اَلۡحَمۡدُ لِلّٰہِ فَاطِرِ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ جَاعِلِ الۡمَلٰٓئِکَۃِ رُسُلًا اُولِیۡۤ اَجۡنِحَۃٍ مَّثۡنٰی وَ ثُلٰثَ وَ رُبٰعَ ؕ یَزِیۡدُ فِی الۡخَلۡقِ مَا یَشَآءُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۱﴾
Alhamdoe liellaahie faatieries samaawaatie wal ardie djaa'ieliel malaaa'iekatie roesoelan oelieee adjniehatiem masnaa wa soelaasa wa roebaa'; yazieedoe fiel ghalqie maa yashaaa'; iennal laaha 'alaa koellie shai'ien Qadieer
35:1 Al-Hamd (Alle lof, eer en dank) komt Allah toe. De schepper van de hemelen en de aarde, Degene Die de engelen tot profeten maakt, met twee, drie of vier vleugels. Hij voeg toe aan zijn creatie wat Hij wil. Voorzeker, Allah is op elk gebied Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil).
مَا یَفۡتَحِ اللّٰہُ لِلنَّاسِ مِنۡ رَّحۡمَۃٍ فَلَا مُمۡسِکَ لَہَا ۚ وَ مَا یُمۡسِکۡ ۙ فَلَا مُرۡسِلَ لَہٗ مِنۡۢ بَعۡدِہٖ ؕ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۲﴾
Maa yaftahiel laahoe liennaaasie mier rahmatien falaa moemsieka lahaa wa maa yoemsiek falaa moersiela lahoe miemba'diehie; wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
35:2 Wat Allah aan barmhartigheid aan de mensen schenkt, niemand kan het tegen houden. En wat Hij (ervan) tegenhoudt, niemand anders kan het daarna schenken. Hij is Al-Aziez (de Al-Machtige), Al-Hakiem (de Al-Wijze).
یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَتَ اللّٰہِ عَلَیۡکُمۡ ؕ ہَلۡ مِنۡ خَالِقٍ غَیۡرُ اللّٰہِ یَرۡزُقُکُمۡ مِّنَ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ۫ۖ فَاَنّٰی تُؤۡفَکُوۡنَ ﴿۳﴾
Yaaa ayyoehan naasoezkoeroe nie'matal laahie 'alaikoem; hal mien ghaalieqien ghairoel laahie yarzoeqoekoem mienas samaaa'ie wal ard; laaa ielaaha iellaa Hoewa fa annaa toe'fakoen
35:3 O mensen! Gedenk de gunsten van Allah (die Hij) op jullie (schenkt). Is er een andere schepper dan Allah, die jullie voorziet van (gunsten afkomstig) uit de hemel en de aarde? Er is geen godheid/deïteit dan Hij. Waarom worden jullie dan misleid (door de satan)?
وَ اِنۡ یُّکَذِّبُوۡکَ فَقَدۡ کُذِّبَتۡ رُسُلٌ مِّنۡ قَبۡلِکَ ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ تُرۡجَعُ الۡاُمُوۡرُ ﴿۴﴾
Wa iey yoekazzieboeka faqad koezziebat Roesoeloem mien qabliek; wa ielal laahie toerdja'oel oemoer
35:4 En als ze jou (Mohammed v.z.m.h.) verwerpen, (weet dan) dat boodschappers voor jou (ook) verworpen zijn. (Weet dat,) naar Allah de zaken\kwesties worden teruggebracht (voor het eind oordeel).
یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ اِنَّ وَعۡدَ اللّٰہِ حَقٌّ فَلَا تَغُرَّنَّکُمُ الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا ٝ وَ لَا یَغُرَّنَّکُمۡ بِاللّٰہِ الۡغَرُوۡرُ ﴿۵﴾
Yaaa ayyoehan naasoe ienna wa'dal laahie haqqoen falaa taghoerrannakoemoel hayaatoed doenyaa; wa laa yaghoerran nakoem biellaahiel gharoer
35:5 O mensen! Voorzeker, de belofte van Allah is waar! Laat het wereldse leven jou niet doen misleiden en laat de bedrieger (de satan) jullie over Allah niet doen misleiden.
اِنَّ الشَّیۡطٰنَ لَکُمۡ عَدُوٌّ فَاتَّخِذُوۡہُ عَدُوًّا ؕ اِنَّمَا یَدۡعُوۡا حِزۡبَہٗ لِیَکُوۡنُوۡا مِنۡ اَصۡحٰبِ السَّعِیۡرِ ؕ﴿۶﴾
Innash shaitaana lakoem 'adoewwoen fattaghiezoehoe 'adoewwaa; iennamaa yad'oe hiezbahoe lieyakoenoe mien ashaabies sa'ieer
35:6 Voorzeker, de satan is voor jullie een vijand. Dus beschouw hem als een vijand. Hij nodigt zijn aanhangers uit (tot het slechte), zodat ze tot de bewoners van het vuur kunnen behoren.
اَلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَہُمۡ عَذَابٌ شَدِیۡدٌ ۬ؕ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ لَہُمۡ مَّغۡفِرَۃٌ وَّ اَجۡرٌ کَبِیۡرٌ ﴿۷﴾
Allazieena kafaroe lahoem 'azaaboen shadieed; wallazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie lahoem maghfieratoew wa adjroen kabieer
35:7 Degenen die niet geloven, voor hen zal er een zware straf zijn. Voor degenen die geloven en goede daden verrichten, voor hen is er vergiffenis en een grote beloning.
اَفَمَنۡ زُیِّنَ لَہٗ سُوۡٓءُ عَمَلِہٖ فَرَاٰہُ حَسَنًا ؕ فَاِنَّ اللّٰہَ یُضِلُّ مَنۡ یَّشَآءُ وَ یَہۡدِیۡ مَنۡ یَّشَآءُ ۫ۖ فَلَا تَذۡہَبۡ نَفۡسُکَ عَلَیۡہِمۡ حَسَرٰتٍ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلِیۡمٌۢ بِمَا یَصۡنَعُوۡنَ ﴿۸﴾
Afaman zoeyyiena lahoe soeo'oe 'amaliehiee fara aahoe hasanaa; fa iennal laaha yoedielloe may yashaaa'oe wa yahdiee may yashaaa'oe falaa tazhab nafsoeka 'alaihiem hasaraat; iennal laaha 'alieemoen biemaa yasna'oen
35:8 Is (de daden van) degene waarvan het kwaad van zijn daden schoonschijnend is gemaakt, zodat hij het als goed beschouwd (, gelijk aan de daden van iemand die gelooft)? Voorzeker, Allah laat degenen dwalen waarvan Hij het wil en Hij leidt wie Hij wil. Dus heb geen medelijden voor hen. Voorzeker, Allah is Alwetend over datgeen wat ze doen.
وَ اللّٰہُ الَّذِیۡۤ اَرۡسَلَ الرِّیٰحَ فَتُثِیۡرُ سَحَابًا فَسُقۡنٰہُ اِلٰی بَلَدٍ مَّیِّتٍ فَاَحۡیَیۡنَا بِہِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ کَذٰلِکَ النُّشُوۡرُ ﴿۹﴾
Wallaahoel lazieee arsalar rieyaaha fatoesieeroe sa haaban fasoeqnaahoe ielaa baladiem maiyietien fa ahyaynaa biehiel arda ba'da mawtiehaa; kazaaliekan noeshoer
35:9 Allah is degenen die de winden stuurt, zodat ze wolken omhoog stuwen. Wij drijven hen (de wolken) naar een dorre land voort, en doen daarmee de aarde herleven nadat het dood was. Zo zal (ook) de herrijzing/opwekking/wederopstanding (op de dag des oordeels) zijn.
مَنۡ کَانَ یُرِیۡدُ الۡعِزَّۃَ فَلِلّٰہِ الۡعِزَّۃُ جَمِیۡعًا ؕ اِلَیۡہِ یَصۡعَدُ الۡکَلِمُ الطَّیِّبُ وَ الۡعَمَلُ الصَّالِحُ یَرۡفَعُہٗ ؕ وَ الَّذِیۡنَ یَمۡکُرُوۡنَ السَّیِّاٰتِ لَہُمۡ عَذَابٌ شَدِیۡدٌ ؕ وَ مَکۡرُ اُولٰٓئِکَ ہُوَ یَبُوۡرُ ﴿۰۱﴾
Man kaana yoerieedoel 'iezzata faliellaahiel 'iezzatoe djamiee'aa; ielaihie yas'adoel kaliemoet taiyieboe wal'amaloes saaliehoe yarfa'oeh; wallazieena yamkoeroenas sayyieaatie lahoem 'azaaboen shadieed; wa makroe oelaaa'ieka hoewa yaboer
35:10 Wie eer wenst, weet dat alle eer aan Allah toebehoort. Tot hem stijgen de lofprijzingen en de goede daden verhoogt het. Echter, degenen die slechte daden plannen, voor hen is er een zware straf. Het effect van hun kwade plannen zal vergaan.
وَ اللّٰہُ خَلَقَکُمۡ مِّنۡ تُرَابٍ ثُمَّ مِنۡ نُّطۡفَۃٍ ثُمَّ جَعَلَکُمۡ اَزۡوَاجًا ؕ وَ مَا تَحۡمِلُ مِنۡ اُنۡثٰی وَ لَا تَضَعُ اِلَّا بِعِلۡمِہٖ ؕ وَ مَا یُعَمَّرُ مِنۡ مُّعَمَّرٍ وَّ لَا یُنۡقَصُ مِنۡ عُمُرِہٖۤ اِلَّا فِیۡ کِتٰبٍ ؕ اِنَّ ذٰلِکَ عَلَی اللّٰہِ یَسِیۡرٌ ﴿۱۱﴾
Wallaahoe ghalaqakoem mien toeraabien soemma mien noetfatien soemma dja'alakoem azwaadjaa; wa maa tahmieloe mien oensaa wa laa tada'oe iellaa bie'ielmieh; wa maa yoe'ammaroe miem moe'ammariew wa laa yoenqasoe mien 'oemoeriehieee iellaa fiee kietaab; ienna zaalieka 'alal laahie yasieer
35:11 Allah schiep jullie vanuit (sterren-) stof, vervolgens uit een 'Nutfa' (één enkele cel). Daarna maakte Hij jullie in paren (man en vrouw) (dat voortplant). Elke vrouw wordt zwanger en baart (kinderen) alleen op basis van Zijn kennis. Het leven van een persoon wordt niet verlengd, noch verkort, het staat vastgesteld in een boek. Voorzeker, dat is voor Allah makkelijk. (Notitie: zie ook 16:4, 23:12-14)
وَ مَا یَسۡتَوِی الۡبَحۡرٰنِ ٭ۖ ہٰذَا عَذۡبٌ فُرَاتٌ سَآئِغٌ شَرَابُہٗ وَ ہٰذَا مِلۡحٌ اُجَاجٌ ؕ وَ مِنۡ کُلٍّ تَاۡکُلُوۡنَ لَحۡمًا طَرِیًّا وَّ تَسۡتَخۡرِجُوۡنَ حِلۡیَۃً تَلۡبَسُوۡنَہَا ۚ وَ تَرَی الۡفُلۡکَ فِیۡہِ مَوَاخِرَ لِتَبۡتَغُوۡا مِنۡ فَضۡلِہٖ وَ لَعَلَّکُمۡ تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa maa yastawiel bahraanie haaza 'azboen foeraatoen saaa'ieghoen sharaaboehoe wa haazaa mielhoen oedjaadj; wa mien koellien ta'koeloena lahman tarieyyaw wa tastaghriedjoena hielyatan talbasoenahaa wa taral foelka fieehie mawaaghiera lietabtaghoe mien fadliehiee wa la'allakoem tashkoeroen
35:12 En de twee zeeën (soorten water) zijn niet hetzelfde. De ene is fris en zoet (van smaak) en aangenaam om te drinken, en de andere is zoutig en bitter (van smaak). Jullie eten uit beide verse vlees (vis en andere waterdieren) en halen er versieringen uit, die jullie (als sieraden) dragen. En jullie zien de schepen erop splijten/klieven (varen), op zoek naar Zijn gunsten, zodat jullie dank kunnen betuigen (voor Zijn gunsten).
یُوۡلِجُ الَّیۡلَ فِی النَّہَارِ وَ یُوۡلِجُ النَّہَارَ فِی الَّیۡلِ ۙ وَ سَخَّرَ الشَّمۡسَ وَ الۡقَمَرَ ۫ۖ کُلٌّ یَّجۡرِیۡ لِاَجَلٍ مُّسَمًّی ؕ ذٰلِکُمُ اللّٰہُ رَبُّکُمۡ لَہُ الۡمُلۡکُ ؕ وَ الَّذِیۡنَ تَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِہٖ مَا یَمۡلِکُوۡنَ مِنۡ قِطۡمِیۡرٍ ﴿۳۱﴾
Yoeliedjoel laila fien nahaarie wa yoeliedjoen nahaara fiel lailie wa saghgharash shamsa wal qamara koelloey yadjriee lie adjaliem moesammaa; zaaliekoemoel laahoe Rabboekoem lahoel moelk; wallazieena tad'oena mien doeniehiee maa yamliekoena mien qietmieer
35:13 Hij doet de nacht overgaan in de dag, en Hij doet de dag overgaan in de nacht (zie ook 22:61, 31:29). Hij heeft de zon en de maan (aan jullie) onderworpen, elk beweegt voor een vastgestelde periode. Dat is (de creatie van) Allah, jullie Heer, aan Hem behoort het (gehele) koninkrijk. Degenen, die jullie naast Hem aanroepen, bezitten niet eens het vliesje van een dadelpit.
اِنۡ تَدۡعُوۡہُمۡ لَا یَسۡمَعُوۡا دُعَآءَکُمۡ ۚ وَ لَوۡ سَمِعُوۡا مَا اسۡتَجَابُوۡا لَکُمۡ ؕ وَ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ یَکۡفُرُوۡنَ بِشِرۡکِکُمۡ ؕ وَ لَا یُنَبِّئُکَ مِثۡلُ خَبِیۡرٍ ﴿۴۱﴾
In tad'oehoem laa yasma'oe doe'aaa'akoem wa law samie'oe mas tadjaaboe lakoem; wa Yawmal Qieyaamatie Yakfoeroena bieshierkiekoem; wa laa yoenabbie'oeka miesloe ghabieer
35:14 Als jullie hen aanroepen, dan horen ze jullie aanroep niet. En ook al zouden ze het kunnen horen, dan zouden ze jullie niet beantwoorden. Op de dag des oordeels zullen ze jullie deelgenootschap, dat jullie (aan Allah) toekennen, verwerpen. Niemand kan jullie informeren netals de Ghabier (Degene Die alles kent, zowel innerlijk en uiterlijk. Hij is Degene die de perfecte kennis en begrip heeft over de werkelijke toestand, de interne kwaliteiten en de betekenissen van alles wat is geschapen).
یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ اَنۡتُمُ الۡفُقَرَآءُ اِلَی اللّٰہِ ۚ وَ اللّٰہُ ہُوَ الۡغَنِیُّ الۡحَمِیۡدُ ﴿۵۱﴾
Yaaa ayyoenhan naasoe antoemoel foeqaraaa'oe ielallaahie wallaahoe Hoewal Ghanieyyoel Hamieed
35:15 O mensen! Jullie zijn degenen die Allah nodig hebben, terwijl Allah niemand en niets nodig heeft, (Hij is) Al-Hamied (de Bezitter van alle lof, dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden). (Notitie: iedereen en alles krijgt voorzieningen van Allah, zie 11:6. Alles wordt gerealiseerd op basis van de voorzieningen die Allah geeft, dus alle lof en dank behoort Allah toe.)
اِنۡ یَّشَاۡ یُذۡہِبۡکُمۡ وَ یَاۡتِ بِخَلۡقٍ جَدِیۡدٍ ﴿۶۱﴾
Iy yasha' yoezhiebkoem wa ya'tie bieghalqien djadieed
35:16 Als Hij het wil dan kan Hij jullie verwijderen/opruimen/uit de weg ruimen en een nieuwe schepping voortbrengen.
وَ مَا ذٰلِکَ عَلَی اللّٰہِ بِعَزِیۡزٍ ﴿۷۱﴾
Wa maa zaalieka 'alal laahie bie'azieez
35:17 Dat is voor Allah niet moeilijk.
وَ لَا تَزِرُ وَازِرَۃٌ وِّزۡرَ اُخۡرٰی ؕ وَ اِنۡ تَدۡعُ مُثۡقَلَۃٌ اِلٰی حِمۡلِہَا لَا یُحۡمَلۡ مِنۡہُ شَیۡءٌ وَّ لَوۡ کَانَ ذَا قُرۡبٰی ؕ اِنَّمَا تُنۡذِرُ الَّذِیۡنَ یَخۡشَوۡنَ رَبَّہُمۡ بِالۡغَیۡبِ وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ ؕ وَ مَنۡ تَزَکّٰی فَاِنَّمَا یَتَزَکّٰی لِنَفۡسِہٖ ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ الۡمَصِیۡرُ ﴿۸۱﴾
Wa laa tazieroe waazieratoen wiezra oeghraa; wa ien tad'oe moesqalatoen ielaa hiemliehaa laa yoehmal mienhoe shai'oew wa law kaana zaa qoerbaa; iennamaa toenzieroel lazieena yaghshawna Rabbahoem bielghaibie wa aqaamoes Salaah; wa man tazakkaa fa iennamaa yatazakkaa lienafsieh; wa ielal laahiel masieer
35:18 En niemand zal de last van iemand anders dragen. Als iemand die zwaar beladen is (met zonden), roept om zijn lasten te dragen, dan zal er niets van worden gedragen, zelfs als hij een dichtbij zijnde verwant is. Jij (Mohammed v.z.m.h.) kan alleen degenen waarschuwen die hun Heer, zonder Hem gezien te hebben, vrezen en de 'Salaat' (het gebed) onderhouden. En wie zichzelf reinigt, dan reinigt hij alleen in het voordeel van hemzelf. Tot Allah is de bestemming (m.b.t. het eindoordeel). (Notitie: Deze vers geeft aan dat de lasten van zonden alleen verlicht kunnen worden door jezelf te reinigen op basis van het verrichten van goede daden uit vrees voor Allah.)
وَ مَا یَسۡتَوِی الۡاَعۡمٰی وَ الۡبَصِیۡرُ ﴿۹۱﴾
Wa maa yastawiel a'maa wal basieer
35:19 De blinde en de ziende (degene die kan zien), zijn niet aan elkaar gelijk. (Notitie: Dit heeft betrekking tot het zien van de tekenen van Allah.)
وَ لَا الظُّلُمٰتُ وَ لَا النُّوۡرُ ﴿۰۲﴾
Wa laz zoeloemaatoe wa lan noer
35:20 Noch is de duisternis (dwaling en ongeloof) gelijk aan het licht (de leiding\de Koran). (Notitie: zie 2:257, 4:174)
وَ لَا الظِّلُّ وَ لَا الۡحَرُوۡرُ ﴿۱۲﴾
Wa laz zielloe wa lal haroer
35:21 Noch is de schaduw (in het paradijs) gelijk aan de hitte (van de hel).
وَ مَا یَسۡتَوِی الۡاَحۡیَآءُ وَ لَا الۡاَمۡوَاتُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ یُسۡمِعُ مَنۡ یَّشَآءُ ۚ وَ مَاۤ اَنۡتَ بِمُسۡمِعٍ مَّنۡ فِی الۡقُبُوۡرِ ﴿۲۲﴾
Wa maa yastawiel ahyaaa'oe wa lal amwaat; iennal laaha yoesmie'oe may yashaaa'oe wa maaa anta bie moesmie'iem man fiel qoeboer
35:22 Noch zijn de levenden gelijk aan de doden. Voorzeker, Allah laat degenen horen voor wie Hij het wil. Jij (Mohammed v.z.m.h.) kunt degenen die in de graven zijn, niet doen horen.
اِنۡ اَنۡتَ اِلَّا نَذِیۡرٌ ﴿۳۲﴾
In anta iellaa nazieer
35:23 Jij (Mohammed v.z.m.h.) bent alleen een waarschuwer.
اِنَّاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ بِالۡحَقِّ بَشِیۡرًا وَّ نَذِیۡرًا ؕ وَ اِنۡ مِّنۡ اُمَّۃٍ اِلَّا خَلَا فِیۡہَا نَذِیۡرٌ ﴿۴۲﴾
Innaa arsalnaaka biel haqqie bashieeraw wa nazieeraa; wa iem mien oemmatien iellaa ghalaa fieehaa nazieer
35:24 Voorzeker, Wij hebben jou met de waarheid gestuurd als een brenger van goed nieuws (het paradijs) en als een waarschuwer (voor de straf). Elke volk dat vergaan is, had een waarschuwer.
وَ اِنۡ یُّکَذِّبُوۡکَ فَقَدۡ کَذَّبَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ ۚ جَآءَتۡہُمۡ رُسُلُہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ وَ بِالزُّبُرِ وَ بِالۡکِتٰبِ الۡمُنِیۡرِ ﴿۵۲﴾
Wa iey yoekazzieboeka faqad kazzabal lazieena mien qabliehiem djaaa'at hoem Roesoeloehoem bielbaiyienaatie wa biez Zoeboerie wa biel Kietaabiel Moenieer
35:25 Als ze jou (Mohammed v.z.m.h.) verwerpen, waarlijk zo ook verwierpen degenen die voor hen (de Arabieren) hebben geleefd. Hun boodschappers kwamen met duidelijke bewijzen, met schriften ('Suhuf', Zie 87:19) en met het verlichtend boek (de wetten van Allah, voor stabiliteit in de samenleving). (Notitie: Allah heeft 104 schriften/boeken neergezonden, waarvan de laatste vier, de Torah, Zaboer, Indjiel en de Koran is. De hoofdpunten\essentie van alle boeken is vermeld in de Koran, zie 5:48. De essentie van de Koran is vermeld in Soerah Fatiha en de essentie van Soerah Fatiha is vermeld in Ayah 1:5; "1:5 U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp". Zie ook 51:56.)
ثُمَّ اَخَذۡتُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا فَکَیۡفَ کَانَ نَکِیۡرِ ﴿۶۲﴾
Soemma aghaztoel lazieena kafaroe fakaifa kaana nakieer
35:26 Vervolgens, greep Ik de ongelovigen. En (zie de gevolgen van) hoe Mijn afkeur was!
اَلَمۡ تَرَ اَنَّ اللّٰہَ اَنۡزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً ۚ فَاَخۡرَجۡنَا بِہٖ ثَمَرٰتٍ مُّخۡتَلِفًا اَلۡوَانُہَا ؕ وَ مِنَ الۡجِبَالِ جُدَدٌۢ بِیۡضٌ وَّ حُمۡرٌ مُّخۡتَلِفٌ اَلۡوَانُہَا وَ غَرَابِیۡبُ سُوۡدٌ ﴿۷۲﴾
Alam tara annal laaha anzala mienas samaaa'ie maaa'an fa aghradjnaa biehiee samaraatiem moeghtaliefan alwaanoehaa; wa mienal djiebaalie djoedadoem bieedoew wa hoemroem moeghtaliefoen alwaanoehaa wa gharaabieeboe soed
35:27 Zie je niet dat Allah water uit de hemel neer laat dalen? Vervolgens, brengen Wij daarmee fruit in verschillende kleuren, voort. En (ook) de bergen hebben kleuren, wit, rood en verschillende tinten, en anderen zijn (weer) pikzwart.
وَ مِنَ النَّاسِ وَ الدَّوَآبِّ وَ الۡاَنۡعَامِ مُخۡتَلِفٌ اَلۡوَانُہٗ کَذٰلِکَ ؕ اِنَّمَا یَخۡشَی اللّٰہَ مِنۡ عِبَادِہِ الۡعُلَمٰٓؤُا ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ غَفُوۡرٌ ﴿۸۲﴾
Wa mienan naasie wadda waaabbie wal an'aamie moeghtaliefoen alwaanoehoe kazaliek; iennamaa yaghshal laaha mien 'iebaadiehiel 'oelamaaa'; iennal laaha 'Azieezoen Ghafoer
35:28 En ook onder de mensen, het dierenrijk en (zelfs) het vee zijn er verschillende kleuren. Alleen Zijn dienaren die kennis hebben, vrezen Allah. Voorzeker, Allah is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde).
اِنَّ الَّذِیۡنَ یَتۡلُوۡنَ کِتٰبَ اللّٰہِ وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ وَ اَنۡفَقُوۡا مِمَّا رَزَقۡنٰہُمۡ سِرًّا وَّ عَلَانِیَۃً یَّرۡجُوۡنَ تِجَارَۃً لَّنۡ تَبُوۡرَ ﴿۹۲﴾
Innal lazieena yatloena Kietabbal laahie wa aqaamoes Salaata wa anfaqoe miemmaa razaqnaahoem sierraw wa 'alaa nieyatay yardjoena tiedjaaratal lan taboer
35:29 Voorzeker, dat zijn degenen die het boek van Allah (de Koran) reciteren, de 'Salaat' (het gebed) onderhouden en die openlijk of in het geheim datgeen uitgeven (op basis van liefdadigheid) wat Wij hen mee voorzien van hebben. Ze hopen op een handel waarvan de investering niet zal vergaan. (Notitie: zie ook 35:10, ..tot hem stijgen de lofprijzingen (hier vermeld als Koran recitatie en Salaat) en de goede daden (hier vermeld als het uitgeven) verhoogt het (Allah's eer).)
لِیُوَفِّیَہُمۡ اُجُوۡرَہُمۡ وَ یَزِیۡدَہُمۡ مِّنۡ فَضۡلِہٖ ؕ اِنَّہٗ غَفُوۡرٌ شَکُوۡرٌ ﴿۰۳﴾
Lieyoewaffieyahoem oedjoerahoem wa yazieedahoem mien fadlieh; iennahoe Ghafoeroen Shakoer
35:30 (De wederopstanding zal plaatsvinden) Zodat Hij aan hen hun volledige beloning kan geven (voor wat ze gedaan hebben) en hen laten verrijken met nog meer van Zijn gunsten. Voorzeker, Hij is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ash-Shakoer (de meest Waarderende).
وَ الَّذِیۡۤ اَوۡحَیۡنَاۤ اِلَیۡکَ مِنَ الۡکِتٰبِ ہُوَ الۡحَقُّ مُصَدِّقًا لِّمَا بَیۡنَ یَدَیۡہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ بِعِبَادِہٖ لَخَبِیۡرٌۢ بَصِیۡرٌ ﴿۱۳﴾
Wallazieee awhainaaa ielaika mienal Kietaabie hoewal haqqoe moesaddieqal liemaa baina yadayh; iennal laaha bie'iebaadiehiee la ghabieeroem Basieer
35:31 Datgeen wat Wij aan jou (Mohammed v.z.m.h.) hebben geopenbaard van het boek (Lawh Al-Mahfuz, de moeder der boeken, zie 2:2), is de waarheid. Het bevestigt datgeen wat ervoor (Thora) was geopenbaard. Voorzeker, Allah is Al-Ghabier (Degenen Die alles kent, zowel innerlijk als uiterlijk), Al-Basier (de Alziende) met betrekking tot zijn dienaren.
ثُمَّ اَوۡرَثۡنَا الۡکِتٰبَ الَّذِیۡنَ اصۡطَفَیۡنَا مِنۡ عِبَادِنَا ۚ فَمِنۡہُمۡ ظَالِمٌ لِّنَفۡسِہٖ ۚ وَ مِنۡہُمۡ مُّقۡتَصِدٌ ۚ وَ مِنۡہُمۡ سَابِقٌۢ بِالۡخَیۡرٰتِ بِاِذۡنِ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکَ ہُوَ الۡفَضۡلُ الۡکَبِیۡرُ ﴿۲۳﴾
Soemma awrasnal Kietaaballazieenas tafainaa mien 'iebaadienaa famienhoem zaaliemoel lienafsiehiee wa mienhoem moeqtasiedoe, wa mienhoem saabieqoem bielghairaatie bie iezniel laah; zaalieka hoewal fadloel kabieer
35:32 Vervolgens, deden Wij het boek erven aan degenen die Wij van Onze dienaren hebben gekozen. Onder hen zijn er die zichzelf onrecht aandoen, en onder hen zijn er die middelmatig zijn (in de aanbidding) en onder hen zijn er die met elkaar concurreren om goede daden te verrichten, dit met toestemming van Allah. Dat is een grote gunst (van Allah).
جَنّٰتُ عَدۡنٍ یَّدۡخُلُوۡنَہَا یُحَلَّوۡنَ فِیۡہَا مِنۡ اَسَاوِرَ مِنۡ ذَہَبٍ وَّ لُؤۡلُؤًا ۚ وَ لِبَاسُہُمۡ فِیۡہَا حَرِیۡرٌ ﴿۳۳﴾
djannaatoe 'adniey yad ghoeloenahaa yoehallawna fieeha mien asaawiera mien zahabiew wa loe'loe'aw wa liebaa soehoem fieehaa harieer
35:33 Tuinen van eeuwigheid zullen ze betreden. Ze zullen daar met gouden armbanden en parels worden versierd. Hun kleding zal van zijde zijn.
وَ قَالُوا الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡۤ اَذۡہَبَ عَنَّا الۡحَزَنَ ؕ اِنَّ رَبَّنَا لَغَفُوۡرٌ شَکُوۡرُۨ ﴿۴۳﴾
Wa qaaloel hamdoe liellaahiel lazieee azhaba 'annal hazan; ienna Rabbanaa la Ghafoeroen Shakoer
35:34 Ze zullen zeggen: "Al-Hamd (Alle lof, eer en dank) komt Allah toe. Degenen Die het verdriet van ons heeft verwijderd. Voorzeker, Onze Heer is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ash-Shakoer (de meest Waarderende)."
الَّذِیۡۤ اَحَلَّنَا دَارَ الۡمُقَامَۃِ مِنۡ فَضۡلِہٖ ۚ لَا یَمَسُّنَا فِیۡہَا نَصَبٌ وَّ لَا یَمَسُّنَا فِیۡہَا لُغُوۡبٌ ﴿۵۳﴾
Allazieee ahallanaa daaral moeqaamatie mien fadliehiee laa yamassoenaa fieehaa nasaboew wa laa yamassoenaa fieehaa loeghoeb
35:35 "Degene Die van Zijn gunsten ons in een Huis van eeuwigheid heeft gevestigd. Waar zwaar werk/arbeid, noch vermoeidheid ons zal raken."
وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَہُمۡ نَارُ جَہَنَّمَ ۚ لَا یُقۡضٰی عَلَیۡہِمۡ فَیَمُوۡتُوۡا وَ لَا یُخَفَّفُ عَنۡہُمۡ مِّنۡ عَذَابِہَا ؕ کَذٰلِکَ نَجۡزِیۡ کُلَّ کَفُوۡرٍ ﴿۶۳﴾
Wallazieena kafaroe lahoem naaroe djahannama laa yoeqdaa 'alaihiem fa yamoetoe wa laa yoeghaffafoe 'anhoem mien 'azaabiehaa; kazaalieka nadjziee koella kafoer
35:36 En voor de ongelovigen zal het vuur van de Hel zijn. Het is voor hun besloten dat ze niet dood gaan, noch zal de straf/kwelling voor hen verlicht worden. Zo vergelden Wij elke ondankbare/ongelovige.
وَ ہُمۡ یَصۡطَرِخُوۡنَ فِیۡہَا ۚ رَبَّنَاۤ اَخۡرِجۡنَا نَعۡمَلۡ صَالِحًا غَیۡرَ الَّذِیۡ کُنَّا نَعۡمَلُ ؕ اَوَ لَمۡ نُعَمِّرۡکُمۡ مَّا یَتَذَکَّرُ فِیۡہِ مَنۡ تَذَکَّرَ وَ جَآءَکُمُ النَّذِیۡرُ ؕ فَذُوۡقُوۡا فَمَا لِلظّٰلِمِیۡنَ مِنۡ نَّصِیۡرٍ ﴿۷۳﴾
Wa hoem yastarieghoena fieehaa Rabbanaa aghriedjnaa na'mal saaliehan ghairal laziee koennaa na'mal; awa lamnoe 'ammierkoem maa yatazak karoe fieehie man tazakkara wa djaaa'akoemoen nazieeroe fazoeqoe famaa liezzaaliemieena mien nasieer
35:37 Ze zullen daarin huilen: "Onze Heer, haal ons eruit! We zullen goed doen! Anders dan datgeen wat we eerst deden!" (Allah zal zeggen:) "Hebben Wij jullie niet een lang leven gegeven, voldoende om na te denken en te veranderen?" De waarschuwer was (toch) tot jullie gekomen. Dus proef (de straf). Er is voor misdadigers geen enkele helper." (Notitie: zie ook 23:107.)
اِنَّ اللّٰہَ عٰلِمُ غَیۡبِ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ اِنَّہٗ عَلِیۡمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوۡرِ ﴿۸۳﴾
Innal laaha 'aaliemoe ghaibies samaawaatie wal ard; iennahoe 'alieemoem biezaaties soedoer
35:38 Voorzeker, Allah is kenner van het ongeziene uit de hemelen en de aarde. Hij is Alwetend over datgeen wat zich in de harten bevindt.
ہُوَ الَّذِیۡ جَعَلَکُمۡ خَلٰٓئِفَ فِی الۡاَرۡضِ ؕ فَمَنۡ کَفَرَ فَعَلَیۡہِ کُفۡرُہٗ ؕ وَ لَا یَزِیۡدُ الۡکٰفِرِیۡنَ کُفۡرُہُمۡ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ اِلَّا مَقۡتًا ۚ وَ لَا یَزِیۡدُ الۡکٰفِرِیۡنَ کُفۡرُہُمۡ اِلَّا خَسَارًا ﴿۹۳﴾
Hoewal laziee dja'alakoem ghalaaa'iefa fiel ard; faman kafara fa'alaihie koefroehoe; wa laa yazieedoel kaafierieena koefroehoem 'ienda Rabbiehiem iellaa maqtaw wa laa yazieedoel kaafierieena koefroehoem iellaa ghasaaraa
35:39 Hij is Degene Die jullie als 'Ghalifa' (opvolgers van generaties op generaties) op de aarde maakte. Wie dus niet gelooft, (de lasten van) zijn ongeloof rust alleen op hem. Het ongeloof van de ongelovigen laat alleen de haat van hun Heer (op hen) toenemen (zie 40:10) en voor hen zelf doet het alleen maar in verlies toenemen. (Notitie: Ghalifa kan niet vertaald worden als stedehouder/gevolmachtigden/gemachtigde van Allah, gezien Allah Al-Qayoem is. Iemand die onderhoudt, voorziet, en de leiding heeft over alles, heeft geen gemachtigde nodig, noch staat Hij dingen toe als Hij dat niet wil.)
قُلۡ اَرَءَیۡتُمۡ شُرَکَآءَکُمُ الَّذِیۡنَ تَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ؕ اَرُوۡنِیۡ مَاذَا خَلَقُوۡا مِنَ الۡاَرۡضِ اَمۡ لَہُمۡ شِرۡکٌ فِی السَّمٰوٰتِ ۚ اَمۡ اٰتَیۡنٰہُمۡ کِتٰبًا فَہُمۡ عَلٰی بَیِّنَتٍ مِّنۡہُ ۚ بَلۡ اِنۡ یَّعِدُ الظّٰلِمُوۡنَ بَعۡضُہُمۡ بَعۡضًا اِلَّا غُرُوۡرًا ﴿۰۴﴾
Qoel ara'aytoem shoerakaaa'a koemoel lazieena tad'oena mien doeniel laahie; aroeniee maazaa ghalaqoe mienal ardie am lahoem shierkoen fies samaawaatie am aatainaahoem Kietaaban fahoem 'alaa baiyienatiem mienh; bal iey ya'iedoez zaaliemoena ba 'doehoem ba'dan iellaa ghoeroeraa
35:40 Zeg: "Hebben jullie de deelgenoten die jullie naast Allah aanroepen, gezien? Toon Mij wat ze van de aarde hebben geschapen! Of is er voor hen een aandeel (in de schepping) van de hemelen? Of hebben Wij hen (de godenaanbidders) een boek gegeven, zodat ze zich op een duidelijk bewijs daaruit berusten? Nee! De misdadigers beloven elkaar alleen maar bedrog!
اِنَّ اللّٰہَ یُمۡسِکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ اَنۡ تَزُوۡلَا ۬ۚ وَ لَئِنۡ زَالَتَاۤ اِنۡ اَمۡسَکَہُمَا مِنۡ اَحَدٍ مِّنۡۢ بَعۡدِہٖ ؕ اِنَّہٗ کَانَ حَلِیۡمًا غَفُوۡرًا ﴿۱۴﴾
Innal laaha yoemsiekoes samaawaatie wal arda an tazoelaaa; wa la'ien zaalataaa ien amsa kahoemaa mien ahadiem miem ba'dieh; iennahoe kaana Halieeman Ghafoeraa
35:41 Voorzeker, Allah (alleen) houdt de hemelen en de aarde in stand, zodat ze niet vergaan. Indien ze zouden vergaan, dan kan niemand, op Hem (Allah) na, hen weer tot stand brengen. Voorzeker, Hij is Al-Haliem (de meest Verdraagzame), Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde).
وَ اَقۡسَمُوۡا بِاللّٰہِ جَہۡدَ اَیۡمَانِہِمۡ لَئِنۡ جَآءَہُمۡ نَذِیۡرٌ لَّیَکُوۡنُنَّ اَہۡدٰی مِنۡ اِحۡدَی الۡاُمَمِ ۚ فَلَمَّا جَآءَہُمۡ نَذِیۡرٌ مَّا زَادَہُمۡ اِلَّا نُفُوۡرَۨا ﴿۲۴﴾
Wa aqsamoe biellaahie djahda aymaaniehiem la'ien djaaa'ahoem nazieeroel layakoenoenna ahdaa mien iehdal oemamie falam maa djaaa'ahoem nazieeroem maa zaadahoem iellaa noefoeraa
35:42 Ze zweerden bij Allah met hun sterkste eed, dat als er een boodschapper tot hen komt, dan zouden ze het beste geleid zijn (naar de rechte pad) dan welke volk dan ook. Echter, toen een boodschapper tot hen kwam, deed het hen alleen maar in afkeer toenemen.
اسۡتِکۡـبَارًا فِی الۡاَرۡضِ وَ مَکۡرَ السَّیِّیَٔ ؕ وَ لَا یَحِیۡقُ الۡمَکۡرُ السَّیِّیُٔ اِلَّا بِاَہۡلِہٖ ؕ فَہَلۡ یَنۡظُرُوۡنَ اِلَّا سُنَّتَ الۡاَوَّلِیۡنَ ۚ فَلَنۡ تَجِدَ لِسُنَّتِ اللّٰہِ تَبۡدِیۡلًا ۬ۚ وَ لَنۡ تَجِدَ لِسُنَّتِ اللّٰہِ تَحۡوِیۡلًا ﴿۳۴﴾
Istiekbaaran fiel ardie wa makras sayyie'; wa laa yahieeqoel makroes sayyie'oe iellaa bie ahlieh; fahal yanzoeroena iellaa soennatal awwalieen; falan tadjieda liesoennatiel laahie tabdieelaw wa lan tadjieda liesoennatiel laahie tahwieela
35:43 Dit kwam door hun hoogmoed op de aarde en door het kwaad wat ze bedachten. Echter, (weet dat) de kwaadaardige plannen alleen degenen treft die het maken. Wachten ze alleen het lot af zoals dat van de oude generaties? Nooit zullen jullie een verandering vinden in de werkwijze van Allah, noch zullen jullie ooit een andere werkwijze van Allah vinden.
اَوَ لَمۡ یَسِیۡرُوۡا فِی الۡاَرۡضِ فَیَنۡظُرُوۡا کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ وَ کَانُوۡۤا اَشَدَّ مِنۡہُمۡ قُوَّۃً ؕ وَ مَا کَانَ اللّٰہُ لِیُعۡجِزَہٗ مِنۡ شَیۡءٍ فِی السَّمٰوٰتِ وَ لَا فِی الۡاَرۡضِ ؕ اِنَّہٗ کَانَ عَلِیۡمًا قَدِیۡرًا ﴿۴۴﴾
Awalam yasieeroe fiel ardie fa yanzoeroe kaifa kaana 'aaqiebatoel lazieena mien Qabliehiem wa kaanoe ashadda mienhoem qoewwah; wa maa kaanal laahoe lieyoe'djiezahoe mien shai'ien fies samaawaatie wa laa fiel ard; iennahoe kaana 'Alieeman Qadieeraa
35:44 Hebben ze niet gereisd op de aarde en gezien hoe het einde was van de oude generaties? Ze waren sterker in kracht dan zij. Niets in de hemelen of op de aarde kan aan Allah ontkomen. Voorzeker, Hij is Al-Aliem (de Alwetende), Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil).
وَ لَوۡ یُؤَاخِذُ اللّٰہُ النَّاسَ بِمَا کَسَبُوۡا مَا تَرَکَ عَلٰی ظَہۡرِہَا مِنۡ دَآبَّۃٍ وَّ لٰکِنۡ یُّؤَخِّرُہُمۡ اِلٰۤی اَجَلٍ مُّسَمًّی ۚ فَاِذَا جَآءَ اَجَلُہُمۡ فَاِنَّ اللّٰہَ کَانَ بِعِبَادِہٖ بَصِیۡرًا ﴿۵۴﴾
Wa law yoe'aaghiezoel laahoen naasa biema kasaboe maa taraka 'alaa zahriehaa mien daaabbatiew wa laakiey yoe'aghghieroehoem ielaaa adjaliem moesamman fa iezaa djaaa'a adjaloehoem fa iennal laaha kaana bie'iebaadiehiee Basieeraa
35:45 En als Allah de mensen zou straffen voor datgeen wat ze hebben verdiend, dan zou Hij geen enkel schepsel op de oppervlakte van de aarde (in leven) laten. Echter, Hij geeft hen uitstel tot een vastgesteld tijdstip (de dood). En wanneer hun tijdstip komt, dan voorzeker, (Hij weet wat ze hebben gedaan,) Allah is Basier (Al-Ziende) over Zijn dienaren. (Notitie: zie ook 16:61.)