26 Asj-Sjoaraa
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
طٰسٓمّٓ ﴿۱﴾
Taa-Sieeen-Mieeem
26:1 Toaa Sieeen Mieeem.

تِلۡکَ اٰیٰتُ الۡکِتٰبِ الۡمُبِیۡنِ ﴿۲﴾
Tielka Aayaatoel Kietaabiel Moebieen
26:2 Dit zijn verzen van het duidelijke boek.

لَعَلَّکَ بَاخِعٌ نَّفۡسَکَ اَلَّا یَکُوۡنُوۡا مُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۳﴾
La'allaka baaghie'oen nafsaka allaa yakoenoe moe'mienieen
26:3 Misschien zal jij (Mohammed v.z.m.h.) jezelf kwellen met verdriet, omdat ze niet gelovig worden.

اِنۡ نَّشَاۡ نُنَزِّلۡ عَلَیۡہِمۡ مِّنَ السَّمَآءِ اٰیَۃً فَظَلَّتۡ اَعۡنَاقُہُمۡ لَہَا خٰضِعِیۡنَ ﴿۴﴾
In nashaa noenazziel 'alaihiem mienas samaaa'ie Aayatan fazallat a'naaqoehoem lahaa ghaadie'ieen
26:4 Als Wij het willen dan kunnen Wij een teken tot hen vanuit de hemel neerdalen, zodat hun nekken, vanwege de nederigheid, gebogen zullen blijven.

وَ مَا یَاۡتِیۡہِمۡ مِّنۡ ذِکۡرٍ مِّنَ الرَّحۡمٰنِ مُحۡدَثٍ اِلَّا کَانُوۡا عَنۡہُ مُعۡرِضِیۡنَ ﴿۵﴾
Wa maa yaatieehiem mien ziekriem mienar Rahmaanie moehdasien iellaa kaanoe 'anhoe moe'riedieen
26:5 Echter, wanneer er een nieuwe herinnering van de Barmhartige tot hen komt, dan keren ze zich ervan af.

فَقَدۡ کَذَّبُوۡا فَسَیَاۡتِیۡہِمۡ اَنۡۢبٰٓؤُا مَا کَانُوۡا بِہٖ یَسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۶﴾
Faqad kazzaboe fasa yaatieehiem ambaaa'oe maa kaanoe biehiee yastahzie'oen
26:6 Waarlijk, ze hebben (het) verworpen, dus zal het toegezegde bericht (de straf), die ze bespotten, (spoedig) tot hen komen!

اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اِلَی الۡاَرۡضِ کَمۡ اَنۡۢبَتۡنَا فِیۡہَا مِنۡ کُلِّ زَوۡجٍ کَرِیۡمٍ ﴿۷﴾
Awa lam yaraw ielal ardie kam ambatnaa fieehaa mien koellie zawdjien karieem
26:7 Kijken ze niet naar de aarde? (En zien ze dan niet) Hoeveel mooie soorten Wij erop hebben gemaakt?

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕوَ مَا کَانَ اَکۡثَرُ ہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸﴾
Inna fiee zaalieka la Aayah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:8 Voorzeker, daarin is zeker een teken (van één Schepper). Echter, de meesten van hen geloven niet.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۹﴾
Wa ienna Rabbaka la Hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:9 Voorzeker, jouw Heer! Hij is zeker Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

وَ اِذۡ نَادٰی رَبُّکَ مُوۡسٰۤی اَنِ ائۡتِ الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۰۱﴾
Wa iez naadaa Rabboeka Moesaaa anie'-tiel qawmaz zaaliemieen
26:10 En (Gedenk) toen jouw Heer Moesa (Mozes) beval: "Ga naar het misdadig volk!"

قَوۡمَ فِرۡعَوۡنَ ؕ اَلَا یَتَّقُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Qawma Fier'awn; alaa yattaqoen
26:11 "Het volk van Farao! Zijn ze dan niet bang (voor de gevolgen van hun daden)!"

قَالَ رَبِّ اِنِّیۡۤ اَخَافُ اَنۡ یُّکَذِّبُوۡنِ ﴿۲۱﴾
Qaala Rabbie iennieee aghaafoe ay yoekazzieboen
26:12 Hij (Moesa) zei: "Mijn Heer! Ik ben bang dat ze me verwerpen."

وَ یَضِیۡقُ صَدۡرِیۡ وَ لَا یَنۡطَلِقُ لِسَانِیۡ فَاَرۡسِلۡ اِلٰی ہٰرُوۡنَ ﴿۳۱﴾
Wa yadieeqoe sadriee wa laa yantalieqoe liesaaniee fa arsiel ielaa Haaroen
26:13 "Mijn borst is strak en vernauwd, noch kan ik me goed uitdrukken. Stuur dus Harun (Aaron)."

وَ لَہُمۡ عَلَیَّ ذَنۡۢبٌ فَاَخَافُ اَنۡ یَّقۡتُلُوۡنِ ﴿۴۱﴾
Wa lahoem 'alaiya zamboen fa aghaafoe ay yaqtoeloen
26:14 "En ze hebben een misdaad zaak tegen mij. Dus ik vrees dat ze me vermoorden."

قَالَ کَلَّا ۚ فَاذۡہَبَا بِاٰیٰتِنَاۤ اِنَّا مَعَکُمۡ مُّسۡتَمِعُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Qaala kallaa fazhabaa bie Aayaatienaaa iennaa ma'akoem moestamie'oen
26:15 Hij (Allah) zei: "Nee! Ga jullie, beide met Onze tekenen. Voorzeker, Wij zijn met jullie, en luisteren."

فَاۡتِیَا فِرۡعَوۡنَ فَقُوۡلَاۤ اِنَّا رَسُوۡلُ رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۶۱﴾
Faatieyaa Fier'awna faqoelaaa iennaa Rasoeloe Rabbiel 'aalamieen
26:16 "Dus ga beide naar Farao en zeg: 'Voorzeker, wij zijn de boodschappers van de Heer van de werelden!'

اَنۡ اَرۡسِلۡ مَعَنَا بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ ﴿۷۱﴾
An arsiel ma'anaa Banieee Israaa'ieel
26:17 "Stuur de kinderen van Israël met ons mee!"

قَالَ اَلَمۡ نُرَبِّکَ فِیۡنَا وَلِیۡدًا وَّ لَبِثۡتَ فِیۡنَا مِنۡ عُمُرِکَ سِنِیۡنَ ﴿۸۱﴾
Qaala alam noerabbieka fieenaa walieedaw wa labiesta fieenaa mien 'oemoerieka sienieen
26:18 Hij (Farao) zei: "Hebben wij jou niet als een kind groot gebracht? En heb jij niet met ons vele jaren geleefd?"

وَ فَعَلۡتَ فَعۡلَتَکَ الَّتِیۡ فَعَلۡتَ وَ اَنۡتَ مِنَ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۹۱﴾
Wa fa'alta fa'latakal latiee fa'alta wa anta mienal kaafierieen
26:19 "En jij verrichte jouw daad (het doden van een Egyptenaar, 28:15). Jij bent echt ondankbaar!"

قَالَ فَعَلۡتُہَاۤ اِذًا وَّ اَنَا مِنَ الضَّآلِّیۡنَ ﴿۰۲﴾
Qaala fa'altoehaaa iezaw wa ana mienad daaalieen
26:20 Hij (Moesa) zei: "Ik deed het, toen ik tot de dwalende behoorde."

فَفَرَرۡتُ مِنۡکُمۡ لَمَّا خِفۡتُکُمۡ فَوَہَبَ لِیۡ رَبِّیۡ حُکۡمًا وَّ جَعَلَنِیۡ مِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۱۲﴾
Fafarartoe mien-koem lam maa ghieftoekoem fawahaba liee Rabbiee hoekmaw wa dja'alaniee mienal moersalieen
26:21 "Toen ik bang werd voor jullie, vluchtte ik weg. Mijn Heer schonk mij toen kennis (om te oordelen op basis van Allah's wetgeving) en maakte mij een boodschapper."

وَ تِلۡکَ نِعۡمَۃٌ تَمُنُّہَا عَلَیَّ اَنۡ عَبَّدۡتَّ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ ﴿۲۲﴾
Wa tielka nie'matoen tamoen noehaa 'alaiya an 'abbatta Banieee Israaa'ieel
26:22 "En als jij mij beschuldigd (voor het doden), echter (kijk naar jezelf) jij hebt de kinderen van Israël tot slaven gemaakt." (Notitie: zie 28:4.)

قَالَ فِرۡعَوۡنُ وَ مَا رَبُّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۳۲﴾
Qaala Fier'awnoe wa maa Rabboel 'aalamieen
26:23 Farao zei: "En wie is de Heer van de werelden?"

قَالَ رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ مَا بَیۡنَہُمَا ؕ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّوۡقِنِیۡنَ ﴿۴۲﴾
Qaala Rabboes samaawaatie wal ardie wa maa bainahoemaa ien koentoem moeqienieen
26:24 Hij (Moesa) zei: "De Heer van de hemelen, de aarde en alles wat er tussen is. Waren jullie maar overtuigd."

قَالَ لِمَنۡ حَوۡلَہٗۤ اَلَا تَسۡتَمِعُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Qaala lieman hawlahoeo alaa tastamie'oen
26:25 Hij (Farao) zei aan degenen om zich heen: "Horen jullie het niet?!"

قَالَ رَبُّکُمۡ وَ رَبُّ اٰبَآئِکُمُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۶۲﴾
Qaala Rabboekoem wa Rabboe aabaaa'iekoemoel awwalieen
26:26 Hij (Moesa) zei: "(Hij is) Jullie Heer en de Heer van jullie voorvaders."

قَالَ اِنَّ رَسُوۡلَکُمُ الَّذِیۡۤ اُرۡسِلَ اِلَیۡکُمۡ لَمَجۡنُوۡنٌ ﴿۷۲﴾
Qaala ienna Rasoelakoemoel laziee oersiela ielaikoem lamadjnoen
26:27 Hij (Farao) zei: "Voorzeker, jullie boodschapper, die gestuurd is voor jullie, is zeker gestoord!"

قَالَ رَبُّ الۡمَشۡرِقِ وَ الۡمَغۡرِبِ وَ مَا بَیۡنَہُمَا ؕ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۸۲﴾
Qaala Rabboel mashrieqie wal maghriebie wa maa baina hoemaa ien koentoem ta'qieloen
26:28 Hij (Moesa) zei: "(Hij is) de Heer van het Oosten en het Westen en alles wat er tussen is. Konden jullie het maar begrijpen."

قَالَ لَئِنِ اتَّخَذۡتَ اِلٰـہًا غَیۡرِیۡ لَاَجۡعَلَنَّکَ مِنَ الۡمَسۡجُوۡنِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Qaala la'ieniet taghazta ielaahan ghairiee la adj'alannaka mienal masdjoenieen
26:29 Hij (Farao) zei: "Als jij een andere godheid dan mij neemt, dan stop ik jou in de gevangenis.

قَالَ اَوَ لَوۡ جِئۡتُکَ بِشَیۡءٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۰۳﴾
Qaala awalaw djie'toeka bieshai'iem moebieen
26:30 Hij (Moesa) zei: "Zelfs als ik voor jou iets duidelijks breng (als bewijs)?"

قَالَ فَاۡتِ بِہٖۤ اِنۡ کُنۡتَ مِنَ الصّٰدِقِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Qaala faatie biehieee ien koenta mienas saadieqieen
26:31 Hij (Farao) zei: "Breng het dan, als jij de waarheid spreekt."

فَاَلۡقٰی عَصَاہُ فَاِذَا ہِیَ ثُعۡبَانٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۲۳﴾
Fa alqaa 'asaahoe fa iezaaa hieya soe'baanoem moebieen
26:32 Dus gooide hij zijn staf. Zie, het werd een duidelijke slang.

وَّ نَزَعَ یَدَہٗ فَاِذَا ہِیَ بَیۡضَآءُ لِلنّٰظِرِیۡنَ ﴿۳۳﴾
Wa naza'a yadahoe faizaa hieya baidaaa'oe liennaa zierieen
26:33 En hij stak zijn hand uit. Zie, het was wit voor de toeschouwers.

قَالَ لِلۡمَلَاِ حَوۡلَہٗۤ اِنَّ ہٰذَا لَسٰحِرٌ عَلِیۡمٌ ﴿۴۳﴾
Qaala lielmala-ie hawlahoeo ienna haazaa lasaahieroen 'alieem
26:34 Hij (Farao) zei tegen de ministers om zich heen: "Voorwaar, dit is zonder twijfel een zeer goede tovenaar."

یُّرِیۡدُ اَنۡ یُّخۡرِجَکُمۡ مِّنۡ اَرۡضِکُمۡ بِسِحۡرِہٖ ٭ۖ فَمَا ذَا تَاۡمُرُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Yoerieedoe ay yoeghriedjakoem mien ardiekoem biesiehriehiee famaazaa taamoeroen
26:35 "Hij wil jullie door zijn magie uit jullie land verdrijven. Dus wat bevelen jullie?"

قَالُوۡۤا اَرۡجِہۡ وَ اَخَاہُ وَ ابۡعَثۡ فِی الۡمَدَآئِنِ حٰشِرِیۡنَ ﴿۶۳﴾
Qaaloeo ardjieh wa aghaahoe wab'as fielmadaaa'ienie haashierieen
26:36 Ze zeiden: "Verleen hem en zijn broer uitstel. En stuur naar de steden oproepers."

یَاۡتُوۡکَ بِکُلِّ سَحَّارٍ عَلِیۡمٍ ﴿۷۳﴾
Yaatoeka biekoellie sah haarien 'alieem
26:37 "Ze zullen dan elke waardige tovenaar tot jou brengen."

فَجُمِعَ السَّحَرَۃُ لِمِیۡقَاتِ یَوۡمٍ مَّعۡلُوۡمٍ ﴿۸۳﴾
Fa djoemie'as saharatoe liemieeqaatie Yawmiem ma'loem
26:38 Dus werden de tovenaars verzameld voor de afspraak op de bekende dag (festival).

وَّ قِیۡلَ لِلنَّاسِ ہَلۡ اَنۡتُمۡ مُّجۡتَمِعُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Wa qieela liennaasie hal antoem moedjtamie'oen
26:39 En er werd tot de mensen geroepen: "Zijn jullie allen aanwezig?"

لَعَلَّنَا نَتَّبِعُ السَّحَرَۃَ اِنۡ کَانُوۡا ہُمُ الۡغٰلِبِیۡنَ ﴿۰۴﴾
La'allanaa nattabie'oes saharata ien kaanoe hoemoel ghaaliebieen
26:40 "Zodat we (de normen en waarden van) de tovenaars kunnen volgen als ze winnen."

فَلَمَّا جَآءَ السَّحَرَۃُ قَالُوۡا لِفِرۡعَوۡنَ اَئِنَّ لَنَا لَاَجۡرًا اِنۡ کُنَّا نَحۡنُ الۡغٰلِبِیۡنَ ﴿۱۴﴾
Falammaa djaaa'as saharatoe qaaloe lie Fier'awna a'ienna lanaa la adjdjran ien koennaa nahnoel ghaaliebieen
26:41 Toen dus de tovenaars kwamen, zeiden ze tegen Farao: "Is er voor ons een beloning als we winnen?"

قَالَ نَعَمۡ وَ اِنَّکُمۡ اِذًا لَّمِنَ الۡمُقَرَّبِیۡنَ ﴿۲۴﴾
Qaala na'am wa iennakoem iezal lamienal moeqarrabieen
26:42 Hij (Farao) zei: "Ja, en voorzeker, jullie zullen behoren tot degenen die dichtbij me zijn."

قَالَ لَہُمۡ مُّوۡسٰۤی اَلۡقُوۡا مَاۤ اَنۡتُمۡ مُّلۡقُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Qaala lahoem Moesaaa alqoe maaa antoem moelqoen
26:43 Moesa zei tot hen: "Werp maar wat jullie willen werpen!"

فَاَلۡقَوۡا حِبَالَہُمۡ وَ عِصِیَّہُمۡ وَ قَالُوۡا بِعِزَّۃِ فِرۡعَوۡنَ اِنَّا لَنَحۡنُ الۡغٰلِبُوۡنَ ﴿۴۴﴾
Fa alqaw hiebaalahoem wa 'iesieyyahoem wa qaaloe bie'iezzatie Fier'awna iennaa lanahnoel ghaalieboen
26:44 Dus wierpen ze hun touwen en staven en zeiden: "Bij de macht van Farao! Voorzeker, wij zijn de winnaars!"

فَاَلۡقٰی مُوۡسٰی عَصَاہُ فَاِذَا ہِیَ تَلۡقَفُ مَا یَاۡفِکُوۡنَ ﴿۵۴﴾
Fa alqaa Moesaa 'asaahoe fa iezaa hieya talqafoe maa yaafiekoen
26:45 Toen wierp Moesa zijn staf. Zie, het slikte datgeen wat ze aan valsheid hadden gemaakt, op.

فَاُلۡقِیَ السَّحَرَۃُ سٰجِدِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Fa oelqieyas saharatoe saadjiedieen
26:46 Vervolgens vielen de tovenaars in prostratie neer.

قَالُوۡۤا اٰمَنَّا بِرَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۷۴﴾
Qaaloeo aamannaa bie Rabbiel 'aalamieen
26:47 Ze zeiden: "Wij geloven in de Heer van de Werelden."

رَبِّ مُوۡسٰی وَ ہٰرُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Rabbie Moesaa wa Haaroen
26:48 "De Heer van Moesa en Haroen."

قَالَ اٰمَنۡتُمۡ لَہٗ قَبۡلَ اَنۡ اٰذَنَ لَکُمۡ ۚ اِنَّہٗ لَکَبِیۡرُکُمُ الَّذِیۡ عَلَّمَکُمُ السِّحۡرَ ۚ فَلَسَوۡفَ تَعۡلَمُوۡنَ ۬ؕ لَاُقَطِّعَنَّ اَیۡدِیَکُمۡ وَ اَرۡجُلَکُمۡ مِّنۡ خِلَافٍ وَّ لَاُوصَلِّبَنَّکُمۡ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۹۴﴾
Qaala aamantoem lahoe qabla an aazana lakoem iennahoe lakabieeroekoemoel laziee 'alla makoemoes siehra falasawfa ta'lamoen; la oeqattie'anna aidieyakoem wa ardjoelakoem mien ghielaafiew wa la oesalliebanna koem adjma'ieen
26:49 Hij (Farao) zei: "Geloven jullie in Hem, voordat ik jullie toestemming heb gegeven? Voorzeker, hij (Moesa) is zeker jullie leider die jullie de magie heeft onderwezen! Dus spoedig zullen jullie weten! Ik zal jullie handen en voeten aan tegenovergestelde kanten afhakken en ik zal jullie allen kruisigen." (Notitie: zie ook 7:123-124.)

قَالُوۡا لَا ضَیۡرَ ۫ اِنَّاۤ اِلٰی رَبِّنَا مُنۡقَلِبُوۡنَ ﴿۰۵﴾
Qaaloe la daira iennaaa ielaa Rabbienaa moenqallieboen
26:50 Ze (de tovenaars) zeiden: "Geen probleem. Voorzeker, we zullen tot onze Heer terugkeren!"

اِنَّا نَطۡمَعُ اَنۡ یَّغۡفِرَ لَنَا رَبُّنَا خَطٰیٰنَاۤ اَنۡ کُنَّاۤ اَوَّلَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۱۵﴾
Innaa natma'oe ay yaghfiera lanaa Rabboenaa ghataa yaanaaa an koennaaa awwalal moe'mienieen
26:51 "Voorzeker, we hopen dat onze Heer onze zonden vergeeft, omdat we de eerste gelovigen zijn."

وَ اَوۡحَیۡنَاۤ اِلٰی مُوۡسٰۤی اَنۡ اَسۡرِ بِعِبَادِیۡۤ اِنَّکُمۡ مُّتَّبَعُوۡنَ ﴿۲۵﴾
Wa awhainaaa ielaa Moesaaa an asrie bie'iebaadieee iennakoem moettaba'oen
26:52 En Wij openbaarden Moesa: "Vertrek in de nacht met Mijn dienaren. Voorzeker, jullie zullen worden achtervolgd."

فَاَرۡسَلَ فِرۡعَوۡنُ فِی الۡمَدَآئِنِ حٰشِرِیۡنَ ﴿۳۵﴾
Fa arsala Fier'awnoe fielmadaaa'ienie haashierieen
26:53 Vervolgens, stuurde Farao oproepers naar de steden,

اِنَّ ہٰۤؤُلَآءِ لَشِرۡ ذِمَۃٌ قَلِیۡلُوۡنَ ﴿۴۵﴾
Inna haaa'oelaaa'ie lashier ziematoen qalieeloen
26:54 (om zijn volk op de hoogte te stellen voor een oorlog:) "Voorzeker, deze (volk) is maar een kleine groep."

وَ اِنَّہُمۡ لَنَا لَغَآئِظُوۡنَ ﴿۵۵﴾
Wa iennahoem lanaa laghaaa'iezoen
26:55 "Voorzeker, ze hebben ons woedend gemaakt!"

وَ اِنَّا لَجَمِیۡعٌ حٰذِرُوۡنَ ﴿۶۵﴾
Wa iennaa ladjamiee'oen haazieroen
26:56 "Maar wij zijn groter in aantal en op onze hoede."

فَاَخۡرَجۡنٰہُمۡ مِّنۡ جَنّٰتٍ وَّ عُیُوۡنٍ ﴿۷۵﴾
Fa aghradjnaahoem mien djannaatiew wa 'oeyoen
26:57 Dus verdreven Wij hen van tuinen, bronnen,

وَّ کُنُوۡزٍ وَّ مَقَامٍ کَرِیۡمٍ ﴿۸۵﴾
Wa koenoeziew wa ma qaamien karieem
26:58 en schatten en van een eervolle gebied. (Notitie: de Egyptenaren die de boodschap van Moesa niet aanvaarden, gingen ten strijdt. En de Egyptenaren die de boodschap hadden geaccepteerd, dus dienaren van Allah, bleven achter. Allah liet dus het land door de gelovigen erven, zie ook 21:105 en 44:28.)

کَذٰلِکَ ؕ وَ اَوۡرَثۡنٰہَا بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ ﴿۹۵﴾
Kazaalieka wa awrasnaahaa Banieee Israaa'ieel
26:59 Dat was dus (het volk van Farao). En Wij lieten (de Dien\levenswijze van) de kinderen van Israël het allemaal erven.

فَاَتۡبَعُوۡہُمۡ مُّشۡرِقِیۡنَ ﴿۰۶﴾
Fa atba'oehoem moeshrieqieen
26:60 Dus gingen ze (Farao en zijn volk) hen achterna, bij zonsopgang.

فَلَمَّا تَرَآءَ الۡجَمۡعٰنِ قَالَ اَصۡحٰبُ مُوۡسٰۤی اِنَّا لَمُدۡرَکُوۡنَ ﴿۱۶﴾
Falammaa taraaa'al djam'aanie qaala as haaboe Moesaaa iennaa lamoedrakoen
26:61 Toen de twee groepen elkaar zagen, zeiden Moesa's metgezellen: "Voorzeker, we zullen worden overmeesterd!"

قَالَ کَلَّا ۚ اِنَّ مَعِیَ رَبِّیۡ سَیَہۡدِیۡنِ ﴿۲۶﴾
Qaala kallaaa ienna ma'ieya Rabbiee sa yahdieen
26:62 Hij (Moesa) zei: "Nee! Mijn Heer is bij me en Hij zal me leiden!" (Notitie: Moesa had al eerder een openbaring gehad m.b.t. deze situatie, zie 20:77.)

فَاَوۡحَیۡنَاۤ اِلٰی مُوۡسٰۤی اَنِ اضۡرِبۡ بِّعَصَاکَ الۡبَحۡرَ ؕ فَانۡفَلَقَ فَکَانَ کُلُّ فِرۡقٍ کَالطَّوۡدِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۳۶﴾
Fa awhainaaa ielaa Moesaaa aniedrieb bie'asaakal bahra fanfalaqa fakaana koelloe fierqien kattawdiel 'azieem
26:63 Toen openbaarden Wij aan Moesa: "Sla de zee met jouw staf!" Vervolgens spleet het (de zee) uiteen. Elk gedeelte was zo groot als een grote berg.

وَ اَزۡلَفۡنَا ثَمَّ الۡاٰخَرِیۡنَ ﴿۴۶﴾
Wa azlafnaa sammal aagharieen
26:64 Wij lieten de anderen (Farao en zijn leger) dichterbij komen.

وَ اَنۡجَیۡنَا مُوۡسٰی وَ مَنۡ مَّعَہٗۤ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۵۶﴾
Wa andjainaa Moesaa wa mam ma'ahoeo adjma'ieen
26:65 Vervolgens redden Wij Moesa en iedereen die bij hem was. (Notitie: iedereen haalde de overkant)

ثُمَّ اَغۡرَقۡنَا الۡاٰخَرِیۡنَ ﴿۶۶﴾
Soemma aghraqnal aagharieen
26:66 Daarna lieten Wij de anderen verdrinken.

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۷۶﴾
Inna fiee zaalieka la Aayaah; wa maa kaana aksaroe hoe moe'mienieen
26:67 Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۸۶﴾
Wa ienna Rabbaka la Hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:68 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

وَ اتۡلُ عَلَیۡہِمۡ نَبَاَ اِبۡرٰہِیۡمَ ﴿۹۶﴾
Watloe 'alaihiem naba-a Ibraahieem
26:69 En reciteer voor hun de gebeurtenissen van Ibrahiem (Abraham).

اِذۡ قَالَ لِاَبِیۡہِ وَ قَوۡمِہٖ مَا تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Iz qaala lie abieehie wa qawmiehiee maa ta'boedoen
26:70 Hij vroeg aan zijn oom en aan zijn volk: "Wat aanbidden jullie?" (Notitie: Er wordt oom bedoeld i.p.v. vader. Een vader van een profeet kan nooit ongelovig zijn, zie ook 19:42 en 2:133)

قَالُوۡا نَعۡبُدُ اَصۡنَامًا فَنَظَلُّ لَہَا عٰکِفِیۡنَ ﴿۱۷﴾
Qaaloe na'boedoe asnaaman fanazalloe lahaa 'aakiefieen
26:71 Ze zeiden: "Wij aanbidden beelden en wij zullen hen trouw blijven."

قَالَ ہَلۡ یَسۡمَعُوۡنَکُمۡ اِذۡ تَدۡعُوۡنَ ﴿۲۷﴾
Qaala hal yasma'oena koem iez tad'oen
26:72 Hij (Ibrahiem) zei: "Horen ze jullie wanneer jullie ze aanroepen?"

اَوۡ یَنۡفَعُوۡنَکُمۡ اَوۡ یَضُرُّوۡنَ ﴿۳۷﴾
Aw yanfa'oenakoem aw yadoerroen
26:73 "Of geven ze jullie enig voordeel of nadeel?"

قَالُوۡا بَلۡ وَجَدۡنَاۤ اٰبَآءَنَا کَذٰلِکَ یَفۡعَلُوۡنَ ﴿۴۷﴾
Qaaloe bal wadjadnaaa aabaaa 'anaa kazaalieka yaf'aloen
26:74 Ze zeiden: "Nee, maar we zagen dat onze voorvaders dat deden."

قَالَ اَفَرَءَیۡتُمۡ مَّا کُنۡتُمۡ تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۵۷﴾
Qaala afara 'aitoem maa koentoem ta'boedoen
26:75 Hij zei: "Zien jullie (eigenlijk) wat jullie aanbidden?!"

اَنۡتُمۡ وَ اٰبَآؤُکُمُ الۡاَقۡدَمُوۡنَ ﴿۶۷﴾
Antoem wa aabaaa'oekoemoel aqdamoen
26:76 "Jullie en jullie voorvaders ?!"

فَاِنَّہُمۡ عَدُوٌّ لِّیۡۤ اِلَّا رَبَّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۷۷﴾
Fa iennahoem 'adoewwwoel lieee iellaa Rabbal 'aalamieen
26:77 "Voorzeker, zij zijn mijn vijanden! (Ik aanbid niemand) behalve de Heer van de werelden."

الَّذِیۡ خَلَقَنِیۡ فَہُوَ یَہۡدِیۡنِ ﴿۸۷﴾
Allaziee ghalaqaniee fa Hoewa yahdieen
26:78 "(Dat is) Degene die mij heeft geschapen en mij leidt."

وَ الَّذِیۡ ہُوَ یُطۡعِمُنِیۡ وَ یَسۡقِیۡنِ ﴿۹۷﴾
Wallaziee Hoewa yoet'iemoeniee wa yasqieen
26:79 "Degene die mij eten en drinken geeft."

وَ اِذَا مَرِضۡتُ فَہُوَ یَشۡفِیۡنِ ﴿۰۸﴾
Wa iezaa mariedtoe fahoewa yashfieen
26:80 "En wanneer ik ziek ben, dan geneest Hij me."

وَ الَّذِیۡ یُمِیۡتُنِیۡ ثُمَّ یُحۡیِیۡنِ ﴿۱۸﴾
Wallaziee yoemieetoeniee soemma yoehyieen
26:81 "(Hij is) Degene Die me laat sterven, daarna zal Hij me (weer) laten leven."

وَ الَّذِیۡۤ اَطۡمَعُ اَنۡ یَّغۡفِرَ لِیۡ خَطِیۡٓئَتِیۡ یَوۡمَ الدِّیۡنِ ﴿۲۸﴾
Wallazieee atma'oe ay yaghfiera liee ghatieee' atiee Yawmad Dieen
26:82 "Degene waarvan ik hoop dat Hij mijn fouten vergeeft op de dag des oordeels."

رَبِّ ہَبۡ لِیۡ حُکۡمًا وَّ اَلۡحِقۡنِیۡ بِالصّٰلِحِیۡنَ ﴿۳۸﴾
Rabbie hab liee hoekmaw wa alhieqniee bies saaliehieen
26:83 "Mijn Heer! Schenk me kennis om te oordelen (op basis van Uw wetgeving) en verenig mij met de rechtvaardigen."

وَ اجۡعَلۡ لِّیۡ لِسَانَ صِدۡقٍ فِی الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۴۸﴾
Wadj'al liee liesaana siedqien fiel aaghierieen
26:84 "Schenk me een eervolle reputatie bij de latere generaties."

وَ اجۡعَلۡنِیۡ مِنۡ وَّرَثَۃِ جَنَّۃِ النَّعِیۡمِ ﴿۵۸﴾
Wadj'alniee miew warasatie djannnatien Na'ieem
26:85 "En maak me een erfgenaam van de gelukzalige tuin."

وَ اغۡفِرۡ لِاَبِیۡۤ اِنَّہٗ کَانَ مِنَ الضَّآلِّیۡنَ ﴿۶۸﴾
Waghfier lie abieee iennahoe kaana miend daallieen
26:86 "En vergeef mijn vader (oom). Voorzeker, hij behoort tot de dwalenden."

وَ لَا تُخۡزِنِیۡ یَوۡمَ یُبۡعَثُوۡنَ ﴿۷۸﴾
Wa laa toeghzieniee Yawma yoeb'asoen
26:87 "Verneder me niet op de dag dat ze worden opgewekt."

یَوۡمَ لَا یَنۡفَعُ مَالٌ وَّ لَا بَنُوۡنَ ﴿۸۸﴾
Yawma laa yanfa'oe maaloew wa laa banoen
26:88 "De Dag, waarop noch rijkdom en noch zonen van enig nut zullen zijn."

اِلَّا مَنۡ اَتَی اللّٰہَ بِقَلۡبٍ سَلِیۡمٍ ﴿۹۸﴾
Illaa man atal laaha bieqalbien salieem
26:89 "Behalve hij die naar Allah met een zuiver hart komt."

وَ اُزۡلِفَتِ الۡجَنَّۃُ لِلۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۰۹﴾
Wa oezliefatiel djannatoe lielmoettaqieen
26:90 Het paradijs wordt dichtbij gebracht voor de Moettaqoen (zie 2:2-5).

وَ بُرِّزَتِ الۡجَحِیۡمُ لِلۡغٰوِیۡنَ ﴿۱۹﴾
Wa boerriezatiel djahieemoe lielghaawieen
26:91 En de hellevuur wordt zichtbaar gemaakt voor de afwijkers (van Allah's levenswijze).

وَ قِیۡلَ لَہُمۡ اَیۡنَمَا کُنۡتُمۡ تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۲۹﴾
Wa qieela lahoem aina maa koentoem ta'boedoen
26:92 Er zal aan hen worden gevraagd: "Waar is datgeen wat jullie aanbaden,"

مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ؕ ہَلۡ یَنۡصُرُوۡنَکُمۡ اَوۡ یَنۡتَصِرُوۡنَ ﴿۳۹﴾
Mien doeniel laahie hal yansoeroenakoem aw yantasieroen
26:93 "naast Allah? Kunnen ze jullie (nu) helpen of kunnen ze (misschien) zichzelf helpen?"

فَکُبۡکِبُوۡا فِیۡہَا ہُمۡ وَ الۡغَاوٗنَ ﴿۴۹﴾
Fakoebkieboe fieehaa hoem walghaawoen
26:94 Dan zullen ze onderste boven (zie 27:90) erin worden gegooid, zij (de afgoden\zogenaamde bemiddelaars), de afwijkers,

وَ جُنُوۡدُ اِبۡلِیۡسَ اَجۡمَعُوۡنَ ﴿۵۹﴾
Wa djoenoedoe Iblieesa adjma'oen
26:95 en de troepen van iblies (satan), allemaal te samen.

قَالُوۡا وَ ہُمۡ فِیۡہَا یَخۡتَصِمُوۡنَ ﴿۶۹﴾
Qaaloe wa hoem fieehaa yakghtasiemoen
26:96 Terwijl ze met elkaar erin twisten, zullen ze zeggen:

تَاللّٰہِ اِنۡ کُنَّا لَفِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۷۹﴾
Tallaahie ien koennaa lafiee dalaaliem moebieen
26:97 "Bij Allah! Voorzeker, we waren in duidelijke dwaling,"

اِذۡ نُسَوِّیۡکُمۡ بِرَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۸۹﴾
Iz noesawwieekoem bie Rabbiel 'aalamieen
26:98 "toen wij jullie gelijkstelden aan de Heer van de werelden."

وَ مَاۤ اَضَلَّنَاۤ اِلَّا الۡمُجۡرِمُوۡنَ ﴿۹۹﴾
Wa maaa adallanaaa iellal moedjriemoen
26:99 "Niemand behalve de misdadigers heeft ons doen dwalen."

فَمَا لَنَا مِنۡ شَافِعِیۡنَ ﴿۰۰۱﴾
Famaa lanaa mien shaa fie'ieen
26:100 "Dus we hebben nu geen enkel bemiddelaar,"

وَ لَا صَدِیۡقٍ حَمِیۡمٍ ﴿۱۰۱﴾
Wa laa sadieeqien hamieem
26:101 "en noch een goede vriend (die ons kan helpen).

فَلَوۡ اَنَّ لَنَا کَرَّۃً فَنَکُوۡنَ مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۰۱﴾
Falaw anna lanaa karratan fanakoena mienal moe'mienieen
26:102 "Was er maar een weg terug voor ons. Dan zouden we tot de gelovigen behoren."

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۳۰۱﴾
Inna fiee zaalieka la Aayataw wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:103 Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۴۰۱﴾
Wa ienna Rabbaka la Hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:104 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

کَذَّبَتۡ قَوۡمُ نُوۡحِۣ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۵۰۱﴾
Kazzabat qawmoe Noehieniel Moersalieen
26:105 (En ook) Het volk van Noeh (Noach) verwierp de boodschappers.

اِذۡ قَالَ لَہُمۡ اَخُوۡہُمۡ نُوۡحٌ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۶۰۱﴾
Iz qaala lahoem aghoehoem Noehoen alaa tattaqoen
26:106 Hun broeder Noeh zei tegen hen: "Zijn jullie niet bang (voor Allah voor datgeen wat jullie doen)?"

اِنِّیۡ لَکُمۡ رَسُوۡلٌ اَمِیۡنٌ ﴿۷۰۱﴾
Inniee lakoem Rasoeloen amieen
26:107 "Voorzeker, ik ben een betrouwbare boodschapper voor jullie."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۸۰۱﴾
Fattaqoellaaha wa atiee'oen
26:108 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ ۚ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلٰی رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۹۰۱﴾
Wa maaa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien ien adjrieya iellaa 'alaa Rabbiel 'aalamieen
26:109 "Ik vraag jullie er geen enkel beloning voor. Mijn beloning ligt bij de Heer van de werelden."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۰۱۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:110 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

قَالُوۡۤا اَنُؤۡمِنُ لَکَ وَ اتَّبَعَکَ الۡاَرۡذَلُوۡنَ ﴿۱۱۱﴾
Qaaloeo anoe'mienoe laka wattaba 'akal arzaloen
26:111 Ze zeiden: "Moeten wij in jou geloven, terwijl alleen de laagste mensen (van het volk) jou volgen?"

قَالَ وَ مَا عِلۡمِیۡ بِمَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۲۱۱﴾
Qaala wa maa 'ielmiee biemaa kaanoe ya'maloen
26:112 Hij (Noeh) zei: "Ik weet niet wat ze deden."

اِنۡ حِسَابُہُمۡ اِلَّا عَلٰی رَبِّیۡ لَوۡ تَشۡعُرُوۡنَ ﴿۳۱۱﴾
In hiesaaboehoem iellaa 'alaa Rabbiee law tash'oeroen
26:113 "Hun afrekening ligt alleen bij mijn Heer, konden jullie het maar begrijpen."

وَ مَاۤ اَنَا بِطَارِدِ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۴۱۱﴾
Wa maaa ana bietaariediel moe'mienieen
26:114 "En ik ga de gelovigen niet wegjagen."

اِنۡ اَنَا اِلَّا نَذِیۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۵۱۱﴾
In ana iellaa nazieeroem moebieen
26:115 "Ik ben alleen een duidelijke waarschuwer."

قَالُوۡا لَئِنۡ لَّمۡ تَنۡتَہِ یٰنُوۡحُ لَتَکُوۡنَنَّ مِنَ الۡمَرۡجُوۡمِیۡنَ ﴿۶۱۱﴾
Qaaloe la'iel lam tantahie yaa Noehoe latakoenanna mienal mardjoemieen
26:116 Ze zeiden: "O Noeh! Als jij niet stopt, dan zullen wij jou stenigen!"

قَالَ رَبِّ اِنَّ قَوۡمِیۡ کَذَّبُوۡنِ ﴿۷۱۱﴾
Qaala Rabbie ienna qawmiee kazzaboen
26:117 Hij zei: "Mijn Heer! Voorzeker, mijn volk heeft mij verworpen."

فَافۡتَحۡ بَیۡنِیۡ وَ بَیۡنَہُمۡ فَتۡحًا وَّ نَجِّنِیۡ وَ مَنۡ مَّعِیَ مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸۱۱﴾
Faftab bainiee wa bai nahoem fat haw wa nadjdjieniee wa mam ma'ieya mienal moe'mienieen
26:118 "Oordeel dus tussen mij en hen. En red mij en de gelovigen die met mij zijn."

فَاَنۡجَیۡنٰہُ وَ مَنۡ مَّعَہٗ فِی الۡفُلۡکِ الۡمَشۡحُوۡنِ ﴿۹۱۱﴾
Fa andjainaahoe wa mamma'ahoe fiel foelkiel mashhoen
26:119 Toen redden Wij hem samen met degenen die in het schip waren.

ثُمَّ اَغۡرَقۡنَا بَعۡدُ الۡبٰقِیۡنَ ﴿۰۲۱﴾
Soemma aghraqnaa ba'doel baaqieen
26:120 Vervolgens lieten Wij iedereen die achtergebleven was, verdrinken.

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۱۲۱﴾
Inna fiee zaalieka la Aayaah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:121 Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۲۲۱﴾
Wa ienna Rabbaka la hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:122 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

کَذَّبَتۡ عَادُۨ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۳۲۱﴾
Kazzabat 'Aadoeniel moersalieen
26:123 (En ook) Het volk Aad verwierp de boodschappers.

اِذۡ قَالَ لَہُمۡ اَخُوۡہُمۡ ہُوۡدٌ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۴۲۱﴾
Iz qaala lahoem aghoehoem Hoedoen alaa tattaqoen
26:124 Hun broeder Hoed zei tegen hen: "Zijn jullie niet bang (voor Allah voor datgeen wat jullie doen)?"

اِنِّیۡ لَکُمۡ رَسُوۡلٌ اَمِیۡنٌ ﴿۵۲۱﴾
Inniee lakoem Rasoeloen amieen
26:125 "Voorzeker, ik ben een betrouwbare boodschapper voor jullie."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۶۲۱﴾
Fattaqoellaaha wa atiee'oen
26:126 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ ۚ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلٰی رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۷۲۱﴾
Wa maa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien ien adjrieya iellaa 'alaa Rabbiel 'aalamieen
26:127 "Ik vraag jullie er geen enkel beloning voor. Mijn beloning ligt bij de Heer van de werelden."

اَتَبۡنُوۡنَ بِکُلِّ رِیۡعٍ اٰیَۃً تَعۡبَثُوۡنَ ﴿۸۲۱﴾
Atabnoena biekoellie riee'ien aayatan ta'basoen
26:128 "Bouwen jullie op elke hoogte hoge gebouwen alleen om jezelf te vermaken?"

وَ تَتَّخِذُوۡنَ مَصَانِعَ لَعَلَّکُمۡ تَخۡلُدُوۡنَ ﴿۹۲۱﴾
Wa tattaghiezoena masaanie'a la'allakoem taghloedoen
26:129 "En maken jullie paleizen alsof jullie er voor altijd in zullen wonen?

وَ اِذَا بَطَشۡتُمۡ بَطَشۡتُمۡ جَبَّارِیۡنَ ﴿۰۳۱﴾
Wa iezaa batashtoem batashtoem djabbaarieen
26:130 "En wanneer jullie aanvallen, dan vallen jullie aan als barbaren."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۱۳۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:131 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ اتَّقُوا الَّذِیۡۤ اَمَدَّکُمۡ بِمَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۳۱﴾
Wattaqoel lazieee amad dakoem biemaa ta'lamoen
26:132 "Vrees Degene Die jullie voorzien heeft met datgeen wat jullie weten."

اَمَدَّکُمۡ بِاَنۡعَامٍ وَّ بَنِیۡنَ ﴿۳۳۱﴾
Amaddakoem bie an'aa miew wa banieen
26:133 "Hij heeft jullie voorzien van vee, kinderen,

وَ جَنّٰتٍ وَّ عُیُوۡنٍ ﴿۴۳۱﴾
Wa djannaatiew wa 'oeyoen
26:134 "tuinen en bronnen."

اِنِّیۡۤ اَخَافُ عَلَیۡکُمۡ عَذَابَ یَوۡمٍ عَظِیۡمٍ ﴿۵۳۱﴾
Inniee aghaafoe 'alaikoem 'azaaba Yawmien 'azieem
26:135 "Voorzeker, ik vrees de straf voor jullie op een grote dag."

قَالُوۡا سَوَآءٌ عَلَیۡنَاۤ اَوَ عَظۡتَ اَمۡ لَمۡ تَکُنۡ مِّنَ الۡوٰعِظِیۡنَ ﴿۶۳۱﴾
Qaaloe sawaaa'oen 'alainaaa awa 'azta am lam takoem mienal waa'iezieen
26:136 Ze zeiden: "Voor ons maakt het niet uit of jij ons waarschuwt of niet waarschuwt."

اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّا خُلُقُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۷۳۱﴾
In haazaaa iellaa ghoeloeqoel awwalieen
26:137 "Dit zijn alleen oude verhalen en de gewoontes van de oude generaties."

وَ مَا نَحۡنُ بِمُعَذَّبِیۡنَ ﴿۸۳۱﴾
Wa maa nahnoe biemoe 'azzabieen
26:138 "Wij zullen niet worden gestraft."

فَکَذَّبُوۡہُ فَاَہۡلَکۡنٰہُمۡ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۳۱﴾
Fakazzaboehoe fa ahlaknaahoem; ienna fiee zaalieka la aayah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:139 Dus ze verwierpen hem, vervolgens vernietigde Wij hen. Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۰۴۱﴾
Wa ienna Rabbaka la hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:140 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

کَذَّبَتۡ ثَمُوۡدُ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۱۴۱﴾
Kazzabat Samoedoel moersalieen
26:141 (En ook) Het volk Thamoed verwierp de boodschappers.

اِذۡ قَالَ لَہُمۡ اَخُوۡہُمۡ صٰلِحٌ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۲۴۱﴾
Iz qaala lahoem aghoehoem Saaliehoen alaa tattaqoen
26:142 Hun broeder Salih zei tegen hen: "Zijn jullie niet bang (voor Allah voor datgeen wat jullie doen)?"

اِنِّیۡ لَکُمۡ رَسُوۡلٌ اَمِیۡنٌ ﴿۳۴۱﴾
Inniee lakoem Rasoeloen amieen
26:143 "Voorzeker, ik ben een betrouwbare boodschapper voor jullie."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۴۴۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:144 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ ۚ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلٰی رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۵۴۱﴾
Wa maaa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien ien adjrieya iellaa 'alaa Rabbiel 'aalamieen
26:145 "Ik vraag jullie er geen enkel beloning voor. Mijn beloning ligt bij de Heer van de werelden."

اَتُتۡرَکُوۡنَ فِیۡ مَا ہٰہُنَاۤ اٰمِنِیۡنَ ﴿۶۴۱﴾
Atoetrakoena fiee maa haahoennaaa aamienieen
26:146 "Denken jullie dat je hier veilig zijn?"

فِیۡ جَنّٰتٍ وَّ عُیُوۡنٍ ﴿۷۴۱﴾
Fiee djannaatiew wa 'oeyoen
26:147 "Tussen tuinen en bronnen,"

وَّ زُرُوۡعٍ وَّ نَخۡلٍ طَلۡعُہَا ہَضِیۡمٌ ﴿۸۴۱﴾
Wa zoeroe iew wa naghlien tal 'oehaa hadieem
26:148 "Graanvelden en dadelpalmen met rijpe trossen?"

وَ تَنۡحِتُوۡنَ مِنَ الۡجِبَالِ بُیُوۡتًا فٰرِہِیۡنَ ﴿۹۴۱﴾
Wa tanhietoena mienal djiebaalie boeyoetan faariehieen
26:149 "En jullie houwen met veel vaardigheden huizen uit de bergen.

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۰۵۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:150 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ لَا تُطِیۡعُوۡۤا اَمۡرَ الۡمُسۡرِفِیۡنَ ﴿۱۵۱﴾
Wa laa toetiee'oeo amral moesriefieen
26:151 "En wees niet gehoorzaam aan de bevelen van de overtreders."

الَّذِیۡنَ یُفۡسِدُوۡنَ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَا یُصۡلِحُوۡنَ ﴿۲۵۱﴾
Allazieena yoefsiedoena fiel ardie wa laa yoesliehoen
26:152 "Dat zijn degenen die corruptie verspreiden in het land en zich niet herenigen (om iets goed te doen).

قَالُوۡۤا اِنَّمَاۤ اَنۡتَ مِنَ الۡمُسَحَّرِیۡنَ ﴿۳۵۱﴾
Qaaloeo iennamaa anta mienal moesahharieen
26:153 Ze zeiden: "Voorzeker, jij bent alleen iemand die bezeten is (door een Djien)."

مَاۤ اَنۡتَ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُنَا ۚۖ فَاۡتِ بِاٰیَۃٍ اِنۡ کُنۡتَ مِنَ الصّٰدِقِیۡنَ ﴿۴۵۱﴾
Maaa anta iellaa basharoem miesloenaa faatie bie Aayatien ien koenta mienas saadieqieen
26:154 "Jij bent alleen een man net als ons! Breng dus een teken als jij de waarheid spreekt."

قَالَ ہٰذِہٖ نَاقَۃٌ لَّہَا شِرۡبٌ وَّ لَکُمۡ شِرۡبُ یَوۡمٍ مَّعۡلُوۡمٍ ﴿۵۵۱﴾
Qaala haaziehiee naaqatoel lahaa shierboew walakoem shierboe yawmiem ma'loem
26:155 Hij (Shalih) zei: "Dit is een vrouwelijke kameel. Voor haar is er een aandeel in het drinken (van het water van de put) en voor jullie is er een aandeel in het drinken, dit op de vast gestelde dagen." (Notitie: Het was een grote kameel. De teken was dat ze veel melk gaf zodat het gehele volk van melk werd voorzien.)

وَ لَا تَمَسُّوۡہَا بِسُوۡٓءٍ فَیَاۡخُذَکُمۡ عَذَابُ یَوۡمٍ عَظِیۡمٍ ﴿۶۵۱﴾
Wa laa tamassoehaa biesoeo'ien fa yaaghoezakoem 'azaaboe Yawmien 'Azieem
26:156 "Doe haar geen kwaad aan, anders zullen jullie bestraft worden op een zware dag."

فَعَقَرُوۡہَا فَاَصۡبَحُوۡا نٰدِمِیۡنَ ﴿۷۵۱﴾
Fa'aqaroehaa fa asbahoe naadiemieen
26:157 Maar ze verlamde haar. Vervolgens kregen ze spijt.

فَاَخَذَہُمُ الۡعَذَابُ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸۵۱﴾
Fa aghazahoemoel 'azaab; ienna fiee zaalieka la Aayah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:158 Dus greep de straf hen. Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۹۵۱﴾
Wa ienna Rabbaka la Hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:159 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

کَذَّبَتۡ قَوۡمُ لُوۡطِۣ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۰۶۱﴾
kazzabat qawmoe Loetieniel moersalieen
26:160 (En ook) Het volk van Loeth (Lot) verwierp de boodschappers.

اِذۡ قَالَ لَہُمۡ اَخُوۡہُمۡ لُوۡطٌ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۱۶۱﴾
Iz qaala lahoem aghoehoem Loetoen alaa tattaqoen
26:161 Hun broeder Loeth zei tegen hen: "Zijn jullie niet bang (voor Allah voor datgeen wat jullie doen)?"

اِنِّیۡ لَکُمۡ رَسُوۡلٌ اَمِیۡنٌ ﴿۲۶۱﴾
Inniee lakoem rasoeloen amieen
26:162 "Voorzeker, ik ben een betrouwbare boodschapper voor jullie."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۳۶۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:163 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ ۚ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلٰی رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۴۶۱﴾
Wa maaa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien ien adjrieya iellaa 'alaa Rabbiel 'aalamieen
26:164 "Ik vraag jullie er geen enkel beloning voor. Mijn beloning ligt bij de Heer van de werelden."

اَتَاۡتُوۡنَ الذُّکۡرَانَ مِنَ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۵۶۱﴾
Ataatoenaz zoekraana mienal 'aalamieen
26:165 "Benaderen jullie de mannen van de mensheid met lust?"

وَ تَذَرُوۡنَ مَا خَلَقَ لَکُمۡ رَبُّکُمۡ مِّنۡ اَزۡوَاجِکُمۡ ؕ بَلۡ اَنۡتُمۡ قَوۡمٌ عٰدُوۡنَ ﴿۶۶۱﴾
Wa tazaroena maa ghalaqa lakoem Rabboekoem mien azwaadjiekoem; bal antoem qawmoen 'aadoen
26:166 "En laten jullie de echtgenotes die Allah voor jullie heeft geschapen?! Nee! Jullie zijn een volk dat (de grenzen) overtreed!"

قَالُوۡا لَئِنۡ لَّمۡ تَنۡتَہِ یٰلُوۡطُ لَتَکُوۡنَنَّ مِنَ الۡمُخۡرَجِیۡنَ ﴿۷۶۱﴾
Qaloe la'iel lam tantahie yaa Loetoe latakoenanna mienal moeghradjieen
26:167 Ze zeiden: "O Loeth! Als jij niet ophoudt, dan zullen wij jou zeker wegjagen."

قَالَ اِنِّیۡ لِعَمَلِکُمۡ مِّنَ الۡقَالِیۡنَ ﴿۸۶۱﴾
Qaala ienniee lie'amaliekoem mienal qaalieen
26:168 Hij zei: "Voorzeker, ik walg van jullie daden!"

رَبِّ نَجِّنِیۡ وَ اَہۡلِیۡ مِمَّا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۹۶۱﴾
Rabbie nadjdjdjieniee wa ahliee miemmmaa ya'maloen
26:169 "Mijn Heer! Red mij en mijn familie van datgeen wat ze doen."

فَنَجَّیۡنٰہُ وَ اَہۡلَہٗۤ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۰۷۱﴾
Fanadjdjainaahoe wa ahlahoeo adjma'ieen
26:170 Toen redden Wij hem en zijn gehele familie,

اِلَّا عَجُوۡزًا فِی الۡغٰبِرِیۡنَ ﴿۱۷۱﴾
Illaa 'adjoezan fielghaabierieen
26:171 met uitzondering van een oude vrouw (zijn vrouw). Ze behoorde tot degenen die achterbleven.

ثُمَّ دَمَّرۡنَا الۡاٰخَرِیۡنَ ﴿۲۷۱﴾
Soemma dammarnal aa gharieen
26:172 Vervolgens, vernietigden Wij de anderen.

وَ اَمۡطَرۡنَا عَلَیۡہِمۡ مَّطَرًا ۚ فَسَآءَ مَطَرُ الۡمُنۡذَرِیۡنَ ﴿۳۷۱﴾
Wa amtarnaa 'alaihiem mataran fasaaa'a mataroel moenzarieen
26:173 En Wij lieten een regen (van stenen) op hen regenen. En zeer slecht was de regen op de degenen die gewaarschuwd waren!

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۴۷۱﴾
Inna fiee zaalieka la Aayah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:174 Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۵۷۱﴾
Wa ienna Rabbaka la Hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:175 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

کَذَّبَ اَصۡحٰبُ لۡـَٔـیۡکَۃِ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۶۷۱﴾
Kazzaba As haaboel Aykatiel moersalieen
26:176 (En ook) De bewoners van 'Aikah' (het woud) verwierpen de boodschappers. (Notitie: De bewoners van Aikah waren mensen die bomen aanbaden. De profeet Shoeaib v.z.m.h. was gezonden naar de bewoners van zowel Aikah als naar de bewoners van de stad Madyan.)

اِذۡ قَالَ لَہُمۡ شُعَیۡبٌ اَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۷۷۱﴾
Iz qaala lahoem Shoe'ayboen alaa tattaqoen
26:177 Shoeaib zei tegen hen: "Zijn jullie niet bang (voor Allah voor datgeen wat jullie doen)?"

اِنِّیۡ لَکُمۡ رَسُوۡلٌ اَمِیۡنٌ ﴿۸۷۱﴾
Inniee lakoem Rasoeloen amieen
26:178 "Voorzeker, ik ben een betrouwbare boodschapper voor jullie."

فَاتَّقُوا اللّٰہَ وَ اَطِیۡعُوۡنِ ﴿۹۷۱﴾
Fattaqoel laaha wa atiee'oen
26:179 "Dus vrees Allah en gehoorzaam mij."

وَ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ ۚ اِنۡ اَجۡرِیَ اِلَّا عَلٰی رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۰۸۱﴾
Wa maaa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien ien adjrieya iellaa 'alaa Rabbiel 'aalamieen
26:180 "Ik vraag jullie er geen enkel beloning voor. Mijn beloning ligt bij de Heer van de werelden."

اَوۡفُوا الۡکَیۡلَ وَ لَا تَکُوۡنُوۡا مِنَ الۡمُخۡسِرِیۡنَ ﴿۱۸۱﴾
Awfoel kaila wa laa takoenoe mienal moeghsierieen
26:181 "Geef de volledig hoeveelheid\maat! Behoor niet tot degenen die bedriegen!"

وَ زِنُوۡا بِالۡقِسۡطَاسِ الۡمُسۡتَقِیۡمِ ﴿۲۸۱﴾
Wa zienoe bielqiestaasiel moestaqieem
26:182 "Weeg met een correcte weegschaal."

وَ لَا تَبۡخَسُوا النَّاسَ اَشۡیَآءَہُمۡ وَ لَا تَعۡثَوۡا فِی الۡاَرۡضِ مُفۡسِدِیۡنَ ﴿۳۸۱﴾
Wa laa tabghasoen naasa ashyaaa 'ahoem wa laa ta'saw fiel ardie moefsiedieen
26:183 "Stop met het bedriegen met de spullen van mensen! Verricht geen kwaad op aarde om corruptie te verspreiden!"

وَ اتَّقُوا الَّذِیۡ خَلَقَکُمۡ وَ الۡجِبِلَّۃَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۴۸۱﴾
Wattaqoel laziee ghalaqakoem waldjiebiellatal awwalieen
26:184 "Vrees Degenen Die jullie en de oude generaties heeft geschapen."

قَالُوۡۤا اِنَّمَاۤ اَنۡتَ مِنَ الۡمُسَحَّرِیۡنَ ﴿۵۸۱﴾
Qaaloeo iennamaa anta mienal moesahharieen
26:185 Ze zeiden: "Jij bent alleen iemand die bezeten is (door een Djien)."

وَ مَاۤ اَنۡتَ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُنَا وَ اِنۡ نَّظُنُّکَ لَمِنَ الۡکٰذِبِیۡنَ ﴿۶۸۱﴾
Wa maaa anta iellaa basharoem miesloenaa wa iennazoennoeka lamienal kaaziebieen
26:186 "Jij bent alleen een man net als ons. Voorzeker, wij denken dat jij liegt."

فَاَسۡقِطۡ عَلَیۡنَا کِسَفًا مِّنَ السَّمَآءِ اِنۡ کُنۡتَ مِنَ الصّٰدِقِیۡنَ ﴿۷۸۱﴾
Fa asqiet 'alainaa kiesafam mienas samaaa'ie ien koenta mienas saadieqieen
26:187 "Laat dan delen van de hemel op ons vallen, als jij de waarheid spreekt!"

قَالَ رَبِّیۡۤ اَعۡلَمُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۸۸۱﴾
Qaala Rabbieee a'lamoe biemaa ta'maloen
26:188 Hij zei: "Mijn Heer weet het beste wat jullie doen."

فَکَذَّبُوۡہُ فَاَخَذَہُمۡ عَذَابُ یَوۡمِ الظُّلَّۃِ ؕ اِنَّہٗ کَانَ عَذَابَ یَوۡمٍ عَظِیۡمٍ ﴿۹۸۱﴾
Fakazzaboehoe fa aghazahoem 'azaaboe Yawmiez zoellah; iennahoe kaana 'azaaba Yawmien 'Azieem
26:189 Maar ze verwierpen hem, dus greep de straf hen op de dag van de schaduw. Voorzeker, het was de straf van een zware dag. (Notitie: Ze vroegen om delen van de hemel te laten vallen. Allah legde hun straf op in de vorm van intense hitte die dagen duurde, en niets kon hen ertegen beschermen. Vervolgens stuurde Hij een wolk om hen schaduw te geven tegen de hitte. Toen ze zich er allemaal onder hadden verzameld, zond Allah vonken van vuur en vlammen en intense hitte naar hen.)

اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً ؕ وَ مَا کَانَ اَکۡثَرُہُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۰۹۱﴾
Inna fiee zaalieka la Aayah; wa maa kaana aksaroehoem moe'mienieen
26:190 Voorzeker, daarin is zeker een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen.

وَ اِنَّ رَبَّکَ لَہُوَ الۡعَزِیۡزُ الرَّحِیۡمُ ﴿۱۹۱﴾
Wa ienna Rabbaka la hoewal 'Azieezoer Rahieem
26:191 En waarlijk! Jouw Heer, is zonder twijfel Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

وَ اِنَّہٗ لَتَنۡزِیۡلُ رَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۲۹۱﴾
Wa iennahoe latanzieeloe Rabbiel 'aalamieen
26:192 En zonder twijfel, het (de Koran) is zeker een openbaring van de Heer van de werelden.

نَزَلَ بِہِ الرُّوۡحُ الۡاَمِیۡنُ ﴿۳۹۱﴾
Nazala biehier Roehoel Amieen
26:193 De betrouwbare 'Ruh' (Djibriel/Gabriël) heeft het naar beneden gebracht,

عَلٰی قَلۡبِکَ لِتَکُوۡنَ مِنَ الۡمُنۡذِرِیۡنَ ﴿۴۹۱﴾
'Alaa qalbieka lietakoena mienal moenzierieen
26:194 in jouw hart. Zodat jij (Mohammed v.z.m.h.) kan waarschuwen,

بِلِسَانٍ عَرَبِیٍّ مُّبِیۡنٍ ﴿۵۹۱﴾
Bieliesaanien 'Arabieyyiem moebieen
26:195 in een duidelijke Arabische taal.

وَ اِنَّہٗ لَفِیۡ زُبُرِ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۶۹۱﴾
Wa iennahoe lafiee Zoeboeriel awwalieen
26:196 En voorzeker, het is vermeld in de schriften van de voormalige mensen. (Notitie: zie de aankondiging van de profeet Mohammed in Thora/Bijbel Deuteronomium 18:18 en Jesaja 29:12.)

اَوَ لَمۡ یَکُنۡ لَّہُمۡ اٰیَۃً اَنۡ یَّعۡلَمَہٗ عُلَمٰٓؤُا بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ ﴿۷۹۱﴾
Awalam yakoel lahoem Aayatan ay ya'lamahoe 'oelamaaa'oe Banieee Israaa'ieel
26:197 Is het geen teken voor hen (de Arabieren), dat de geleerden van de Kinderen van Israël het weten?

وَ لَوۡ نَزَّلۡنٰہُ عَلٰی بَعۡضِ الۡاَعۡجَمِیۡنَ ﴿۸۹۱﴾
Wa law nazzalnaahoe 'alaa ba'diel a'djamieen
26:198 Als Wij het aan iemand anders hadden geopenbaard, die geen Arabier was,

فَقَرَاَہٗ عَلَیۡہِمۡ مَّا کَانُوۡا بِہٖ مُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۹۱﴾
Faqara ahoe 'alaihiem maa kaanoe biehiee moe'mienieen
26:199 en vervolgens had hij het aan hen (de Arabieren) gereciteerd, dan zouden ze het in zijn geheel er niet in geloven.

کَذٰلِکَ سَلَکۡنٰہُ فِیۡ قُلُوۡبِ الۡمُجۡرِمِیۡنَ ﴿۰۰۲﴾
Kazaalieka salaknaahoe fiee qoeloebiel moedjriemieen
26:200 (Echter,) op deze manier hebben Wij het in de harten van de misdadigers erin gezet.

لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِہٖ حَتّٰی یَرَوُا الۡعَذَابَ الۡاَلِیۡمَ ﴿۱۰۲﴾
Laa yoe'mienoena biehiee hattaa yarawoel 'azaabal alieem
26:201 (Maar) ze zullen er niet in geloven (aan toegeven), totdat ze de pijnlijke straf zien.

فَیَاۡتِیَہُمۡ بَغۡتَۃً وَّ ہُمۡ لَا یَشۡعُرُوۡنَ ﴿۲۰۲﴾
Fayaatieyahoem baghtataw wa hoem laa yash'oeroen
26:202 Het zal plotseling tot hen komen, terwijl ze het niet zullen beseffen.

فَیَقُوۡلُوۡا ہَلۡ نَحۡنُ مُنۡظَرُوۡنَ ﴿۳۰۲﴾
Fa yaqoeloe hal nahnoe moenzaroen
26:203 Dan zullen ze zeggen: "Kunnen we uitstel krijgen?"

اَفَبِعَذَابِنَا یَسۡتَعۡجِلُوۡنَ ﴿۴۰۲﴾
Afabie 'azaabienaa yasta'djieloen
26:204 Dus wensen ze om Onze straf te verhaasten?

اَفَرَءَیۡتَ اِنۡ مَّتَّعۡنٰہُمۡ سِنِیۡنَ ﴿۵۰۲﴾
Afara'aita iem matta'naahoem sienieen
26:205 Heb jij dan niet gezien dat, als Wij hen voor jaren laten genieten,

ثُمَّ جَآءَہُمۡ مَّا کَانُوۡا یُوۡعَدُوۡنَ ﴿۶۰۲﴾
Soemma djaaa'ahoem maa kaanoe yoe'adoen
26:206 vervolgens komt datgeen wat hen beloofd was (de straf),

مَاۤ اَغۡنٰی عَنۡہُمۡ مَّا کَانُوۡا یُمَتَّعُوۡنَ ﴿۷۰۲﴾
Maaa aghnaaa 'anhoem maa kaanoe yoematta'oen
26:207 het genot wat hen gegeven was, geen nut voor hen zal hebben?

وَ مَاۤ اَہۡلَکۡنَا مِنۡ قَرۡیَۃٍ اِلَّا لَہَا مُنۡذِرُوۡنَ ﴿۸۰۲﴾
Wa maaa ahlaknaa mien qaryatien iellaa lahaa moenzieroen
26:208 En elke stad die Wij hebben vernietigd had waarschuwers

ذِکۡرٰی ۟ۛ وَ مَا کُنَّا ظٰلِمِیۡنَ ﴿۹۰۲﴾
Ziekraa wa maa koennaa zaaliemieen
26:209 voor het herdenken (van de misdaden en terug te keren naar het gedenken van Allah). Wij waren niet onrechtvaardig.

وَ مَا تَنَزَّلَتۡ بِہِ الشَّیٰطِیۡنُ ﴿۰۱۲﴾
Wa maa tanazzalat biehiesh Shayaatieen
26:210 En de satans hebben het (de Koran) niet naar beneden gebracht.

وَ مَا یَنۡۢبَغِیۡ لَہُمۡ وَ مَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ ﴿۱۱۲﴾
Wa maa yambaghiee lahoem wa maa yastatiee'oen
26:211 Het past hen niet, noch zijn ze in staat (om het te doen).

اِنَّہُمۡ عَنِ السَّمۡعِ لَمَعۡزُوۡلُوۡنَ ﴿۲۱۲﴾
Innahoem 'anies sam'ie lama'zoeloen
26:212 Voorzeker, ze zijn verbannen om het (zelfs) te horen. (Notitie: Zie 23:97 en 22:52)

فَلَا تَدۡعُ مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ فَتَکُوۡنَ مِنَ الۡمُعَذَّبِیۡنَ ﴿۳۱۲﴾
Falaa tad'oe ma'al laahie ielaahan aaghara fatakoena mienal moe'azzabieen
26:213 Dus roep geen andere godheden (piers, bemiddelaars, heilige mensen, profeten, etc.) met Allah aan, anders zal je behoren tot degenen die worden bestraft.

وَ اَنۡذِرۡ عَشِیۡرَتَکَ الۡاَقۡرَبِیۡنَ ﴿۴۱۲﴾
Wa anzier 'ashieeratakal aqrabieen
26:214 En waarschuw jouw dichtbij zijnde verwanten\familie.

وَ اخۡفِضۡ جَنَاحَکَ لِمَنِ اتَّبَعَکَ مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۵۱۲﴾
Waghfied djanaahaka liemaniet taba 'aka mienal moe'mienieen
26:215 En wees nederig en zacht tegen de gelovigen die jou volgen.

فَاِنۡ عَصَوۡکَ فَقُلۡ اِنِّیۡ بَرِیۡٓءٌ مِّمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۶۱۲﴾
Fa ien asawka faqoel ienniee barieee'oem miemmmaa ta'maloen
26:216 Maar als ze jouw ongehoorzamen zeg dan: "Voorzeker, ik ben niet schuldig voor wat jullie doen."

وَ تَوَکَّلۡ عَلَی الۡعَزِیۡزِ الرَّحِیۡمِ ﴿۷۱۲﴾
Wa tawakkal alal 'Azieezier Rahieem
26:217 En zet je vertrouwen op Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

الَّذِیۡ یَرٰىکَ حِیۡنَ تَقُوۡمُ ﴿۸۱۲﴾
Allaziee yaraaka hieena taqoem
26:218 Degene Die jou ziet als jij staat (te bidden).

وَ تَقَلُّبَکَ فِی السّٰجِدِیۡنَ ﴿۹۱۲﴾
Wa taqalloebaka fies saadjiedieen
26:219 En jouw bewegingen ziet samen met degenen die prostreren.

اِنَّہٗ ہُوَ السَّمِیۡعُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۰۲۲﴾
Innahoe Hoewas Samiee'oel 'Alieem
26:220 Voorwaar, Hij is As-Samie'oe (de Alhorende), Al-Aliem (de Alwetend).

ہَلۡ اُنَبِّئُکُمۡ عَلٰی مَنۡ تَنَزَّلُ الشَّیٰطِیۡنُ ﴿۱۲۲﴾
Hal oenabbie'oekoem 'alaa man tanazzaloesh Shayaatieen
26:221 Zal ik jou informeren tot wie de satans neerdalen? (Notitie: Er werd gezegd dat profeet Mohammed v.z.m.h. bezeten was en dus dat de Koran het werk is van de satan, zie o.a. 25:8.)

تَنَزَّلُ عَلٰی کُلِّ اَفَّاکٍ اَثِیۡمٍ ﴿۲۲۲﴾
Tanazzaloe 'alaa koellie affaakien asieem
26:222 Ze dalen neer tot elke zondige leugenaar. (Notitie: waarzeggers, voorspellers, etc.)

یُّلۡقُوۡنَ السَّمۡعَ وَ اَکۡثَرُہُمۡ کٰذِبُوۡنَ ﴿۳۲۲﴾
Yoelqoenas sam'a wa aksaroehoem kaazieboen
26:223 Ze (satans) geven datgeen door wat ze horen (uit de hemel of het ongeziene/Ghayb), echter de meeste van hen zijn leugenaars. (Notitie: de satans proberen te horen wat er in de hemelen wordt gezegd, en ze proberen informatie van het ongeziene te krijgen, dan voegen ze er leugens aan toe en vervolgens vertellen ze het aan de mensen\waarzeggers, etc. Zie 72:9)

وَ الشُّعَرَآءُ یَتَّبِعُہُمُ الۡغَاوٗنَ ﴿۴۲۲﴾
Washshoe 'araaa'oe yattabie 'oehoemoel ghaawoen
26:224 Wat betreft de dichters, alleen de afwijkers (van het rechte pad) volgen hen. (Notitie: Mohammed v.z.m.h. werd uitgemaakt als dichter, zie 21:5.)

اَلَمۡ تَرَ اَنَّہُمۡ فِیۡ کُلِّ وَادٍ یَّہِیۡمُوۡنَ ﴿۵۲۲﴾
Alam tara annahoem fiee koellie waadiey yahieemoen
26:225 Zie je niet dat ze (de dichters) ronddwalen in iedere vallei (voor inspiratie)?

وَ اَنَّہُمۡ یَقُوۡلُوۡنَ مَا لَا یَفۡعَلُوۡنَ ﴿۶۲۲﴾
Wa annahoem yaqoeloena ma laa yaf'aloen
26:226 En dat ze niet doen wat ze zeggen.

اِلَّا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ وَ ذَکَرُوا اللّٰہَ کَثِیۡرًا وَّ انۡتَصَرُوۡا مِنۡۢ بَعۡدِ مَا ظُلِمُوۡا ؕ وَ سَیَعۡلَمُ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡۤا اَیَّ مُنۡقَلَبٍ یَّنۡقَلِبُوۡنَ ﴿۷۲۲﴾
Illal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie wa zakaroel laaha kasieeraw wantasaroe mien ba'die maa zoeliemoe; wa saya'lamoel lazieena zalamoeo aiya moenqalabiey yanqalieboen
26:227 Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten en vaak Allah gedenken (dat zijn degenen die beloftes nakomen). En die zichzelf verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan. De misdadigers zullen (spoedig) te weten komen naar wat ze zullen terug keren!


www.heiligekoran.nl