تَبٰرَکَ الَّذِیۡ نَزَّلَ الۡفُرۡقَانَ عَلٰی عَبۡدِہٖ لِیَکُوۡنَ لِلۡعٰلَمِیۡنَ نَذِیۡرَا ۙ﴿۱﴾
Tabaarakal laziee nazzalal Foerqaana 'alaa 'abdiehiee lie yakoena liel'aalamieena nazieera
25:1 Gezegend is Hij (Allah) Die de 'Foerqan' (de norm voor goed en kwaad, de Koran) heeft neergezonden op Zijn dienaar (Mohammed v.z.m.h.), zodat hij een waarschuwer is voor de werelden (djiens en de gehele mensheid).
ۣالَّذِیۡ لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ لَمۡ یَتَّخِذۡ وَلَدًا وَّ لَمۡ یَکُنۡ لَّہٗ شَرِیۡکٌ فِی الۡمُلۡکِ وَ خَلَقَ کُلَّ شَیۡءٍ فَقَدَّرَہٗ تَقۡدِیۡرًا ﴿۲﴾
Allaziee lahoe moelkoes samaawaatie wal ardie wa lam yattaghiez waladaw wa lam yakoel lahoe sharieekoen fielmoelkie wa ghalaqa koella shai'ien faqaddarahoe taqdieeraa
25:2 (Allah is) Degene aan wie het koninkrijk van de hemelen en de aarde toebehoort. Hij heeft zich geen zoon genomen, noch heeft Hij een partner in het koninkrijk. Hij heeft alles geschapen en heeft alles op maat gemaakt. (Notitie: zie 54:49 m.b.t. alles op maat gemaakt.)
وَ اتَّخَذُوۡا مِنۡ دُوۡنِہٖۤ اٰلِہَۃً لَّا یَخۡلُقُوۡنَ شَیۡئًا وَّ ہُمۡ یُخۡلَقُوۡنَ وَ لَا یَمۡلِکُوۡنَ لِاَنۡفُسِہِمۡ ضَرًّا وَّ لَا نَفۡعًا وَّ لَا یَمۡلِکُوۡنَ مَوۡتًا وَّ لَا حَیٰوۃً وَّ لَا نُشُوۡرًا ﴿۳﴾
Wattaghazoe mien doeniehieee aaliehatal laa yaghloeqoena shai'aw wa hoem yoeghlaqoena wa laa yamliekoena lie anfoesiehiem darraw wa laa naf'aw wa laa yamliekoena mawtaw wa laa hayaataw wa laa noeshoeraa
25:3 Ondanks dat hebben ze naast Hem afgoden genomen. Ze (de afgoden) hebben niets geschapen, maar ze zijn zelf geschapen. Noch kunnen ze zichzelf schaden toebrengen, noch enig voordeel. Noch hebben ze enig invloed op de dood, het leven en op de wederopstanding. (Notitie: De criteria of iets een godheid is, zijn: het scheppen van leven, het ontnemen daarvan, dus de dood, en de wederopstanding ervan.)
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡۤا اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّاۤ اِفۡکُۨ افۡتَرٰىہُ وَ اَعَانَہٗ عَلَیۡہِ قَوۡمٌ اٰخَرُوۡنَ ۚۛ فَقَدۡ جَآءُوۡ ظُلۡمًا وَّ زُوۡرًا ۚ﴿۴﴾
Wa qaalal lazieena kafaroeo ien haazaaa iellaaa iefkoenief taraahoe wa a'aanahoe 'alaihie qawmoen aagharoena faqad djaaa'oe zoelmaw wa zoeraa
25:4 En de ongelovigen zeggen: "Dit is niets anders dan een leugen, die hij heeft verzonnen. Een andere volk heeft hem daarbij geholpen." Zonder enige twijfel, ze hebben een misdaad gepleegd en een leugen bedacht!
وَ قَالُوۡۤا اَسَاطِیۡرُ الۡاَوَّلِیۡنَ اکۡتَتَبَہَا فَہِیَ تُمۡلٰی عَلَیۡہِ بُکۡرَۃً وَّ اَصِیۡلًا ﴿۵﴾
Wa qaaloeo asaatieeroel awwalieenak tatabahaa fahieya toemlaa 'alaihie boekrataw wa asieelaa
25:5 En ze zeggen: "Dit zijn fabels van de oude generaties, welke hij heeft opgeschreven. Ze dicteren het hem in de ochtend en in de avond voor." (Notitie: zie ook 16:103.)
قُلۡ اَنۡزَلَہُ الَّذِیۡ یَعۡلَمُ السِّرَّ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ اِنَّہٗ کَانَ غَفُوۡرًا رَّحِیۡمًا ﴿۶﴾
Qoel anzalhoel laziee ya'lamoes sierra fies samaawaatie wal-ard; iennahoe kaana Ghafoerar Rahieemaa
25:6 Zeg: "Hij, Die de geheimen in de hemelen en op aarde kent, heeft het neergezonden. Voorzeker, Hij is Gafoer (de Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe)."
وَ قَالُوۡا مَالِ ہٰذَا الرَّسُوۡلِ یَاۡکُلُ الطَّعَامَ وَ یَمۡشِیۡ فِی الۡاَسۡوَاقِ ؕ لَوۡ لَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡہِ مَلَکٌ فَیَکُوۡنَ مَعَہٗ نَذِیۡرًا ۙ﴿۷﴾
Wa qaaloe maa lie haazar Rasoelie ya'koeloet ta'aama wa yamshiee fiel aswaaq; law laaa oenziela ielaihie malakoen fa yakoena ma'ahoe nazieeraa
25:7 En ze zeggen: "Waarom eet deze boodschapper voedsel en loopt op markten rond? Waarom is er geen (zichtbare) engel naar hem gezonden, zodat hij samen met hem kan waarschuwen?"
اَوۡ یُلۡقٰۤی اِلَیۡہِ کَنۡزٌ اَوۡ تَکُوۡنُ لَہٗ جَنَّۃٌ یَّاۡکُلُ مِنۡہَا ؕ وَ قَالَ الظّٰلِمُوۡنَ اِنۡ تَتَّبِعُوۡنَ اِلَّا رَجُلًا مَّسۡحُوۡرًا ﴿۸﴾
Aw yoelqaaa ielaihie kanzoen aw takoenoe lahoe djannatoey ya'koeloe mienhaa; wa qaalaz zaaliemoena ien tattabie'oena iellaa radjoelan mas hoeraa
25:8 "Of (waarom) is hem geen schat gegeven of een tuin waarvan hij kan eten?" En de misdadigers zeggen (zelfs): "Jullie volgen alleen een bezeten man."
اُنۡظُرۡ کَیۡفَ ضَرَبُوۡا لَکَ الۡاَمۡثَالَ فَضَلُّوۡا فَلَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ سَبِیۡلًا ﴿۹﴾
Oenzoer kaifa daraboe lakal amsaala fadalloe falaa yastatiee'oena sabieelaa
25:9 Zie waar ze jou mee vergelijken. Echter, ze zijn afgedwaald, dus kunnen ze geen weg vinden.
تَبٰرَکَ الَّذِیۡۤ اِنۡ شَآءَ جَعَلَ لَکَ خَیۡرًا مِّنۡ ذٰلِکَ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ ۙ وَ یَجۡعَلۡ لَّکَ قُصُوۡرًا ﴿۰۱﴾
Tabaarakal lazieee ien shaaa'a dja'ala laka ghairan mien zaalieka djannaatien tadjriee mien tahtiehal anhaaroe wa yadj'al laka qoesoeraa
25:10 Gezegend is Hij Die voor jou veel beter dan dat gemaakt kon hebben als Hij het had gewild. (Bijvoorbeeld,) Tuinen waaronder rivieren stromen en Hij kon paleizen voor jou maken.
بَلۡ کَذَّبُوۡا بِالسَّاعَۃِ ۟ وَ اَعۡتَدۡنَا لِمَنۡ کَذَّبَ بِالسَّاعَۃِ سَعِیۡرًا ﴿۱۱﴾
Bal kazzaboe bies Saa'atie wa a'tadnaa lieman kazzaba bies Saa'atie sa'ieeraa
25:11 Nee, ze verwerpen (het bestaan van) het uur (dag des oordeels). Wij hebben voor degenen die het uur verwerpt, een woedende vuur voorbereid.
اِذَا رَاَتۡہُمۡ مِّنۡ مَّکَانٍۭ بَعِیۡدٍ سَمِعُوۡا لَہَا تَغَیُّظًا وَّ زَفِیۡرًا ﴿۲۱﴾
Izaa ra'at hoem mien makaanien ba'ieedien samie'oe lahaa taghaiyoezaw wa zafieeraa
25:12 Wanneer het (vuur) hen van een afstand ziet, zullen ze zijn woede en gebrul horen.
وَ اِذَاۤ اُلۡقُوۡا مِنۡہَا مَکَانًا ضَیِّقًا مُّقَرَّنِیۡنَ دَعَوۡا ہُنَالِکَ ثُبُوۡرًا ﴿۳۱﴾
Wa iezaaa oelqoe mienhaa makaanan daiyieqam moeqar ranieena da'aw hoenaalieka thoeboera
25:13 En wanneer ze geketend aan elkaar in een smalle ruimte daarvan worden gegooid, zullen ze smeken om totale vernietiging (van hunzelf zodat het pijnlijden zal stoppen).
لَا تَدۡعُوا الۡیَوۡمَ ثُبُوۡرًا وَّاحِدًا وَّ ادۡعُوۡا ثُبُوۡرًا کَثِیۡرًا ﴿۴۱﴾
Laa tad'oel yawma thoeboeraw waahiedaw wad'oe thoeboeran kasieeraa
25:14 (Er zal gezegd worden) "Smeek deze dag niet om één vernietiging, maar smeek om meerdere vernietigingen." (Notitie: in het hiernamaals zullen de lichaamsdelen zoals de huid opnieuw worden gemaakt, zodat men de pijn steeds opnieuw ervaart, zie 4:56.)
قُلۡ اَذٰلِکَ خَیۡرٌ اَمۡ جَنَّۃُ الۡخُلۡدِ الَّتِیۡ وُعِدَ الۡمُتَّقُوۡنَ ؕ کَانَتۡ لَہُمۡ جَزَآءً وَّ مَصِیۡرًا ﴿۵۱﴾
Qoel azaalieka ghairoen am djannatoel ghoeldiel latiee woe'iedal moettaqoen; kaanat lahoem djazaaa'aw wa masieeraa
25:15 Zeg: "Is dat beter of is de eeuwige tuin die aan de Moettaqoen (zie 2:2-5) is beloofd, beter? Het is een beloning en de eindbestemming voor hen."
لَہُمۡ فِیۡہَا مَا یَشَآءُوۡنَ خٰلِدِیۡنَ ؕ کَانَ عَلٰی رَبِّکَ وَعۡدًا مَّسۡـُٔوۡلًا ﴿۶۱﴾
Lahoem fieehaa maa yashaaa'oena ghaaliedieen; kaana 'alaa Rabbieka wa'dan mas'oelaa
25:16 "Voor hen is er alles wat ze maar ook wensen en ze zullen er eeuwig in vertoeven. Het is een zelf opgelegde belofte van jouw Heer."
وَ یَوۡمَ یَحۡشُرُہُمۡ وَ مَا یَعۡبُدُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ فَیَقُوۡلُ ءَاَنۡتُمۡ اَضۡلَلۡتُمۡ عِبَادِیۡ ہٰۤؤُلَآءِ اَمۡ ہُمۡ ضَلُّوا السَّبِیۡلَ ﴿۷۱﴾
Wa Yawma yahshoeroehoem wa maa ya'boedoena mien doeniel laahie fa yaqoeloe 'a-antoem adlaltoem 'iebaadiee haaa'oelaaa'ie am hoem dalloes sabieel
25:17 En de dag (des oordeels) waarop Hij hen en degenen die ze naast Allah aanbaden (de bemiddelaars, leiders, etc.), zal verzamelen, zal Hij vragen: "Hebben jullie Mijn dienaren misleid of zijn ze zelf van het (rechte) pad afgedwaald?"
قَالُوۡا سُبۡحٰنَکَ مَا کَانَ یَنۡۢبَغِیۡ لَنَاۤ اَنۡ نَّتَّخِذَ مِنۡ دُوۡنِکَ مِنۡ اَوۡلِیَآءَ وَ لٰکِنۡ مَّتَّعۡتَہُمۡ وَ اٰبَآءَہُمۡ حَتّٰی نَسُوا الذِّکۡرَ ۚ وَ کَانُوۡا قَوۡمًۢا بُوۡرًا ﴿۸۱﴾
Qaaloe Soebhaanaka maa kaana yanbaghiee lanaaa an nattaghieza mien doenieka mien awlieyaaa'a wa laakien matta'tahoem wa aabaaa'ahoem hattaa nasoez ziekra wa kaanoe qawman boeraa
25:18 Ze zullen zeggen: "Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) bent U! We waren niet hoogmoedig om een Auliya (beschermers, helpers, piers, enz.) naast U toe te kennen. U gaf hen en hun voorvaders comfort totdat ze de boodschap vergaten en dus een waardeloos volk werden."
فَقَدۡ کَذَّبُوۡکُمۡ بِمَا تَقُوۡلُوۡنَ ۙ فَمَا تَسۡتَطِیۡعُوۡنَ صَرۡفًا وَّ لَا نَصۡرًا ۚ وَ مَنۡ یَّظۡلِمۡ مِّنۡکُمۡ نُذِقۡہُ عَذَابًا کَبِیۡرًا ﴿۹۱﴾
Faqad kazzaboekoem biemaa taqoeloena famaa tastatiee'oena sarfaw wa laa nasraa; wa may yazliem mien-koem noezieqhoe 'azaaban kabieeraa
25:19 (Allah zal tegen de volgelingen zeggen:) "Zij (de Auliyas) hebben jullie afgestoten voor datgeen wat jullie zeggen. Jullie kunnen dus de straf niet afwenden, noch is er hulp." En (weet dat) wie van jullie een misdaad pleegt, Wij zullen hem een grote straf laten proeven. (Notitie: zie ook 2:166-167, 16:86 m.b.t conversatie tussen Allah, de volgelingen en de bemiddelaars.)
وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنَا قَبۡلَکَ مِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ اِلَّاۤ اِنَّہُمۡ لَیَاۡکُلُوۡنَ الطَّعَامَ وَ یَمۡشُوۡنَ فِی الۡاَسۡوَاقِ ؕ وَ جَعَلۡنَا بَعۡضَکُمۡ لِبَعۡضٍ فِتۡنَۃً ؕ اَتَصۡبِرُوۡنَ ۚ وَ کَانَ رَبُّکَ بَصِیۡرًا ﴿۰۲﴾
Wa maaa arsalnaa qablaka mienal moersalieena iellaaa iennahoem la ya'koeloenat ta'aama wa yamshoena fiel aswaaq; wa dja'alnaa ba'dakoem lieba'dien fietnatan atasbieroen; wa kaana Rabboeka Basieera (18)
25:20 En alle boodschappers die Wij in de generaties voor jou zonden, aten voedsel en liepen op markten rond. En Wij hebben sommige van jullie als een beproeving gemaakt voor anderen, (om te zien) wie van jullie standvastig en geduldig waren. En jullie Heer is Al-Basier (de Alziende). (Notitie: zie ook 6:53.)
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ لَا یَرۡجُوۡنَ لِقَآءَنَا لَوۡ لَاۤ اُنۡزِلَ عَلَیۡنَا الۡمَلٰٓئِکَۃُ اَوۡ نَرٰی رَبَّنَا ؕ لَقَدِ اسۡتَکۡبَرُوۡا فِیۡۤ اَنۡفُسِہِمۡ وَ عَتَوۡ عُتُوًّا کَبِیۡرًا ﴿۱۲﴾
Wa qaalal lazieena laa yardjoena lieqaaa'anaa law laaa oenziela 'alainal malaaa'iekatoe awnaraa Rabbanaa; laqadiestakbaroe fieee anfoesiehiem wa 'ataw 'oetoewwan kabieeraa
25:21 Degenen die niet op de ontmoeting met Ons rekenen, zeggen: "Waarom zijn er geen engelen tot ons neergezonden of waarom zien wij onze Heer niet?" Waarlijk, ze plaatsen zich zelf hoog (hoogmoedig, arrogant) en ze hebben alle grenzen overschreden! (Notitie: zie ook 17:92)
یَوۡمَ یَرَوۡنَ الۡمَلٰٓئِکَۃَ لَا بُشۡرٰی یَوۡمَئِذٍ لِّلۡمُجۡرِمِیۡنَ وَ یَقُوۡلُوۡنَ حِجۡرًا مَّحۡجُوۡرًا ﴿۲۲﴾
Yawma yarawnal malaaa 'iekata laa boeshraa Yawmaizien liel moedjriemieena wa yaqoeloena hiedjran mahdjoeraa
25:22 De dag waarop ze de engelen zien, dan zal er niets goeds voor de misdadigers zijn. Ze (de engelen) zullen zeggen: "Een barrière van verbod!" (Notitie: ze zullen vragen om terug te keren. Echter, alle verzoeken zullen worden afgewezen. Er zal een barrière zijn tussen de wereldse leven en de toestand waarin ze zich bevinden. En alle goede dingen zullen voor hun verboden worden.)
وَ قَدِمۡنَاۤ اِلٰی مَا عَمِلُوۡا مِنۡ عَمَلٍ فَجَعَلۡنٰہُ ہَبَآءً مَّنۡثُوۡرًا ﴿۳۲﴾
Wa qadiemnaaa ielaa maa 'amieloe mien 'amalien fadja'alnaahoehabaaa'an manthoeraa
25:23 En Wij zullen Ons richten tot de daden die ze hebben verricht. Wij zullen het als verspreide stofdeeltjes maken (gezien het niets waard is).
اَصۡحٰبُ الۡجَنَّۃِ یَوۡمَئِذٍ خَیۡرٌ مُّسۡتَقَرًّا وَّ اَحۡسَنُ مَقِیۡلًا ﴿۴۲﴾
As haaboel djannatie yawma'iezien ghairoen moestaqar raw wa ahsanoe maqieela
25:24 Op die Dag zullen de bewoners van het paradijs een betere verblijf- en rustplaats hebben.
وَ یَوۡمَ تَشَقَّقُ السَّمَآءُ بِالۡغَمَامِ وَ نُزِّلَ الۡمَلٰٓئِکَۃُ تَنۡزِیۡلًا ﴿۵۲﴾
Wa Yawma tashaqqaqoes samaaa'oe bielghamaamie wa noezzielal malaaa'iekatoe tanzieela
25:25 (Het is) de dag waarop de hemelen met de wolken zal open splijten en de engelen neer zullen dalen.
اَلۡمُلۡکُ یَوۡمَئِذِۣ الۡحَقُّ لِلرَّحۡمٰنِ ؕ وَ کَانَ یَوۡمًا عَلَی الۡکٰفِرِیۡنَ عَسِیۡرًا ﴿۶۲﴾
Almoelkoe Yawma'iezieniel haqqoe lier Rahmaan; wa kaana Yawman'alal kaafierieena 'asieeraa
25:26 Op die dag zal het oordeel in het koninkrijk alleen bij de meest Barmhartige liggen. Het zal een moeilijke dag voor de ongelovigen zijn.
وَ یَوۡمَ یَعَضُّ الظَّالِمُ عَلٰی یَدَیۡہِ یَقُوۡلُ یٰلَیۡتَنِی اتَّخَذۡتُ مَعَ الرَّسُوۡلِ سَبِیۡلًا ﴿۷۲﴾
Wa Yawma ya'addoez zaaliemoe 'alaa yadaihie yaqoeloe yaa laitaniet taghaztoe ma'ar Rasoelie sabieelaa
25:27 Op die dag zal de misdadiger op zijn handen bijten. Hij zal zeggen: "O had ik maar een weg gekozen samen met de boodschapper!"
یٰوَیۡلَتٰی لَیۡتَنِیۡ لَمۡ اَتَّخِذۡ فُلَانًا خَلِیۡلًا ﴿۸۲﴾
Yaa wailataa laitaniee lam attaghiez foelaanan ghalieelaa
25:28 "Wee mij! Had ik maar diegene (een ongelovige persoon) niet als een vriend genomen!"
لَقَدۡ اَضَلَّنِیۡ عَنِ الذِّکۡرِ بَعۡدَ اِذۡ جَآءَنِیۡ ؕ وَ کَانَ الشَّیۡطٰنُ لِلۡاِنۡسَانِ خَذُوۡلًا ﴿۹۲﴾
Laqad adallaniee 'aniez ziekrie ba'da iez djaaa'aniee; wa kaanash Shaitaanoe liel iensaanie ghazoelaa
25:29 "Waarlijk, hij heeft me doen afdwalen van de herinnering nadat het (de boodschap) tot me was gekomen. De satan is voor de mens iemand die teleurstelling geeft!"
وَ قَالَ الرَّسُوۡلُ یٰرَبِّ اِنَّ قَوۡمِی اتَّخَذُوۡا ہٰذَا الۡقُرۡاٰنَ مَہۡجُوۡرًا ﴿۰۳﴾
Wa qaalar Rasoeloe yaa Rabbie ienna qawmiet taghazoe haazal Qoer'aana mahdjoeraa
25:30 En de boodschapper (Mohammed v.z.m.h.) zei: "O mijn Heer! Voorzeker, mijn volk heeft dit, de Koran, verlaten.
وَ کَذٰلِکَ جَعَلۡنَا لِکُلِّ نَبِیٍّ عَدُوًّا مِّنَ الۡمُجۡرِمِیۡنَ ؕ وَ کَفٰی بِرَبِّکَ ہَادِیًا وَّ نَصِیۡرًا ﴿۱۳﴾
Wa kazaalieka dja'alnaa liekoellie Nabieyyien 'adoewwan mienal moedjriemieen; wa kafaa bie Rabbieka haadieyaw wa nasieeraa
25:31 (De hel is geschapen,) Dus hebben Wij een vijand uit de misdadigers voor elke profeet gemaakt. Echter (weet dat) jou Heer voldoende is voor leiding en hulp.
وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَوۡ لَا نُزِّلَ عَلَیۡہِ الۡقُرۡاٰنُ جُمۡلَۃً وَّاحِدَۃً ۚۛ کَذٰلِکَ ۚۛ لِنُثَبِّتَ بِہٖ فُؤَادَکَ وَ رَتَّلۡنٰہُ تَرۡتِیۡلًا ﴿۲۳﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe law laa noezziela 'alaihiel Qoer'aanoe djoemlataw waahiedah; kazaalieka lienoesabbieta biehiee foe'aadaka wa rattalnaahoe tartieelaa
25:32 En de ongelovigen zeiden: "Waarom is de Koran niet volledig in één keer aan hem neergezonden? Op deze manier hebben Wij jou hart ermee versterkt. En Wij hebben het in fases (gedurende 23 jaar) geopenbaard.
وَ لَا یَاۡتُوۡنَکَ بِمَثَلٍ اِلَّا جِئۡنٰکَ بِالۡحَقِّ وَ اَحۡسَنَ تَفۡسِیۡرًا ﴿۳۳﴾
Wa laa ya'toenaka bie masalien iellaa djie'naaka bielhaqqie wa ahsana tafsieeraa
25:33 Ze komen met vragen naar jou, echter Wij brengen jou de waarheid en de beste uitleg ervoor.
اَلَّذِیۡنَ یُحۡشَرُوۡنَ عَلٰی وُجُوۡہِہِمۡ اِلٰی جَہَنَّمَ ۙ اُولٰٓئِکَ شَرٌّ مَّکَانًا وَّ اَضَلُّ سَبِیۡلًا ﴿۴۳﴾
Allazieena yoehsharoena 'alaa woedjoehiehiem ielaa djahannama oelaaa'ieka sharroen makaanaw wa adalloe sabieelaa
25:34 Degenen die op hun gezichten naar Hel verzameld zullen worden, zullen in de slechtste toestand verkeren en (ze waren) het verst afgedwaald van het (rechte) pad.
وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا مُوۡسَی الۡکِتٰبَ وَ جَعَلۡنَا مَعَہٗۤ اَخَاہُ ہٰرُوۡنَ وَزِیۡرًا ﴿۵۳﴾
Wa laqad aatainaa Moesal Kietaaba wa dja'alnaa ma'ahoeo aghaahoe Haaroena wazieeraa
25:35 En waarlijk! Wij gaven Moesa (Mozes) het boek. Wij kenden hem zijn broer Harun toe als helper.
فَقُلۡنَا اذۡہَبَاۤ اِلَی الۡقَوۡمِ الَّذِیۡنَ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَا ؕ فَدَمَّرۡنٰہُمۡ تَدۡمِیۡرًا ﴿۶۳﴾
Faqoelnaz habaaa ielal qawmiel lazieena kazzaboe bie Aayaatienaa fadammarnaahoem tadmieeraa
25:36 Vervolgens zeiden Wij: "Ga jullie beide naar het volk dat Mijn tekenen heeft verworpen." Daarna hebben Wij hen (het volk) volledig vernietigd.
وَ قَوۡمَ نُوۡحٍ لَّمَّا کَذَّبُوا الرُّسُلَ اَغۡرَقۡنٰہُمۡ وَ جَعَلۡنٰہُمۡ لِلنَّاسِ اٰیَۃً ؕ وَ اَعۡتَدۡنَا لِلظّٰلِمِیۡنَ عَذَابًا اَلِیۡمًا ﴿۷۳﴾
Wa qawma Noehien lammaa kazzaboer Roesoela aghraqnaahoem wa dja'alnaahoem liennaasie Aayataw wa a'tadnaa liezzaaliemieena 'azaaban alieemaa
25:37 En (ook) het volk van Noeh (Noach) (hebben Wij vernietigd) toen ze de boodschappers verwierpen. Wij verdronken hen en maakten hen een teken voor de mensheid. En Wij hebben voor de misdadigers een pijnlijke straf voorbereid! (Notitie: er wordt hier gerefereerd naar boodschappers. Noeh was de enige boodschapper voor zijn volk. Echter, door het verwerpen van zijn boodschap, wordt indirect ook de boodschap van de voorgaande en komende profeten verworpen, omdat die steeds het zelfde is.)
وَّ عَادًا وَّ ثَمُوۡدَا۠ وَ اَصۡحٰبَ الرَّسِّ وَ قُرُوۡنًۢا بَیۡنَ ذٰلِکَ کَثِیۡرًا ﴿۸۳﴾
Wa 'Aadaw wa Samoeda wa As haabar Rassie wa qoeroenan baina zaalieka kathieeraa
25:38 En (ook het volk) Aad, Thamud, de bewoners van Ar-Rass en vele generaties tussen hen.
وَ کُلًّا ضَرَبۡنَا لَہُ الۡاَمۡثَالَ ۫ وَ کُلًّا تَبَّرۡنَا تَتۡبِیۡرًا ﴿۹۳﴾
Wa koellan darabnaa lahoel amsaala wa koellan tabbarnaa tatbieera
25:39 Aan elk van hen gaven Wij de voorbeelden. En elk hebben Wij volledig vernietigd.
وَ لَقَدۡ اَتَوۡا عَلَی الۡقَرۡیَۃِ الَّتِیۡۤ اُمۡطِرَتۡ مَطَرَ السَّوۡءِ ؕ اَفَلَمۡ یَکُوۡنُوۡا یَرَوۡنَہَا ۚ بَلۡ کَانُوۡا لَا یَرۡجُوۡنَ نُشُوۡرًا ﴿۰۴﴾
Wa laqad ataw 'alal qaryatiel latieee oemtierat mataras saw'; afalam yakoenoe yarawnahaa; bal kaanoe laa yardjoena noeshoeraa
25:40 Waarlijk, ze zijn de stad tegen gekomen waarop een kwade regen (stenen) heeft geregend. Zien ze het dan niet? Nee, ze verwachten geen wederopstanding!
وَ اِذَا رَاَوۡکَ اِنۡ یَّتَّخِذُوۡنَکَ اِلَّا ہُزُوًا ؕ اَہٰذَا الَّذِیۡ بَعَثَ اللّٰہُ رَسُوۡلًا ﴿۱۴﴾
Wa iezaa ra awka iey yattaghiezoenaka iellaa hoezoewan ahaazal laziee ba'asal laahoe Rasoelaa
25:41 En wanneer ze jou (Mohammed v.z.m.h.) zien, dan bespotten ze jou: "Is dit degene die Allah heeft gestuurd als boodschapper?"
اِنۡ کَادَ لَیُضِلُّنَا عَنۡ اٰلِہَتِنَا لَوۡ لَاۤ اَنۡ صَبَرۡنَا عَلَیۡہَا ؕ وَ سَوۡفَ یَعۡلَمُوۡنَ حِیۡنَ یَرَوۡنَ الۡعَذَابَ مَنۡ اَضَلُّ سَبِیۡلًا ﴿۲۴﴾
In kaada la yoedielloenaa 'an aaliehatienaa law laaa an sabarnaa 'alaihaa; wa sawfa ya'lamoena hieena yarawnal 'azaaba man adalloe sabieela
25:42 "Hij heeft ons bijna misleid van onze (af)goden als we niet standvastig waren geweest (in het aanbidden) naar hen toe." Spoedig, wanneer ze de straf zullen zien, zal het bekend worden wie ver van het pad is afgedwaald!
اَرَءَیۡتَ مَنِ اتَّخَذَ اِلٰـہَہٗ ہَوٰىہُ ؕ اَفَاَنۡتَ تَکُوۡنُ عَلَیۡہِ وَکِیۡلًا ﴿۳۴﴾
Ara'aita maniet taghaza ielaahahoe hawaahoe afa anta takoenoe 'alaihie wakieelaa
25:43 Heb je degene gezien die zijn eigen verlangens als zijn god neemt? Wil jij dan een bemiddelaar voor hem zijn (op de dag des oordeels)?
اَمۡ تَحۡسَبُ اَنَّ اَکۡثَرَہُمۡ یَسۡمَعُوۡنَ اَوۡ یَعۡقِلُوۡنَ ؕ اِنۡ ہُمۡ اِلَّا کَالۡاَنۡعَامِ بَلۡ ہُمۡ اَضَلُّ سَبِیۡلًا ﴿۴۴﴾
Am tahsaboe anna aksarahoem yasma'oena aw ya'qieloen; ien hoem iellaa kal an'aamie bal hoem adalloe sabieelaa
25:44 Of denk je dat de meesten van hen horen of begrijpen? Ze zijn niets anders dan vee. Nee, zij zijn ver afgedwaald van het pad!
اَلَمۡ تَرَ اِلٰی رَبِّکَ کَیۡفَ مَدَّ الظِّلَّ ۚ وَ لَوۡ شَآءَ لَجَعَلَہٗ سَاکِنًا ۚ ثُمَّ جَعَلۡنَا الشَّمۡسَ عَلَیۡہِ دَلِیۡلًا ﴿۵۴﴾
Alam tara ielaa Rabbieka kaifa maddaz ziella wa law shaaa'a la dja'alahoe saakienan thoemma dja'alnash shamsa 'alaihie dalieelaa
25:45 Zie je niet hoe jouw Heer de schaduwen verlengt? En als Hij het had gewild, dan kon hij het (de schaduwen) stilstaand en de zon als een indicator ervoor hebben gemaakt.
ثُمَّ قَبَضۡنٰہُ اِلَیۡنَا قَبۡضًا یَّسِیۡرًا ﴿۶۴﴾
Thoemma qabadnaahoe ielainaa qabday yasieeraa
25:46 Daarna trekken Wij het geleidelijk naar ons toe.
وَ ہُوَ الَّذِیۡ جَعَلَ لَکُمُ الَّیۡلَ لِبَاسًا وَّ النَّوۡمَ سُبَاتًا وَّ جَعَلَ النَّہَارَ نُشُوۡرًا ﴿۷۴﴾
Wa Hoewal laziee dja'ala lakoemoel laila liebaasaw wannawma soebaataw wa dja'alan nahaara noeshoeraa
25:47 En Hij is het Die voor jullie de nacht als een bedekking heeft gemaakt, de slaap om te rusten en de dag om te herrijzen.
وَ ہُوَ الَّذِیۡۤ اَرۡسَلَ الرِّیٰحَ بُشۡرًۢا بَیۡنَ یَدَیۡ رَحۡمَتِہٖ ۚ وَ اَنۡزَلۡنَا مِنَ السَّمَآءِ مَآءً طَہُوۡرًا ﴿۸۴﴾
Wa Hoewal lazieee arsalar rieyaaha boeshran baina yadai rahmatieh; wa anzalnaa mienas samaaa'ie maaa'an tahoeraa
25:48 Hij is het Die de winden stuurt als een goede aankondiging van Zijn barmhartigheid (regen). Wij zenden pure water vanuit de hemel neer.
لِّنُحۡیَِۧ بِہٖ بَلۡدَۃً مَّیۡتًا وَّ نُسۡقِیَہٗ مِمَّا خَلَقۡنَاۤ اَنۡعَامًا وَّ اَنَاسِیَّ کَثِیۡرًا ﴿۹۴﴾
Lienoehyieya biehiee baldatan maitanw-wa noesqieyahoe miemmaa ghalaqnaaa an'aamaw wa anaasieyya kathieeraa
25:49 Zodat Wij leven geven aan een dood\dor land. En Wij geven daarvan (van het water) te drinken aan vee en vele mensen die Wij schiepen.
وَ لَقَدۡ صَرَّفۡنٰہُ بَیۡنَہُمۡ لِیَذَّکَّرُوۡا ۫ۖ فَاَبٰۤی اَکۡثَرُ النَّاسِ اِلَّا کُفُوۡرًا ﴿۰۵﴾
Wa laqad sarrafnaahoe bainahoem lie yazzakkaroe fa abaaa aksaroen naasie iellaa koefoeraa
25:50 En waarlijk, Wij hebben het (het water) onder hen verspreid zodat ze de barmhartigheid van Allah kunnen gedenken, maar de meeste mensen weigeren (de waarheid) en zijn alleen ondankbaar.
وَ لَوۡ شِئۡنَا لَبَعَثۡنَا فِیۡ کُلِّ قَرۡیَۃٍ نَّذِیۡرًا ﴿۱۵﴾
Wa law shie'naa laba'asnaa fiee koellie qaryatien nazieeraa
25:51 En als Wij het hadden gewild, dan hadden Wij zeker in iedere stad een waarschuwer doen opstaan.
فَلَا تُطِعِ الۡکٰفِرِیۡنَ وَ جَاہِدۡہُمۡ بِہٖ جِہَادًا کَبِیۡرًا ﴿۲۵﴾
Falaa toetie'iel kaafierieena wa djaahiedhoem biehiee djiehaadan kabieeraa
25:52 Dus wees niet gehoorzaam aan de ongelovigen, maar strijd tegen hen ermee (de koran) met een grote strijd.
وَ ہُوَ الَّذِیۡ مَرَجَ الۡبَحۡرَیۡنِ ہٰذَا عَذۡبٌ فُرَاتٌ وَّ ہٰذَا مِلۡحٌ اُجَاجٌ ۚ وَ جَعَلَ بَیۡنَہُمَا بَرۡزَخًا وَّ حِجۡرًا مَّحۡجُوۡرًا ﴿۳۵﴾
Wa Hoewal laziee maradjal bahrainie haazaa 'azboen foeraatoew wa haazaa mielhoen oedjaadj; wa dja'ala bainahoemaa barzaghaw wa hiedjran mahdjoeraa
25:53 En Hij is het die de twee zeeën (soorten water) heeft vrijgelaten, de ene smakelijk en zoet, en de andere zout en bitter. Hij heeft een barrière ertussen gemaakt, een ondoordringbare scheiding (voor beide type waters).
وَ ہُوَ الَّذِیۡ خَلَقَ مِنَ الۡمَآءِ بَشَرًا فَجَعَلَہٗ نَسَبًا وَّ صِہۡرًا ؕ وَ کَانَ رَبُّکَ قَدِیۡرًا ﴿۴۵﴾
Wa Hoewal laziee ghalaqa mienal maaa'ie basharan fa dja'alahoe nasaban wa siehraa; wa kaana Rabboeka Qadieeraa
25:54 En Hij is het Die de mens uit water heeft geschapen, bloedrelaties (familie) en huwelijksrelaties voor hem heeft gemaakt. Jouw Heer is Al-Qadier (Degene Die in staat om alles te kunnen doen).
وَ یَعۡبُدُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ مَا لَا یَنۡفَعُہُمۡ وَ لَا یَضُرُّہُمۡ ؕ وَ کَانَ الۡکَافِرُ عَلٰی رَبِّہٖ ظَہِیۡرًا ﴿۵۵﴾
Wa ya'boedoena mien doeniel laahie maa laa yanfa'oehoem wa laa yadoerroehoem; wa kaanal kaafieroe 'alaa Rabbiehiee zahieeraa
25:55 Echter, ze aanbidden naast Allah iets wat hen geen profijt noch schade kan leveren. De ongelovige helpt (het kwaad) tegen zijn Heer.
وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ اِلَّا مُبَشِّرًا وَّ نَذِیۡرًا ﴿۶۵﴾
Wa maa arsalnaaka iellaa moebashshieraw wa nazieeraa
25:56 Wij hebben jou (Mohammed v.z.m.h.) alleen gestuurd als brenger van goede nieuws (het paradijs) en als een waarschuwer (voor de straf).
قُلۡ مَاۤ اَسۡـَٔلُکُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ اَجۡرٍ اِلَّا مَنۡ شَآءَ اَنۡ یَّتَّخِذَ اِلٰی رَبِّہٖ سَبِیۡلًا ﴿۷۵﴾
Qoel maaa as'aloekoem 'alaihie mien adjrien iellaa man shaaa'a ay yattaghieza ielaa Rabbiehiee sabieelaa
25:57 Zeg: "Ik vraag jullie geen enkel loon ervoor. Het enige wat ik vraag is, voor wie het wil, om de weg naar zijn Heer te nemen."
وَ تَوَکَّلۡ عَلَی الۡحَیِّ الَّذِیۡ لَا یَمُوۡتُ وَ سَبِّحۡ بِحَمۡدِہٖ ؕ وَ کَفٰی بِہٖ بِذُنُوۡبِ عِبَادِہٖ خَبِیۡرَا ﴿۸۵﴾
Wa tawakkal 'alal Haiyiel laziee laa yamoetoe wa sabbieh biehamdieh; wa kafaa biehiee biezoenoebie 'iebaadiehiee ghabieeraa
25:58 Zet jouw vertrouwen in de Al-Hayy (de Eeuwig Levende), Degene Die niet dood gaat. Verheerlijk Hem met lof en dankbetuiging. Hij is voldoende als getuige voor de zondes van Zijn dienaren, (Hij is) Al-Gabier (Degene die op de hoogte is van alles).
ۣالَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ مَا بَیۡنَہُمَا فِیۡ سِتَّۃِ اَیَّامٍ ثُمَّ اسۡتَوٰی عَلَی الۡعَرۡشِ ۚۛ اَلرَّحۡمٰنُ فَسۡـَٔلۡ بِہٖ خَبِیۡرًا ﴿۹۵﴾
Allaziee ghalaqas samaawaatie wal arda wa maa bainahoemaa fiee siettatie aiyaamien thoemma stawaa 'alal 'Arsh; ar Rahmaanoe fas'al biehiee ghabieeraa
25:59 Hij is het die de hemelen, de aarde en wat er ook tussen hen is, in zes dagen heeft geschapen. Vervolgens, Istawa' (steeg) Hij op de troon (op een manier die bij Zijn Majesteit past), de meest Barmhartig. Dus vraag over Hem aan iemand die er kennis over heeft (gelovigen, profeten, mensen met kennis). (Notitie: zie ook 10:3)
وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمُ اسۡجُدُوۡا لِلرَّحۡمٰنِ قَالُوۡا وَ مَا الرَّحۡمٰنُ ٭ اَنَسۡجُدُ لِمَا تَاۡمُرُنَا وَ زَادَہُمۡ نُفُوۡرًا ﴿۰۶﴾
Wa iezaa qieela lahoemoes djoedoe lier Rahmaanie qaaloe wa mar Rahmaanoe 'a nasdjoedoe liemaa ta'moeroenaa wa zaadahoem noefoeraa
25:60 En wanneer er tegen hen (het volgende) wordt gezegd: "Prostreer voor de meest Barmhartige!", dan zeggen ze: "En wie is de meest Barmhartige? Moeten wij prostreren omdat jij het ons beveelt?!" Het vergoot alleen hun afkeer. (Notitie: de Arabieren kende de schepper niet als Ar-Rahmaan, maar wel als Allah. Zie m.b.t. de namen van Allah 17:110. Prostratie/Sajdah Tilawat is vereist.)
تَبٰرَکَ الَّذِیۡ جَعَلَ فِی السَّمَآءِ بُرُوۡجًا وَّ جَعَلَ فِیۡہَا سِرٰجًا وَّ قَمَرًا مُّنِیۡرًا ﴿۱۶﴾
Tabaarakal laziee dja'ala fies samaaa'ie boeroedjaw wa dja'ala fieehaa sieraadjaw wa qamaran moenieeraa
25:61 Gezegend is Hij Die sterrenstelsels in de hemel heeft geplaats met daarin een lamp (zon) en een maan die licht geeft.
وَ ہُوَ الَّذِیۡ جَعَلَ الَّیۡلَ وَ النَّہَارَ خِلۡفَۃً لِّمَنۡ اَرَادَ اَنۡ یَّذَّکَّرَ اَوۡ اَرَادَ شُکُوۡرًا ﴿۲۶﴾
Wa hoewal laziee dja'alal laila wannahaara ghielfatan lieman araada 'ay yazzakkara aw araadaa shoekoeraa
25:62 Hij is het Die de nacht en de dag achter elkaar heeft geplaatst als een tekenen voor wie (Allah) wil gedenken of voor wie dankbaar wil zijn.
وَ عِبَادُ الرَّحۡمٰنِ الَّذِیۡنَ یَمۡشُوۡنَ عَلَی الۡاَرۡضِ ہَوۡنًا وَّ اِذَا خَاطَبَہُمُ الۡجٰہِلُوۡنَ قَالُوۡا سَلٰمًا ﴿۳۶﴾
Wa 'iebaadoer Rahmaaniel lazieena yamshoena 'alal ardie hawnaw wa iezaa ghaata bahoemoel djaahieloena qaaloe salaamaa
25:63 De dienaren van de meest Barmhartige zijn degenen die op de aarde nederig lopen en wanneer de onwetenden (mensen met gebrek aan kennis) hun aanspreken, dan zeggen ze: "Salaam (Vrede)!".
وَ الَّذِیۡنَ یَبِیۡتُوۡنَ لِرَبِّہِمۡ سُجَّدًا وَّ قِیَامًا ﴿۴۶﴾
Wallazieena yabieetoena lie Rabbiehiem soedjdjadaw wa qieyaamaa
25:64 (Dat zijn) degenen die hun nachten prostrerend en staand door brengen voor hun Heer.
وَ الَّذِیۡنَ یَقُوۡلُوۡنَ رَبَّنَا اصۡرِفۡ عَنَّا عَذَابَ جَہَنَّمَ ٭ۖ اِنَّ عَذَابَہَا کَانَ غَرَامًا ﴿۵۶﴾
Wallazieena yaqoeloena Rabbanas rief 'annaa 'azaaba djahannama ienna 'azaabahaa kaana gharaamaa
25:65 (Dat zijn) degenen die zeggen: "Onze Heer! Wend de straf van de hel van ons af. Voorzeker, zijn straf is voortdurend/eeuwig."
اِنَّہَا سَآءَتۡ مُسۡتَقَرًّا وَّ مُقَامًا ﴿۶۶﴾
Innahaa saaa'at moestaqarraw wa moeqaamaa
25:66 "Het is een zeer slechte verblijf- en rustplaats."
وَ الَّذِیۡنَ اِذَاۤ اَنۡفَقُوۡا لَمۡ یُسۡرِفُوۡا وَ لَمۡ یَقۡتُرُوۡا وَ کَانَ بَیۡنَ ذٰلِکَ قَوَامًا ﴿۷۶﴾
Wallazieena iezaaa anfaqoe lam yoesriefoe wa lam yaqtoeroe wa kaana baina zaalieka qawaamaa
25:67 En (dat zijn) degenen die niet overdreven uitgeven en niet gierig zijn, maar daar tussen handelen, dus gemiddeld. (Notitie: zie 17:29 m.b.t. gierigheid en uitgeven.)
وَ الَّذِیۡنَ لَا یَدۡعُوۡنَ مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ وَ لَا یَقۡتُلُوۡنَ النَّفۡسَ الَّتِیۡ حَرَّمَ اللّٰہُ اِلَّا بِالۡحَقِّ وَ لَا یَزۡنُوۡنَ ۚ وَ مَنۡ یَّفۡعَلۡ ذٰلِکَ یَلۡقَ اَثَامًا ﴿۸۶﴾
Wallazieena laa yad'oena ma'al laahie ielaahan aaghara wa laa yaqtoeloenan nafsal latiee harramal laahoe iellaa bielhaqqie wa laa yaznoen; wa may yaf'al zaalieka yalqa 'athaamaa
25:68 En (dat zijn) degenen die geen andere godheid/deïteit naast Allah aanroepen. Noch een 'Nafs' (persoon) doden wat Allah verboden heeft, behalve voor (het nastreven van) gerechtigheid (17:33, 2:178 en 4:92). En die geen onwettige geslachtsgemeenschap plegen. Wie dit (echter allemaal) wel doet, zal worden bestraft.
یُّضٰعَفۡ لَہُ الۡعَذَابُ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ وَ یَخۡلُدۡ فِیۡہٖ مُہَانًا ﴿۹۶﴾
Yoedaa'af lahoel 'azaaboe Yawmal Qieyaamatie wa yaghloed fieehiee moehaanaa
25:69 Op de dag van de wederopstanding zal de straf voor hem verdubbeld worden en zal er voor altijd in verblijven, vernederd.
اِلَّا مَنۡ تَابَ وَ اٰمَنَ وَ عَمِلَ عَمَلًا صَالِحًا فَاُولٰٓئِکَ یُبَدِّلُ اللّٰہُ سَیِّاٰتِہِمۡ حَسَنٰتٍ ؕ وَ کَانَ اللّٰہُ غَفُوۡرًا رَّحِیۡمًا ﴿۰۷﴾
Illaa man taaba wa 'aamana wa 'amiela 'amalan saaliehan fa oelaaa'ieka yoebad dieloel laahoe saiyie aatiehiem hasanaat; wa kaanal laahoe Ghafoerar Rahieemaa
25:70 Behalve voor degene die berouw heeft, gelooft en goede daden verricht. Voor hen (zulke mensen) zal Allah hun slechte daden vervangen door goede daden. Allah is (namelijk) Al-Gafoer (de Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَ مَنۡ تَابَ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَاِنَّہٗ یَتُوۡبُ اِلَی اللّٰہِ مَتَابًا ﴿۱۷﴾
Wa man taaba wa 'amiela saaliehan fa iennahoe yatoeboe ielal laahie mataabaa
25:71 En wie berouw heeft en goede daden verricht, dan voorzeker (zie), hij keert zichzelf in berouw naar Allah toe.
وَ الَّذِیۡنَ لَا یَشۡہَدُوۡنَ الزُّوۡرَ ۙ وَ اِذَا مَرُّوۡا بِاللَّغۡوِ مَرُّوۡا کِرَامًا ﴿۲۷﴾
Wallazieena laa yash hadoenaz zoera wa iezaa marroe biellaghwie marroe kieraamaa
25:72 (En de dienaren van Allah) zijn degenen die geen valse getuigenis afleggen. Wanneer ze nutteloosheid zien, nemen ze er op een waardige manier afstand van.
وَ الَّذِیۡنَ اِذَا ذُکِّرُوۡا بِاٰیٰتِ رَبِّہِمۡ لَمۡ یَخِرُّوۡا عَلَیۡہَا صُمًّا وَّ عُمۡیَانًا ﴿۳۷﴾
Wallazieena iezaa zoekkieroe bie Aayaatie Rabbiehiem lam yaghierroe 'alaihaa soemmaw wa'oemyaanaa
25:73 En (dat zijn) degenen die niet doof en blind zijn voor de Ayah (verzen/tekenen) van hun Heer wanneer ze eraan herinnert worden.
وَ الَّذِیۡنَ یَقُوۡلُوۡنَ رَبَّنَا ہَبۡ لَنَا مِنۡ اَزۡوَاجِنَا وَ ذُرِّیّٰتِنَا قُرَّۃَ اَعۡیُنٍ وَّ اجۡعَلۡنَا لِلۡمُتَّقِیۡنَ اِمَامًا ﴿۴۷﴾
Wallazieena yaqoeloena Rabbanaa hab lanaa mien azwaadjienaa wa zoerrieyaatienaa qoerrata a'yoeniew wadj 'alnaa lielmoettaqieena Imaamaa
25:74 En degenen die zeggen: "Onze Heer! Geef ons, van onze vrouwen en van onze nakomenlingen, kinderen die het rechte pad bewandelen (maak ons trots). En maak ons als voorbeeld voor de Moettaqoens (zie 2:2-5)."
اُولٰٓئِکَ یُجۡزَوۡنَ الۡغُرۡفَۃَ بِمَا صَبَرُوۡا وَ یُلَقَّوۡنَ فِیۡہَا تَحِیَّۃً وَّ سَلٰمًا ﴿۵۷﴾
Oelaaa'ieka yoedjzawnal ghoerfata biemaa sabaroe wa yoelaqqawna fieehaa tahieyyataw wa salaamaa
25:75 Dat zijn degenen die beloont zullen worden voor hun standvastigheid en geduld met hoge paleizen. Ze zullen daar verwelkomd worden met eervolle begroeting en vrede.
خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ حَسُنَتۡ مُسۡتَقَرًّا وَّ مُقَامًا ﴿۶۷﴾
ghaaliedieena fieehaa; hasoenat moestaqarraw wa moeqaamaa
25:76 Ze zullen daar eeuwig in vertoeven. Zeer uitstekend is het verblijf- en de rustplaats!
قُلۡ مَا یَعۡبَؤُا بِکُمۡ رَبِّیۡ لَوۡ لَا دُعَآؤُکُمۡ ۚ فَقَدۡ کَذَّبۡتُمۡ فَسَوۡفَ یَکُوۡنُ لِزَامًا ﴿۷۷﴾
Qoel maa ya'ba'oe biekoem Rabbiee law laa doe'aaa'oekoem faqad kazzabtoem fasawfa yakoenoe liezaamaa
25:77 Zeg: "Mijn Heer zal niet om jullie druk maken, indien jullie hem niet aanroepen. Echter, waarlijk, jullie hebben het (de boodschap) verworpen dus spoedig zal het onvermijdelijke komen."