الٓـمّٓ ۚ﴿۱﴾
Alief-Laaam-Mieeem
31:1 Alief Laaam Mieeem.
تِلۡکَ اٰیٰتُ الۡکِتٰبِ الۡحَکِیۡمِ ۙ﴿۲﴾
Tielka Aayaatoel Kietaabiel Hakieem
31:2 Dit zijn de verzen van het wijze boek.
ہُدًی وَّ رَحۡمَۃً لِّلۡمُحۡسِنِیۡنَ ۙ﴿۳﴾
Hoedaw wa rahmatal lielmoehsienieen
31:3 Het is een leiding en een barmhartigheid voor de mensen die goed doen.
الَّذِیۡنَ یُقِیۡمُوۡنَ الصَّلٰوۃَ وَ یُؤۡتُوۡنَ الزَّکٰوۃَ وَ ہُمۡ بِالۡاٰخِرَۃِ ہُمۡ یُوۡقِنُوۡنَ ؕ﴿۴﴾
Allazieena yoeqieemoenas Salaata wa yoe'toenaz Zakaata wa hoem biel Aaghieratie hoem yoeqienoen
31:4 Dat zijn degenen die de 'salaat' (het gebed) onderhouden, de 'zakaat' (de arme belasting) geven, en die sterk in (het bestaan van) het hiernamaals geloven.
اُولٰٓئِکَ عَلٰی ہُدًی مِّنۡ رَّبِّہِمۡ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ﴿۵﴾
Oelaaa'ieka 'alaa hoedam mier Rabbiehiem wa oelaaa'ieka hoemoel moefliehoen
31:5 Zij zijn degenen die de leiding van hun Heer volgen en zij zijn degenen die groeien in succes. (Zie ook 2:5)
وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یَّشۡتَرِیۡ لَہۡوَ الۡحَدِیۡثِ لِیُضِلَّ عَنۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ بِغَیۡرِ عِلۡمٍ ٭ۖ وَّ یَتَّخِذَہَا ہُزُوًا ؕ اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ عَذَابٌ مُّہِیۡنٌ ﴿۶﴾
Wa mienan naasie mai-yashtariee lahwal haddesie lie yoediella 'an sabieeliel laahie bieghairie 'ielmiew wa yattaghiezahaa hoezoewaa; oelaaa'ieka lahoem 'azaaboem moehieen
31:6 En er zijn mensen die nutteloze verhalen kopen om (zichzelf en anderen) te misleiden van de pad van Allah, zonder enige kennis en maken het (religie/de levenswijze) belachelijk. Voor hen is er een vernederende straf.
وَ اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِ اٰیٰتُنَا وَلّٰی مُسۡتَکۡبِرًا کَاَنۡ لَّمۡ یَسۡمَعۡہَا کَاَنَّ فِیۡۤ اُذُنَیۡہِ وَقۡرًا ۚ فَبَشِّرۡہُ بِعَذَابٍ اَلِیۡمٍ ﴿۷﴾
Wa iezaa toetlaa 'alayhie Aayaatoenaa wallaa moestakbieran ka al lam yasma'haa ka anna fieee oezoenaihie waqran fabash shieroe bie'azaabien alieem
31:7 En wanneer onze verzen aan hen worden gereciteerd, dan keert hij zich in hoogmoed weg net alsof hij het niet heeft gehoord en doof is. Dus geef hem dan de aankondiging van een pijnlijke straf.
اِنَّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ لَہُمۡ جَنّٰتُ النَّعِیۡمِ ۙ﴿۸﴾
Innal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie lahoem djanaatoen Na'ieem
31:8 Voorzeker, degenen die geloven en goede daden doen, voor hen zijn er tuinen van gelukzaligheid,
خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ وَعۡدَ اللّٰہِ حَقًّا ؕ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۹﴾
ghaaliedieena fieeha wa'dal laahie haqqaa; wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
31:9 om er voor altijd in te blijven. De belofte van Allah is waar. Hij is Al-Aziez (de Al-machtige), Al-Hakiem (de Al-wijze).
خَلَقَ السَّمٰوٰتِ بِغَیۡرِ عَمَدٍ تَرَوۡنَہَا وَ اَلۡقٰی فِی الۡاَرۡضِ رَوَاسِیَ اَنۡ تَمِیۡدَ بِکُمۡ وَ بَثَّ فِیۡہَا مِنۡ کُلِّ دَآبَّۃٍ ؕ وَ اَنۡزَلۡنَا مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَاَنۡۢبَتۡنَا فِیۡہَا مِنۡ کُلِّ زَوۡجٍ کَرِیۡمٍ ﴿۰۱﴾
ghalaqas samaawaatie bie ghairie 'amadien tarawnahaa wa alqaa fiel ardie rawaasieya an tamieeda biekoem wa bassa fieehaa mien koellie daaabbah; wa anzalnaa mienas samaaa'ie maaa'an fa ambatnaa fieeha mien koellie zawdjien karieem
31:10 Hij heeft de hemelen geschapen zonder pilaren die je kan zien en stevige bergen op de aarde geplaatst, zodat het (de aarde) niet met jullie schudt. Hij heeft er verschillende wezens erop verspreid. En Wij zonden water vanuit de hemel (ruimte), vervolgens lieten Wij elke nobele soort daarop (de aarde) groeien.
ہٰذَا خَلۡقُ اللّٰہِ فَاَرُوۡنِیۡ مَاذَا خَلَقَ الَّذِیۡنَ مِنۡ دُوۡنِہٖ ؕ بَلِ الظّٰلِمُوۡنَ فِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۱۱﴾
Haazaa ghalqoel laahie fa aroeniee maazaa ghalaqal lazieena mien doenieh; baliez zaaliemoena fiee dalaliem Moebieen
31:11 Dit is de schepping van Allah. Dus toon Mij datgeen wat de deelgenoten hebben geschapen. Nee! De misdadigers bevinden zich in duidelijke dwaling!
وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا لُقۡمٰنَ الۡحِکۡمَۃَ اَنِ اشۡکُرۡ لِلّٰہِ ؕ وَ مَنۡ یَّشۡکُرۡ فَاِنَّمَا یَشۡکُرُ لِنَفۡسِہٖ ۚ وَ مَنۡ کَفَرَ فَاِنَّ اللّٰہَ غَنِیٌّ حَمِیۡدٌ ﴿۲۱﴾
Wa laqad aatainaa Loeqmaanal hiekmata anieshkoer liellaah; wa may yashkoer fa iennamaa yashkoeroe lienafsiehiee wa man kafara fa iennal laaha Ghanieyyoen Hamieed
31:12 Waarlijk, Wij gaven Loeqmaan de kennis om te oordelen (op basis van Allah's wetgeving, 'Hikmah'): "Wees dankbaar aan Allah". Wie dankbaar is, is alleen dankbaar voor hemzelf. En wie ondankbaar is, voorzeker (weet dan dat) Allah vrij is van enige behoefte, (echter weet dat) Hij waard is om geprezen te worden.
وَ اِذۡ قَالَ لُقۡمٰنُ لِابۡنِہٖ وَ ہُوَ یَعِظُہٗ یٰبُنَیَّ لَا تُشۡرِکۡ بِاللّٰہِ ؕؔ اِنَّ الشِّرۡکَ لَظُلۡمٌ عَظِیۡمٌ ﴿۳۱﴾
Wa iez qaala loeqmaanoe liebniehiee wa hoewa ya'iezoehoe ya boenaiya laa toeshriek biellaah; iennash shierka lazoelmoen 'azieem
31:13 (Gedenk) Toen Loeqmaan tegen zijn zoon zei, terwijl hij hem doceerde: "O mijn zoon! Ken geen deelgenoten toe aan Allah. Het toekennen van deelgenoten aan Allah is zeker een grote onrechtvaardigheid." (Notitie: Zie ook 4:116, Allah vergeeft niet dat er partners aan Hem wordt toegekend ('Shirk'). Buiten dat vergeeft Hij wie Hij wil.)
وَ وَصَّیۡنَا الۡاِنۡسَانَ بِوَالِدَیۡہِ ۚ حَمَلَتۡہُ اُمُّہٗ وَہۡنًا عَلٰی وَہۡنٍ وَّ فِصٰلُہٗ فِیۡ عَامَیۡنِ اَنِ اشۡکُرۡ لِیۡ وَ لِوَالِدَیۡکَ ؕ اِلَیَّ الۡمَصِیۡرُ ﴿۴۱﴾
Wa wassainal iensaana bie waaliedaihie hamalat hoe oemmoehoe wahnan 'alaa wahniew wa fiesaaloehoe fiee 'aamainie anieshkoer liee wa liewaaliedaika ielaiyal masieer
31:14 En Wij hebben de mens goedheid bevolen tegen zijn ouders. Zijn moeder droeg hem in zwakte op zwakte en het zogen van hem duurde (in sommige gevallen zelfs) twee jaren. Wees Mij en jouw ouders dankbaar, tot Mij is de eindbestemming. (Notitie, zie 2:233 m.b.t. tot het zogen van maximaal twee jaar.)
وَ اِنۡ جَاہَدٰکَ عَلٰۤی اَنۡ تُشۡرِکَ بِیۡ مَا لَیۡسَ لَکَ بِہٖ عِلۡمٌ ۙ فَلَا تُطِعۡہُمَا وَ صَاحِبۡہُمَا فِی الدُّنۡیَا مَعۡرُوۡفًا ۫ وَّ اتَّبِعۡ سَبِیۡلَ مَنۡ اَنَابَ اِلَیَّ ۚ ثُمَّ اِلَیَّ مَرۡجِعُکُمۡ فَاُنَبِّئُکُمۡ بِمَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Wa ien djaahadaaka 'alaaa an toeshrieka biee maa laisa laka biehiee 'ielmoen falaa toetie'hoemaa wa saahieb hoemaa fied doenyaa ma'roefaw wattabie' sabieela man anaaba ielayy; soemma ielaiya mardjie'oekoem fa oenabbie'oekoem biemaa koentoem ta'maloen
31:15 Echter, als ze tegen jou strijden om deelgenoten aan Mij toe te kennen, waar jij geen enkel kennis van hebt, gehoorzaam hen dan niet (op dat gebied), maar begeleid\vergezel hen met vriendelijkheid in de wereld en volg het pad van degenen die zich tot Mij hebben gewend. Vervolgens is de terugkeer tot Mij, dan zal Ik jullie informeren wat jullie allemaal deden.
یٰبُنَیَّ اِنَّہَاۤ اِنۡ تَکُ مِثۡقَالَ حَبَّۃٍ مِّنۡ خَرۡدَلٍ فَتَکُنۡ فِیۡ صَخۡرَۃٍ اَوۡ فِی السَّمٰوٰتِ اَوۡ فِی الۡاَرۡضِ یَاۡتِ بِہَا اللّٰہُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَطِیۡفٌ خَبِیۡرٌ ﴿۶۱﴾
Ya boenaiya iennahaaa ien takoe miesqaala habbatiem mien ghardalien fatakoen fiee saghratien aw fies samaawaatie aw fiel ardie yaatie bie Allah; iennal laaha latieefoen ghabieer
31:16 (Loeqmaan zei:) "Mijn zoon, Allah zal alles onthullen, zelfs als het net zo klein is als het gewicht van een mosterdzaad, en zelfs als het verborgen is in een rots, of in de hemelen, of in de aarde. Voorzeker, Allah is Al-Latief ((De meest Subtiele. Degene die op de hoogte is van de meest kleinste details), Al-Ghabier (Degene Die alles kent, zowel innerlijk als uiterlijk)." (Notitie, zie ook 10:61)
یٰبُنَیَّ اَقِمِ الصَّلٰوۃَ وَ اۡمُرۡ بِالۡمَعۡرُوۡفِ وَ انۡہَ عَنِ الۡمُنۡکَرِ وَ اصۡبِرۡ عَلٰی مَاۤ اَصَابَکَ ؕ اِنَّ ذٰلِکَ مِنۡ عَزۡمِ الۡاُمُوۡرِ ﴿۷۱﴾
Yaa boenaiya aqiemies-Salaata waamoer bielma'roefie wanha 'aniel moen-karie wasbier 'alaa maaa asaabaka ienna zaalieka mien 'azmiel oemoer
31:17 "Mijn zoon, verricht de 'Salaat' (het gebed), beveel het goede en verbied het slechte. Wees geduldig over datgeen wat jou overkomt. Voorzeker, dat behoort tot de aanbevolen daden."
وَ لَا تُصَعِّرۡ خَدَّکَ لِلنَّاسِ وَ لَا تَمۡشِ فِی الۡاَرۡضِ مَرَحًا ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یُحِبُّ کُلَّ مُخۡتَالٍ فَخُوۡرٍ ﴿۸۱﴾
Wa laa toesa'-'ier ghaddaka liennaasie wa laa tamshie fiel ardie maarahan iennal laaha laa yoehiebboe koella moeghtaalien faghoer
31:18 "Keer jouw gezicht niet (in hoogmoed) van mensen af, noch loop hoogmoedig op de aarde. Voorzeker, Allah heeft een afkeer aan elke arrogante opschepper." (Notitie: zie ook 17:37-39 m.b.t. de Hikmah.)
وَ اقۡصِدۡ فِیۡ مَشۡیِکَ وَ اغۡضُضۡ مِنۡ صَوۡتِکَ ؕ اِنَّ اَنۡکَرَ الۡاَصۡوَاتِ لَصَوۡتُ الۡحَمِیۡرِ ﴿۹۱﴾
Waqsied fiee mashyieka waghdoed mien sawtiek; ienna an-karal aswaatie lasawtoel hamieer
31:19 "Wees gematigd in je looppas en verhef niet je stem. Voorzeker, het meest misvormde geluid is het geluid geproduceerd door ezels. (Notitie: zie ook 17:37. Allah heeft alles perfect\mooi gemaakt, zie 32:7, dus ook de ezel. Er wordt hier een vergelijking gemaakt van het geluid van ruzie makende mensen met balkende ezels. De stemmen kunnen tijdens het ruzie maken zo verheven worden, dat ze vervormd worden net zoals bij balkende ezels.)
اَلَمۡ تَرَوۡا اَنَّ اللّٰہَ سَخَّرَ لَکُمۡ مَّا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ وَ اَسۡبَغَ عَلَیۡکُمۡ نِعَمَہٗ ظَاہِرَۃً وَّ بَاطِنَۃً ؕ وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یُّجَادِلُ فِی اللّٰہِ بِغَیۡرِ عِلۡمٍ وَّ لَا ہُدًی وَّ لَا کِتٰبٍ مُّنِیۡرٍ ﴿۰۲﴾
Alam taraw annal laaha saghghara lakoem maa fies sa maawaatie wa maa fiel ardie wa asbagha 'alaikoem nie'amahoe zaahierataw wa baatienah; wa mienan naasie may yoedjaadieloe fiel laahie bieghayrie 'ielmiew wa laa hoedaw wa laa Kietaabiem moenieer
31:20 Zien jullie niet dat Allah alles wat in de hemelen en op de aarde is aan jullie heeft onderworpen? En dat Hij van Zijn gunsten in overvloed op jullie heeft geschonken, zichtbaar en verborgen? Ondanks dat zijn er mensen die discussiëren over Allah zonder enige kennis, zonder leiding en zonder een verlichtende boek. (Notitie: zie ook 22:8)
وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمُ اتَّبِعُوۡا مَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ قَالُوۡا بَلۡ نَتَّبِعُ مَا وَجَدۡنَا عَلَیۡہِ اٰبَآءَنَا ؕ اَوَ لَوۡ کَانَ الشَّیۡطٰنُ یَدۡعُوۡہُمۡ اِلٰی عَذَابِ السَّعِیۡرِ ﴿۱۲﴾
Wa iezaa qieela lahoemoet-tabie'oe maaa anzalal laahoe qaaloe bal nattabie'oe maa wadjadnaa 'alaihie aabaaa'anaa; awalaw kaanash Shaitaanoe yad'oehoem ielaa 'azaabies sa'ieer
31:21 En wanneer er tegen hen wordt gezegd: "Volg wat Allah heeft neergezonden\geopenbaard", dan zeggen ze: "Nee, we zullen (alleen) volgen wat onze voorvaders volgden." (Zullen ze hen volgen) Zelfs als de satan hen oproept tot straf van het razende vuur?
وَ مَنۡ یُّسۡلِمۡ وَجۡہَہٗۤ اِلَی اللّٰہِ وَ ہُوَ مُحۡسِنٌ فَقَدِ اسۡتَمۡسَکَ بِالۡعُرۡوَۃِ الۡوُثۡقٰی ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ عَاقِبَۃُ الۡاُمُوۡرِ ﴿۲۲﴾
Wa may yoesliem wadjha hoeo ielal laahie wa hoewa moehsienoen faqadiestamsaka biel'oer watiel woesqaa; wa ielal laahie 'aaqiebatoel oemoer
31:22 En wie zijn gezicht onderwerpt aan Allah en hij is een persoon die goede daden verricht, dan voorzeker hij heeft de houvast\steun van de meest betrouwbare gegrepen. Tot Allah behoort de eindbeslissing van alle zaken.
وَ مَنۡ کَفَرَ فَلَا یَحۡزُنۡکَ کُفۡرُہٗ ؕ اِلَیۡنَا مَرۡجِعُہُمۡ فَنُنَبِّئُہُمۡ بِمَا عَمِلُوۡا ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلِیۡمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوۡرِ ﴿۳۲﴾
Wa man kafara falaa yahzoen-ka koefroeh; ielainaa mardjie'oehoem fanoenabbie'oehoem biemaa 'amieloe; iennal laaha 'alieemoem biezaaties soedoer
31:23 En (wat betreft) wie niet gelooft, laat zijn ongeloof jou niet verdrietig maken. Tot Ons is hun terugkeer. Wij zullen hen dan informeren over wat ze deden. Voorzeker, Allah is Al-Wetend over datgeen wat in de harten is.
نُمَتِّعُہُمۡ قَلِیۡلًا ثُمَّ نَضۡطَرُّہُمۡ اِلٰی عَذَابٍ غَلِیۡظٍ ﴿۴۲﴾
Noemattie'oehoem qalieelan soemma nadtarroehoem ielaa 'azaabien ghalieez
31:24 Wij schenken hen een kleine genieting, vervolgens zullen Wij hen onder dwang leiden naar een zeer zware straf.
وَ لَئِنۡ سَاَلۡتَہُمۡ مَّنۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ لَیَقُوۡلُنَّ اللّٰہُ ؕ قُلِ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ ؕ بَلۡ اَکۡثَرُہُمۡ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Wa la'ien sa altahoem man ghalaqas samaawaatie wal arda la yaqoeloennal laah; qoeliel hamdoe liellaah; bal aksaroehoem laa ya'lamoen
31:25 En als jij hen vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen?" Dan zullen ze zonder twijfel zeggen: "Allah." Zeg: "Al-Hamdu-Lillah (alle lof en dank behoort aan Allah toe)." Echter, de meesten van hen weten het niet (dat alle lof en dank aan Allah toebehoort).
لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡغَنِیُّ الۡحَمِیۡدُ ﴿۶۲﴾
Liellahie ma fies samaa waatie wal ard; iennal laaha Hoewal Ghanieyyoel Hamieed
31:26 Aan Allah behoort al hetgeen wat in de hemelen en op de aarde is. Voorzeker, Allah, Hij is Al-Ghanie (Degene die niets en niemand nodig heeft en iedereen heeft hem nodig), Al-Hamied (de Bezitter van alle dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden).
وَ لَوۡ اَنَّ مَا فِی الۡاَرۡضِ مِنۡ شَجَرَۃٍ اَقۡلَامٌ وَّ الۡبَحۡرُ یَمُدُّہٗ مِنۡۢ بَعۡدِہٖ سَبۡعَۃُ اَبۡحُرٍ مَّا نَفِدَتۡ کَلِمٰتُ اللّٰہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۷۲﴾
Wa law annamaa fiel ardie mien shadjaratien aqlaamoew wal bahroe yamoeddoehoe miem ba'diehiee sab'atoe abhoeriem maa nafiedat Kaliemaatoel laah; iennal laaha 'azieezoen Hakieem
31:27 En als alle bomen op de aarde pennen waren en de zee inkt, met nog zeven zeeën extra aan toegevoegd, dan (nog) zou de woorden (de creatie) van Allah niet uitgeput raken. Voorzeker, Allah is Al-Aziez (de Al-Machtige), de Al-Hakiem (de Al-Wijze). (Notitie: het woord van Allah is "Koen fa Ya koen", wees en het is er, zie 16:40. Dus het woord van Allah is gerelateerd aan creatie. Zie ook 18:109.)
مَا خَلۡقُکُمۡ وَ لَا بَعۡثُکُمۡ اِلَّا کَنَفۡسٍ وَّاحِدَۃٍ ؕ اِنَّ اللّٰہَ سَمِیۡعٌۢ بَصِیۡرٌ ﴿۸۲﴾
Maa ghalqoekoem wa laa ba'soekoem iellaa kanafsienw-waa hiedah; iennal laaha Samiee'oem Basieer
31:28 Jullie schepping (als mens) en jullie wederopstanding is als die (de schepping en wederopstanding) van één enkele ziel. Voorzeker, Allah is As-Samie'oe (de Alhorende), Al-Basier (de Alziende). (Notitie: zie 7:172 m.b.t. de schepping van de mens, en (gedenk) toen jouw Heer alle nakomelingen van Adam uit zijn rug nam.)
اَلَمۡ تَرَ اَنَّ اللّٰہَ یُوۡلِجُ الَّیۡلَ فِی النَّہَارِ وَ یُوۡلِجُ النَّہَارَ فِی الَّیۡلِ وَ سَخَّرَ الشَّمۡسَ وَ الۡقَمَرَ ۫ کُلٌّ یَّجۡرِیۡۤ اِلٰۤی اَجَلٍ مُّسَمًّی وَّ اَنَّ اللّٰہَ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ خَبِیۡرٌ ﴿۹۲﴾
Alam tara annal laaha yoeliedjoel laila fien nahaarie wa yoeliedjoen nahaara fiel lailie wa saghgharash shamsa wal qamara koelloey yadjrieee ielaaa adjaliem moesammaw wa annal laaha biemaa ta'maloena ghabieer
31:29 Zie je niet dat Allah de nacht in de dag doet overgaan en de dag in de nacht? En dat zon en de maan onderworpen zijn? Elk beweegt voor een vastgestelde tijd. En dat Allah op de hoogte is van alles wat jullie doen?
ذٰلِکَ بِاَنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡحَقُّ وَ اَنَّ مَا یَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِہِ الۡبَاطِلُ ۙ وَ اَنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡعَلِیُّ الۡکَبِیۡرُ ﴿۰۳﴾
Zaalieka bie annal laaha Hoewal Haqqoe wa anna maa yad'oena mien doeniehiel baatieloe wa annal laaha Hoewal 'Alieyyoel Kabieer
31:30 Dat is omdat Allah, Hij is de waarheid! En datgeen wat ze naast Hem aanroepen is "Al-Batil" (valsheid, bedrog, satan, etc.). En omdat Allah, Hij is Al-Alie (de Allerhoogste, de meest Verheve), Al-Kabier (de Grootste).
اَلَمۡ تَرَ اَنَّ الۡفُلۡکَ تَجۡرِیۡ فِی الۡبَحۡرِ بِنِعۡمَتِ اللّٰہِ لِیُرِیَکُمۡ مِّنۡ اٰیٰتِہٖ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّکُلِّ صَبَّارٍ شَکُوۡرٍ ﴿۱۳﴾
Alam tara annal foelka tadjriee fiel bahrie bienie'matiel laahie lie yoerieyakoem mien Aayaatieh; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel liekoellie sabbaarien shakoer
31:31 Zie je niet dat de schepen op zee varen door de toestemming van Allah? Zodat Hij jullie van Zijn tekenen laat zien. Voorzeker, daarin zijn tekenen voor iedereen die geduldig, standvastig en dankbaar is.
وَ اِذَا غَشِیَہُمۡ مَّوۡجٌ کَالظُّلَلِ دَعَوُا اللّٰہَ مُخۡلِصِیۡنَ لَہُ الدِّیۡنَ ۬ۚ فَلَمَّا نَجّٰہُمۡ اِلَی الۡبَرِّ فَمِنۡہُمۡ مُّقۡتَصِدٌ ؕ وَ مَا یَجۡحَدُ بِاٰیٰتِنَاۤ اِلَّا کُلُّ خَتَّارٍ کَفُوۡرٍ ﴿۲۳﴾
Wa iezaa ghashieyahoem mawdjoen kazzoelalie da'a-woel laaha moeghliesieena lahoed dieena fa lammaa nadjdjaahoem ielal barrie famienhoem moeqtasied; wa maa yadjhadoe bie Aayaatienaa iellaa koelloe ghattaarien kafoer
31:32 En wanneer een (hoge) golf hen verduistert zoals (de verduisteringen) bij overkappingen, roepen ze Allah alleen en zuiver aan. Echter, wanneer Hij hen aan land brengt, dan zijn sommige van hen gematigd\verminderd (in hun dankbaarheid naar Allah toe). Alleen de ondankbare verrader verwerpt Onze tekenen.
یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ اتَّقُوۡا رَبَّکُمۡ وَ اخۡشَوۡا یَوۡمًا لَّا یَجۡزِیۡ وَالِدٌ عَنۡ وَّلَدِہٖ ۫ وَ لَا مَوۡلُوۡدٌ ہُوَ جَازٍ عَنۡ وَّالِدِہٖ شَیۡئًا ؕ اِنَّ وَعۡدَ اللّٰہِ حَقٌّ فَلَا تَغُرَّنَّکُمُ الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا ٝ وَ لَا یَغُرَّنَّکُمۡ بِاللّٰہِ الۡغَرُوۡرُ ﴿۳۳﴾
Yaaa ayyoehan naasoettaqoe Rabbakoem waghshaw Yawmal laa yadjziee waaliedoen 'aw waladiehiee wa laa mawloedoen hoewa djaazien 'aw waaliediehiee shai'aa; iennaa wa'dal laahie haqqoen falaa taghoerran nakoemoel hayaatoed doenyaa wa laa yaghoer rannakoem biellaahiel gharoer
31:33 O mensheid! Vrees jullie Heer en vrees een dag waarop een vader voor een zoon niets kan betekenen, noch een zoon iets voor zijn vader kan betekenen. Voorzeker, de belofte van Allah is waar, laat dus het wereldse leven jullie niet doen misleiden. En laat de bedrieger (satan) jullie niet misleiden (van de weg) van Allah.
اِنَّ اللّٰہَ عِنۡدَہٗ عِلۡمُ السَّاعَۃِ ۚ وَ یُنَزِّلُ الۡغَیۡثَ ۚ وَ یَعۡلَمُ مَا فِی الۡاَرۡحَامِ ؕ وَ مَا تَدۡرِیۡ نَفۡسٌ مَّاذَا تَکۡسِبُ غَدًا ؕ وَ مَا تَدۡرِیۡ نَفۡسٌۢ بِاَیِّ اَرۡضٍ تَمُوۡتُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلِیۡمٌ خَبِیۡرٌ ﴿۴۳﴾
Innal laaha 'iendahoe 'ielmoes saa'atie wa yoenazzieloel ghaisa wa ya'lamoe maa fiel arhaamie wa maa tadriee nafsoem maazaa taksieboe ghadaa; wa maa tadriee nafsoem bie ayyie ardien tamoet; iennal laaha 'Alieemoen ghabieer
31:34 Voorzeker Allah, bij hem (alleen) ligt de kennis van het uur. Hij zendt de regen neer en weet wat er in de baarmoeders is. Geen enkel "Nafs" (persoon/eigen ik) weet wat hij morgen zal verdienen, noch weet hij waar op de aarde hij zal sterven. Voorzeker, Allah is Al-Aliem (de Al-Wetende), Al-Ghabier (Degene Die alles kent, zowel innerlijk en uiterlijk. Hij is Degene die de perfecte kennis en begrip heeft over de werkelijke toestand, de interne kwaliteiten en de betekenissen van alles wat geschapen is).