اَلۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡ لَہٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ وَ لَہُ الۡحَمۡدُ فِی الۡاٰخِرَۃِ ؕ وَ ہُوَ الۡحَکِیۡمُ الۡخَبِیۡرُ ﴿۱﴾
Alhamdoe liellaahiel laziee lahoe maa fies samaawaatie wa maa fiel ardie wa lahoel hamdoe fiel aaghierah; wa Hoewal Hakieemoel ghabieer
34:1 'Al-Hamd' (alle lof en dank) komt Allah toe. Degene waar alles, wat in de hemelen en op aarde is, aan toebehoort. Aan Hem komt 'Al-Hamd' (alle lof en dank) (ook) in het Hiernamaals toe. Hij is Al-Hakiem (de Alwijze), Al-Ghabier (Degene Die bekend is met alles.)
یَعۡلَمُ مَا یَلِجُ فِی الۡاَرۡضِ وَ مَا یَخۡرُجُ مِنۡہَا وَ مَا یَنۡزِلُ مِنَ السَّمَآءِ وَ مَا یَعۡرُجُ فِیۡہَا ؕ وَ ہُوَ الرَّحِیۡمُ الۡغَفُوۡرُ ﴿۲﴾
Ya'lamoe maa yaliedjoe fiel ardie wa maa yaghroedjoe mienhaa wa maa yanzieloe mienas samaaa'ie wa maa ya'roedjoe fieehaa; wa Hoewar Rahieemoel Ghafoer
34:2 Hij weet wat er in de aarde gaat en wat er vanuit komt, en wat vanuit de hemel (erop neerdaalt/valt), en wat er naar (de hemel) opstijgt. Hij is Ar-Rahiem (Degene die zeer Barmhartig is naar gelovigen toe), Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde). (Notitie: Dit is de enige Ayah/vers in de Koran, waarbij Rahiem eerst wordt genoemd en dan Gafoer. Er wordt namelijk hier niet over de daden van de mens gesproken.)
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَا تَاۡتِیۡنَا السَّاعَۃُ ؕ قُلۡ بَلٰی وَ رَبِّیۡ لَتَاۡتِیَنَّکُمۡ ۙ عٰلِمِ الۡغَیۡبِ ۚ لَا یَعۡزُبُ عَنۡہُ مِثۡقَالُ ذَرَّۃٍ فِی السَّمٰوٰتِ وَ لَا فِی الۡاَرۡضِ وَ لَاۤ اَصۡغَرُ مِنۡ ذٰلِکَ وَ لَاۤ اَکۡبَرُ اِلَّا فِیۡ کِتٰبٍ مُّبِیۡنٍ ٭ۙ﴿۳﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe laa taatieenas Saa'ah; qoel balaa wa Rabbiee lataatieyannakoem 'Aaliemoel Ghaib; laa ya'zoeboe 'anhoe miesqaaloe zarratien fies samaawaatie wa laa fiel ardie wa laaa asgharoe mien zaalieka wa laaa akbaroe iellaa fiee kietaabiem moebieen
34:3 Echter, de ongelovigen zeggen: "Het uur (dag des oordeels) zal ons niet overkomen." Zeg: "Nee! Bij mijn heer, het zal zeker tot jullie komen. Hij is de Kenner van het ongeziene. Zelfs het gewicht van een atoom in de hemelen of op de aarde kan hem niet ontsnappen, noch iets kleiner dan dat of iets groots. Het is (allemaal) vermeld in een duidelijk boek.
لِّیَجۡزِیَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ ؕ اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ مَّغۡفِرَۃٌ وَّ رِزۡقٌ کَرِیۡمٌ ﴿۴﴾
Lieyadjzieyal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaat; oelaaa'ieka lahoem maghfieratoew wa riezqoen karieem
34:4 Zodat Hij degenen die geloven en goede daden doen, kan belonen. Voor hen is er vergiffenis en een nobele voorziening.
وَ الَّذِیۡنَ سَعَوۡ فِیۡۤ اٰیٰتِنَا مُعٰجِزِیۡنَ اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ عَذَابٌ مِّنۡ رِّجۡزٍ اَلِیۡمٌ ﴿۵﴾
Wallazieena sa'aw fieee aayaatienaa moe'aadjiezieena oelaaa 'ieka lahoem 'azaaboem mier riedjzien alieem
34:5 Maar degenen die tegen Onze tekenen/verzen strijden om een nederlaag (van de teken van Allah, zie 61:8) te veroorzaken, voor hen is er een pijnlijke straf van.
وَ یَرَی الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡعِلۡمَ الَّذِیۡۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡکَ مِنۡ رَّبِّکَ ہُوَ الۡحَقَّ ۙ وَ یَہۡدِیۡۤ اِلٰی صِرَاطِ الۡعَزِیۡزِ الۡحَمِیۡدِ ﴿۶﴾
Wa yaral lazieena oetoel 'ielmal lazieee oenziela ielaika mier Rabbieka hoewal haqqa wa yahdieee ielaaa sieraatiel 'Azieeziel Hamieed
34:6 Degenen met kennis (de mensen van het boek, Joden, Christenen) zien dat wat van jouw Heer aan jou is geopenbaard, de waarheid is en dat het leidt naar het pad van de Almachtige (Al-Aziz), de Prijzenswaardige (Al-Hameed).
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ہَلۡ نَدُلُّکُمۡ عَلٰی رَجُلٍ یُّنَبِّئُکُمۡ اِذَا مُزِّقۡتُمۡ کُلَّ مُمَزَّقٍ ۙ اِنَّکُمۡ لَفِیۡ خَلۡقٍ جَدِیۡدٍ ۚ﴿۷﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe hal nadoelloekoem 'alaa radjoeliey yoenabbie 'oekoem iezaa moezzieqtoem koella moemazzaqien iennakoem lafiee ghalqien djadieed
34:7 Echter, de ongelovigen zeggen: "Moeten wij jullie naar een man brengen die jullie informeert, dat wanneer jullie volledig (tot stof) ontleed zijn, dat jullie (daarna) zeker een nieuwe creatie zullen worden?"
اَفۡتَرٰی عَلَی اللّٰہِ کَذِبًا اَمۡ بِہٖ جِنَّۃٌ ؕ بَلِ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ فِی الۡعَذَابِ وَ الضَّلٰلِ الۡبَعِیۡدِ ﴿۸﴾
Aftaraa 'alal laahie kazieban am biehiee djiennah; baliel lazieena laa yoe'mienoena biel Aaghieratie fiel'azaabie wad dalaaliel ba'ieed
34:8 (Zeggen ze:) "Heeft hij (Mohammed v.z.m.h.) een leugen over Allah verzonnen of is hij bezeten?" Nee! Degenen die niet in het hiernamaals geloven zullen in de straf bevinden. Ze zijn ver weg afgedwaald.
اَفَلَمۡ یَرَوۡا اِلٰی مَا بَیۡنَ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ مَا خَلۡفَہُمۡ مِّنَ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ اِنۡ نَّشَاۡ نَخۡسِفۡ بِہِمُ الۡاَرۡضَ اَوۡ نُسۡقِطۡ عَلَیۡہِمۡ کِسَفًا مِّنَ السَّمَآءِ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً لِّکُلِّ عَبۡدٍ مُّنِیۡبٍ ٪﴿۹﴾
Afalam yaraw ielaa maa baina aydieehiem wa maa ghalfahoem mienas samaaa'ie wal ard; ien nashad naghsief biehiemoel arda aw noesqiet 'alaihiem kiesafam mienas samaaa'; ienna fiee zaalieka la Aayatal liekoellie 'abdiem moenieeb
34:9 Kijken ze dan niet naar de hemelen en de aarde, van al datgeen wat er voor hen en achter hen is? Als Wij het willen, dan kunnen Wij hen door de aarde laten inslikken (sinkholes) of delen van de hemel op hen doen laten vallen. Voorzeker, daarin is zeker een teken voor elke dienaar die zich naar Allah toekeert.
وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا دَاوٗدَ مِنَّا فَضۡلًا ؕ یٰجِبَالُ اَوِّبِیۡ مَعَہٗ وَ الطَّیۡرَ ۚ وَ اَلَنَّا لَہُ الۡحَدِیۡدَ ﴿۰۱﴾
Wa laqad aatainaa Daawoeda miennaa fadlay yaa djiebaaloe awwiebiee ma'ahoe wattaira wa alannaa lahoel hadieed
34:10 En waarlijk, Wij gaven Dawoed (David) een extra beloning\gunst(, zeggende): "O bergen, herhaal de lofprijzing (van Allah) met hem en de vogels!" En Wij maakten het ijzer buigzaam\zacht voor hem.
اَنِ اعۡمَلۡ سٰبِغٰتٍ وَّ قَدِّرۡ فِی السَّرۡدِ وَ اعۡمَلُوۡا صَالِحًا ؕ اِنِّیۡ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۱۱﴾
Anie'mal saabieghaatiew wa qaddier fies sardie wa'maloe saaliehan ienniee biemaa ta'maloena Basieer
34:11 (Wij zeiden:) "Maak vesten van ijzere ringetjes (maliënkolders, dat beschermd tegen de aanval). Meet/tel precies de schakels en werk rechtvaardig. Voorzeker, Ik zie alles wat jullie doen."
وَ لِسُلَیۡمٰنَ الرِّیۡحَ غُدُوُّہَا شَہۡرٌ وَّ رَوَاحُہَا شَہۡرٌ ۚ وَ اَسَلۡنَا لَہٗ عَیۡنَ الۡقِطۡرِ ؕ وَ مِنَ الۡجِنِّ مَنۡ یَّعۡمَلُ بَیۡنَ یَدَیۡہِ بِاِذۡنِ رَبِّہٖ ؕ وَ مَنۡ یَّزِغۡ مِنۡہُمۡ عَنۡ اَمۡرِنَا نُذِقۡہُ مِنۡ عَذَابِ السَّعِیۡرِ ﴿۲۱﴾
Wa lie-Soelaimaanar rieeha ghoedoewwoehaa shahroew wa ra-waahoehaa shahroew wa asalnaa lahoe 'ainal qietr; wa mienal djiennie may ya'maloe baina yadaihie bie ieznie Rabbieh; wa may yaziegh mienhoem 'an amrienaa noezieqhoe mien 'azaabies sa'ieer
34:12 En voor Soelaiman (Solomon, zoon van Dawoed) (onderwierpen Wij) de wind (zie 21:81, 38:36). (De afstand die hij aflegde m.b.v. de wind tijdens) Zijn ochtend route was gelijk aan een maand (reizen in vergelijking tot de normale manier van reizen) en (de afstand tijdens) zijn middag route (terugkeer) was (ook) gelijk aan een maand (zie 38:36). En Wij deden een bron van gesmolten koper voor hem ontspringen\stromen. En (er waren) djiens die voor hem werkten met de toestemming van zijn Heer. En wie van hen afwijkte van Onze opdracht, Wij zullen hem de straf van het vuur laten proeven.
یَعۡمَلُوۡنَ لَہٗ مَا یَشَآءُ مِنۡ مَّحَارِیۡبَ وَ تَمَاثِیۡلَ وَ جِفَانٍ کَالۡجَوَابِ وَ قُدُوۡرٍ رّٰسِیٰتٍ ؕ اِعۡمَلُوۡۤا اٰلَ دَاوٗدَ شُکۡرًا ؕ وَ قَلِیۡلٌ مِّنۡ عِبَادِیَ الشَّکُوۡرُ ﴿۳۱﴾
Ya'maloena lahoe ma yashaaa'oe miem mahaarieeba wa tamaasieela wa djiefaanien kaldjawaabie wa qoedoerier raasieyaat; ie'maloe aala Daawoeda shoekraa; wa qalieeloem mien 'iebaadieyash shakoer
34:13 Ze maakten voor hem wat hij wilde, hoge gebouwen\kastelen\gebedsplaatsten, grote standbeelden, schalen/kommen zo groot als vijvers (voor het voeden van armen), en grote ketels (voor het bereiden van voedsel voor de armen) die zo zwaar waren dat ze niet verplaatst konden worden. (Er werd gezegd door Allah:) "Werk met dankbaarheid, familie van Dawoed!" Echter, weinig van Mijn dienaren zijn dankbaar.
فَلَمَّا قَضَیۡنَا عَلَیۡہِ الۡمَوۡتَ مَا دَلَّہُمۡ عَلٰی مَوۡتِہٖۤ اِلَّا دَآبَّۃُ الۡاَرۡضِ تَاۡکُلُ مِنۡسَاَتَہٗ ۚ فَلَمَّا خَرَّ تَبَیَّنَتِ الۡجِنُّ اَنۡ لَّوۡ کَانُوۡا یَعۡلَمُوۡنَ الۡغَیۡبَ مَا لَبِثُوۡا فِی الۡعَذَابِ الۡمُہِیۡنِ ﴿۴۱﴾
Falammaa qadainaa 'alaihiel mawta ma dallahoem 'alaa mawtiehieee iellaa daaabbatoel ardie taakoeloe miensa atahoe falammaa gharra tabaiyanatiel djiennoe al law kaanoe ya'lamoenal ghaiba maa labiesoe fiel 'azaabiel moehieen
34:14 Toen Wij de dood voor hem voortbrachten\deed intreden, was er voor hen geen indicatie\teken van zijn dood. Er was alleen een beest (insect) dat zijn staf at. Dus toen hij omviel, werd het voor de Djiens duidelijk dat indien ze het ongeziene zouden kennen, dan zouden ze zich niet in de vernederende straf zijn gebleven.
لَقَدۡ کَانَ لِسَبَاٍ فِیۡ مَسۡکَنِہِمۡ اٰیَۃٌ ۚ جَنَّتٰنِ عَنۡ یَّمِیۡنٍ وَّ شِمَالٍ ۬ؕ کُلُوۡا مِنۡ رِّزۡقِ رَبِّکُمۡ وَ اشۡکُرُوۡا لَہٗ ؕ بَلۡدَۃٌ طَیِّبَۃٌ وَّ رَبٌّ غَفُوۡرٌ ﴿۵۱﴾
Laqad kaana lie Saba-ien fiee maskaniehiem Aayatoen djannataanie 'ay yamieeniew wa shiemaalien koeloe mier riezqie Rabbiekoem washkoeroelah; baldatoen taiyiebatoew wa Rabboen Ghafoer
34:15 Waarlijk, er was voor (de inwoners van) Saba een teken in hun woonplaats. (Ze hadden) twee tuinen, één aan de rechterkant en de andere aan de linkerkant. (Er werd tegen hen gezegd:) "Eet van de voorzieningen dat gegeven is door jullie Heer en wees Hem dankbaar. Het is een gezegend land en (wij hebben) een zeer vergevingsgezinde Heer."
فَاَعۡرَضُوۡا فَاَرۡسَلۡنَا عَلَیۡہِمۡ سَیۡلَ الۡعَرِمِ وَ بَدَّلۡنٰہُمۡ بِجَنَّتَیۡہِمۡ جَنَّتَیۡنِ ذَوَاتَیۡ اُکُلٍ خَمۡطٍ وَّ اَثۡلٍ وَّ شَیۡءٍ مِّنۡ سِدۡرٍ قَلِیۡلٍ ﴿۶۱﴾
Fa a'radoe fa-arsalnaa 'alaihiem Sailal 'Ariemie wa baddalnaahoem biedjannataihiem djannatainie zawaatai oekoelien ghamtiew wa asliew wa shai'iem mien siedrien qalieel
34:16 Maar ze keerden zich af (van hun Heer). Dus zonden Wij op hen de overstroming (door doorbraak) van de dam en Wij veranderden hun twee tuinen met twee (andere) tuinen die bittere fruit, tamarisk planten\bomen, en enkele sidr\lote bomen voortbrachten.
ذٰلِکَ جَزَیۡنٰہُمۡ بِمَا کَفَرُوۡا ؕ وَ ہَلۡ نُجٰزِیۡۤ اِلَّا الۡکَفُوۡرَ ﴿۷۱﴾
Zaalieka djazainaahoem biemaa kafaroe wa hal noedjaazieee iellal kafoer
34:17 Dat is hoe Wij hen vergolden omdat ze niet geloofden. En Wij vergelden niemand anders dan de ongelovige\ondankbare.
وَ جَعَلۡنَا بَیۡنَہُمۡ وَ بَیۡنَ الۡقُرَی الَّتِیۡ بٰرَکۡنَا فِیۡہَا قُرًی ظَاہِرَۃً وَّ قَدَّرۡنَا فِیۡہَا السَّیۡرَ ؕ سِیۡرُوۡا فِیۡہَا لَیَالِیَ وَ اَیَّامًا اٰمِنِیۡنَ ﴿۸۱﴾
Wa dja'alnaa bainahoem wa bainal qoeral latiee baaraknaa fieehaa qoeran zaahierataw wa qaddarnaa fieehas sayr; sieeroe fieehaa la yaalieya wa aiyaaman aamienieen
34:18 En wij maakten tussen hen en tussen de steden, welke Wij gezegend hadden, zichtbare steden\groei\welvaart. En Wij bepaalden tussen hen de afstand\reis: "Reis veilig tussen hen gedurende de nacht en overdag."
فَقَالُوۡا رَبَّنَا بٰعِدۡ بَیۡنَ اَسۡفَارِنَا وَ ظَلَمُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ فَجَعَلۡنٰہُمۡ اَحَادِیۡثَ وَ مَزَّقۡنٰہُمۡ کُلَّ مُمَزَّقٍ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّکُلِّ صَبَّارٍ شَکُوۡرٍ ﴿۹۱﴾
Faqaaloe Rabbanaa baa'ied baina asfaarienaa wa zalamoeo anfoesahoem fadja'alnaahoem ahaadieesa wa mazzaq naahoem koella moemazzaq; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel liekoellie sabbaarien shakoer
34:19 Echter ze zeiden: "Onze Heer maak onze reis langer." Ze hadden (daarmee) zichzelf onrecht aangedaan, dus maakten Wij hen tot verhalen (met moraal) en Wij hebben hen volledig uitelkaar verspreid. Voorzeker, daarin zijn tekenen voor iedereen, die geduldig en dankbaar is.
وَ لَقَدۡ صَدَّقَ عَلَیۡہِمۡ اِبۡلِیۡسُ ظَنَّہٗ فَاتَّبَعُوۡہُ اِلَّا فَرِیۡقًا مِّنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa laqad saddaq 'alaihiem Iblieesoe zannabhoe fattaba'oehoe iellaa farieeqam mienal moe'mienieen
34:20 Waarlijk, iblies zag zijn veronderstelling over hen (het kunnen misleiden van de mensheid) bewaarheid worden. Dus ze volgden hem, behalve een groep gelovigen.
وَ مَا کَانَ لَہٗ عَلَیۡہِمۡ مِّنۡ سُلۡطٰنٍ اِلَّا لِنَعۡلَمَ مَنۡ یُّؤۡمِنُ بِالۡاٰخِرَۃِ مِمَّنۡ ہُوَ مِنۡہَا فِیۡ شَکٍّ ؕ وَ رَبُّکَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ حَفِیۡظٌ ﴿۱۲﴾
Wa maa kaana lahoe 'alaihiem mien soeltaanien iellaa liena'lama may yoe mienoe biel Aaghieratie miemman hoewa mienhaa fiee shakk; wa Rabboeka 'alaa koellie shai'ien Hafieez
34:21 Hij (iblies) had geen enkel autoriteit/macht over hen. Het was alleen zodat Wij het duidelijk konden maken wie van degene die twijfelt, in het hiernamaals gelooft. Allah is over alles Al-Hafiez (Degene die over alles waakt).
قُلِ ادۡعُوا الَّذِیۡنَ زَعَمۡتُمۡ مِّنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ۚ لَا یَمۡلِکُوۡنَ مِثۡقَالَ ذَرَّۃٍ فِی السَّمٰوٰتِ وَ لَا فِی الۡاَرۡضِ وَ مَا لَہُمۡ فِیۡہِمَا مِنۡ شِرۡکٍ وَّ مَا لَہٗ مِنۡہُمۡ مِّنۡ ظَہِیۡرٍ ﴿۲۲﴾
Qoelied 'oel lazieena za'amtoem mien doeniel laahie laa yamliekoena miesqaala zarratien fiessamaawaatie wa laa fiel ardie wa maa lahoem fieehiemaa mien shierkiew wa maa lahoe mienhoem mien zahieer
34:22 Zeg: "Roep degenen waarvan jullie beweren dat ze deelgenoten naast Allah zijn!" Ze zijn zelfs geen eigenaar van iets dat gelijk is aan het gewicht van een atoom, noch in de hemelen, noch op de aarde. Voor hen is er geen enkel aandeel in het beheer van beide van hen (aarde en hemelen). Noch wordt Hij (Allah) door hen geholpen.
وَ لَا تَنۡفَعُ الشَّفَاعَۃُ عِنۡدَہٗۤ اِلَّا لِمَنۡ اَذِنَ لَہٗ ؕ حَتّٰۤی اِذَا فُزِّعَ عَنۡ قُلُوۡبِہِمۡ قَالُوۡا مَاذَا ۙ قَالَ رَبُّکُمۡ ؕ قَالُوا الۡحَقَّ ۚ وَ ہُوَ الۡعَلِیُّ الۡکَبِیۡرُ ﴿۳۲﴾
Wa laa tanfa'oesh shafaa'atoe 'iendahoeo iellaa lieman aziena lah; hattaaa iezaa foezzie'a 'an qoeloebiehiem qaaloe maazaa qaala Rabboekoem; qaaloel haqq, wa Hoewal 'Alieyoel Kabieer
34:23 Bemiddeling met Hem (Allah) heeft geen baat, behalve voor wie Hij dat toestaat (zie 21:28, 78:38 m.b.t. bemiddelen door de engelen). Totdat wanneer de angst in harten (van de engelen) wegzakt, dan zullen ze (de engelen elkaar) vragen: "Wat heeft jouw Heer gezegd?" Ze zullen zeggen: "De waarheid." En Hij is Al-'Alie (de meest Verhevene), Al-Kabeer (de Grootste). (Notitie: Het bestuur/gezag/autoriteit van bemiddeling behoort alleen aan Allah toe, zie 39:44.)
قُلۡ مَنۡ یَّرۡزُقُکُمۡ مِّنَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ قُلِ اللّٰہُ ۙ وَ اِنَّاۤ اَوۡ اِیَّاکُمۡ لَعَلٰی ہُدًی اَوۡ فِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۴۲﴾
Qoel may yarzoeqoekoem mienas samaawaatie wal ardie qoeliel laahoe wa iennaaa aw ieyyaakoem la'alaa hoedan aw fiee dalaaliem moebieen
34:24 Zeg: "Wie verschaft (voorzieningen) voor jullie vanuit de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah. Voorzeker, het is wij of jullie, in ieder geval één van ons volgt de juiste leiding en de andere bevindt zich in een duidelijke dwaling."
قُلۡ لَّا تُسۡـَٔلُوۡنَ عَمَّاۤ اَجۡرَمۡنَا وَ لَا نُسۡـَٔلُ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Qoel laa toes'aloena 'ammaaa adjramnaa wa laa noes'aloe 'ammaa ta'maloen
34:25 Zeg: "Jullie zullen niet worden ondervraagd voor de zonden die wij begaan, noch zullen wij worden ondervraagd voor datgeen wat jullie doen."
قُلۡ یَجۡمَعُ بَیۡنَنَا رَبُّنَا ثُمَّ یَفۡتَحُ بَیۡنَنَا بِالۡحَقِّ ؕ وَ ہُوَ الۡفَتَّاحُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۶۲﴾
Qoel yadjma'oe bainanaa Rabboenaa soemma yaftahoe bainanaa bielhaqq; wa Hoewal Fattaahoel 'Alieem
34:26 Zeg: "Onze Heer zal ons allen verzamelen (op de dag des oordeels), vervolgens zal Hij tussen ons naar waarheid oordelen. Hij is Al-Fattaah (de Ultieme Rechter), Al-Aliem (de Alwetende)."
قُلۡ اَرُوۡنِیَ الَّذِیۡنَ اَلۡحَقۡتُمۡ بِہٖ شُرَکَآءَ کَلَّا ؕ بَلۡ ہُوَ اللّٰہُ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۷۲﴾
Qoel aroenieyal lazieena alhaqtoem biehiee shoerakaaa'a kallaa; bal Hoewal Laahoel 'Azieezoel Hakieem
34:27 Zeg: "Toon mij degene die jullie als deelgenoot/partners aan Hem toekennen. In geen geval! Nee, Hij is Allah, Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Wijze).
وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ اِلَّا کَآفَّۃً لِّلنَّاسِ بَشِیۡرًا وَّ نَذِیۡرًا وَّ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Wa maaa arsalnaaka iellaa kaaffatal liennaasie bashieeraw wa nazieeraw wa laakienna aksaran naasie laa ya'lamoen
34:28 En Wij hebben jou (Mohammed v.z.m.h.) alleen gestuurd als een brenger van het goede nieuws (paradijs) en als een waarschuwer (voor de hel) voor alle mensen (ongeacht etniciteit). Maar de meeste mensen zijn zich daarvan niet bewust (dat hij voor alle mensen gestuurd is).
وَ یَقُوۡلُوۡنَ مَتٰی ہٰذَا الۡوَعۡدُ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Wa yaqoeloena mataa haazal wa'doe ien koentoem saadieqieen
34:29 Ze zeggen: "Wanneer zal deze belofte (dag des oordeels) plaats vinden, als je de waarheid spreekt?"
قُلۡ لَّکُمۡ مِّیۡعَادُ یَوۡمٍ لَّا تَسۡتَاۡخِرُوۡنَ عَنۡہُ سَاعَۃً وَّ لَا تَسۡتَقۡدِمُوۡنَ ﴿۰۳﴾
Qoel lakoem miee'aadoe Yawmiel laa tasta'ghieroena 'anhoe saa'ataw wa laa tastaqdiemoen
34:30 Zeg: "Er staat een (vast gestelde) afspraak voor jullie voor een (bepaalde) dag (de dood). Jullie kunnen het geen enkel uur uitstellen, noch kunnen jullie het versnellen." (Notitie: zie ook 7:34.)
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَنۡ نُّؤۡمِنَ بِہٰذَا الۡقُرۡاٰنِ وَ لَا بِالَّذِیۡ بَیۡنَ یَدَیۡہِ ؕ وَ لَوۡ تَرٰۤی اِذِ الظّٰلِمُوۡنَ مَوۡقُوۡفُوۡنَ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ۚۖ یَرۡجِعُ بَعۡضُہُمۡ اِلٰی بَعۡضِۣ الۡقَوۡلَ ۚ یَقُوۡلُ الَّذِیۡنَ اسۡتُضۡعِفُوۡا لِلَّذِیۡنَ اسۡتَکۡبَرُوۡا لَوۡ لَاۤ اَنۡتُمۡ لَکُنَّا مُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe lan noe'miena biehaazal Qoeraanie wa laa biellaziee baina yadayh; wa law taraaa ieziez zaaliemoena mawqoefoena 'ienda Rabbiehiem yardjie'oe ba'doehoem ielaa ba'dieniel qawla yaqoeloel lazieenas toed'iefoe liellazieenas takbaroe law laaa antoem lakoennaa moe'mienieen
34:31 En de ongelovigen zeggen: "Nooit zullen wij in deze Koran geloven, noch in datgeen wat ervoor (geopenbaard) was." Echter, als jullie het moment konden zien wanneer de misdadigers gedwongen zullen worden om voor hun Heer te staan, (dan) zou je zien hoe enkele van hen woorden naar anderen smijten. Degenen die onderdrukt waren zullen tegen degenen die hoogmoedig waren, zeggen: "Als jullie er niet waren geweest, dan behoorden we zonder twijfel tot de gelovigen!"
قَالَ الَّذِیۡنَ اسۡتَکۡبَرُوۡا لِلَّذِیۡنَ اسۡتُضۡعِفُوۡۤا اَنَحۡنُ صَدَدۡنٰکُمۡ عَنِ الۡہُدٰی بَعۡدَ اِذۡ جَآءَکُمۡ بَلۡ کُنۡتُمۡ مُّجۡرِمِیۡنَ ﴿۲۳﴾
Qaalal lazieenas takbaroe liellazieenas toed'iefoeo anahnoe sadadnaakoem 'aniel hoedaa ba'da iez djaaa'akoem bal koentoem moedjriemieen
34:32 Degenen die arrogant waren zullen tegen degenen die onderdrukten waren zeggen: "Hebben wij jullie van de leiding verhindert nadat het tot jullie was gekomen? Nee, jullie waren zelf misdadigers!"
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ اسۡتُضۡعِفُوۡا لِلَّذِیۡنَ اسۡتَکۡبَرُوۡا بَلۡ مَکۡرُ الَّیۡلِ وَ النَّہَارِ اِذۡ تَاۡمُرُوۡنَنَاۤ اَنۡ نَّکۡفُرَ بِاللّٰہِ وَ نَجۡعَلَ لَہٗۤ اَنۡدَادًا ؕ وَ اَسَرُّوا النَّدَامَۃَ لَمَّا رَاَوُا الۡعَذَابَ ؕ وَ جَعَلۡنَا الۡاَغۡلٰلَ فِیۡۤ اَعۡنَاقِ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ؕ ہَلۡ یُجۡزَوۡنَ اِلَّا مَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Wa qaalal lazieenastoed'iefoe liellazieenas takbaroe bal makroel lailie wannahaarie iez ta'moeroenanaaaa an nakfoera biellaahie wa nadj'ala lahoeo andaadaa; wa asarroen nadaamata lammaa ra awoel 'azaab; wa dja'alnal aghlaala fieee a'naaqiel lazieena kafaroe; hal yoedjzawna iellaa maa kaanoe ya'maloen
34:33 En degenen die onderdrukt waren zullen tegen degenen die arrogant waren zeggen: "Nee! Het was een samenzwering van dag en nacht, jullie bevolen ons om niet in Allah te geloven en gelijken voor Hem aan te stellen." Ze zullen hun spijt verbergen als ze de straf zien. Wij zullen ijzeren halsbanden bij degenen die niet geloofden om hun nekken vast maken. Worden ze dan voor iets anders vergolden dan voor datgeen wat ze hebben gedaan?
وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنَا فِیۡ قَرۡیَۃٍ مِّنۡ نَّذِیۡرٍ اِلَّا قَالَ مُتۡرَفُوۡہَاۤ ۙ اِنَّا بِمَاۤ اُرۡسِلۡتُمۡ بِہٖ کٰفِرُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Wa maaa arsalnaa' fiee qaryatien mien nazieerien iellaa qaala moetrafoehaa iennaa biemaaa oersieltoem biehiee kaafieroen
34:34 En bij elke waarschuwer die Wij stuurden naar een stad, zeiden de rijken onder hen: "Voorzeker, wij geloven niet in datgeen waarmee je gezonden bent."
وَ قَالُوۡا نَحۡنُ اَکۡثَرُ اَمۡوَالًا وَّ اَوۡلَادًا ۙ وَّ مَا نَحۡنُ بِمُعَذَّبِیۡنَ ﴿۵۳﴾
Wa qaaloe nahnoe aksaroe amwaalaw wa awlaadaw wa maa nahnoe biemoe 'azzabieen
34:35 Ze zeiden: "We hebben meer rijkdom en kinderen. We zullen niet worden gestraft."
قُلۡ اِنَّ رَبِّیۡ یَبۡسُطُ الرِّزۡقَ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یَقۡدِرُ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Qoel ienna Rabbiee yabsoetoer riezqa liemay yashaaa'oe wa yaqdieroe wa laakienna aksaran naasie laa ya'lamoen
34:36 Zeg: "Voorzeker, mijn Heer vergroot en beperkt de voorzieningen voor wie Hij wil. Maar de meeste mensen begrijpen het niet."
وَ مَاۤ اَمۡوَالُکُمۡ وَ لَاۤ اَوۡلَادُکُمۡ بِالَّتِیۡ تُقَرِّبُکُمۡ عِنۡدَنَا زُلۡفٰۤی اِلَّا مَنۡ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا ۫ فَاُولٰٓئِکَ لَہُمۡ جَزَآءُ الضِّعۡفِ بِمَا عَمِلُوۡا وَ ہُمۡ فِی الۡغُرُفٰتِ اٰمِنُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Wa maaa amwaaloekoem wa laaa awlaadoekoem biellatiee toeqarrieboekoem 'iendanaa zoelfaaa iellaa man aamana wa 'amiela saaliehan fa oelaaa'ieka lahoem djazaaa'oed die'fie biemaa 'amieloe wa hoem fiel ghoeroefaatie aamienoen
34:37 Jullie rijkdom, noch jullie kinderen zullen jullie dichter bij Ons in positie brengen. Echter, wie gelooft en goede daden verricht, dat zijn degenen die dubbel beloont zullen worden voor wat ze deden. Ze zullen in hoog gelegen en veilige woningen verblijven.
وَ الَّذِیۡنَ یَسۡعَوۡنَ فِیۡۤ اٰیٰتِنَا مُعٰجِزِیۡنَ اُولٰٓئِکَ فِی الۡعَذَابِ مُحۡضَرُوۡنَ ﴿۸۳﴾
Wallazieena yas'awna fieee Aayaatienaa moe'aadjiezieena oelaaa'ieka fiel'azaabie moehdaroen
34:38 En degenen die tegen Onze Ayat (tekenen, verzen) strijden om een nederlaag (van Onze tekenen) te veroorzaken, zij zijn degenen die naar de straf worden gebracht. (Notitie: zie ook 34:5)
قُلۡ اِنَّ رَبِّیۡ یَبۡسُطُ الرِّزۡقَ لِمَنۡ یَّشَآءُ مِنۡ عِبَادِہٖ وَ یَقۡدِرُ لَہٗ ؕ وَ مَاۤ اَنۡفَقۡتُمۡ مِّنۡ شَیۡءٍ فَہُوَ یُخۡلِفُہٗ ۚ وَ ہُوَ خَیۡرُ الرّٰزِقِیۡنَ ﴿۹۳﴾
Qoel ienna Rabbiee yabsoetoer riezqa liemay yashaaa'oe mien 'iebaadiehiee wa yaqdieroe lah; wa maaa anfaqtoem mien shai'ien fahoewa yoeghliefoehoe wa Hoewa ghairoer raazieqieen
34:39 Zeg: "Voorzeker, mijn Heer vergroot en verkleint de voorzieningen van Zijn dienaren voor wie Hij wil. Wat jullie ervan uitgeven zal Hij het compenseren. Hij is de beste Voorziener.
وَ یَوۡمَ یَحۡشُرُہُمۡ جَمِیۡعًا ثُمَّ یَقُوۡلُ لِلۡمَلٰٓئِکَۃِ اَہٰۤؤُلَآءِ اِیَّاکُمۡ کَانُوۡا یَعۡبُدُوۡنَ ﴿۰۴﴾
Wa yawma yahshoeroehoem djamiee'an soemma yaqoeloe lielmalaaa'iekatie a-haaa'oelaaa'ie ieyyaakoem kaanoe ya'boedoen
34:40 En de dag waarop Hij hen allen zal verzamelen, zal Hij tegen de engelen zeggen: "Waren deze die jullie aanbaden?"
قَالُوۡا سُبۡحٰنَکَ اَنۡتَ وَلِیُّنَا مِنۡ دُوۡنِہِمۡ ۚ بَلۡ کَانُوۡا یَعۡبُدُوۡنَ الۡجِنَّ ۚ اَکۡثَرُہُمۡ بِہِمۡ مُّؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱۴﴾
Qaaloe Soebhaanaka Anta walieyyoenaa mien doeniehiem bal kaanoe ya'boedoenal djienna aksaroehoem biehiem moe'mienoen
34:41 Ze zullen zeggen: "Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) bent U! U bent onze Beschermer, niet zij. Nee, zij aanbaden de Djiens. De meeste van hen geloofden in hen (de Djiens)."
فَالۡیَوۡمَ لَا یَمۡلِکُ بَعۡضُکُمۡ لِبَعۡضٍ نَّفۡعًا وَّ لَا ضَرًّا ؕ وَ نَقُوۡلُ لِلَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا ذُوۡقُوۡا عَذَابَ النَّارِ الَّتِیۡ کُنۡتُمۡ بِہَا تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Fal Yawma laa yamliekoe ba'doekoem lieba'dien naf'aw wa laa darraa; wa naqoeloe liel lazieena zalamoe zoeqoe 'azaaban Naariel latiee koentoem biehaa toekazzieboen
34:42 Maar op deze dag bevat geen enkele van jullie macht over een andere om te profiteren, noch om schade te berokkenen. Wij zullen tegen de misdadigers zeggen: "Proef de straf van het vuur, welke jullie verwierpen."
وَ اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِمۡ اٰیٰتُنَا بَیِّنٰتٍ قَالُوۡا مَا ہٰذَاۤ اِلَّا رَجُلٌ یُّرِیۡدُ اَنۡ یَّصُدَّکُمۡ عَمَّا کَانَ یَعۡبُدُ اٰبَآؤُکُمۡ ۚ وَ قَالُوۡا مَا ہٰذَاۤ اِلَّاۤ اِفۡکٌ مُّفۡتَرًی ؕ وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِلۡحَقِّ لَمَّا جَآءَہُمۡ ۙ اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّا سِحۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۳۴﴾
Wa iezaa toetlaa 'alaihiem Aayaatoenaa baiyienaatien qaaloe maa haazaa iellaa radjoeloey yoerieedoe ai-yasoeddakoem 'ammaa kaana ya'boedoe aabaaa'oekoem wa qaaloe maa haazaaa iellaaa iefkoem moeftaraa; wa qaalal lazieena kafaroe lielhaqqie lammaa djaaa'ahoem ien haazaaa iellaa siehroem moebieen
34:43 En wanneer Onze duidelijke verzen tot hen wordt gereciteerd, zeggen ze: "Dit is alleen een man die jullie wil verhinderen van datgeen wat jullie voorvaders aanbaden." En ze zeggen: "Dit is alleen een verzonnen leugen." En wanneer de waarheid tot hun doordringt\raakt\kwam zeggen de ongelovigen: "Dit is niets anders dan een duidelijke magie."
وَ مَاۤ اٰتَیۡنٰہُمۡ مِّنۡ کُتُبٍ یَّدۡرُسُوۡنَہَا وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنَاۤ اِلَیۡہِمۡ قَبۡلَکَ مِنۡ نَّذِیۡرٍ ﴿۴۴﴾
Wa maaa aatainaahoem mien Koetoebiey yadroesoenahaa wa maaa arsalnaaa ielaihiem qablaka mien nazieer
34:44 Wij hadden hen (de Arabieren) geen enkele schrift/boek, welke ze konden bestuderen, gegeven. En Wij hebben voordat jij gestuurd werd, geen enkele waarschuwer naar hen gestuurd.
وَ کَذَّبَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ ۙ وَ مَا بَلَغُوۡا مِعۡشَارَ مَاۤ اٰتَیۡنٰہُمۡ فَکَذَّبُوۡا رُسُلِیۡ ۟ فَکَیۡفَ کَانَ نَکِیۡرِ ﴿۵۴﴾
Wa kazzabal lazieena mien qabliehiem wa maa balaghoe mie'shaara maaa aatainaahoem fakazzaboe Roesoeliee; fakaifa kaana nakieer
34:45 En degenen die vóór hen hebben geleefd, verwierpen (de waarheid). Ze (de Arabieren) hebben nog geen tiende van datgeen wat Wij hen hadden gegeven, bereikt. Zij verwierpen Mijn boodschappers. Dus hoe was (de vergelding van) Mijn afwijzing?
قُلۡ اِنَّمَاۤ اَعِظُکُمۡ بِوَاحِدَۃٍ ۚ اَنۡ تَقُوۡمُوۡا لِلّٰہِ مَثۡنٰی وَ فُرَادٰی ثُمَّ تَتَفَکَّرُوۡا ۟ مَا بِصَاحِبِکُمۡ مِّنۡ جِنَّۃٍ ؕ اِنۡ ہُوَ اِلَّا نَذِیۡرٌ لَّکُمۡ بَیۡنَ یَدَیۡ عَذَابٍ شَدِیۡدٍ ﴿۶۴﴾
Qoel iennamaaa a'iezoekoem biewaahiedatien an taqoemoe liellaahie masnaa wa foeraadaa soemma tatafakkaroe; maa biesaahiebiekoem mien djiennah; ien hoewa iellaa nazieeroel lakoem baina yadai 'azaabien shadieed
34:46 Zeg: "Ik adviseer jullie alleen voor één ding, dat is dat jullie staan voor Allah in paren of alleen, en dan erover nadenkt." Jullie metgezel (Mohammed v.z.m.h.) is niet bezeten. Hij is alleen een boodschapper voor jullie, voordat er een zeer ernstige straf komt."
قُلۡ مَا سَاَلۡتُکُمۡ مِّنۡ اَجۡرٍ فَہُوَ لَکُمۡ ؕ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلَی اللّٰہِ ۚ وَ ہُوَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ شَہِیۡدٌ ﴿۷۴﴾
Qoel maa sa-altoekoem mien adjrien fahoewa lakoem ien adjrieya iellaa 'alal laahie wa Hoewa 'alaa koellie shai'ien Shahieed
34:47 Zeg: "Ik vraag jullie er geen beloning voor, het (de boodschap) is voor jullie. Mijn beloning is alleen van Allah. Hij is over alles een getuige."
قُلۡ اِنَّ رَبِّیۡ یَقۡذِفُ بِالۡحَقِّ ۚ عَلَّامُ الۡغُیُوۡبِ ﴿۸۴﴾
Qoel ienna Rabbiee yaqziefoe bielhaqq 'Allaamoel Ghoeyoeb
34:48 Zeg: "Voorzeker, mij Heer gooit de waarheid (tegen de valsheid). Hij is al-Aliem (de Alwetende) van het ongeziene.
قُلۡ جَآءَ الۡحَقُّ وَ مَا یُبۡدِئُ الۡبَاطِلُ وَ مَا یُعِیۡدُ ﴿۹۴﴾
Qoel djaaa'al haqqoe wa maa yoebdie'oel baatieloe wa maa yoe'ieed
34:49 Zeg: "De waarheid is gekomen. De valsheid/bedrog/satan kan niets scheppen, noch (de schepping) herhalen (groei)." (Notitie: de waarheid brengt groei en evolutie met zich mee, terwijl de valsheid verderf en vernietiging met zich meebrengt.)
قُلۡ اِنۡ ضَلَلۡتُ فَاِنَّمَاۤ اَضِلُّ عَلٰی نَفۡسِیۡ ۚ وَ اِنِ اہۡتَدَیۡتُ فَبِمَا یُوۡحِیۡۤ اِلَیَّ رَبِّیۡ ؕ اِنَّہٗ سَمِیۡعٌ قَرِیۡبٌ ﴿۰۵﴾
Qoel ien dalaltoe fa-iennamaaa adielloe 'alaa nafsiee wa ienieh-tadaitoe fabiemaa yoehiee ielaiya Rabbiee; iennahoe Samiee'oen Qarieeb
34:50 Zeg: "Als ik dwaal, dan dwaal ik alleen ten nadele van mijzelf. Maar als ik geleid wordt, dan komt het door datgeen wat mijn Heer aan mij heeft geopenbaard. Voorzeker, Hij is As-Samie'oe (de Alhorende) die altijd dichtbij is."
وَ لَوۡ تَرٰۤی اِذۡ فَزِعُوۡا فَلَا فَوۡتَ وَ اُخِذُوۡا مِنۡ مَّکَانٍ قَرِیۡبٍ ﴿۱۵﴾
Wa law taraaa iez fazie'oe falaa fawta wa oeghiezoe mien makaanien qarieeb
34:51 Konden jullie maar het moment zien wanneer ze doodsbang zullen zijn met geen mogelijkheid tot ontsnapping. Ze zullen worden gegrepen vanuit een plek dat dichtbij hun is.
وَّ قَالُوۡۤا اٰمَنَّا بِہٖ ۚ وَ اَنّٰی لَہُمُ التَّنَاوُشُ مِنۡ مَّکَانٍۭ بَعِیۡدٍ ﴿۲۵﴾
Wa qaaloe aamannaa biehiee wa annaa lahoemoet tanaawoeshoe mien makaanien ba'ieed
34:52 Ze zullen zeggen: "We geloven erin!" Maar hoe kunnen ze het (de leiding) ontvangen (dus zichzelf zuiveren) vanuit een plek dat ver afgelegen is (van het wereldse leven). (Notitie: De leiding veroorzaakt een zuiveringsproces bij een persoon die het volgt, zodat hij meer goede daden verricht en zich zelf overgeeft aan de wetten van Allah. Echter, in het hiernamaals kan men geen goede daden meer verrichten, gezien het koninkrijk volledig aan Allah toebehoort en Hij iedereen direct voorziet van behoeftes. De enige zuiveringsproces wat dan nog mogelijk is, is de straf. Zie ook 6:27, 32:12.)
وَّ قَدۡ کَفَرُوۡا بِہٖ مِنۡ قَبۡلُ ۚ وَ یَقۡذِفُوۡنَ بِالۡغَیۡبِ مِنۡ مَّکَانٍۭ بَعِیۡدٍ ﴿۳۵﴾
Wa qad kafaroe biehiee mien qabloe wa yaqziefoena bielghaibie mien makaanien ba'ieed
34:53 Waarlijk, ze geloofden er niet eerder in. En ze spraken alleen vermoedens uit over het ongeziene (tijdens het wereldse leven), ver weg (van waar ze zich nu bevinden).
وَ حِیۡلَ بَیۡنَہُمۡ وَ بَیۡنَ مَا یَشۡتَہُوۡنَ کَمَا فُعِلَ بِاَشۡیَاعِہِمۡ مِّنۡ قَبۡلُ ؕ اِنَّہُمۡ کَانُوۡا فِیۡ شَکٍّ مُّرِیۡبٍ ﴿۴۵﴾
Wa hieela bainahoem wa baina maa yashtahoena kamaa foe'iela bie-ashyaa'iehiem mien qabl; iennahoem kaanoe fiee shakkien moerieeb
34:54 En er zal een barrière worden geplaatst tussen hen en waar ze naar verlangen (het wereldse leven), zoals het vroeger gedaan was met hun soort (de ongelovigen die bestraft werden na het verwerpen van de boodschap). Voorzeker, ze hadden grote twijfels (met betrekking tot de boodschap/Koran). (Notitie: in het hiernamaals zullen de ongelovigen sterke verlangens hebben om terug te keren naar het wereldse leven om zichzelf te kunnen verbeteren, zie 23:99-100.)