الٓـمّٓ ۚ﴿۱﴾
Alief-Laaam-Mieeem
30:1 Alief Laaam Mieeem.
غُلِبَتِ الرُّوۡمُ ۙ﴿۲﴾
Ghoeliebatier Roem
30:2 De Romeinen zijn verslagen,
فِیۡۤ اَدۡنَی الۡاَرۡضِ وَ ہُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ غَلَبِہِمۡ سَیَغۡلِبُوۡنَ ۙ﴿۳﴾
Fieee adnal ardie wa hoemmiem ba'die ghalabiehiem sa-yaghlieboen
30:3 nabij het laagste punt ('Adnaa') van de aarde. Echter, ze zullen na hun nederlaag overwinnen. (Notitie: Het Arabische woord 'Adnaa' betekent laagst/nabij. Het laagste punt van de aarde is de dode zee. Er wordt hier gerefereerd naar een gevecht tussen de Romeinen en de Perzen dat heeft plaats gevonden tussen 613 A.D (slag van Antiochië) en 618 A.D. (verovering van Egypte door de Perzen), waarbij de Romeinen gedurende deze periode verslagen werden. De Arabische godenaanbidders waren blij met deze overwinning gezien de "gelovigen" waren verslagen. Echter, in 627 A.D. werd het Perzische leger verslagen door de Romeinen bij de slag bij Ninive, wat de weg open maakte voor het verspreiden van de Islam.)
فِیۡ بِضۡعِ سِنِیۡنَ ۬ؕ لِلّٰہِ الۡاَمۡرُ مِنۡ قَبۡلُ وَ مِنۡۢ بَعۡدُ ؕ وَ یَوۡمَئِذٍ یَّفۡرَحُ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ۙ﴿۴﴾
Fiee bied'ie sienieen; liellaahiel amroe mien qabloe wa miem ba'd; wa yawma'ieziey yafrahoel moe'mienoen
30:4 Binnen enkele ('Bid') jaren (zullen de Moslims het gevecht tegen de ongelovigen winnen). Aan Allah behoort het bevel, de eerste en de laatste. En op die dag zullen de gelovigen blij zijn. (Notitie: Het Arabische woord 'Bid' betekent minder dan tien. Er wordt hier gerefereerd naar de slag van Badr in 624 A.D., wat minder dan 10 jaar later was nadat de Romeinen volledig waren verslagen. De slag van Badr was de eerste overwinning van de moslims door de bevel van Allah. Zie ook 3:123 )
بِنَصۡرِ اللّٰہِ ؕ یَنۡصُرُ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ۙ﴿۵﴾
Bienasriel laa; yansoeroe may yashaaa'oe wa Hoewal 'Azieezoer Rahieem
30:5 (Dit) met hulp van Allah. Hij helpt wie Hij wil. Hij is Al-Aziez (de Al-machtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَعۡدَ اللّٰہِ ؕ لَا یُخۡلِفُ اللّٰہُ وَعۡدَہٗ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۶﴾
Wa'dal laahie laa yoeghliefoel laahoe wa'dahoe wa laakien na aksaran naasie laa ya'lamoen
30:6 Het is belofte van Allah. Allah verbreekt zijn belofte niet, maar de meeste mensen weten het niet.
یَعۡلَمُوۡنَ ظَاہِرًا مِّنَ الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا ۚۖ وَ ہُمۡ عَنِ الۡاٰخِرَۃِ ہُمۡ غٰفِلُوۡنَ ﴿۷﴾
Ya'lamoena zaahieram mienal hayaatied doenya wa hoem 'aniel Aaghieratie hoem ghaafieloen
30:7 Ze kennen alleen de uiterlijk van het wereldse leven, echter met betrekking tot hiernamaals zijn ze achteloos\onbezorgd.
اَوَ لَمۡ یَتَفَکَّرُوۡا فِیۡۤ اَنۡفُسِہِمۡ ۟ مَا خَلَقَ اللّٰہُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ مَا بَیۡنَہُمَاۤ اِلَّا بِالۡحَقِّ وَ اَجَلٍ مُّسَمًّی ؕ وَ اِنَّ کَثِیۡرًا مِّنَ النَّاسِ بِلِقَآیِٔ رَبِّہِمۡ لَکٰفِرُوۡنَ ﴿۸﴾
Awalam yatafakkaroe fieee anfoesiehiem; maa ghalaqal laahoes samaawaatie wal arda wa maa bainahoemaaa iellaa biel haqqie wa adjaliem moesammaa; wa ienna kasieeram mienan naasie bielieqaaa'ie Rabbiehiem lakaafieroen
30:8 Denken ze dan niet over hun zelf na? Allah heeft de hemelen, de aarde en alles wat er tussen is, alleen in waarheid geschapen en voor een bepaalde periode. Veel van de mensen geloven niet in de ontmoeting met hun Heer. (Notitie: zie ook 32:10.)
اَوَ لَمۡ یَسِیۡرُوۡا فِی الۡاَرۡضِ فَیَنۡظُرُوۡا کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ ؕ کَانُوۡۤا اَشَدَّ مِنۡہُمۡ قُوَّۃً وَّ اَثَارُوا الۡاَرۡضَ وَ عَمَرُوۡہَاۤ اَکۡثَرَ مِمَّا عَمَرُوۡہَا وَ جَآءَتۡہُمۡ رُسُلُہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ ؕ فَمَا کَانَ اللّٰہُ لِیَظۡلِمَہُمۡ وَ لٰکِنۡ کَانُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ یَظۡلِمُوۡنَ ؕ﴿۹﴾
Awalam yasieeroe fiel ardie fa-yanzoeroe kaifa kaana 'aaqiebatoel lazieena mien qabliehiem; kaanoeo ashadda mienhhoem qoewwataw wa asaaroel arda wa 'amaroehaaa aksara miemmaa 'amaroehaa wa djaaa'athoem Roesoeloehoem biel baiyienaatie famaa kaanal laahoe lieyazlie mahoem wa laakien kaanoeo anfoesahoem yazliemoen
30:9 Hebben ze niet op de aarde gereisd en waargenomen hoe het einde was (van de generaties) vóór hen? Ze waren sterker dan hen en ze groeven de aarde en bouwden daarop, meer dan dat zij hebben gedaan. Hun boodschappers kwamen tot hen met duidelijke bewijzen. Dus Allah deed hen geen onrecht aan, maar ze deden hunzelf onrecht aan.
ثُمَّ کَانَ عَاقِبَۃَ الَّذِیۡنَ اَسَآءُوا السُّوۡٓاٰۤی اَنۡ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِ اللّٰہِ وَ کَانُوۡا بِہَا یَسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Soemma kaana'aaqiebatal lazieena asaaa'oes soeo aaa an kazzaboe bie aayaatiel laahie wa kaanoe biehaa yastahzie'oen
30:10 Vervolgens, was kwaad het gevolg van hun kwade daden, omdat ze Allah's Ayahs (verzen, tekenen) verwierpen en bespotten.
اَللّٰہُ یَبۡدَؤُا الۡخَلۡقَ ثُمَّ یُعِیۡدُہٗ ثُمَّ اِلَیۡہِ تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Allaahoe yabda'oel ghalqa soemma yoe'ieedoehoe soemma ielaihie toerdja'oen
30:11 Allah begint met de schepping, vervolgens creëert Hij deze opnieuw. Daarna, zullen jullie tot Hem terugkeren (op dag des oordeels). (Notitie: Zie ook 36:52)
وَ یَوۡمَ تَقُوۡمُ السَّاعَۃُ یُبۡلِسُ الۡمُجۡرِمُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa yawma taqoemoes Saa'atoe yoebliesoel moedjriemoen
30:12 En op de dag wanneer het uur zich zal vestigen, dan zullen de misdadigers in wanhoop verkeren.
وَ لَمۡ یَکُنۡ لَّہُمۡ مِّنۡ شُرَکَآئِہِمۡ شُفَعٰٓؤُا وَ کَانُوۡا بِشُرَکَآئِہِمۡ کٰفِرِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Wa lam yakoel lahoem mien shoerakaaa'iehiem shoefa'aaa'oe wa kaanoe bieshoerakaaa'iehiem kaafierieen
30:13 Er zal uit hun (toegekende) deelgenoten geen bemiddelaar voor hen zijn. Zij (de deelgenoten) zullen hun partnerschap verwerpen. (Notitie: zie 19:82.)
وَ یَوۡمَ تَقُوۡمُ السَّاعَۃُ یَوۡمَئِذٍ یَّتَفَرَّقُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Wa Yawma taqoemoes Saa'atoe Yawma'ieziey yatafarraqoen
30:14 En de dag waarop het uur zich zal vestigen, op die dag zullen ze worden gescheiden (de volgelingen en de bemiddelaars). (Notitie: zie ook 2:166)
فَاَمَّا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ فَہُمۡ فِیۡ رَوۡضَۃٍ یُّحۡبَرُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Fa ammal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie fahoem fiee rawdatiey yoehbaroen
30:15 Wat betreft degenen die hebben geloofd en die goede daden hebben verricht, zij zullen zich in gelukzaligheid bevinden in een 'Rawda' (hof/binnenplaats/tuin).
وَ اَمَّا الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَا وَ لِقَآیِٔ الۡاٰخِرَۃِ فَاُولٰٓئِکَ فِی الۡعَذَابِ مُحۡضَرُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Wa ammal lazieena kafaroe wa kazzaboe bie-Aayaatienaa wa lieqaaa'iel Aaghieratie fa-oelaaa'ieka fiel'azaabie moehdaroen
30:16 En wat degenen betreft die niet hebben gelooft, die Onze Ayahs (tekenen, verzen) en de ontmoeting in het hiernamaals hadden verworpen, zij zullen dan voorgeleid worden naar de straf.
فَسُبۡحٰنَ اللّٰہِ حِیۡنَ تُمۡسُوۡنَ وَ حِیۡنَ تُصۡبِحُوۡنَ ﴿۷۱﴾
Fa Soebhaanal laahie hieena toemsoena wa hieena toesbiehoen
30:17 Dus gedenk Hem door middel van 'Soebhaan Allah' (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming is Allah), tijdens het intreden van de avond (Magrieb) en bij het aanbreken van de ochtend (Fadjr).
وَ لَہُ الۡحَمۡدُ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ عَشِیًّا وَّ حِیۡنَ تُظۡہِرُوۡنَ ﴿۸۱﴾
Wa lahoel hamdoe fies samaawaatie wal ardie wa 'ashieyyaw wa hieena toezhieroen
30:18 En gedenk Hem in de avond (Isha) en in de middag (Zohr en Asr), met Al-Hamd (dat alle lof en dank) in de hemelen en op de aarde Hem toebehoort. (Notitie: Allah voorziet iedereen in de hemelen en aarde. Alles wordt gerealiseerd op basis van de voorzieningen die Hij ons geeft, dus alle lof en dank behoort aan Allah toe.)
یُخۡرِجُ الۡحَیَّ مِنَ الۡمَیِّتِ وَ یُخۡرِجُ الۡمَیِّتَ مِنَ الۡحَیِّ وَ یُحۡیِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ وَ کَذٰلِکَ تُخۡرَجُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Yoeghriedjoel haiya mienal maiyietie wa yoeghriedjoel maiyieta mienal haiyie wa yoehyiel arda ba'da mawtiehaa; wa kazaalieka toeghradjoen
30:19 Hij brengt het leven voort uit datgeen wat dood is en Hij brengt de dood voort uit datgeen wat leeft. Hij geeft leven aan de aarde na haar dood en zo zullen jullie worden voortgebracht\herrezen (op de dag des oordeels).
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖۤ اَنۡ خَلَقَکُمۡ مِّنۡ تُرَابٍ ثُمَّ اِذَاۤ اَنۡتُمۡ بَشَرٌ تَنۡتَشِرُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa mien Aayaatiehieee an ghalaqakoem mien toeraabien soemma iezaaa antoem basharoen tantashieroen
30:20 En één van Zijn tekenen (van Zijn grootheid) is dat Hij jullie heeft geschapen vanuit stof. Aanschouw! Jullie zijn mensen die zich verspreiden (over de gehele aarde).
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖۤ اَنۡ خَلَقَ لَکُمۡ مِّنۡ اَنۡفُسِکُمۡ اَزۡوَاجًا لِّتَسۡکُنُوۡۤا اِلَیۡہَا وَ جَعَلَ بَیۡنَکُمۡ مَّوَدَّۃً وَّ رَحۡمَۃً ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّتَفَکَّرُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Wa mien Aayaatiehieee an ghalaqa lakoem mien anfoesiekoem azwaadjal lietaskoenoeo ielaihaa wa dja'ala bainakoem mawad dataw wa rahmah; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel lieqawmiey yatafakkaroen
30:21 En één van Zijn tekenen (van Zijn barmhartigheid) is dat Hij voor jullie echtgenotes uit jullie zelf heeft geschapen, zodat jullie rust in hun kunnen vinden. En Hij heeft liefde en barmhartigheid tussen jullie geplaatst. Daarin zijn zeker tekenen voor een volk dat nadenkt.
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖ خَلۡقُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ اخۡتِلَافُ اَلۡسِنَتِکُمۡ وَ اَلۡوَانِکُمۡ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّلۡعٰلِمِیۡنَ ﴿۲۲﴾
Wa mien Aayaatiehiee ghalqoes samaawaatie wal aardie waghtielaafoe alsienatiekoem wa alwaaniekoem; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel liel'aaliemieen
30:22 En één van Zijn tekenen (van Zijn grootheid) is de schepping van de hemelen en de aarde. En ook de diversiteit van jullie talen en huidskleuren. Daarin zijn zeker tekenen voor degenen met kennis.
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖ مَنَامُکُمۡ بِالَّیۡلِ وَ النَّہَارِ وَ ابۡتِغَآؤُکُمۡ مِّنۡ فَضۡلِہٖ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّسۡمَعُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Wa mien Aayaatiehiee manaamoekoem biel lailie wannahaarie wabtieghaaa'oekoem mien fadlieh; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel lieqawmiey yasma'oen
30:23 En één van Zijn tekenen (van Zijn barmhartigheid) is jullie slaap gedurende de nacht en de dag. En (ook) het zoeken naar Zijn Barmhartigheid daarin (gedurende de dag en nacht). Daarin zijn zeker tekenen voor een volk dat luistert.
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖ یُرِیۡکُمُ الۡبَرۡقَ خَوۡفًا وَّ طَمَعًا وَّ یُنَزِّلُ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَیُحۡیٖ بِہِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّعۡقِلُوۡنَ ﴿۴۲﴾
Wa mien Aayaatiehiee yoerieekoemoel barqa ghawfaw wa tama'aw wa yoenazzieloe mienas samaaa'ie maaa'an fa yoehyiee biehiel arda ba'da mawtiehaaa ienna fiee zaalieka la Aayaatiel lieqawmiey ya'qieloen
30:24 En één van Zijn tekenen (van Zijn grootheid) is dat Hij jullie de bliksem laat zien, wat angst en hoop (m.b.t. vruchten en andere voorzieningen die de regen met zich meebrengt) veroorzaakt. Hij zendt water neer vanuit de hemel en geeft leven daarmee aan de aarde na haar dood. Daarin zijn zeker tekenen (van Zijn barmhartigheid) voor een volk dat nadenkt.
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖۤ اَنۡ تَقُوۡمَ السَّمَآءُ وَ الۡاَرۡضُ بِاَمۡرِہٖ ؕ ثُمَّ اِذَا دَعَاکُمۡ دَعۡوَۃً ٭ۖ مِّنَ الۡاَرۡضِ ٭ۖ اِذَاۤ اَنۡتُمۡ تَخۡرُجُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Wa mien Aayaatiehiee an taqoemas samaaa'oe wal ardoe bie-amrieh; soemma iezaa da'aakoem da'watam mienal ardie iezaaa antoem taghroedjoen
30:25 En één van Zijn tekenen (van Zijn grootheid) is dat de hemelen en de aarde door Zijn bevel in stand wordt gehouden. Wanneer Hij jullie roept met één (enorme) geluid (van de trompet), aanschouw, jullie zullen uit de aarde voortkomen.
وَ لَہٗ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ کُلٌّ لَّہٗ قٰنِتُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Wa lahoe man fiessamaawaatie wal ardie koelloel lahoe qaanietoen
30:26 Tot Hem behoort alles wat zich in de hemelen en op de aarde bevindt. Alles is Hem gehoorzaam.
وَ ہُوَ الَّذِیۡ یَبۡدَؤُا الۡخَلۡقَ ثُمَّ یُعِیۡدُہٗ وَ ہُوَ اَہۡوَنُ عَلَیۡہِ ؕ وَ لَہُ الۡمَثَلُ الۡاَعۡلٰی فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۷۲﴾
Wa Hoewal laziee yabda'oel ghalqa soemma yoe'ieedoehoe wa hoewa ahwanoe 'alaih; wa lahoel masaloel a'laa fiessamaawaatie wal-ard; wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
30:27 Hij is Degene Die de schepping voortbrengt en dan deze herhaalt. Dat is gemakkelijk voor Hem. Aan Hem behoort de meest verhevene en absolute eigenschappen (dat gevonden kan worden) in de hemelen en de aarde. Hij is Al-Aziez (de Al-Machtige), Al-Hakiem (de Al-Wijze).
ضَرَبَ لَکُمۡ مَّثَلًا مِّنۡ اَنۡفُسِکُمۡ ؕ ہَلۡ لَّکُمۡ مِّنۡ مَّا مَلَکَتۡ اَیۡمَانُکُمۡ مِّنۡ شُرَکَآءَ فِیۡ مَا رَزَقۡنٰکُمۡ فَاَنۡتُمۡ فِیۡہِ سَوَآءٌ تَخَافُوۡنَہُمۡ کَخِیۡفَتِکُمۡ اَنۡفُسَکُمۡ ؕ کَذٰلِکَ نُفَصِّلُ الۡاٰیٰتِ لِقَوۡمٍ یَّعۡقِلُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Daraba lakoem masalam mien anfoesiekoem hal lakoem miemmaa malakat aymaanoekoem mien shoerakaaa'a fiee maa razaqnaakoem fa antoem fieehie sawaaa'oen taghaafoenahoem kaghieefa tiekoem anfoesakoem; kazaalieka noefassieloel Aayaatie lieqawmiey ya'qieloen
30:28 Hij geeft jullie een voorbeeld met betrekking tot julliezelf: Hebben jullie een partnerschap\samenwerkingsverband met degenen die jullie bezitten (slaven), zodat jullie (beide) gelijke rechten hebben over de voorzieningen die Wij aan jullie hebben gegeven? Vrezen jullie hen (de slaven) zoals jullie jezelf vrezen? Op deze manier, leggen Wij de Ayahs (verzen, tekenen) uit voor een volk dat nadenkt.
بَلِ اتَّبَعَ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡۤا اَہۡوَآءَہُمۡ بِغَیۡرِ عِلۡمٍ ۚ فَمَنۡ یَّہۡدِیۡ مَنۡ اَضَلَّ اللّٰہُ ؕ وَ مَا لَہُمۡ مِّنۡ نّٰصِرِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Baliet taba'al lazieena zalamoeo ahwaaa'ahoem bieghairie 'ielmien famay yahdiee man adallal laahoe wa maa lahoem mien naasierieen
30:29 Nee! De misdadigers volgen alleen hun verlangens zonder enige kennis. Wie kan iemand die Allah heeft doen laten dwalen, dan leiden? Voor hen is er geen enkele helper. (Notitie: Allah leidt alleen wie Hij wil, zie 16:37 en 17:15.)
فَاَقِمۡ وَجۡہَکَ لِلدِّیۡنِ حَنِیۡفًا ؕ فِطۡرَتَ اللّٰہِ الَّتِیۡ فَطَرَ النَّاسَ عَلَیۡہَا ؕ لَا تَبۡدِیۡلَ لِخَلۡقِ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکَ الدِّیۡنُ الۡقَیِّمُ ٭ۙ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۰۳﴾
Fa aqiem wadjhaka lieddieenie Hanieefaa; fietratal laahiel latiee fataran naasa 'alaihaa; laa taabdieela lieghalqiel laah; zaaliekad dieenoel qaiyiemoe wa laakienna aksaran naasie laa ya'lamoen
30:30 Wend dus jouw gezicht (Mohammed v.z.m.h.) naar de zuivere 'Dien' (levenswijze/religie) (Islam, het monotheïsme). Het is de 'Fitrah' (natuurlijke fundament\aanleg) dat gemaakt is door Allah, waarop Hij (op basis hiervan) de mens maakte. Er is geen verandering in de schepping van Allah. Dat (Islam, het monotheïsme) is de juiste 'Dien' (levenswijze/religie), maar de meeste mensen weten het niet. (Notitie: zie 7:172 m.b.t. het natuurlijke fundament van de mens: het monotheïsme.)
مُنِیۡبِیۡنَ اِلَیۡہِ وَ اتَّقُوۡہُ وَ اَقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ وَ لَا تَکُوۡنُوۡا مِنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Moenieebieena ielaihie wattaqoehoe wa aqieemoes Salaata wa laa takoenoe mienal moeshriekieen
30:31 Keer (julliezelf) tot Hem, vrees Hem, onderhoud de 'Salaat' (de vijf dagelijkse gebeden) en wees geen godenaanbidders.
مِنَ الَّذِیۡنَ فَرَّقُوۡا دِیۡنَہُمۡ وَ کَانُوۡا شِیَعًا ؕ کُلُّ حِزۡبٍۭ بِمَا لَدَیۡہِمۡ فَرِحُوۡنَ ﴿۲۳﴾
Mienal lazieena farraqoe dieenahoem wa kaanoe shieya'an koelloe hiezbiem biemaa ladaihiem fariehoen
30:32 (Behoor niet) tot degene die hun 'Dien' (levenswijze/religie) in groepen splitsten en daardoor sektes worden. (Aanschouw,) Elk partij is blij met datgeen waarmee ze zichzelf onderscheiden (van de anderen).
وَ اِذَا مَسَّ النَّاسَ ضُرٌّ دَعَوۡا رَبَّہُمۡ مُّنِیۡبِیۡنَ اِلَیۡہِ ثُمَّ اِذَاۤ اَذَاقَہُمۡ مِّنۡہُ رَحۡمَۃً اِذَا فَرِیۡقٌ مِّنۡہُمۡ بِرَبِّہِمۡ یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Wa iezaa massan naasa doerroen da'aw Rabbahoem moenieebieena ielaihie soemma iezaaa azaqahoem mienhoe rahmatan iezaa farieeqoem mienhoem be Rabbiehiem yoeshriekoen
30:33 En wanneer de mens tegenspoed treft, dan roepen ze hun Heer zuiver aan. Vervolgens, wanneer Hij hen van Zijn barmhartigheid laat proeven, zie dan, een gedeelte van hen kent deelgenoten aan hun Heer toe.
لِیَکۡفُرُوۡا بِمَاۤ اٰتَیۡنٰہُمۡ ؕ فَتَمَتَّعُوۡا ٝ فَسَوۡفَ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Lie yakfoeroe biemaaa aatainaahoem; fatamatta'oe fasawfa ta'lamoen
30:34 Ze bedekken de gunst (door er niet meer aan te denken en er niet dankbaar voor te zijn) die Wij hen hebben geschonken. Geniet maar, zeer spoedig zullen jullie het weten.
اَمۡ اَنۡزَلۡنَا عَلَیۡہِمۡ سُلۡطٰنًا فَہُوَ یَتَکَلَّمُ بِمَا کَانُوۡا بِہٖ یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Am anzalnaa 'alaihiem soeltaanan fahoewa yatakallamoe biemaa kaanoe biehiee yoeshriekoen
30:35 Hebben Wij een autoriteit\gemachtigde naar hen neer gezonden, die over de deelgenoten, die ze toekennen, spreekt?
وَ اِذَاۤ اَذَقۡنَا النَّاسَ رَحۡمَۃً فَرِحُوۡا بِہَا ؕ وَ اِنۡ تُصِبۡہُمۡ سَیِّئَۃٌۢ بِمَا قَدَّمَتۡ اَیۡدِیۡہِمۡ اِذَا ہُمۡ یَقۡنَطُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Wa iezaaa azaqnan naasa rahmatan fariehoe biehaa wa ien toesiebhoem sayyie'atoem biemaa qaddamat aydieehiem iezaa hoem yaqnatoen
30:36 En wanneer Wij mensen barmhartigheid laten proeven, dan zijn ze blij. Maar als kwaad hen treft voor datgeen wat ze zelf hebben veroorzaakt, zie dan hoe ze wanhopen.
اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اَنَّ اللّٰہَ یَبۡسُطُ الرِّزۡقَ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یَقۡدِرُ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یُّؤۡمِنُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Awalam yaraw annal laaha yabsoetoer riezqa liemay yashaaa'oe wa yaqdier; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel lieqawmiey yoe'mienoen
30:37 Zien ze dan niet dat Allah de voorzieningen verlengt en beperkt voor wie Hij wil. Voorzeker, daarin zijn zeker tekenen voor een volk dat gelooft.
فَاٰتِ ذَاالۡقُرۡبٰی حَقَّہٗ وَ الۡمِسۡکِیۡنَ وَ ابۡنَالسَّبِیۡلِ ؕ ذٰلِکَ خَیۡرٌ لِّلَّذِیۡنَ یُرِیۡدُوۡنَ وَجۡہَ اللّٰہِ ۫ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ﴿۸۳﴾
Fa aatie zal qoerbaa haqqahoe walmieskieena wabnassabieel; zaalieka ghairoel liel lazieena yoerieedoena Wadjhal laahie wa oelaaa'ieka hoemoel moefliehoen
30:38 Geef dus aan de bloedverwant datgeen waarop hij recht heeft en ook aan de arme en de reiziger (in nood). Dat is het beste voor degenen die het aanzicht van Allah verlangen. Zij zijn degenen die groeien in succes.
وَ مَاۤ اٰتَیۡتُمۡ مِّنۡ رِّبًا لِّیَرۡبُوَا۠ فِیۡۤ اَمۡوَالِ النَّاسِ فَلَا یَرۡبُوۡا عِنۡدَ اللّٰہِ ۚ وَ مَاۤ اٰتَیۡتُمۡ مِّنۡ زَکٰوۃٍ تُرِیۡدُوۡنَ وَجۡہَ اللّٰہِ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُضۡعِفُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Wa maaa aataitoem mier riebal lie yarboewa fieee amwaalien naasie falaa yarboe 'iendal laahie wa maaa aataitoem mien zaakaatien toerieedoena wadjhal laahie fa oelaaa'ieka hoemoel moed'iefoen
30:39 En wat jullie geven, vanwege de rente om de rijkdom te vergroten, vergroot niets bij Allah. Maar wat jullie aan 'zakaat' (arme belasting) geven, verlangend naar het aangezicht van Allah, (weet dan dat,) dat degenen zijn die meer krijgen.
اَللّٰہُ الَّذِیۡ خَلَقَکُمۡ ثُمَّ رَزَقَکُمۡ ثُمَّ یُمِیۡتُکُمۡ ثُمَّ یُحۡیِیۡکُمۡ ؕ ہَلۡ مِنۡ شُرَکَآئِکُمۡ مَّنۡ یَّفۡعَلُ مِنۡ ذٰلِکُمۡ مِّنۡ شَیۡءٍ ؕ سُبۡحٰنَہٗ وَ تَعٰلٰی عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۰۴﴾
Allaahoel laziee ghalaqa koem soemma razaqakoem soemma yoemieetoekoem soemma yoehyieekoem hal mien shoerakaaa'iekoem may yaf'aloe mien zaaliekoem mien shai'; Soeb haanahoe wa Ta'aalaa 'ammaa yoeshriekoen
30:40 Allah is Degene Die jullie heeft geschapen. Daaropvolgend heeft Hij jullie voorzien (van benodigdheden). Daarna zal Hij jullie doen sterven en vervolgens zal Hij jullie (weer) het leven geven. Is er iemand van jullie deelgenoten die zoiets doet? Subhaanehu (De ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming is Hij) en hoog verheven is Hij boven datgeen wat ze aan deelgenoten toekennen.
ظَہَرَ الۡفَسَادُ فِی الۡبَرِّ وَ الۡبَحۡرِ بِمَا کَسَبَتۡ اَیۡدِی النَّاسِ لِیُذِیۡقَہُمۡ بَعۡضَ الَّذِیۡ عَمِلُوۡا لَعَلَّہُمۡ یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۱۴﴾
Zaharal fasaadoe fiel barrie wal bahrie biemaa kasabat aydiennaasie lie yoezieeqahoem ba'dal laziee 'amieloe la'allahoem yardjie'oen
30:41 Het verderf, dat veroorzaakt is door de mens, is op het land en in de zee zichtbaar. (Hij laat het toe) Zodat Hij hen een deel (van de gevolgen) van wat ze gedaan hebben, laat proeven. Op deze manier kunnen ze terugkeren (naar het gedenken van hun Heer). (Notitie: zie 32:21)
قُلۡ سِیۡرُوۡا فِی الۡاَرۡضِ فَانۡظُرُوۡا کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلُ ؕ کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّشۡرِکِیۡنَ ﴿۲۴﴾
Qoel sieeroe fiel ardie fanzoeroe kaifa kaana 'aaqiebatoel lazieena mien qabl; kaana aksaroehoem moeshriekieen
30:42 Zeg: "Reis op aarde en zie hoe het einde was van de generaties voor hen. De meeste van hen waren godenaanbidders."
فَاَقِمۡ وَجۡہَکَ لِلدِّیۡنِ الۡقَیِّمِ مِنۡ قَبۡلِ اَنۡ یَّاۡتِیَ یَوۡمٌ لَّا مَرَدَّ لَہٗ مِنَ اللّٰہِ یَوۡمَئِذٍ یَّصَّدَّعُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Fa aqiem wadjhaka lied dieeniel qaiyiemie mien qablie ay yaatieya Yawmoel laa maradda lahoe mienal laahie Yawma'ieziey yassadda'oen
30:43 Dus richt jouw gezicht naar de juiste 'Dien' (levenswijze/religie), voordat er een dag (dag des oordeels) komt, waarop niet kan worden afgewend van Allah. Op die dag zullen ze (van elkaar) worden gescheiden.
مَنۡ کَفَرَ فَعَلَیۡہِ کُفۡرُہٗ ۚ وَ مَنۡ عَمِلَ صَالِحًا فَلِاَنۡفُسِہِمۡ یَمۡہَدُوۡنَ ﴿۴۴﴾
Man kafara fa'alaihie koefroehoe wa man 'amiela saaliehan falie anfoesiehiem yamhadoen
30:44 Wie niet gelooft, (weet dan dat) zijn ongeloof ten nadele van hemzelf is. En wie goede daden verricht, (weet dan dat) zij voor zichzelf voorbereidingen treffen (voor de dag des oordeels).
لِیَجۡزِیَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ مِنۡ فَضۡلِہٖ ؕ اِنَّہٗ لَا یُحِبُّ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۵۴﴾
Lie yadjzieyal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie mien fadlieh; iennahoe laa yoehiebboel kaafierieen
30:45 Zodat Hij degenen die geloven en goede daden verrichten, kan belonen van Zijn gunst (het Paradijs). Voorzeker, Hij houdt niet van de ongelovigen.
وَ مِنۡ اٰیٰتِہٖۤ اَنۡ یُّرۡسِلَ الرِّیَاحَ مُبَشِّرٰتٍ وَّ لِیُذِیۡقَکُمۡ مِّنۡ رَّحۡمَتِہٖ وَ لِتَجۡرِیَ الۡفُلۡکُ بِاَمۡرِہٖ وَ لِتَبۡتَغُوۡا مِنۡ فَضۡلِہٖ وَ لَعَلَّکُمۡ تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۶۴﴾
Wa mien Aayaatiehieee anyyoersielar rieyaaha moebashshie raatiew wa lie yoezieeqakoem mier rahmatiehiee wa lietadjrieyal foelkoe bie amriehiee wa lietabtaghoe mien fadliehiee wa la'allakoem tashkoeroen
30:46 En één van Zijn tekenen is dat Hij de winden stuurt als aankondiging van goede tijden en om jullie van Zijn barmhartigheid te laten proeven en dat de schepen op Zijn bevel kunnen varen en dat jullie van Zijn gunsten kunnen zoeken en dat jullie dankbaar kunnen zijn.
وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا مِنۡ قَبۡلِکَ رُسُلًا اِلٰی قَوۡمِہِمۡ فَجَآءُوۡہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ فَانۡتَقَمۡنَا مِنَ الَّذِیۡنَ اَجۡرَمُوۡا ؕ وَ کَانَ حَقًّا عَلَیۡنَا نَصۡرُ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۷۴﴾
Wa laqad arsalnaa mien qablieka Roesoelan ielaa qawmiehiem fadjaaa'oehoem biel baiyienaatie fantaqamnaa mienal lazieena adjramoe wa kaana haqqan 'alainaa nasroel moe'mienieen
30:47 Waarlijk, Wij hebben in de generaties vóór jou, boodschappers naar hun volk gezonden. Ze kwamen met duidelijke bewijzen. Vervolgens, hebben Wij degenen die misdaden pleegden, vergolden. En (wat betreft de gelovigen,) het was Onze plicht om de de gelovigen te helpen.
اَللّٰہُ الَّذِیۡ یُرۡسِلُ الرِّیٰحَ فَتُثِیۡرُ سَحَابًا فَیَبۡسُطُہٗ فِی السَّمَآءِ کَیۡفَ یَشَآءُ وَ یَجۡعَلُہٗ کِسَفًا فَتَرَی الۡوَدۡقَ یَخۡرُجُ مِنۡ خِلٰلِہٖ ۚ فَاِذَاۤ اَصَابَ بِہٖ مَنۡ یَّشَآءُ مِنۡ عِبَادِہٖۤ اِذَا ہُمۡ یَسۡتَبۡشِرُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Allaahoel laziee yoersieloer rieyaaha fatoesieeroe sahaaban fa yabsoetoehoe fies samaaa'ie kaifa yashaaa'oe wa yadj'aloehoe kiesafan fataral wadqa yaghroedjoe mien ghielaaliehiee fa iezaaa asaaba biehiee may yashaaa'oe mien 'iebaadiehieee iezaa hoem yastabshieroen
30:48 Allah is Degenen die de winden stuurt, zodat het wolken omhoog stuwt. Daarna verspreidt en fragmenteert Hij hen in de hemel, zoals Hij het wil. Vervolgens zie je regen vanuit het midden van hen komen. Hij laat het vallen op wie Hij het wil van Zijn dienaren. Zie, hoe ze (dan) blij zijn!
وَ اِنۡ کَانُوۡا مِنۡ قَبۡلِ اَنۡ یُّنَزَّلَ عَلَیۡہِمۡ مِّنۡ قَبۡلِہٖ لَمُبۡلِسِیۡنَ ﴿۹۴﴾
Wa ien kaanoe mien qablie ay yoenazzala 'alaihiem mien qabliehiee lamoebliesieen
30:49 Voordat het op hen viel waren ze erg wanhopig.
فَانۡظُرۡ اِلٰۤی اٰثٰرِ رَحۡمَتِ اللّٰہِ کَیۡفَ یُحۡیِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ اِنَّ ذٰلِکَ لَمُحۡیِ الۡمَوۡتٰی ۚ وَ ہُوَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۰۵﴾
Fanzoer ielaaa aasaarie rahmatiel laahie kaifa yoehyiel arda ba'da mawtiehaa; ienna zaalieka lamoehyiel mawtaa wa Hoewa 'alaa koellie shai'ien Qadieer
30:50 Zie dan het resultaat van Allah's barmhartigheid, hoe Hij leven geeft aan de aarde na haar dood. Voorzeker, zo zal Hij het leven geven aan de doden (op de dag des oordeels). Hij is over alles Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil).
وَ لَئِنۡ اَرۡسَلۡنَا رِیۡحًا فَرَاَوۡہُ مُصۡفَرًّا لَّظَلُّوۡا مِنۡۢ بَعۡدِہٖ یَکۡفُرُوۡنَ ﴿۱۵﴾
Wa la'ien arsalnaa rieehan fara awhoe moesfarral lazalloe miem ba'diehiee yakfoeroen
30:51 Echter, als Wij (vervolgens) een wind sturen (welke geen regen veroorzaakt) en ze zien (hun gewassen) geel worden, dan blijven ze daarna ondankbaar.
فَاِنَّکَ لَا تُسۡمِعُ الۡمَوۡتٰی وَ لَا تُسۡمِعُ الصُّمَّ الدُّعَآءَ اِذَا وَلَّوۡا مُدۡبِرِیۡنَ ﴿۲۵﴾
Fa iennaka laa toesmie'oel mawtaa wa laa toesmie'oes soemmad doe'aaa'a iezaa wallaw moedbierieen
30:52 Jij (Mohammed v.z.m.h.) kunt niet de doden (de mensen die niet nadenken), noch de doven (de mensen die niet luisteren) doen luisteren naar de oproep\openbaring, wanneer ze hun ruggen tonen en afkeren.
وَ مَاۤ اَنۡتَ بِہٰدِ الۡعُمۡیِ عَنۡ ضَلٰلَتِہِمۡ ؕ اِنۡ تُسۡمِعُ اِلَّا مَنۡ یُّؤۡمِنُ بِاٰیٰتِنَا فَہُمۡ مُّسۡلِمُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Wa maa anta biehaadiel 'oemyie 'an dalaalatiehiem ien toesmie'oe iellaa may yoemienoe bie aayaatienaa fahoem moesliemoen
30:53 Noch kan jij de blinden leiden van hun afdwaling. Jij kan alleen degenen doen horen die in Onze Ayahs (tekenen/verzen) geloven, zij zijn moslims (degenen die zich hebben overgegeven).
اَللّٰہُ الَّذِیۡ خَلَقَکُمۡ مِّنۡ ضُؔعۡفٍ ثُمَّ جَعَلَ مِنۡۢ بَعۡدِ ضُؔعۡفٍ قُوَّۃً ثُمَّ جَعَلَ مِنۡۢ بَعۡدِ قُوَّۃٍ ضُؔعۡفًا وَّ شَیۡبَۃً ؕ یَخۡلُقُ مَا یَشَآءُ ۚ وَ ہُوَ الۡعَلِیۡمُ الۡقَدِیۡرُ ﴿۴۵﴾
Allahoel laziee ghalaqa koem mien doe'fien soemma dja'ala miem ba'die doe'fien qoewwatan soemma dja'ala miem ba'die qoewwatien doe'faw wa shaibah; yaghloeqoe maa yashaaa'oe wa Hoewal 'Alieemoel Qadieer
30:54 Allah is Degene Die jullie schiep uit zwakte. Vervolgens maakte Hij kracht na de zwakte. Vervolgens maakte Hij (weer) zwakte en grijs haar na de kracht. Hij schept wat Hij wil. Hij is Al-Aliem (Al-wetende), Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil).
وَ یَوۡمَ تَقُوۡمُ السَّاعَۃُ یُقۡسِمُ الۡمُجۡرِمُوۡنَ ۬ۙ مَا لَبِثُوۡا غَیۡرَ سَاعَۃٍ ؕ کَذٰلِکَ کَانُوۡا یُؤۡفَکُوۡنَ ﴿۵۵﴾
Wa Yawma taqoemoes Saa'atoe yoeqsiemoel moedjriemoena maa labiesoe ghaira saa'ah; kazaalieka kaanoe yoe'fakoen
30:55 Op de dag dat het uur zich zal vestigen, zullen de misdadigers zweren dat ze alleen maar een uur hebben verbleven (gedurende het wereldse leven). Ze zijn dus misleid. (Notitie: zie ook 10:45 en 46:35 m.b.t. de relatieve verhouding van het wereldse leven en de dag des oordeels.)
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡعِلۡمَ وَ الۡاِیۡمَانَ لَقَدۡ لَبِثۡتُمۡ فِیۡ کِتٰبِ اللّٰہِ اِلٰی یَوۡمِ الۡبَعۡثِ ۫ فَہٰذَا یَوۡمُ الۡبَعۡثِ وَ لٰکِنَّکُمۡ کُنۡتُمۡ لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۶۵﴾
Wa qaalal lazieena oetoel 'ielma wal ieemaana laqad labiestoem fiee kietaabiel laahie ielaa yawmiel ba'sie fahaazaa yawmoel ba'sie wa laakiennakoem koentoem laa ta'lamoen
30:56 De mensen met kennis en geloof zullen zeggen: "Waarlijk, jullie (de mensheid) verbleven (op de wereld) volgens de bepaling van Allah tot aan de dag van de opstanding. En dit is de dag van de opstanding, maar jullie wisten daarover niets (tijdens het wereldse leven)."
فَیَوۡمَئِذٍ لَّا یَنۡفَعُ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا مَعۡذِرَتُہُمۡ وَ لَا ہُمۡ یُسۡتَعۡتَبُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Fa Yawma'ieziel laa yanfa'oel lazieena zalamoe ma'zieratoe hoem wa laa hoem yoesta'taboen
30:57 Dus op die dag zullen de excuses van de misdadigers niet baten, noch krijgen ze een kans om het goed te maken.
وَ لَقَدۡ ضَرَبۡنَا لِلنَّاسِ فِیۡ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنِ مِنۡ کُلِّ مَثَلٍ ؕ وَ لَئِنۡ جِئۡتَہُمۡ بِاٰیَۃٍ لَّیَقُوۡلَنَّ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡۤا اِنۡ اَنۡتُمۡ اِلَّا مُبۡطِلُوۡنَ ﴿۸۵﴾
Wa laqad darabnaa liennaasie fiee haazal Qoeraanie mien koellie masal; wa la'ien djie'tahoem bie aayatiel la yaqoelannal lazieena kafaroe ien antoem iellaa moebtieloen
30:58 Waarlijk Wij hebben voor de mensen allerlei vergelijkingen gegeven in deze Koran. Maar wanneer jij (Mohammed v.z.m.h.) een 'Ayah' (vers \ teken) voor hen brengt, zullen de ongelovigen zeker zeggen: "Jij bent alleen een bedrieger."
کَذٰلِکَ یَطۡبَعُ اللّٰہُ عَلٰی قُلُوۡبِ الَّذِیۡنَ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Kazaalieka yatba'oel laahoe 'alaa qoeloebiel lazieena laa ya'lamoen
30:59 Zo vergrendelt Allah de harten van degenen die niet (willen) weten.
فَاصۡبِرۡ اِنَّ وَعۡدَ اللّٰہِ حَقٌّ وَّ لَا یَسۡتَخِفَّنَّکَ الَّذِیۡنَ لَا یُوۡقِنُوۡنَ ﴿۰۶﴾
Fasbier ienna wa'dal laahie haqqoew wa laa yastaghief fannakal lazieena laa yoeqienoen
30:60 Wees dus geduldig, voorzeker, de belofte van Allah is waar. En laat degenen die geen vaste geloofsovertuiging hebben, jou niet doen twijfelen.