِنَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۰۰۱﴾
Rabbie hab liee mienas saaliehieen
37:100 (Ibrahiem zei:) "Mijn Heer schenk me een nageslacht dat goede daden zal verrichten."
فَبَشَّرۡنٰہُ بِغُلٰمٍ حَلِیۡمٍ ﴿۱۰۱﴾
Fabashsharnaahoe bieghoelaamien halieem
37:101 Dus gaven Wij hem het goede nieuws van een verdraagzame zoon.
فَلَمَّا بَلَغَ مَعَہُ السَّعۡیَ قَالَ یٰبُنَیَّ اِنِّیۡۤ اَرٰی فِی الۡمَنَامِ اَنِّیۡۤ اَذۡبَحُکَ فَانۡظُرۡ مَاذَا تَرٰی ؕ قَالَ یٰۤاَبَتِ افۡعَلۡ مَا تُؤۡمَرُ ۫ سَتَجِدُنِیۡۤ اِنۡ شَآءَ اللّٰہُ مِنَ الصّٰبِرِیۡنَ ﴿۲۰۱﴾
Falamma balagha ma'a hoes sa'ya qaala yaa boenieya iennieee araa fiel manaamie annieee azbahoeka fanzoer maazaa taraa; qaala yaaa abatief 'al maa toe'maroe satadjiedoeniee ien shaaa'allaahoe mienas saabierieen
37:102 Toen hij (Ismaiel) de leeftijd bereikte om met hem samen te werken, zei hij (Ibrahiem): "Mijn zoon. Ik heb in een droom gezien dat ik jou opofferde, hoe zie jij dit? Hij (Ismaiel) zei: "Mijn vader, doe wat u bevolen is. Als Allah het wil, zult u mij geduldig bevinden.
فَلَمَّاۤ اَسۡلَمَا وَ تَلَّہٗ لِلۡجَبِیۡنِ ﴿۳۰۱﴾
Falammaaa aslamaa wa tallahoe lieldjabieen
37:103 Toen ze beiden (aan Allah's wil) hadden onderworpen en hij hem op zijn voorhoofd legde,
وَ نَادَیۡنٰہُ اَنۡ یّٰۤاِبۡرٰہِیۡمُ ﴿۴۰۱﴾
Wa naadainaahoe ay yaaaa Ibrahieem
37:104 riepen Wij naar hem: "O Ibrahiem!"
قَدۡ صَدَّقۡتَ الرُّءۡیَا ۚ اِنَّا کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۵۰۱﴾
Qad saddaqtar roe'yaa; iennaa kazaalieka nadjziel moehsienieen
37:105 "Waarlijk, jij hebt (de opdracht in) de droom\vision vervuld." Voorzeker, zo belonen Wij de mensen die goed doen. (Notitie: Allah geeft een uitweg in moeilijke situaties voor mensen die goed doen, zodat ze niet verdrietig zijn, zie 2:112.)
اِنَّ ہٰذَا لَہُوَ الۡبَلٰٓـؤُا الۡمُبِیۡنُ ﴿۶۰۱﴾
Inna haazaa lahoewal balaaa'oel moebieen
37:106 Zonder enige twijfel, dit was een gigantische beproefing. (Notitie: zie 2:124)
وَ فَدَیۡنٰہُ بِذِبۡحٍ عَظِیۡمٍ ﴿۷۰۱﴾
Wa fadainaahoe bieziebhien 'azieem
37:107 Wij hebben hem verlost door middel van een (ander) groot offer(: het slachten van een ram).
وَ تَرَکۡنَا عَلَیۡہِ فِی الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۸۰۱﴾
Wa taraknaa 'alaihie fiel aaghierieen
37:108 Wij lieten voor hem (zijn erfenis) achter voor de nieuwere generaties. (Notitie: De meeste rituelen tijdens de hadj zijn gebaseerd op het leven van Ibrahiem, zie o.a. het offeren van een offerdier tijdens de Hadj, 2:196 en 22:32-34)
سَلٰمٌ عَلٰۤی اِبۡرٰہِیۡمَ ﴿۹۰۱﴾
Salaamoen 'alaaa Ibraahieem
37:109 "Vrede rust op Ibrahiem."
کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۰۱۱﴾
Kazaalieka nadjziel moehsienieen
37:110 Zo belonen Wij de mensen die goed doen.
اِنَّہٗ مِنۡ عِبَادِنَا الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۱۱۱﴾
Innahoe mien 'iebaadienal moe'mienieen
37:111 Zonder twijfel, hij is één van Onze gelovige dienaren.
وَ بَشَّرۡنٰہُ بِاِسۡحٰقَ نَبِیًّا مِّنَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۲۱۱﴾
Wa bashsharnaahoe bie Ishaaqa Nabieyam mienas saaliehieen
37:112 En Wij gaven hem het goede nieuws van Izaak, een profeet, behorend tot de rechtvaardigen.
وَ بٰرَکۡنَا عَلَیۡہِ وَ عَلٰۤی اِسۡحٰقَ ؕ وَ مِنۡ ذُرِّیَّتِہِمَا مُحۡسِنٌ وَّ ظَالِمٌ لِّنَفۡسِہٖ مُبِیۡنٌ ﴿۳۱۱﴾
Wa baaraknaa 'alaihie wa 'alaaa Ishaaq; wa mien zoerrieyya tiehiemaa moehsienoew wa zaaliemoel lienafsiehiee moebieen
37:113 Wij zegenden hem (Ibrahiem) en Izaak. En onder hun nageslacht zijn er mensen die goed doen en (ook) mensen die zichzelf duidelijk onrecht aan doen.
وَ لَقَدۡ مَنَنَّا عَلٰی مُوۡسٰی وَ ہٰرُوۡنَ ﴿۴۱۱﴾
Wa laqad mananna alaa Moesaa wa Haaroen
37:114 Waarlijk, Wij schonken gunsten aan Moesa (Mozes) en Haroen (Aaron).
وَ نَجَّیۡنٰہُمَا وَ قَوۡمَہُمَا مِنَ الۡکَرۡبِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۵۱۱﴾
Wa nadjdjainaahoemaa wa qawmahoemaa mienal karbiel 'azieem
37:115 Wij redden hen beide en hun volk van de grote kwelling (de onderdrukking van Farao).
وَ نَصَرۡنٰہُمۡ فَکَانُوۡا ہُمُ الۡغٰلِبِیۡنَ ﴿۶۱۱﴾
Wa nasarnaahoem fakaanoe hoemoel ghaaliebieen
37:116 Wij hielpen hen, dus werden ze de overwinnaars.
وَ اٰتَیۡنٰہُمَا الۡکِتٰبَ الۡمُسۡتَبِیۡنَ ﴿۷۱۱﴾
Wa aatainaahoemal Kietaabal moestabieen
37:117 Wij gaven het duidelijke boek (de Thora) aan hen beide.
وَ ہَدَیۡنٰہُمَا الصِّرَاطَ الۡمُسۡتَقِیۡمَ ﴿۸۱۱﴾
Wa hadainaahoemoes Sieraatal Moestaqieem
37:118 Wij leidden hen beide tot het rechte pad.
وَ تَرَکۡنَا عَلَیۡہِمَا فِی الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۹۱۱﴾
Wa taraknaa 'alaihiemaa fiel aaghierieen
37:119 En Wij lieten voor beide van hen (hun erfenis, de Thora) achter voor de nieuwere generaties.
سَلٰمٌ عَلٰی مُوۡسٰی وَ ہٰرُوۡنَ ﴿۰۲۱﴾
Salaamoen 'alaa Moesaa wa Haaroen
37:120 "Vrede rust op Moesa en Haroen."
اِنَّا کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۱۲۱﴾
Innaa kazaalieka nadjziel moehsienieen
37:121 Voorzeker, zo belonen Wij de mensen die goed doen.
اِنَّہُمَا مِنۡ عِبَادِنَا الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۲۱﴾
Innahoemaa mien 'iebaadienal moe'mienieen
37:122 Zonder twijfel, beide van hen zijn gelovige dienaren.
وَ اِنَّ اِلۡیَاسَ لَمِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۳۲۱﴾
Wa ienna Ilyaasa lamienal moersalieen
37:123 En voorzeker, Ieljaas (Elias) was zonder twijfel één van de boodschapper.
اِذۡ قَالَ لِقَوۡمِہٖۤ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۴۲۱﴾
Iz qaala lieqawmiehieee alaa tattaqoen
37:124 (Gedenk) toen hij tot zijn volk zei: "Vrezen jullie (Allah) niet (voor jullie slechte daden)?"
اَتَدۡعُوۡنَ بَعۡلًا وَّ تَذَرُوۡنَ اَحۡسَنَ الۡخَالِقِیۡنَ ﴿۵۲۱﴾
Atad'oena Ba'law wa tazaroena ahsanal ghaalieqieen
37:125 "Roepen jullie ba'lan (Baäl, een afgod) aan en jullie verlaten de beste Schepper,
اللّٰہَ رَبَّکُمۡ وَ رَبَّ اٰبَآئِکُمُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۶۲۱﴾
Allaaha Rabbakoem wa Rabba aabaaa'iekoemoel awwalieen
37:126 Allah, jullie Heer en de Heer van jullie voorvaders?!"
فَکَذَّبُوۡہُ فَاِنَّہُمۡ لَمُحۡضَرُوۡنَ ﴿۷۲۱﴾
Fakazzaboehoe fa ienna hoem lamoehdaroen
37:127 Maar ze verwierpen hem. Dus voorzeker, ze zullen worden voortgebracht (voor de berechting van hun daden),
اِلَّا عِبَادَ اللّٰہِ الۡمُخۡلَصِیۡنَ ﴿۸۲۱﴾
Illaa 'iebaadal laahiel moeghlasieen
37:128 behalve de dienaren van Allah die Hij heeft gekozen. (Notitie: zie 27:15, 35:32)
وَ تَرَکۡنَا عَلَیۡہِ فِی الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۹۲۱﴾
Wa taraknaa 'alaihie fiel aaghierieen
37:129 En Wij lieten voor hem (zijn erfenis) achter voor de nieuwere generaties.
سَلٰمٌ عَلٰۤی اِلۡ یَاسِیۡنَ ﴿۰۳۱﴾
Salaamoen 'alaaa Ilyaasieen
37:130 "Vrede rust op Ieljaas."
اِنَّا کَذٰلِکَ نَجۡزِی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۱۳۱﴾
Innaa kazaalieka nadjziel moehsienieen
37:131 Voorzeker, zo belonen Wij de mensen die goed doen.
اِنَّہٗ مِنۡ عِبَادِنَا الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۳۱﴾
Innahoe mien 'iebaadienal moe'mienieen
37:132 Zonder twijfel, hij is één van Onze gelovige dienaren.
وَ اِنَّ لُوۡطًا لَّمِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۳۳۱﴾
Wa ienna Loetal lamienal moersalieen
37:133 En voorzeker, Loeth (Lot) was één van de boodschapper.
اِذۡ نَجَّیۡنٰہُ وَ اَہۡلَہٗۤ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۴۳۱﴾
Iz nadjdjainaahoe wa ahlahoeo adjma'ieen
37:134 (Gedenk) toen Wij hem en zijn gehele familie redden,
اِلَّا عَجُوۡزًا فِی الۡغٰبِرِیۡنَ ﴿۵۳۱﴾
Illaa 'adjoezan fiel ghaabierieen
37:135 met uitzondering van een oude vrouw (zijn vrouw). Ze behoorde tot degenen die achterbleven.
ثُمَّ دَمَّرۡنَا الۡاٰخَرِیۡنَ ﴿۶۳۱﴾
Soemma dammarnal aagharieen
37:136 Vervolgens, vernietigden Wij de anderen.
وَ اِنَّکُمۡ لَتَمُرُّوۡنَ عَلَیۡہِمۡ مُّصۡبِحِیۡنَ ﴿۷۳۱﴾
Wa iennakoem latamoerroena 'alaihiem moesbiehieen
37:137 Voorzeker, jullie (Arabieren) passeren hun (ruïnes) tijdens de ochtend,
وَ بِالَّیۡلِ ؕ اَفَلَا تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۸۳۱﴾
Wa biellail; afalaa ta'qieloen
37:138 en de nacht (wanneer jullie reizen). Willen jullie dan niet nadenken?
وَ اِنَّ یُوۡنُسَ لَمِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۹۳۱﴾
Wa ienna Yoenoesa lamienal moersalieen
37:139 En voorzeker, Joenoes (Jonas) was zonder twijfel één van de boodschappers.
اِذۡ اَبَقَ اِلَی الۡفُلۡکِ الۡمَشۡحُوۡنِ ﴿۰۴۱﴾
Iz abaqa ielal foelkiel mash hoen
37:140 Gedenk, toen hij vluchtte naar het (zwaar) beladen schip. (Notitie: toen het schip op zinken stond, werd er besloten om dingen overboord te gooien. Er werd ook onder de bemanningsleden geloot om te bepalen wie het schip moest verlaten.)
فَسَاہَمَ فَکَانَ مِنَ الۡمُدۡحَضِیۡنَ ﴿۱۴۱﴾
Fasaahama fakaana mienal moedhadieen
37:141 Hij trok een lot en behoorde tot de verliezers (en werd dus overboord gegooid).
فَالۡتَقَمَہُ الۡحُوۡتُ وَ ہُوَ مُلِیۡمٌ ﴿۲۴۱﴾
Faltaqamahoel hoetoe wa hoewa moelieem
37:142 Vervolgens, slokte de (grote) vis hem op. Hij was (namelijk) schuldig.
فَلَوۡ لَاۤ اَنَّہٗ کَانَ مِنَ الۡمُسَبِّحِیۡنَ ﴿۳۴۱﴾
Falaw laaa annahoe kaana mienal moesabbiehieen
37:143 Als hij niet behoorde tot degene die lofprijzingen gaf,
لَلَبِثَ فِیۡ بَطۡنِہٖۤ اِلٰی یَوۡمِ یُبۡعَثُوۡنَ ﴿۴۴۱﴾
Lalabiesa fiee batniehieee ielaa Yawmie yoeb'asoen
37:144 dan, zou hij in zijn buik zijn verbleven tot aan de dag wanneer ze worden opgewekt.
فَنَبَذۡنٰہُ بِالۡعَرَآءِ وَ ہُوَ سَقِیۡمٌ ﴿۵۴۱﴾
Fanabaznaahoe biel'araaa'ie wa hoewa saqieem
37:145 Wij wierpen hem op een kale oever. Hij was ziek.
وَ اَنۡۢبَتۡنَا عَلَیۡہِ شَجَرَۃً مِّنۡ یَّقۡطِیۡنٍ ﴿۶۴۱﴾
Wa ambatnaa 'alaihie shadjaratam may yaqtieen
37:146 Wij deden bij hem een pompoen plant groeien (, dat hem genezing gaf).
وَ اَرۡسَلۡنٰہُ اِلٰی مِائَۃِ اَلۡفٍ اَوۡ یَزِیۡدُوۡنَ ﴿۷۴۱﴾
Wa arsalnaahoe ielaa mie'atie alfien aw yazieedoen
37:147 (Vervolgens) zonden Wij hem tot minstens honderdduizend (mensen).
فَاٰمَنُوۡا فَمَتَّعۡنٰہُمۡ اِلٰی حِیۡنٍ ﴿۸۴۱﴾
Fa aamanoe famatta' naahoem ielaa hieen
37:148 Ze geloofden. Dus gaven Wij ze de tijdelijke genieting (van het wereldse leven).
فَاسۡتَفۡتِہِمۡ اَلِرَبِّکَ الۡبَنَاتُ وَ لَہُمُ الۡبَنُوۡنَ ﴿۹۴۱﴾
Fastaftiehiem alie Rabbiekal banaatoe wa lahoemoel banoen
37:149 Vraag hen dan: "Heeft jouw Heer dochters, terwijl ze zonen aan zichzelf toekennen?" (Notitie: baby-meisjes werden levend begraven, dus geofferd aan Allah, terwijl de zonen werden behouden, zie 16:57-58.)
اَمۡ خَلَقۡنَا الۡمَلٰٓئِکَۃَ اِنَاثًا وَّ ہُمۡ شٰہِدُوۡنَ ﴿۰۵۱﴾
Am ghalaqnal malaaa'ie kata ienaasaw wa hoem shaahiedoen
37:150 "Of hebben Wij de engelen vrouwelijk geschapen, terwijl ze er getuige van waren?"
اَلَاۤ اِنَّہُمۡ مِّنۡ اِفۡکِہِمۡ لَیَقُوۡلُوۡنَ ﴿۱۵۱﴾
Alaaa iennahoem mien iefkiehiem la yaqoeloen
37:151 "Zonder enige twijfel, ze zeggen door datgeen wat ze verzonnen hebben (namelijk, het plaatsten van vrouwen naast Allah):
وَلَدَ اللّٰہُ ۙ وَ اِنَّہُمۡ لَکٰذِبُوۡنَ ﴿۲۵۱﴾
Waladal laahoe wa iennahoem lakaazieboen
37:152 "Allah heeft verwekt." Zonder enige twijfel, ze zijn leugenaars!"
اَصۡطَفَی الۡبَنَاتِ عَلَی الۡبَنِیۡنَ ﴿۳۵۱﴾
Astafal banaatie 'alal banieen
37:153 "Heeft Hij dochters boven zonen verkozen!?"
مَا لَکُمۡ ۟ کَیۡفَ تَحۡکُمُوۡنَ ﴿۴۵۱﴾
Maa lakoem kaifa tahkoemoen
37:154 "Wat is er met jullie!? Hoe oordelen jullie!?"
اَفَلَا تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۵۵۱﴾
Afalaa tazakkaroen
37:155 "Waarom denken jullie niet na!?"
اَمۡ لَکُمۡ سُلۡطٰنٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۶۵۱﴾
Am lakoem soeltaanoem moebieen
37:156 "Of berusten jullie op basis van een duidelijke autoriteit\bewijs!?"
فَاۡتُوۡا بِکِتٰبِکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۷۵۱﴾
Faatoe bie Kietaabiekoem ien koentoem saadieqieen
37:157 "Breng jullie boek, als jullie streven naar de waarheid!"
وَ جَعَلُوۡا بَیۡنَہٗ وَ بَیۡنَ الۡجِنَّۃِ نَسَبًا ؕ وَ لَقَدۡ عَلِمَتِ الۡجِنَّۃُ اِنَّہُمۡ لَمُحۡضَرُوۡنَ ﴿۸۵۱﴾
Wa dja'aloe bainahoe wa bainal djiennatie nasabaa; wa laqad 'aliematiel djiennatoe iennahoem lamoehdaroen
37:158 En ze hebben tussen Hem (Allah) en de Djiens een relatie/familieband toegewezen. Waarlijk, de Djiens weten dat ze worden voort gebracht (bij Hem voor berechting).
سُبۡحٰنَ اللّٰہِ عَمَّا یَصِفُوۡنَ ﴿۹۵۱﴾
Soebhaanal laahie 'ammaa yasiefoen
37:159 Subhaan Allah (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming is Allah) boven al datgeen wat ze toekennen!
اِلَّا عِبَادَ اللّٰہِ الۡمُخۡلَصِیۡنَ ﴿۰۶۱﴾
Illaa 'iebaadal laahiel moeghlasieen
37:160 "(Wij engelen zijn,) niets anders dan de gekozen dienaren van Allah."
فَاِنَّکُمۡ وَ مَا تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۱۶۱﴾
Fa iennakoem wa maa ta'boedoen
37:161 "Jullie en wat jullie aanbidden (satans),
مَاۤ اَنۡتُمۡ عَلَیۡہِ بِفٰتِنِیۡنَ ﴿۲۶۱﴾
Maaa antoem 'alaihie bie faaatienieen
37:162 kunnen niemand weg verleiden (van de aanbidding) van Hem (Allah),
اِلَّا مَنۡ ہُوَ صَالِ الۡجَحِیۡمِ ﴿۳۶۱﴾
Illaa man hoewa saaliel djahieem
37:163 behalve degenen die zal branden in de hel."
وَ مَا مِنَّاۤ اِلَّا لَہٗ مَقَامٌ مَّعۡلُوۡمٌ ﴿۴۶۱﴾
Wa maa miennaaa iellaa lahoe maqaamoen ma'loem
37:164 "Iedereen onder ons heeft een bekende plek (verblijfplaats)".
وَّ اِنَّا لَنَحۡنُ الصَّآفُّوۡنَ ﴿۵۶۱﴾
Wa iennaa lanah noes saaffoen
37:165 "Voorzeker, wij staan opgesteld in rijen."
وَ اِنَّا لَنَحۡنُ الۡمُسَبِّحُوۡنَ ﴿۶۶۱﴾
Wa iennaa lanah noel moesabbiehoen
37:166 "Zonder enige twijfel, wij (de engelen) verheerlijken (Hem, Allah)." (Notitie: zie 40:7)
وَ اِنۡ کَانُوۡا لَیَقُوۡلُوۡنَ ﴿۷۶۱﴾
Wa ien kaanoe la yaqoeloen
37:167 In feite, ze (de ongelovigen) zeiden (voor de openbaring van de Koran):
لَوۡ اَنَّ عِنۡدَنَا ذِکۡرًا مِّنَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۸۶۱﴾
Law anna 'iendanaa ziekram mienal awwalieen
37:168 "Als we een herrinnering (boodschap) hadden gekregen net zoals die van de oude generaties,"
لَکُنَّا عِبَادَ اللّٰہِ الۡمُخۡلَصِیۡنَ ﴿۹۶۱﴾
Lakoenna 'iebaadal laahiel moeghlasieen
37:169 "dan zouden we zeker gekozen dienaren van Allah zijn geweest."
فَکَفَرُوۡا بِہٖ فَسَوۡفَ یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۰۷۱﴾
Fakafaroe biehiee fasawfa ya'lamoen
37:170 Echter, (nu dat deze, de Koran, is gekomen), geloven ze er niet in, dus spoedig zullen ze het te weten komen!
وَ لَقَدۡ سَبَقَتۡ کَلِمَتُنَا لِعِبَادِنَا الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۱۷۱﴾
Wa laqad sabaqat Kaliematoenaa lie'iebaadienal moersa lieen
37:171 Waarlijk, Onze Woord (de overwinning) was ook eerder toegezegd aan Onze dienaren, de (voorgaande) boodschappers,
اِنَّہُمۡ لَہُمُ الۡمَنۡصُوۡرُوۡنَ ﴿۲۷۱﴾
Innaa hoem lahoemoel mansoeroen
37:172 dat ze zeker de winnaars zullen zijn.
وَ اِنَّ جُنۡدَنَا لَہُمُ الۡغٰلِبُوۡنَ ﴿۳۷۱﴾
Wa ienna djoendana lahoemoel ghaalieboen
37:173 Zonder twijfel Onze leger zal overwinnen.
فَتَوَلَّ عَنۡہُمۡ حَتّٰی حِیۡنٍ ﴿۴۷۱﴾
Fatawalla 'anhoem hatta hieen
37:174 Wend jezelf (Mohammed v.z.m.h.) dus voor een bepaalde tijd van hen af.
وَّ اَبۡصِرۡہُمۡ فَسَوۡفَ یُبۡصِرُوۡنَ ﴿۵۷۱﴾
Wa absierhoem fasawfa yoebsieroen
37:175 Kijk naar hen. Spoedig zullen het zien.
اَفَبِعَذَابِنَا یَسۡتَعۡجِلُوۡنَ ﴿۶۷۱﴾
Afabie'azaabienaa yasta'djieloen
37:176 Willen ze dan Onze straf verhaasten?
فَاِذَا نَزَلَ بِسَاحَتِہِمۡ فَسَآءَ صَبَاحُ الۡمُنۡذَرِیۡنَ ﴿۷۷۱﴾
Fa iezaa nazala biesaahatiehiem fasaaa'a sabaahoel moenzarieen
37:177 Echter, op het moment dat het daalt naar hun leefgebied, dan zal de ochtend zeer slecht zijn voor degenen die waren gewaarschuwd!
وَ تَوَلَّ عَنۡہُمۡ حَتّٰی حِیۡنٍ ﴿۸۷۱﴾
Wa tawalla 'anhoem hattaa hieen
37:178 Dus wend je zelf tijdelijk af van hen.
وَّ اَبۡصِرۡ فَسَوۡفَ یُبۡصِرُوۡنَ ﴿۹۷۱﴾
Wa absier fasawfa yoebsieroen
37:179 En zie, zeer spoedig zullen zij zien.
سُبۡحٰنَ رَبِّکَ رَبِّ الۡعِزَّۃِ عَمَّا یَصِفُوۡنَ ﴿۰۸۱﴾
Soebhaana Rabbieka Rabbiel 'iezzatie 'amma yasiefoen
37:180 Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is jou Heer. De Heer van alle Eer boven al datgeen wat ze toekennen.
وَ سَلٰمٌ عَلَی الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۱۸۱﴾
Wa salaamoen 'alalmoersalieen
37:181 En vrede rust op de boodschappers.
وَ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۲۸۱﴾
Walhamdoe liellaahie Rabbiel 'aalamieen
37:182 En Al-Hamd (Alle lof, eer en dank) komt Allah toe, de Heer van de werelden (van mensen en Djiens).