27 An-Naml (De mieren)
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
طٰسٓ ۟ تِلۡکَ اٰیٰتُ الۡقُرۡاٰنِ وَ کِتَابٍ مُّبِیۡنٍ ۙ﴿۱﴾
Taa-Sieeen; tielka Aayaatoel Qoer-aanie wa Kietaabiem Moebieen
27:1 Toaa Sieeen. Dit zijn de verzen van de Koran, een duidelijk boek.

ہُدًی وَّ بُشۡرٰی لِلۡمُؤۡمِنِیۡنَ ۙ﴿۲﴾
Hoedaw wa boeshraa liel moe'mienieen
27:2 (Het is) Een leiding en een aankondiging van het goede nieuws (het paradijs) voor de gelovigen.

الَّذِیۡنَ یُقِیۡمُوۡنَ الصَّلٰوۃَ وَ یُؤۡتُوۡنَ الزَّکٰوۃَ وَ ہُمۡ بِالۡاٰخِرَۃِ ہُمۡ یُوۡقِنُوۡنَ ﴿۳﴾
Allazieena yoeqieemoenas Salaata wa yoe'toenaz Zakaata wa hoem biel Aaghieratie hoem yoeqienoen
27:3 (Dat zijn) Degenen die de 'Salaat' (het gebed) onderhouden en de zakaat (de arme belasting) geven en die sterk in (het bestaan van) het hiernamaals geloven.

اِنَّ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ زَیَّنَّا لَہُمۡ اَعۡمَالَہُمۡ فَہُمۡ یَعۡمَہُوۡنَ ؕ﴿۴﴾
Innal lazieena laa yoe'mienoena biel Aaghieratie zaiyannaa lahoem a'maalahoem fahoem ya'mahoen
27:4 Voorzeker, (wat betreft) degenen die niet in het hiernamaals geloven, Wij hebben hun daden aangenaam voor hen gemaakt, dus dwalen ze als een blinde rond.

اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ لَہُمۡ سُوۡٓءُ الۡعَذَابِ وَ ہُمۡ فِی الۡاٰخِرَۃِ ہُمُ الۡاَخۡسَرُوۡنَ ﴿۵﴾
Oelaaa'iekal lazieena lahoem soeo'oel 'azaabie wa hoem fiel Aaghieratie hoemoel aghsaroen
27:5 Zij zijn degenen voor wie er een slechte straf is. Ze zullen de grootste verliezers zijn in het Hiernamaals.

وَ اِنَّکَ لَتُلَقَّی الۡقُرۡاٰنَ مِنۡ لَّدُنۡ حَکِیۡمٍ عَلِیۡمٍ ﴿۶﴾
Wa iennaka latoelaqqal Qoer-aana miel ladoen Hakieemien 'Alieem
27:6 En voorzeker, zonder twijfel jij ontvangt de Koran van Al-Hakiem (de Alwijze), Al-Aliem (de Alwetende).

اِذۡ قَالَ مُوۡسٰی لِاَہۡلِہٖۤ اِنِّیۡۤ اٰنَسۡتُ نَارًا ؕ سَاٰتِیۡکُمۡ مِّنۡہَا بِخَبَرٍ اَوۡ اٰتِیۡکُمۡ بِشِہَابٍ قَبَسٍ لَّعَلَّکُمۡ تَصۡطَلُوۡنَ ﴿۷﴾
Iz qaala Moesaa lie ahliehieee iennieee aanastoe naaran sa'aatieekoem mienhaa bieghabarien aw aatieekoem bieshiehaabien qabasiel la'allakoem tastaloen
27:7(Gedenk) toen Moesa (Mozes) tot zijn familie zei: "Waarlijk, ik zie een vuur. Misschien kan ik er informatie vinden (van de mensen die daar zijn) en anders breng ik een fakkel zodat jullie jezelf kunnen verwarmen." (Notitie: zie ook 20:10 en 28:29)

فَلَمَّا جَآءَہَا نُوۡدِیَ اَنۡۢ بُوۡرِکَ مَنۡ فِی النَّارِ وَ مَنۡ حَوۡلَہَا ؕ وَ سُبۡحٰنَ اللّٰہِ رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۸﴾
Falammaa djaaa'ahaa noedieya am boerieka man fiennnnaarie wa man hawlahaa wa Soebhaanal laahie Rabbiel 'aalamieen
27:8 Echter, toen hij het bereikte, werd hij geroepen: "Gezegend is datgeen wat in het vuur (licht) is en ook wie er omheen is (de engelen). Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Allah de Heer van de werelden."

یٰمُوۡسٰۤی اِنَّہٗۤ اَنَا اللّٰہُ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ۙ﴿۹﴾
Yaa Moesaaa iennahoeo Anal laahoel 'Azieezoel Hakieem
27:9 "O Moesa! Voorzeker, Ik ben Allah, Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze)."

وَ اَلۡقِ عَصَاکَ ؕ فَلَمَّا رَاٰہَا تَہۡتَزُّ کَاَنَّہَا جَآنٌّ وَّلّٰی مُدۡبِرًا وَّ لَمۡ یُعَقِّبۡ ؕ یٰمُوۡسٰی لَا تَخَفۡ ۟ اِنِّیۡ لَا یَخَافُ لَدَیَّ الۡمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Wa alqie 'asaak; falammmaa ra aahaa tahtazzoe ka annahaa djaaannoew wallaa moedbieraw wa lam yoe'aqqieb; yaa Moesaa laa taghaf ienniee laa yaghaafoe ladaiyal moersaloen
27:10 "En werp jouw staf!" Maar toen hij het zag bewegen alsof het een slang was, draaide hij zich om, om te vluchten en keek niet achterom. "O Moesa! Wees niet bang, in Mijn Aanwezigheid zijn de boodschappers niet bang!"

اِلَّا مَنۡ ظَلَمَ ثُمَّ بَدَّلَ حُسۡنًۢا بَعۡدَ سُوۡٓءٍ فَاِنِّیۡ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۱﴾
Illaa man zalama soemma baddala hoesnam ba'da soeo'ien fa ienniee Ghafoeroer Rahieem
27:11 "Degene die fouten begaan, en die dan het kwade (de slechte daden) verruilt voor het goede (goede daden), weet dan dat Ik Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe) ben."

وَ اَدۡخِلۡ یَدَکَ فِیۡ جَیۡبِکَ تَخۡرُجۡ بَیۡضَآءَ مِنۡ غَیۡرِ سُوۡٓءٍ ۟ فِیۡ تِسۡعِ اٰیٰتٍ اِلٰی فِرۡعَوۡنَ وَ قَوۡمِہٖ ؕ اِنَّہُمۡ کَانُوۡا قَوۡمًا فٰسِقِیۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa adghiel yadaka fiee djaibieka taghroedj baidaaa'a mien ghairiesoeo'ien fieeties'ie Aayaatien ielaa Fier'awna wa qawmieh; iennahoem kaanoe qawman faasieqieen
27:12 "En verberg je hand onder jouw bovenkleding. Het zal wit (en schijnend) worden, zonder enige ziekte. Dit behoort tot één van de negen tekenen voor Farao en zijn volk. Voorzeker, ze zijn een provocerende ongehoorzame volk!"

فَلَمَّا جَآءَتۡہُمۡ اٰیٰتُنَا مُبۡصِرَۃً قَالُوۡا ہٰذَا سِحۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۳۱﴾
Falammaa djaaa'at hoem Aayaatoenaa moebsieratan qaaloe haazaa siehroem moebieen
27:13 Maar toen Onze zichtbare tekenen tot hen kwamen, zeiden ze: "Het is duidelijk dat dit een magische truc is!"

وَ جَحَدُوۡا بِہَا وَ اسۡتَیۡقَنَتۡہَاۤ اَنۡفُسُہُمۡ ظُلۡمًا وَّ عُلُوًّا ؕ فَانۡظُرۡ کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الۡمُفۡسِدِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Wa djahadoe biehaa wastaiqanat haaa anfoesoehoem zoelmanw-wa 'oeloewwaa; fanzoer kaifa kaana 'aaqiebatoel moefsiedieen
27:14 En ze verwierpen hen (de tekenen) op basis van onrechtvaardigheid (om hun daden in stand te houden) en hoogmoedigheid, ondanks dat ze er overtuigd van waren. Dus zie hoe het einde was van de verderfzaaiers!

وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا دَاوٗدَ وَ سُلَیۡمٰنَ عِلۡمًا ۚ وَ قَالَا الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡ فَضَّلَنَا عَلٰی کَثِیۡرٍ مِّنۡ عِبَادِہِ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۵۱﴾
Wa laqad aatainaa Daawoeda wa soelaimaana 'ielmaa; wa qaalal hamdoe liel laahiel laziee faddalanaa 'alaa kasieeriem mien 'iebaadiehiel moe'mienieen
27:15 En waarlijk, Wij gaven kennis aan Dawoed (David) en Soelaiman (Solomon), ze zeiden: "Al-Hamd (alle lof en dank) komt Allah toe, Degene Die ons gekozen heeft boven vele van Zijn gelovige dienaren."

وَ وَرِثَ سُلَیۡمٰنُ دَاوٗدَ وَ قَالَ یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ عُلِّمۡنَا مَنۡطِقَ الطَّیۡرِ وَ اُوۡتِیۡنَا مِنۡ کُلِّ شَیۡءٍ ؕ اِنَّ ہٰذَا لَہُوَ الۡفَضۡلُ الۡمُبِیۡنُ ﴿۶۱﴾
Wa wariesa Soelaimaanoe Daawoeda wa qaala yaaa aiyoehan naasoe 'oelliemnaa mantieqat tairie wa oetieenaa mien koellie shai'ien ienna haazaa lahoewal fadloel moebieen
27:16 En Soelaiman volgde Dawoed op (als profeet). Hij zei: "O mensen! De taal van de vogels is ons onderwezen en aan ons is alles gegeven. Voorzeker, dit is de duidelijke gunst (van Allah)!

وَ حُشِرَ لِسُلَیۡمٰنَ جُنُوۡدُہٗ مِنَ الۡجِنِّ وَ الۡاِنۡسِ وَ الطَّیۡرِ فَہُمۡ یُوۡزَعُوۡنَ ﴿۷۱﴾
Wa hoeshiera Soelaimaana djoenoedoehoe mienal djiennie wal iensie wattairie fahoem yoeza'oen
27:17 En voor Soelaiman werden zijn troepen van djiens, mensen en vogels in rijen opgesteld.

حَتّٰۤی اِذَاۤ اَتَوۡا عَلٰی وَادِ النَّمۡلِ ۙ قَالَتۡ نَمۡلَۃٌ یّٰۤاَیُّہَا النَّمۡلُ ادۡخُلُوۡا مَسٰکِنَکُمۡ ۚ لَا یَحۡطِمَنَّکُمۡ سُلَیۡمٰنُ وَ جُنُوۡدُہٗ ۙ وَ ہُمۡ لَا یَشۡعُرُوۡنَ ﴿۸۱﴾
hattaaa iezaaa ataw 'alaa waadien namlie qaalat namlatoey yaaa aiyoehan namloed ghoeloe masaakienakoem laa yahtiemannakoem Soelaimaanoe wa djoenoedoehoe wa hoem laa yash'oeroen
27:18 Toen ze bij de mieren-vallei kwamen, zei een (Koningin) mier:" O mieren! Ga naar jullie nesten, zodat Soelaiman en zijn troepen jullie niet zullen vertrappen, terwijl ze het niet beseffen!"

فَتَبَسَّمَ ضَاحِکًا مِّنۡ قَوۡلِہَا وَ قَالَ رَبِّ اَوۡزِعۡنِیۡۤ اَنۡ اَشۡکُرَ نِعۡمَتَکَ الَّتِیۡۤ اَنۡعَمۡتَ عَلَیَّ وَ عَلٰی وَالِدَیَّ وَ اَنۡ اَعۡمَلَ صَالِحًا تَرۡضٰىہُ وَ اَدۡخِلۡنِیۡ بِرَحۡمَتِکَ فِیۡ عِبَادِکَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۹۱﴾
Fatabassama daahiekam mien qawliehaa wa qaala Rabbie awzie'niee an ashkoera nie'mata kal latieee an'amta 'alaiya wa 'alaa waaliedaiya wa an a'mala saaliehan tardaahoe wa adghielniee bierahmatieka fiee 'iebaadiekas saaliehieen
27:19 Dus glimlachte hij, lachend naar aanleiding van haar oproep en zei: "Mijn Heer! Schenk mij macht om U te bedanken voor Uw gunsten die U aan mij en mijn ouders heeft geschonken en zodat ik rechtvaardige daden kan doen, die U moge behagen. En laat mij toe met Uw Barmhartigheid tot (het paradijs bij) Uw rechtvaardige dienaren."

وَ تَفَقَّدَ الطَّیۡرَ فَقَالَ مَا لِیَ لَاۤ اَرَی الۡہُدۡہُدَ ۫ۖ اَمۡ کَانَ مِنَ الۡغَآئِبِیۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa tafaqqadat taira faqaala maa lieya laaa araa al hoedhoeda, am kaana mienal ghaaa'iebieen
27:20 (Gedenk toen) hij de vogels inspecteerde en zei: "Waarom zie ik de Hoedhoed (de hop vogel) niet of is hij absent (zonder het te melden)?"

لَاُعَذِّبَنَّہٗ عَذَابًا شَدِیۡدًا اَوۡ لَاَاذۡبَحَنَّہٗۤ اَوۡ لَیَاۡتِیَنِّیۡ بِسُلۡطٰنٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۱۲﴾
La-oe'azziebanahoe 'azaaban shadieedan aw la azbahannahoe aw layaatieyanniee biesoeltaaniem moebieen
27:21 Ik zal hem zeker zwaar straffen of hem slachten tenzij hij met een duidelijke verklaring komt (voor zijn afwezigheid)."

فَمَکَثَ غَیۡرَ بَعِیۡدٍ فَقَالَ اَحَطۡتُّ بِمَا لَمۡ تُحِطۡ بِہٖ وَ جِئۡتُکَ مِنۡ سَبَاٍۭ بِنَبَاٍ یَّقِیۡنٍ ﴿۲۲﴾
Famakasa ghaira ba'ieedien faqaala ahattoe biemaa lam toehiet biehiee wa djie'toeka mien Sabaim bienaba ieny-yaqieen
27:22 Maar hij was niet lang afwezig. Hij zei: "Ik bevat informatie die je niet hebt. Ik kom van Saba (Sheba\Seba) met overtuigend nieuws."

اِنِّیۡ وَجَدۡتُّ امۡرَاَۃً تَمۡلِکُہُمۡ وَ اُوۡتِیَتۡ مِنۡ کُلِّ شَیۡءٍ وَّ لَہَا عَرۡشٌ عَظِیۡمٌ ﴿۳۲﴾
Inniee wadjattoem ra atan tamliekoehoem wa oetieyat mien koellie shai'iew wa lahaa 'arshoen 'azieem
27:23 "Voorzeker, ik zag een heersende koningin, die alles had. Ze had een geweldige troon."

وَجَدۡتُّہَا وَ قَوۡمَہَا یَسۡجُدُوۡنَ لِلشَّمۡسِ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ وَ زَیَّنَ لَہُمُ الشَّیۡطٰنُ اَعۡمَالَہُمۡ فَصَدَّہُمۡ عَنِ السَّبِیۡلِ فَہُمۡ لَا یَہۡتَدُوۡنَ ﴿۴۲﴾
Wadjattoehaa wa qawmahaa yasdjoedoena lieshshamsie mien doeniel laahie wa zaiyana lahoemoesh Shaitaanoe a'maalahoem fasaddahoem 'anies sabieelie fahoem laa yahtadoen
27:24 "Ik zag dat zij en haar volk prostreren voor de zon in plaats voor Allah. De satan heeft hun daden aantrekkelijk\schoonschijnend gemaakt en hun afgewend van het rechte pad. Ze worden dus niet geleid, "

اَلَّا یَسۡجُدُوۡا لِلّٰہِ الَّذِیۡ یُخۡرِجُ الۡخَبۡءَ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ یَعۡلَمُ مَا تُخۡفُوۡنَ وَ مَا تُعۡلِنُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Allaa yasdjoedoe liellaahiel laziee yoeghriedjoel ghab'a fies samaawaatie wal ardie wa ya'lamoe maa toeghfoena wa maa toe'lienoen
27:25 "naar het prostreren voor Allah. Degene Die datgeen voort brengt wat verbogen in de hemelen en de aarde is en weet wat jullie verbergen en openlijk doen."

اَللّٰہُ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ رَبُّ الۡعَرۡشِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۲﴾
Allaahoe laaa ielaaha iellaa Hoewa Rabboel 'Arshiel Azieem
27:26 "Allah, er is geen (andere) godheid/deïteit dan Hem, Heer van de geweldige troon." (Notitie: Prostratie/Sajdah Tilawat is vereist.)

قَالَ سَنَنۡظُرُ اَصَدَقۡتَ اَمۡ کُنۡتَ مِنَ الۡکٰذِبِیۡنَ ﴿۷۲﴾
Qaala sananzoeroe asadaqta am koenta mienal kaaziebieen
27:27 Hij (Soelaiman) zei: "We zullen zien of jij de waarheid spreekt of liegt."

اِذۡہَبۡ بِّکِتٰبِیۡ ہٰذَا فَاَلۡقِہۡ اِلَیۡہِمۡ ثُمَّ تَوَلَّ عَنۡہُمۡ فَانۡظُرۡ مَا ذَا یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Izhab biekietaabiee haaza fa alqieh ielaihiem soemmma tawalla 'anhoem fanzoer maazaa yardjie'oen
27:28 "Ga met deze brief en geef het aan hen. Vervolgens ga weg en kijk wat ze dan teruggeven."

قَالَتۡ یٰۤاَیُّہَا الۡمَلَؤُا اِنِّیۡۤ اُلۡقِیَ اِلَیَّ کِتٰبٌ کَرِیۡمٌ ﴿۹۲﴾
Qaalat yaaa aiyoehal mala'oe ienniee oelqieya ielaiya kietaaboen karieem
27:29 Ze zei: "O ministers! Voorwaar, er is een nobele brief aan mij bezorgd."

اِنَّہٗ مِنۡ سُلَیۡمٰنَ وَ اِنَّہٗ بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ ﴿۰۳﴾
Innahoe mien Soelaimaana wa iennahoe biesmiel laahier Rahmaanier Rahieem
27:30 "Het is van Soelaiman. Er staat: "In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige, Die barmhartig is voor iedereen. De barmhartigheid is tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)."

اَلَّا تَعۡلُوۡا عَلَیَّ وَ اۡتُوۡنِیۡ مُسۡلِمِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Allaa ta'loe 'alaiya waa toeniee moesliemieen
27:31 "Verhef uzelf niet boven mij, maar kom naar mij toe als een moslimiena (een vrouw die zich overgegeven heeft aan Allah)."

قَالَتۡ یٰۤاَیُّہَا الۡمَلَؤُا اَفۡتُوۡنِیۡ فِیۡۤ اَمۡرِیۡ ۚ مَا کُنۡتُ قَاطِعَۃً اَمۡرًا حَتّٰی تَشۡہَدُوۡنِ ﴿۲۳﴾
Qaalat yaaa aiyoehal mala'oe aftoeniee fiee amriee maa koentoe qaatie'atan amran hattaa tashhhadoen
27:32 Ze zei: "O ministers! Adviseer mij in mijn zaak. Ik zal geen besluit nemen over een zaak voordat jullie mij adviseren."

قَالُوۡا نَحۡنُ اُولُوۡا قُوَّۃٍ وَّ اُولُوۡا بَاۡسٍ شَدِیۡدٍ ۬ۙ وَّ الۡاَمۡرُ اِلَیۡکِ فَانۡظُرِیۡ مَاذَا تَاۡمُرِیۡنَ ﴿۳۳﴾
Qaaloe nahnoe oeloe qoewwatiew wa oeloe baasien shadieed; wal amroe ielaikie fanzoeriee maazaa taamoerieen
27:33 Ze zeiden: "Wij bezitten kracht en een grote macht (veel troepen). Het bevel behoort aan u. Dus kijk maar wat u wilt."

قَالَتۡ اِنَّ الۡمُلُوۡکَ اِذَا دَخَلُوۡا قَرۡیَۃً اَفۡسَدُوۡہَا وَ جَعَلُوۡۤا اَعِزَّۃَ اَہۡلِہَاۤ اَذِلَّۃً ۚ وَ کَذٰلِکَ یَفۡعَلُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Qaalat iennal moeloeka iezaa daghaloe qaryatan afsadoehaa wa dja'aloeo a'iezzata ahliehaaa aziellah; wa kazaalieka yaf'aloen
27:34 Ze zei: "Koningen ruineren\plunderen een stad wanneer ze een stad aanvallen. En ze maken de meest eerbare mensen tot de laagste mensen. Dat is wat ze doen."

وَ اِنِّیۡ مُرۡسِلَۃٌ اِلَیۡہِمۡ بِہَدِیَّۃٍ فَنٰظِرَۃٌۢ بِمَ یَرۡجِعُ الۡمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Wa ienniee moersielatoen ielaihiem biehadieyyatien fanaazieratoem biema yardjie'oel moersaloen
27:35 "Ik zal hen een cadeau sturen en kijken wat de bodes mee terug brengen." (Notitie: ze wilde Soelaiman omkopen met een cadeau zodat hij haar niet zou aanvallen.)

فَلَمَّا جَآءَ سُلَیۡمٰنَ قَالَ اَتُمِدُّوۡنَنِ بِمَالٍ ۫ فَمَاۤ اٰتٰىنَِۧ اللّٰہُ خَیۡرٌ مِّمَّاۤ اٰتٰىکُمۡ ۚ بَلۡ اَنۡتُمۡ بِہَدِیَّتِکُمۡ تَفۡرَحُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Falammaa djaaa'a Soelaimaana qaala atoemieddoenanie biemaalien famaaa aataanieyal laahoe ghairoem miemmmaaa aataakoem bal antoem biehadiey-yatiekoem tafrahoen
27:36 Toen het (cadeau) tot Soelaiman kwam, zei hij: "Willen jullie mij rijkdom geven? Wat Allah aan mij heeft gegeven is veel beter dan wat hij jullie heeft gegeven. Nee! Genieten jullie maar zelf van jullie cadeau."

اِرۡجِعۡ اِلَیۡہِمۡ فَلَنَاۡتِیَنَّہُمۡ بِجُنُوۡدٍ لَّا قِبَلَ لَہُمۡ بِہَا وَ لَنُخۡرِجَنَّہُمۡ مِّنۡہَاۤ اَذِلَّۃً وَّ ہُمۡ صٰغِرُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Irdjie' ielaihiem falanaatieyan nahoem biedjoenoediel laa qiebala lahoem biehaa wa lanoeghrie djannahoem mienhaaa aziellataw wa hoem saaghieroen
27:37 "Geef het (cadeau) terug aan hen (de bodes). Waarlijk, wij zullen naar hen toe gaan met troepen. Ze zullen er niet tegen kunnen verzetten. Wij zullen hen met vernedering er uit drijven. Ze zullen totaal vernederd worden!"

قَالَ یٰۤاَیُّہَا الۡمَلَؤُا اَیُّکُمۡ یَاۡتِیۡنِیۡ بِعَرۡشِہَا قَبۡلَ اَنۡ یَّاۡتُوۡنِیۡ مُسۡلِمِیۡنَ ﴿۸۳﴾
Qaala yaaa aiyoehal mala'oe aiyoekoem yaatieeniee bie'arshiehaa qabla ay yaatoeniee moesliemieen
27:38 Hij zei (nadat de bodes wegwaren): "O ministers! Wie van jullie zal mij, haar troon brengen, voordat ze als moslims tot mij komen?"

قَالَ عِفۡرِیۡتٌ مِّنَ الۡجِنِّ اَنَا اٰتِیۡکَ بِہٖ قَبۡلَ اَنۡ تَقُوۡمَ مِنۡ مَّقَامِکَ ۚ وَ اِنِّیۡ عَلَیۡہِ لَقَوِیٌّ اَمِیۡنٌ ﴿۹۳﴾
Qaala 'iefrieetoem mienal djiennie ana aatieeka biehiee qabla an taqoema miem maqaamieka wa ienniee 'alaihie laqawieyyoen amieen
27:39 Een Ifriet (sterke Djien) zei: "Ik zal het tot u brengen, nog voordat u opstaat. Voorzeker, ik ben sterk en betrouwbaar."

قَالَ الَّذِیۡ عِنۡدَہٗ عِلۡمٌ مِّنَ الۡکِتٰبِ اَنَا اٰتِیۡکَ بِہٖ قَبۡلَ اَنۡ یَّرۡتَدَّ اِلَیۡکَ طَرۡفُکَ ؕ فَلَمَّا رَاٰہُ مُسۡتَقِرًّا عِنۡدَہٗ قَالَ ہٰذَا مِنۡ فَضۡلِ رَبِّیۡ ۟ۖ لِیَبۡلُوَنِیۡۤ ءَاَشۡکُرُ اَمۡ اَکۡفُرُ ؕ وَ مَنۡ شَکَرَ فَاِنَّمَا یَشۡکُرُ لِنَفۡسِہٖ ۚ وَ مَنۡ کَفَرَ فَاِنَّ رَبِّیۡ غَنِیٌّ کَرِیۡمٌ ﴿۰۴﴾
Qaalal laziee iendahoe 'ielmoem mienal Kietaabie ana aatieeka biehiee qabla ay yartadda ielaika tarfoek; falammaa ra aahoe moestaqierran 'iendahoe qaala haazaa mien fadlie Rabbiee lie yabloewanieee 'a-ashkoeroe am akfoeroe wa man shakara fa iennamaa yashkoeroe lienafsiehiee wa man kafara fa ienna Rabbiee Ghanieyyoen Karieem
27:40 Iemand met kennis van het boek (van Allah en dus met een hoge imaan), zei: "Ik zal het brengen, nog voordat uw zicht terugkeert (wanneer u met uw ogen knippert)." Toen hij het (de troon) voor hem zag staan, zei hij (Soelaiman): "Dit is de gunst van mijn Heer om te zien of ik dankbaar of ondankbaar zal zijn. En wie dankbaar is, is alleen dankbaar voor zijn eigen voordeel. En wie ondankbaar is weet dat mijn Heer Al-Ghanie (Degene die niets en niemand nodig heeft en iedereen heeft hem nodig), Al-Kariem is (Degene die het meest Vrijgevig is). (Notitie: Iemand die dicht bij Allah is, wanneer hij iets aan Allah vraagt dan wordt zijn gebed verhoord. Zie bijvoorbeeld de gebeurtenissen van Al-Bara ibn Azib.)

قَالَ نَکِّرُوۡا لَہَا عَرۡشَہَا نَنۡظُرۡ اَتَہۡتَدِیۡۤ اَمۡ تَکُوۡنُ مِنَ الَّذِیۡنَ لَا یَہۡتَدُوۡنَ ﴿۱۴﴾
Qaala nakkieroe lahaa 'arshahaa nanzoer atahtadieee am takoenoe mienal lazieena laa yahtadoen
27:41 Hij zei: "Maak haar troon voor haar onherkenbaar. We zullen zien of ze het realiseert (of het haar troon is) of niet."

فَلَمَّا جَآءَتۡ قِیۡلَ اَہٰکَذَا عَرۡشُکِ ؕ قَالَتۡ کَاَنَّہٗ ہُوَ ۚ وَ اُوۡتِیۡنَا الۡعِلۡمَ مِنۡ قَبۡلِہَا وَ کُنَّا مُسۡلِمِیۡنَ ﴿۲۴﴾
Falammaa djaaa'at qieela ahaakaza 'arshoekie qaalat ka'annahoe hoe; wa oetieenal 'ielma mien qabliehaa wa koennaa moesliemieen
27:42 Toen ze kwam, werd er gezegd: "Is uw troon net als deze?" Ze zei: "Het lijkt er veel op." (Soelaiman zei tegen zijn mensen:) "We zijn eerder begunstigd met kennis (m.b.t. Allah, het hiernamaals, de openbaring, etc) dan zij, wij zijn moslims (wij hebben ons onderworpen aan Allah)." (Notitie: De koningin van Sabba\Seba had een grote koninkrijk met veel rijkdom en een geweldige troon, zie 27:23. Soelaiman is een profeet en verkondigt de boodschap aan haar door te laten zien dat Allah hem nog veel meer, beter en mooier had gegeven. En dat datgeen in het hiernamaals nog veel beter zal zijn.)

وَ صَدَّہَا مَا کَانَتۡ تَّعۡبُدُ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ؕ اِنَّہَا کَانَتۡ مِنۡ قَوۡمٍ کٰفِرِیۡنَ ﴿۳۴﴾
Wa saddahaa maa kaanat ta'boedoe mien doeniel laahie iennahaa kaanat mien qawmien kaafierieen
27:43 Datgeen wat ze naast Allah aanbad heeft haar doen afdwalen. Voorzeker, ze behoorde tot een ongelovig volk.

قِیۡلَ لَہَا ادۡخُلِی الصَّرۡحَ ۚ فَلَمَّا رَاَتۡہُ حَسِبَتۡہُ لُجَّۃً وَّ کَشَفَتۡ عَنۡ سَاقَیۡہَا ؕ قَالَ اِنَّہٗ صَرۡحٌ مُّمَرَّدٌ مِّنۡ قَوَارِیۡرَ ۬ؕ قَالَتۡ رَبِّ اِنِّیۡ ظَلَمۡتُ نَفۡسِیۡ وَ اَسۡلَمۡتُ مَعَ سُلَیۡمٰنَ لِلّٰہِ رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۴۴﴾
Qieela lahad ghoelies sarha falammaa ra at hoe hasiebat hoe loedjdjataw wa ghashafat 'an saaqaihaa; qaala iennahoe sarhoem moemarradoem mien qawaarieer; qaalat Rabbie ienniee zalamtoe nafsiee wa aslamtoe ma'a Soelaimaana liellaahie Rabbiel 'aalamieen
27:44 Er werd tot haar gezegd: "Betreed het paleis." Toen ze het paleis van binnen zag, dacht ze dat er water op de vloer lag. Ze ontblootte haar onder benen. Hij zei: "Het is een paleis dat bedekt is met glas." Ze zei: "Mijn Heer! Ik heb mezelf onrecht aangedaan. Ik geef me over samen met Soelaiman aan Allah, de Heer van de werelden."

وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَاۤ اِلٰی ثَمُوۡدَ اَخَاہُمۡ صٰلِحًا اَنِ اعۡبُدُوا اللّٰہَ فَاِذَا ہُمۡ فَرِیۡقٰنِ یَخۡتَصِمُوۡنَ ﴿۵۴﴾
Wa laqad arsalnaaa ielaa Samoeda aghaahoem Saaliehan anie'boedoel laaha fa iezaa hoem farieeqaanie yaghtasiemoen
27:45 En Waarlijk, Wij zonden tot het volk Thamoed hun broeder Salih, hij zei: "Aanbidt Allah!" Aanschouw, ze werden vervolgens twee ruzie makende partijen.

قَالَ یٰقَوۡمِ لِمَ تَسۡتَعۡجِلُوۡنَ بِالسَّیِّئَۃِ قَبۡلَ الۡحَسَنَۃِ ۚ لَوۡ لَا تَسۡتَغۡفِرُوۡنَ اللّٰہَ لَعَلَّکُمۡ تُرۡحَمُوۡنَ ﴿۶۴﴾
Qaala yaa qawmie liema tasta'djieloena biessaiyie'atie qablal hasanatie law laa tas taghfieroenal laaha la'allakoem toerhamoen
27:46 Hij (Salih) zei: "O mijn volk! Waarom willen jullie het kwaad (de straf) verhaasten in plaats van het goede (de Barmhartigheid van Allah)? Waarom vragen jullie Allah niet om vergiffenis, zodat jullie Zijn Barmhartigheid kunnen krijgen?"

قَالُوا اطَّیَّرۡنَا بِکَ وَ بِمَنۡ مَّعَکَ ؕ قَالَ طٰٓئِرُکُمۡ عِنۡدَ اللّٰہِ بَلۡ اَنۡتُمۡ قَوۡمٌ تُفۡتَنُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Qaaloet taiyarnaa bieka wa biemam ma'ak; qaala taaa'ieroekoem 'iendal laahie bal antoem qawmoen toeftanoen
27:47 Ze zeiden: "Wij beschouwen jou en degenen die jou aanhangen als een slecht voorteken (ongeluk) (voor de moeilijkheden die we ondervinden)." Hij (Salih) zei: "Jullie slechte voorteken\moeilijkheden wordt (alleen) bepaald door Allah. Nee, jullie zijn een volk dat wordt beproefd." (Notitie: zie ook 36:18.)

وَ کَانَ فِی الۡمَدِیۡنَۃِ تِسۡعَۃُ رَہۡطٍ یُّفۡسِدُوۡنَ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَا یُصۡلِحُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Wa kaana fiel madieenatie ties'atoe rahtiey yoefsiedoena fiel ardie wa laa yoesliehoen
27:48 Er waren in de stad negen groepen van mensen, die corruptie verspreide in het land en niet verenigde.

قَالُوۡا تَقَاسَمُوۡا بِاللّٰہِ لَنُبَیِّتَنَّہٗ وَ اَہۡلَہٗ ثُمَّ لَنَقُوۡلَنَّ لِوَلِیِّہٖ مَا شَہِدۡنَا مَہۡلِکَ اَہۡلِہٖ وَ اِنَّا لَصٰدِقُوۡنَ ﴿۹۴﴾
Qaaloe taqaasamoe biellaahie lanoebaiyietannahoe wa ahlahoe soemmaa lanaqoelana liewaliey yiehiee maa shahiednaa mahlieka ahliehiee wa iennaa lasaadieqoen
27:49 Ze zeiden: "Zweer tot elkaar bij Allah, dat we hem (Salih) en zijn gezinsleden in de nacht zullen aanvallen/doden. Daarna, zullen we tegen zijn andere familieleden (die verwant zijn aan hem) zeggen: "We weten niets over de dood van hun familie. Voorzeker, we spreken de waarheid!"

وَ مَکَرُوۡا مَکۡرًا وَّ مَکَرۡنَا مَکۡرًا وَّ ہُمۡ لَا یَشۡعُرُوۡنَ ﴿۰۵﴾
Wa makaroe makraw wa makarnaa makraw wa hoem laa yash'oeroen
27:50 Dus ze maakten een complot (tegen Salih) en Wij maakten een plan (tegen hen), terwijl ze het niet wisten.

فَانۡظُرۡ کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ مَکۡرِہِمۡ ۙ اَنَّا دَمَّرۡنٰہُمۡ وَ قَوۡمَہُمۡ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۱۵﴾
Fanzoer kaifa kaana 'aaqiebatoe makriehiem annaa dammar naahoem wa qawmahoem adjma'ieen
27:51 Zie dan hoe het einde was van hun complot! Wij hebben hen, samen met hun mensen (hun volk), allemaal vernietigd.

فَتِلۡکَ بُیُوۡتُہُمۡ خَاوِیَۃًۢ بِمَا ظَلَمُوۡا ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً لِّقَوۡمٍ یَّعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۵﴾
Fatielka boeyoetoehoem ghaa wieyatam biemaa zalamoe; ienna fiee zaalieka la Aayatal lieqaw mieny-ya'lamoen
27:52 Dus dit zijn hun huizen, totaal onbewoond, omdat ze onrecht pleegden. Voorzeker, daarin is een teken voor een volk met begrip.

وَ اَنۡجَیۡنَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ کَانُوۡا یَتَّقُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Wa andjainal lazieena aamanoe wa kaanoe yattaqoen
27:53 En Wij hebben de gelovigen gered die Allah vrezen.

وَ لُوۡطًا اِذۡ قَالَ لِقَوۡمِہٖۤ اَتَاۡتُوۡنَ الۡفَاحِشَۃَ وَ اَنۡتُمۡ تُبۡصِرُوۡنَ ﴿۴۵﴾
Wa loetan iez qaala lieqawmiehieee ataatoenal faa hieshata wa antoem toebsieroen
27:54 (En zo ook) Loeth (Lot), toen hij tot zijn volk zei: "Bedrijven jullie de onzedelijkheid terwijl jullie het (de daad) zien doen?"

اَئِنَّکُمۡ لَتَاۡتُوۡنَ الرِّجَالَ شَہۡوَۃً مِّنۡ دُوۡنِ النِّسَآءِ ؕ بَلۡ اَنۡتُمۡ قَوۡمٌ تَجۡہَلُوۡنَ ﴿۵۵﴾
A'iennakoem lataatoenar riedjaala shahwatam mien doenien niesaaa'; bal antoem qawmoen tadjhaloen (19)
27:55 "Werkelijk, jullie doen het met mannen vanwege jullie lusten, in plaats met vrouwen! Nee, jullie zijn een volk met geen kennis (onwetend volk)!" (Notitie: Allah heeft de vrouw voor de man geschapen zodat hij rust bij haar kan vinden. Hij heeft liefde en barmhartigheid (kinderen) tussen beide gemaakt, zie 30:21 en 4:1. De satan wil altijd de wetten van Allah verbreken.)

فَمَا کَانَ جَوَابَ قَوۡمِہٖۤ اِلَّاۤ اَنۡ قَالُوۡۤا اَخۡرِجُوۡۤا اٰلَ لُوۡطٍ مِّنۡ قَرۡیَتِکُمۡ ۚ اِنَّہُمۡ اُنَاسٌ یَّتَطَہَّرُوۡنَ ﴿۶۵﴾
Famaa kaana djawaaba qawmiehieee iellaaa an qaaloeo aghriedjoeo aalaa Loetiem mien qaryatiekoem iennahoem oenaasoey yatatahharoen
27:56 Echter, het antwoord van hun volk was alleen: "Verdrijf de familie van Loeth van jullie stad! Het zijn mensen die rein en puur zijn (die geen onzedelijkheid begaan)!"

فَاَنۡجَیۡنٰہُ وَ اَہۡلَہٗۤ اِلَّا امۡرَاَتَہٗ ۫ قَدَّرۡنٰہَا مِنَ الۡغٰبِرِیۡنَ ﴿۷۵﴾
Fa andjainaahoe wa ahlahoeo iellam ra atahoe qaddarnaahaa mienal ghaabierieen
27:57 Dus redden Wij hem en zijn familie, behalve zijn vrouw. Wij hebben bepaald dat ze tot de achterblijvers behoort (degenen die vernietigd zijn).

وَ اَمۡطَرۡنَا عَلَیۡہِمۡ مَّطَرًا ۚ فَسَآءَ مَطَرُ الۡمُنۡذَرِیۡنَ ﴿۸۵﴾
Wa amtarnaa 'alaihiemm mataran fasaaa'a mataroel moenzarieen
27:58 Wij regenden een (vernietigende) regen op hen. Zeer slecht was de regen op degenen die gewaarschuwd waren.

قُلِ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ وَ سَلٰمٌ عَلٰی عِبَادِہِ الَّذِیۡنَ اصۡطَفٰی ؕ آٰللّٰہُ خَیۡرٌ اَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Qoeliel hamdoe liellaahie wa salaamoen 'alaa 'iebaadiehiel lazieenas tafaa; aaallaahoe ghairoen ammmaa yoeshriekoen
27:59 Zeg: "Al-Hamd (Alle lof/eer en dank behoort) aan Allah en vrede rust op Zijn dienaren welke Hij gekozen heeft (als boodschappers). Is Allah beter of is datgeen beter wat ze (aan Hem) toekennen (als deelgenoot)?

اَمَّنۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ اَنۡزَلَ لَکُمۡ مِّنَ السَّمَآءِ مَآءً ۚ فَاَنۡۢبَتۡنَا بِہٖ حَدَآئِقَ ذَاتَ بَہۡجَۃٍ ۚ مَا کَانَ لَکُمۡ اَنۡ تُنۡۢبِتُوۡا شَجَرَہَا ؕ ءَ اِلٰہٌ مَّعَ اللّٰہِ ؕ بَلۡ ہُمۡ قَوۡمٌ یَّعۡدِلُوۡنَ ﴿۰۶﴾
Amman ghalaqas samaawaatie wal arda wa anzala lakoem mienas samaaa'ie maaa'an fa anbatnaa biehiee hadaaa'ieqa zaata bahdjah; maa kaana lakoem an toenbietoe shadjarahaa; 'a-ielaahoen ma'al laah; bal hoem qawmoey ya'dieloen
27:60 Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen en voor jullie water uit de hemelen (ruimte) doen neerdalen? Wij doen er prachtige tuinen mee groeien. Jullie zijn niet eens instaat om hun bomen te laten groeien. Is er een godheid/deïteit naast Allah? Nee! Zij zijn een volk dat gelijken (aan Allah) stelt!

اَمَّنۡ جَعَلَ الۡاَرۡضَ قَرَارًا وَّ جَعَلَ خِلٰلَہَاۤ اَنۡہٰرًا وَّ جَعَلَ لَہَا رَوَاسِیَ وَ جَعَلَ بَیۡنَ الۡبَحۡرَیۡنِ حَاجِزًا ؕ ءَ اِلٰہٌ مَّعَ اللّٰہِ ؕ بَلۡ اَکۡثَرُہُمۡ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۶﴾
Ammann dja'alal arda qaraaraw wa dja'ala ghielaalahaaa anhaaraw wa dja'ala lahaa rawaasieya wa dja'ala bainal bahrainie haadjiezaa; 'a-ielaahoen ma'allah; bal aksaroehoem laa ya'lamoen
27:61 Wie maakte de aarde als een sterke verblijfplaats (om erop te leven) en Die daarop rivieren, stevige bergen en een barrière tussen de twee zeeën? Is er een godheid/deïteit naast Allah? Nee! De meeste van hen weten het niet!

اَمَّنۡ یُّجِیۡبُ الۡمُضۡطَرَّ اِذَا دَعَاہُ وَ یَکۡشِفُ السُّوۡٓءَ وَ یَجۡعَلُکُمۡ خُلَفَآءَ الۡاَرۡضِ ؕ ءَ اِلٰہٌ مَّعَ اللّٰہِ ؕ قَلِیۡلًا مَّا تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۲۶﴾
Ammany-yoedjieeboel moed tarra iezaa da'aahoe wa yakshiefoes soeo'a wa yadj'aloekoem ghoela faaa'al ardie 'a-ielaahoen ma'allah qalieelan maa tazak karoen
27:62 Wie reageert op de aanroep van iemand die in nood verkeert en Die het kwaad verwijdert en Die jullie generaties op generaties tot erfgenamen op de aarde maakt? Is er een godheid/deïteit naast Allah? Zeer weinig is dat jullie (over de gunsten) nadenken!

اَمَّنۡ یَّہۡدِیۡکُمۡ فِیۡ ظُلُمٰتِ الۡبَرِّ وَ الۡبَحۡرِ وَ مَنۡ یُّرۡسِلُ الرِّیٰحَ بُشۡرًۢا بَیۡنَ یَدَیۡ رَحۡمَتِہٖ ؕ ءَ اِلٰہٌ مَّعَ اللّٰہِ ؕ تَعٰلَی اللّٰہُ عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۳۶﴾
Ammany-yahdieekoem fiee zoeloemaatiel barrie wal bahrie wa may yoersieloe rieyaaha boeshran baina yadai rahmatieh; 'a-ielaahoen ma'allah; Ta'aalal laahoe 'ammaa yoeshriekoen
27:63 Wie leidt jullie wanneer het donker op het land of op de zee is en Die de winden stuurt als aankondiging van Zijn Barmhartigheid (regen)? Is er een godheid/deïteit naast Allah? Hoog verheven is Allah boven de deelgenoten die ze aan Hem toekennen!

اَمَّنۡ یَّبۡدَؤُا الۡخَلۡقَ ثُمَّ یُعِیۡدُہٗ وَ مَنۡ یَّرۡزُقُکُمۡ مِّنَ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ ءَ اِلٰہٌ مَّعَ اللّٰہِ ؕ قُلۡ ہَاتُوۡا بُرۡہَانَکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۴۶﴾
Ammay yabda'oel ghalqa thoemma yoe'ieedoehoe wa many-yarzoeqoekoem mienas sammaaa'ie wal ard; 'a-ielaahoen ma'allah; qoel haatoe boerhaanakoem ien koentoem saadieqieen
27:64 Wie begint de schepping vervolgens herhaalt Hij deze, en Die jullie voorziet (in de benodigdheden) uit de hemelen en de aarde? Is er een godheid/deïteit naast Allah? Zeg: "Breng jullie bewijzen als jullie de waarheid spreken!"

قُلۡ لَّا یَعۡلَمُ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ الۡغَیۡبَ اِلَّا اللّٰہُ ؕ وَ مَا یَشۡعُرُوۡنَ اَیَّانَ یُبۡعَثُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Qoel laa ya'lamoe man fies sammaawaatie wal ardiel ghaiba iellal laah; wa maa yash'oeroena aiyaana yoeb'asoen
27:65 Zeg: "Niemand in de hemelen of op de aarde weet iets over de 'Ghayb' (het ongeziene, het geen wat nog niet gebeurt is), behalve Allah. Ze weten niet wanneer ze worden opgewekt."

بَلِ ادّٰرَکَ عِلۡمُہُمۡ فِی الۡاٰخِرَۃِ ۟ بَلۡ ہُمۡ فِیۡ شَکٍّ مِّنۡہَا ۫۟ بَلۡ ہُمۡ مِّنۡہَا عَمُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Balied daaraka 'ielmoehoem fiel Aaghierah; bal hoem fiee shakkien mienhaa bal hoem mienhaa 'amoen
27.66 Nee, beweren ze dat ze kennis hebben over het hiernamaals?! Nee, integendeel ze twijfelen erover! Nee, ze zijn er (totaal) blind voor!

وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡۤا ءَ اِذَا کُنَّا تُرٰبًا وَّ اٰبَآؤُنَاۤ اَئِنَّا لَمُخۡرَجُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Wa qaalal lazieena kafaroeo 'a-iezaa koennaa toeraabaw wa aabaaa'oenaaa a'iennaa lamoeghradjoen
27:67 De ongelovigen zeggen: "Wat! Als we tot stof zijn geworden zullen we dan zeker worden voortgebracht en ook onze voorvaders?"

لَقَدۡ وُعِدۡنَا ہٰذَا نَحۡنُ وَ اٰبَآؤُنَا مِنۡ قَبۡلُ ۙ اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّاۤ اَسَاطِیۡرُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۸۶﴾
Laqad woe'iednaa haazaa nahnoe wa aabaaa'oenaa mien qabloe ien haazaaa iellaaa asaatieeroel awwalieen
27:68 "Waarlijk, dit is ons al eerder belooft en ook aan onze voorvaders. Het zijn alleen verhalen\fabels van de oude generaties."

قُلۡ سِیۡرُوۡا فِی الۡاَرۡضِ فَانۡظُرُوۡا کَیۡفَ کَانَ عَاقِبَۃُ الۡمُجۡرِمِیۡنَ ﴿۹۶﴾
Qoel sieeroe fiel ardie fanzoeroe kaifa kaana 'aaqiebatoel moedjriemieen
27:69 Zeg: "Reis op de aarde en zie hoe het einde was van de misdadigers."

وَ لَا تَحۡزَنۡ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا تَکُنۡ فِیۡ ضَیۡقٍ مِّمَّا یَمۡکُرُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Wa laa tahzan 'alaihiem wa laa takoen fiee daiqien miemmaa yamkoeroen
27:70 En treur niet om hen en wees niet bezorgd voor datgeen wat ze plannen.

وَ یَقُوۡلُوۡنَ مَتٰی ہٰذَا الۡوَعۡدُ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۱۷﴾
Wa yaqoeloena mataa haazal wa'doe ien koentoem saadieqieen
27:71 Ze zeggen: "Wanneer zal deze toezegging gebeuren, als jullie de waarheid spreken."

قُلۡ عَسٰۤی اَنۡ یَّکُوۡنَ رَدِفَ لَکُمۡ بَعۡضُ الَّذِیۡ تَسۡتَعۡجِلُوۡنَ ﴿۲۷﴾
Qoel 'asaaa any-yakoena radiefa lakoem ba'doel laziee tasta'djieloen
27:72 Zeg: "Misschien is datgeen wat jullie willen verhaasten (de straf) dubbel voor jullie (, dus een straf tijdens het wereldse leven en de straf van het hiernamaals)."

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَذُوۡ فَضۡلٍ عَلَی النَّاسِ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَہُمۡ لَا یَشۡکُرُوۡنَ ﴿۳۷﴾
Wa ienna Rabbaka lazoe fadlien 'alan naasie wa laakienna aksarahoem laa yashkoeroen
27:73 Voorzeker, jouw Heer is voor de mensheid vol van gunsten, maar de meeste van hen zijn niet dankbaar.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَیَعۡلَمُ مَا تُکِنُّ صُدُوۡرُہُمۡ وَ مَا یُعۡلِنُوۡنَ ﴿۴۷﴾
Wa ienna Rabbaka la ya'lamoe maa toekiennoe soedoeroehoem wa maa yoe'lienoen
27:74 Voorzeker, jouw Heer weet wat er in hun harten is en wat ze zeggen.

وَ مَا مِنۡ غَآئِبَۃٍ فِی السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ اِلَّا فِیۡ کِتٰبٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۵۷﴾
Wa maa mien ghaaa'iebatien fies samaaa'ie wal ardie iellaa fiee kietaabien moebieen
27:75 Er is niets verborgen in de hemelen en op de aarde, alles staat vermeld in een duidelijk boek.

اِنَّ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنَ یَقُصُّ عَلٰی بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اَکۡثَرَ الَّذِیۡ ہُمۡ فِیۡہِ یَخۡتَلِفُوۡنَ ﴿۶۷﴾
Inna haazal Qoer-aana yaqoessoe 'alaa Banieee iesraaa'ieela aksaral laziee hoem fieehie yaghtaliefoen
27:76 Voorzeker, deze Koran vermeldt aan de kinderen van Israël (Joden en Christenen) datgeen waar ze het meeste in verschillen. (Notitie: Ze verschillen het meest in het concept van monotheïsme, de erkenning van de profeten Isa en Mohammed, dag des oordeels, etc.)

وَ اِنَّہٗ لَہُدًی وَّ رَحۡمَۃٌ لِّلۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۷۷﴾
Wa iennahoe lahoedaw wa rahmatoel lielmoe'mienieen
27:77 Voorzeker, het (de Koran) is een leiding en barmhartigheid voor de gelovigen.

اِنَّ رَبَّکَ یَقۡضِیۡ بَیۡنَہُمۡ بِحُکۡمِہٖ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۸۷﴾
Inna Rabbaka yaqdiee bainahoem biehoekmieh; wa Hoewal 'Azieezoel 'Alieem
27:78 Voorzeker, jouw Heer zal tussen hen (verschillende groepen) oordelen volgens Zijn wetten. Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Aliem (de Al-Wijze).

فَتَوَکَّلۡ عَلَی اللّٰہِ ؕ اِنَّکَ عَلَی الۡحَقِّ الۡمُبِیۡنِ ﴿۹۷﴾
Fatawakkal 'alal laahie iennaka 'alal haqqiel moebieen
27:79 Dus stel jouw vertrouwen in Allah. Voorzeker, jij (Mohammed v.z.m.h.) bent op (het pad van) de duidelijke waarheid.

اِنَّکَ لَا تُسۡمِعُ الۡمَوۡتٰی وَ لَا تُسۡمِعُ الصُّمَّ الدُّعَآءَ اِذَا وَلَّوۡا مُدۡبِرِیۡنَ ﴿۰۸﴾
Innaka laa toesmie'oel mawtaa wa laa toesmie'oes soemmad doe'aaa iezaa wallaw moedbierieen
27:80 Voorzeker, je kan de doden (mensen die niet nadenken en alleen volgen) niet laten horen, noch kan je de doven het oproep laten horen wanneer ze hun rug toekeren (voor de waarheid).

وَ مَاۤ اَنۡتَ بِہٰدِی الۡعُمۡیِ عَنۡ ضَلٰلَتِہِمۡ ؕ اِنۡ تُسۡمِعُ اِلَّا مَنۡ یُّؤۡمِنُ بِاٰیٰتِنَا فَہُمۡ مُّسۡلِمُوۡنَ ﴿۱۸﴾
Wa maaa anta biehaadiel 'oemyie 'an dalaalatiehiem ien toesmie'oe iellaa may yoe'mienoe bie aayaatienaa fahoem moesliemoen
27:81 Noch kun je de blinden weg leiden van hun fouten. Je kun alleen degenen doen luisteren die in Onze tekenen geloven, zij zijn dus moslims (degenen die zich overgegeven hebben aan Allah).

وَ اِذَا وَقَعَ الۡقَوۡلُ عَلَیۡہِمۡ اَخۡرَجۡنَا لَہُمۡ دَآبَّۃً مِّنَ الۡاَرۡضِ تُکَلِّمُہُمۡ ۙ اَنَّ النَّاسَ کَانُوۡا بِاٰیٰتِنَا لَا یُوۡقِنُوۡنَ ﴿۲۸﴾
Wa iezaa waqa'al qawloe 'alaihiem aghradjnaa lahoem daaabbatan mienal ardie toekal liemoehoem annan naasa kaanoe bie aayaatienaa laa yoeqienoen
27:82 En wanneer het woord (de straf) tegen hen tot stand wordt gebracht, dan zullen Wij een 'Dabba' (beest/dier) vanuit de aarde voor hen voortbrengen dat tegen hen zal spreken dit omdat de mensheid niet zeker was van Onze tekenen. (Notitie: het woord Dabba komt van het stamwoord: Daal-Ba-Ba, wat betekent: bewegen, lopen, kruipen. Dus het woord Dabba betekent impliciet een bewegend iets. Vers 24:45 vermeldt dat Allah ieder Dabbatin (bewegend schepsel/wezen) uit water schiep. Dus Dabba is iets dat beweegt en organisch is, het is dus geen computer, robot, politieke groep/land, etc. Het verschijnen van het beest is één van de grote tekenen dat de dag des oordeels zeer spoedig zal plaats vinden, zie 6:158.)

وَ یَوۡمَ نَحۡشُرُ مِنۡ کُلِّ اُمَّۃٍ فَوۡجًا مِّمَّنۡ یُّکَذِّبُ بِاٰیٰتِنَا فَہُمۡ یُوۡزَعُوۡنَ ﴿۳۸﴾
Wa Yawma nahshoeroe mien koellie oemmatien fawdjan miemmay yoekazzieboe bie Aayaatienaa fahoem yoeza'oen
27:83 Op de dag (des oordeels) zullen Wij vanuit elke gemeenschap, die Onze 'Ayahs' (tekenen/verzen) verwierpen, een groep verzamelen. Ze zullen in rijen worden opgesteld.

حَتّٰۤی اِذَا جَآءُوۡ قَالَ اَکَذَّبۡتُمۡ بِاٰیٰتِیۡ وَ لَمۡ تُحِیۡطُوۡا بِہَا عِلۡمًا اَمَّا ذَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۸﴾
Hattaaa iezaa djaaa'oe qaala akazzabtoem bie Aayaatiee wa lam toehieetoe biehaa 'ielman ammaazaa koentoem ta'maloen
27:84 Wanneer ze klaar staan, zal Hij zeggen: "Hebben jullie Mijn 'Ayahs' (tekenen/verzen) verworpen terwijl jullie hen niet begrepen? Wat was datgeen wat jullie (dan) deden (en bezig hield)?"

وَ وَقَعَ الۡقَوۡلُ عَلَیۡہِمۡ بِمَا ظَلَمُوۡا فَہُمۡ لَا یَنۡطِقُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Wa waqa'al qawloe 'alaihiem biemaa zalamoe fahoem laa yantieqoen
27:85 En het woord (de straf) zal tegen hen worden volbracht omdat ze onrecht pleegden. Ze kunnen niets zeggen.

اَلَمۡ یَرَوۡا اَنَّا جَعَلۡنَا الَّیۡلَ لِیَسۡکُنُوۡا فِیۡہِ وَ النَّہَارَ مُبۡصِرًا ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یُّؤۡمِنُوۡنَ ﴿۶۸﴾
Alam yaraw annaa dja'alnal laila lie yaskoenoe fieehie wannahaara moebsieraa; ienna fiee zaalieka la Aayaatiel lieqaw mieny-yoe'mienoen
27:86 Zien ze niet dat Wij de nacht (donker) hebben gemaakt, zodat ze erin kunnen rusten, en de dag zo hebben gemaakt dat alles zichtbaar is? Voorzeker, daarin zijn tekenen voor een volk dat gelooft.

وَ یَوۡمَ یُنۡفَخُ فِی الصُّوۡرِ فَفَزِعَ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَنۡ فِی الۡاَرۡضِ اِلَّا مَنۡ شَآءَ اللّٰہُ ؕ وَ کُلٌّ اَتَوۡہُ دٰخِرِیۡنَ ﴿۷۸﴾
Wa Yawma yoenfaghoe fies Soerie fafazie'a man fies samaawaatie wa man fiel ardie iellaa man shaaa'al laah; wa koelloen atawhoe daaghierieen
27:87 En op de dag (des oordeels) zal er in de trompet geblazen worden, en alles in de hemelen en op aarde, behalve voor wie Allah het wil, zal doodsbang zijn. Alles zal zich nederig voor Hem opstellen.

وَ تَرَی الۡجِبَالَ تَحۡسَبُہَا جَامِدَۃً وَّ ہِیَ تَمُرُّ مَرَّ السَّحَابِ ؕ صُنۡعَ اللّٰہِ الَّذِیۡۤ اَتۡقَنَ کُلَّ شَیۡءٍ ؕ اِنَّہٗ خَبِیۡرٌۢ بِمَا تَفۡعَلُوۡنَ ﴿۸۸﴾
Wa taral djiebaala tahsaboehaa djaamiedataw wa hieya tamoerroe marras sahaab; soen'al laahiel lazieee atqana koella shai'; iennahoe ghabieeroen biemaa taf'aloen
27:88 En jij ziet de bergen, denkend dat ze stevig stil staan, terwijl ze bewegen net zoals voortdrijvende wolken. Dit is het werk van Allah, Degene Die alles perfect heeft gemaakt. Voorzeker, Hij is op de hoogte over al datgeen wat jullie doen.

مَنۡ جَآءَ بِالۡحَسَنَۃِ فَلَہٗ خَیۡرٌ مِّنۡہَا ۚ وَ ہُمۡ مِّنۡ فَزَعٍ یَّوۡمَئِذٍ اٰمِنُوۡنَ ﴿۹۸﴾
Man djaaa'a biel hasanatie falahoe ghairoen mienhaa wa hoem mien faza'iey yawma'iezien aamienoen
27:89 Wie met het goede komt (zijn goede daden), dan zal er voor hem beter dan dat zijn (betere beloning). Ze zullen geen angst op die dag hebben\kennen.

وَ مَنۡ جَآءَ بِالسَّیِّئَۃِ فَکُبَّتۡ وُجُوۡہُہُمۡ فِی النَّارِ ؕ ہَلۡ تُجۡزَوۡنَ اِلَّا مَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۰۹﴾
Wa man djaaa'a biessay yie'atie fakoebbat woedjoehoehoem fien Naarie hal toedjzawna iellaa maa koentoem ta'maloen
27:90 Wie met het kwade komt (zijn slechte daden), dan zullen ze bij hun gezichten worden gepakt en in het vuur worden gegooid. (Er zal gezegd worden:) "Zijn jullie vergolden\'beloond' voor datgeen wat jullie deden?"

اِنَّمَاۤ اُمِرۡتُ اَنۡ اَعۡبُدَ رَبَّ ہٰذِہِ الۡبَلۡدَۃِ الَّذِیۡ حَرَّمَہَا وَ لَہٗ کُلُّ شَیۡءٍ ۫ وَّ اُمِرۡتُ اَنۡ اَکُوۡنَ مِنَ الۡمُسۡلِمِیۡنَ ﴿۱۹﴾
Innamaaa oemiertoe an a'boeda Rabba haaziehiel baldatiel laziee harramahaa wa lahoe koelloe shai'iew wa oemiertoe an akoena mienal moesliemieen
27:91 (Zeg Mohammed v.z.m.h. :) "Het is mij alleen bevolen dat ik de Heer van deze stad (Mekka) aanbidt, Degene Die het (Mekka) heilig heeft gemaakt. Aan Hem behoort alles toe. Het is mij bevolen om tot de moslims te behoren,"

وَ اَنۡ اَتۡلُوَا الۡقُرۡاٰنَ ۚ فَمَنِ اہۡتَدٰی فَاِنَّمَا یَہۡتَدِیۡ لِنَفۡسِہٖ ۚ وَ مَنۡ ضَلَّ فَقُلۡ اِنَّمَاۤ اَنَا مِنَ الۡمُنۡذِرِیۡنَ ﴿۲۹﴾
Wa an atloewal Qoer-aana famanieh tadaa fa iennamaa yahtadiee lienafsiehiee wa man dalla faqoel iennamaaa ana mienal moenzierieen
27:92 "en dat ik de koran reciteer." En wie de leiding (de Koran) accepteert, dan is de leiding alleen voor zijn eigen nut. En voor wie dwaalt, zeg dan: "Ik ben alleen een waarschuwer."

وَ قُلِ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ سَیُرِیۡکُمۡ اٰیٰتِہٖ فَتَعۡرِفُوۡنَہَا ؕ وَ مَا رَبُّکَ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۳۹﴾
Wa qoeliel hamdoe liellaahie sa yoerieekoem Aayaatiehiee fa ta'riefoenahaa; wa maa Rabboeka bieghaafielien 'ammaa ta'maloen
27:93 En zeg: "Al-Hamd (alle lof en dank) behoort toe aan Allah. Hij zal jullie Zijn tekenen laten zien en jullie zullen het herkennen. (Weet dat) Jullie Heer niet onbewust is over datgeen wat jullie doen."


www.heiligekoran.nl