اِذَا وَقَعَتِ الۡوَاقِعَۃُ ۙ﴿۱﴾
Izaa waqa'atiel waaqie'ah
56:1 Op het moment dat de gebeurtenis plaats vindt, (Notitie: Er wordt hier gerefereerd naar de dag des oordeels.)
لَیۡسَ لِوَقۡعَتِہَا کَاذِبَۃٌ ۘ﴿۲﴾
Laisa liewaq'atiehaa kaaziebah
56:2 dan is er op (de dag van) de gebeurtenis geen ontkenning. (Notitie: Er is geen leugen op die dag, noch kan de waarheid verdraaid worden).
خَافِضَۃٌ رَّافِعَۃٌ ۙ﴿۳﴾
ghafiedatoer raafie'ah
56:3 Het zal naar beneden brengen en verhogen. (Notitie: het zal statussen verhogen en verlagen.)
اِذَا رُجَّتِ الۡاَرۡضُ رَجًّا ۙ﴿۴﴾
Izaa roedjdjatiel ardoe radjdjaa
56:4 (Het is het moment) Wanneer de aarde heftig zal worden geschud,
وَّ بُسَّتِ الۡجِبَالُ بَسًّا ۙ﴿۵﴾
Wa boessatiel djiebaaloe bassaa
56:5 en de bergen verbrijzeld worden, afgebrokkeld op een vreselijke wijze.
فَکَانَتۡ ہَبَآءً مُّنۡۢبَثًّا ۙ﴿۶﴾
Fakaanat habaaa'am moembassaa
56:6 Ze worden stofdeeltjes die zich verspreiden.
وَّ کُنۡتُمۡ اَزۡوَاجًا ثَلٰثَۃً ؕ﴿۷﴾
Wa koentoem azwaadjan salaasah
56:7 En jullie zullen verdeeld zijn in drie groepen.
فَاَصۡحٰبُ الۡمَیۡمَنَۃِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡمَیۡمَنَۃِ ؕ﴿۸﴾
Fa as haaboel maimanatie maaa as haaboel maimanah
56:8 De aanwezigen aan de rechterzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de rechterzijde?
وَ اَصۡحٰبُ الۡمَشۡـَٔمَۃِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡمَشۡـَٔمَۃِ ؕ﴿۹﴾
Wa as haaboel mash'amatie maaa as haaboel mash'amah
56:9 De aanwezigen aan de linkerzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de linkerzijde?
وَ السّٰبِقُوۡنَ السّٰبِقُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Wassaabieqoenas saabieqoen
56:10 En de voorste groep, (dat zijn degenen) die het eerste waren in het verrichten van goede daden.
اُولٰٓئِکَ الۡمُقَرَّبُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Oelaaa'iekal moeqarraboen
56:11 Dat zijn degenen die dichtbij (Allah) zijn,
فِیۡ جَنّٰتِ النَّعِیۡمِ ﴿۲۱﴾
Fiee djannaatien Na'ieem
56:12 in tuinen van gelukzaligheid.
ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Soellatoem mienal awwalieen
56:13 Veel van hen zijn afkomstig uit de vroegere generaties,
وَ قَلِیۡلٌ مِّنَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Wa qalieeloem mienal aa ghierieen
56:14 en weinig uit de toekomstige generaties.
عَلٰی سُرُرٍ مَّوۡضُوۡنَۃٍ ﴿۵۱﴾
'Alaa soeroeriem mawdoenah
56:15 (Zittend) op tronen gedecoreerd met goud,
مُّتَّکِـِٕیۡنَ عَلَیۡہَا مُتَقٰبِلِیۡنَ ﴿۶۱﴾
Moettakie'ieena 'alaihaa moetaqabielieen
56:16 erop leunend, naar elkaar toegekeerd.
یَطُوۡفُ عَلَیۡہِمۡ وِلۡدَانٌ مُّخَلَّدُوۡنَ ﴿۷۱﴾
Yatoefoe 'alaihiem wieldaa noem moeghalladoen
56:17 Er zullen jongens (voor bediening) onder hen rondgaan die niet ouder worden,
بِاَکۡوَابٍ وَّ اَبَارِیۡقَ ۬ۙ وَ کَاۡسٍ مِّنۡ مَّعِیۡنٍ ﴿۸۱﴾
Bie akwaabiew wa abaarieeq, wa kaasiem miem ma'ieen
56:18 met bekers, kannen en een beker (met de inhoud) van een fontein.
لَّا یُصَدَّعُوۡنَ عَنۡہَا وَ لَا یُنۡزِفُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Laa yoesadda'oena 'anhaa wa laa yoenziefoen
56:19 Ze zullen er geen kater\hoofdpijn van krijgen, noch zullen ze er dronken van worden.
وَ فَاکِہَۃٍ مِّمَّا یَتَخَیَّرُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa faakiehatiem miemmaa yataghaiyaroen
56:20 En (de jongens zullen) met (allerlei soorten) fruit (rondgaan) waaruit ze kunnen kiezen.
وَ لَحۡمِ طَیۡرٍ مِّمَّا یَشۡتَہُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Wa lahmie tairiem miemmaa yashtahoen
56:21 En met vlees van gevogelte die ze verlangen.
وَ حُوۡرٌ عِیۡنٌ ﴿۲۲﴾
Wa hoeroen'ieen
56:22 En er zijn paradijsvrouwen met grote mooie ogen.
کَاَمۡثَالِ اللُّؤۡلُؤَ الۡمَکۡنُوۡنِ ﴿۳۲﴾
Ka amsaaliel loe'loe'iel maknoen
56:23 Netalsof ze beschermde parels zijn.
جَزَآءًۢ بِمَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۲﴾
djazaaa'am biemaa kaanoe ya'maloen
56:24 (Dit alles is) Een beloning voor datgeen wat ze deden.
لَا یَسۡمَعُوۡنَ فِیۡہَا لَغۡوًا وَّ لَا تَاۡثِیۡمًا ﴿۵۲﴾
Laa yasma'oena fieehaa laghwaw wa laa taasieemaa
56:25 Ze zullen daar geen nutteloze of zondige gespreken horen.
اِلَّا قِیۡلًا سَلٰمًا سَلٰمًا ﴿۶۲﴾
Illaa qieelan salaaman salaamaa
56:26 Alleen het woord: "Selaam (vrede)."
وَ اَصۡحٰبُ الۡیَمِیۡنِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡیَمِیۡنِ ﴿۷۲﴾
Wa as haaboel yamieenie maaa as haaboel Yamieen
56:27 (Wat betreft) De aanwezigen aan de rechterzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de rechterzijde?
فِیۡ سِدۡرٍ مَّخۡضُوۡدٍ ﴿۸۲﴾
Fiee siedriem maghdoed
56:28 (Zij zullen zich bevinden) tussen de doornloze lotusbomen,
وَّ طَلۡحٍ مَّنۡضُوۡدٍ ﴿۹۲﴾
Wa talhiem mandoed
56:29 en bananen-bomen, die laag op laag bananen bevatten.
وَّ ظِلٍّ مَّمۡدُوۡدٍ ﴿۰۳﴾
Wa zielliem mamdoed
56:30 En lange schaduwen,
وَّ مَآءٍ مَّسۡکُوۡبٍ ﴿۱۳﴾
Wa maaa'iem maskoeb
56:31 en stromend water,
وَّ فَاکِہَۃٍ کَثِیۡرَۃٍ ﴿۲۳﴾
Wa faakiehatien kasieerah
56:32 en een overvloed aan vruchten,
لَّا مَقۡطُوۡعَۃٍ وَّ لَا مَمۡنُوۡعَۃٍ ﴿۳۳﴾
Laa maqtoe'atiew wa laa mamnoe'ah
56:33 die niet gebonden zijn aan seizoenen of die niet verboden zijn.
وَّ فُرُشٍ مَّرۡفُوۡعَۃٍ ﴿۴۳﴾
Wa foeroeshiem marfoe'ah
56:34 En hoge banken.
اِنَّاۤ اَنۡشَاۡنٰہُنَّ اِنۡشَآءً ﴿۵۳﴾
Innaaa anshaanaahoenna ienshaaa'aa
56:35 Wij maakten hen tot een (nieuwe) schepping. (Notitie: hier wordt indirect de paradijs vrouwen beschreven. Deze hebben geen ouders, dus zijn ze als een nieuwe schepping.)
فَجَعَلۡنٰہُنَّ اَبۡکَارًا ﴿۶۳﴾
Fadja'alnaahoenna abkaaraa
56:36 en Wij hebben hen onaangeraakt\maagd gemaakt.
عُرُبًا اَتۡرَابًا ﴿۷۳﴾
'Oeroeban atraabaa
56:37 met liefde toegewijd (aan haar partner) en "Taraaba" (gelijk in leeftijd).
لِّاَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۸۳﴾
Lie as haabiel yamieen
56:38 De aanwezigen aan de rechterkant,
ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۹۳﴾
Soellatoem mienal awwa lieen
56:39 zijn afkomstig uit de vroegere generaties,
وَ ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۰۴﴾
Wa soellatoem mienal aaghierieen
56:40 en uit de toekomstige generaties.
وَ اَصۡحٰبُ الشِّمَالِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الشِّمَالِ ﴿۱۴﴾
Wa as haaboesh shiemaalie maaa as haaboesh shiemaal
56:41 (Wat betreft) De aanwezigen aan de linkerzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de linkerzijde?
فِیۡ سَمُوۡمٍ وَّ حَمِیۡمٍ ﴿۲۴﴾
Fiee samoemiew wa hamieem
56:42 (Ze zullen zich bevinden tussen) verschroeiend vuur en kokend water.
وَّ ظِلٍّ مِّنۡ یَّحۡمُوۡمٍ ﴿۳۴﴾
Wa zielliem miey yahmoem
56:43 En in een schaduw van zwarte rook,
لَّا بَارِدٍ وَّ لَا کَرِیۡمٍ ﴿۴۴﴾
Laa baariediew wa laa karieem
56:44 dat niet verkoelend of aangenaam is.
اِنَّہُمۡ کَانُوۡا قَبۡلَ ذٰلِکَ مُتۡرَفِیۡنَ ﴿۵۴﴾
Innahoem kaanoe qabla zaalieka moetrafieen
56:45 Zeer zeker, ze hadden zich overgeven aan welvaart\rijkdom\luxe,
وَ کَانُوۡا یُصِرُّوۡنَ عَلَی الۡحِنۡثِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۴﴾
Wa kaanoe yoesierroena 'alal hiensiel 'azieem
56:46 en volhardden in de grootste zonde ('Shirk'). (Notitie: zie 4:116.)
وَ کَانُوۡا یَقُوۡلُوۡنَ ۬ۙ اَئِذَا مِتۡنَا وَ کُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَاِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Wa kaanoe yaqoeloena a'iezaa mietnaa wa koennaa toeraabaw wa iezaaman'a-iennaa lamab'oesoen
56:47 En voorheen zeiden ze: "Wanneer we dood zijn en tot stof en botten vergaan, zullen we dan zeker herrijzen?"
اَوَ اٰبَآؤُنَا الۡاَوَّلُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Awa aabaaa'oenal awwaloen
56:48 "En ook onze voorvaders?"
قُلۡ اِنَّ الۡاَوَّلِیۡنَ وَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۹۴﴾
Qoel iennal awwalieena wal aaghierieen
56:49 Zeg: "Zonder enige twijfel, zowel de vroegere als de toekomstige generaties,"
لَمَجۡمُوۡعُوۡنَ ۬ۙ اِلٰی مِیۡقَاتِ یَوۡمٍ مَّعۡلُوۡمٍ ﴿۰۵﴾
Lamadjmoe'oena ielaa mieeqaatie yawmiem ma'loem
56:50 "zullen bijeengebracht worden voor de afspraak op de bekende dag."
ثُمَّ اِنَّکُمۡ اَیُّہَا الضَّآلُّوۡنَ الۡمُکَذِّبُوۡنَ ﴿۱۵﴾
soemma iennakoem ayyoehad daaalloenal moekazzieboen
56:51 "Vervolgens zullen jullie, O afgedwaalden, verwerpers (van de waarheid),"
لَاٰکِلُوۡنَ مِنۡ شَجَرٍ مِّنۡ زَقُّوۡمٍ ﴿۲۵﴾
La aakieloena mien shadja riem mien zaqqoem
56:52 "zeker eten van de 'Zaqqoem' boom."
فَمَالِـُٔوۡنَ مِنۡہَا الۡبُطُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Famaalie'oena mienhal boetoen
56:53 De buiken zullen erdoor worden gevuld,
فَشٰرِبُوۡنَ عَلَیۡہِ مِنَ الۡحَمِیۡمِ ﴿۴۵﴾
Fashaarieboena 'alaihie mienal hamieem
56:54 en ze zullen drinken van het kokend water,
فَشٰرِبُوۡنَ شُرۡبَ الۡہِیۡمِ ﴿۵۵﴾
Fashaarieboena shoerbal hieem
56:55 netzoals dorstige kamelen.
ہٰذَا نُزُلُہُمۡ یَوۡمَ الدِّیۡنِ ﴿۶۵﴾
Haazaa noezoeloehoem yawmad dieen
56:56 Dit is hun ontvangst op de dag des oordeels
نَحۡنُ خَلَقۡنٰکُمۡ فَلَوۡ لَا تُصَدِّقُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Nahnoe ghalaqnaakoem falaw laa toesaddieqoen
56:57 Wij hebben jullie geschapen, waarom accepteren jullie de waarheid niet?
اَفَرَءَیۡتُمۡ مَّا تُمۡنُوۡنَ ﴿۸۵﴾
Afara'aytoem maa toemnoen
56:58 Zien jullie wat jullie uitstoten (ejaculeert/zaadlozing)?
ءَاَنۡتُمۡ تَخۡلُقُوۡنَہٗۤ اَمۡ نَحۡنُ الۡخٰلِقُوۡنَ ﴿۹۵﴾
'A-antoem taghloeqoe nahoeo am nahnoel ghaalieqoen
56:59 Zijn jullie het die het (de baby) creëren of zijn Wij de Schepper (ervan)? (Notitie: zie Allah schenkt kinderen, 42:50.)
نَحۡنُ قَدَّرۡنَا بَیۡنَکُمُ الۡمَوۡتَ وَ مَا نَحۡنُ بِمَسۡبُوۡقِیۡنَ ﴿۰۶﴾
Nahnoe qaddarnaa baina koemoel mawta wa maa nahnoe biemasboeqieen
56:60 Wij hebben de dood aan jullie toegekend en Wij kunnen niet worden tegengehouden.
عَلٰۤی اَنۡ نُّبَدِّلَ اَمۡثَالَکُمۡ وَ نُنۡشِئَکُمۡ فِیۡ مَا لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۶﴾
'Alaaa an noebaddiela amsaalakoem wa noenshie'akoem fiee maa laa ta'lamoen
56:61 Daarmee zullen Wij jullie uiterlijk veranderen en jullie maken tot iets wat jullie niet kennen.
وَ لَقَدۡ عَلِمۡتُمُ النَّشۡاَۃَ الۡاُوۡلٰی فَلَوۡ لَا تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۲۶﴾
Wa laqad 'aliemtoemoen nash atal oelaa falaw laa tazakkaroen
56:62 Zonder enige twijfel, jullie kennen de eerste schepping (van julliezelf), dus waarom trekken jullie daar geen lering uit?
اَفَرَءَیۡتُمۡ مَّا تَحۡرُثُوۡنَ ﴿۳۶﴾
Afara'aytoem maa tahroesoen
56:63 En zien jullie wat jullie zaaien?
ءَاَنۡتُمۡ تَزۡرَعُوۡنَہٗۤ اَمۡ نَحۡنُ الزّٰرِعُوۡنَ ﴿۴۶﴾
'A-antoem tazra'oenahoeo am nahnoez zaarie'oeon
56:64 Doen jullie het groeien of zijn Wij het Die het doen groeien?
لَوۡ نَشَآءُ لَجَعَلۡنٰہُ حُطَامًا فَظَلۡتُمۡ تَفَکَّہُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Law nashaaa'oe ladja'al naahoe hoetaaman fazaltoem tafakkahoen
56:65 Indien Wij het willen dan kunnen Wij het tot puin maken. Vervolgens zullen jullie blijven piekeren,
اِنَّا لَمُغۡرَمُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Innaa lamoeghramoen
56:66 (zeggend:) "Zonder twijfel wij zijn zeker beladen met schulden."
بَلۡ نَحۡنُ مَحۡرُوۡمُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Bal nahnoe mahroemoen
56:67 "Nee, alles is ons ontnomen."
اَفَرَءَیۡتُمُ الۡمَآءَ الَّذِیۡ تَشۡرَبُوۡنَ ﴿۸۶﴾
Afara'aytoemoel maaa'allaziee tashraboen
56:68 Zien jullie het water wat jullie drinken?
ءَاَنۡتُمۡ اَنۡزَلۡتُمُوۡہُ مِنَ الۡمُزۡنِ اَمۡ نَحۡنُ الۡمُنۡزِلُوۡنَ ﴿۹۶﴾
'A-antoem anzaltoemoehoe mienal moeznie am nahnoel moenzieloen
56:69 Zijn jullie het die het uit de wolken neer doen dalen of zijn Wij degenen die dat doen?
لَوۡ نَشَآءُ جَعَلۡنٰہُ اُجَاجًا فَلَوۡ لَا تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Law nashaaa'oe dja'alnaahoe oedjaadjan falaw laa tashkoeroen
56:70 Indien Wij het wilden, dan konden Wij het zoutig maken. Waarom zijn jullie dan niet dankbaar?
اَفَرَءَیۡتُمُ النَّارَ الَّتِیۡ تُوۡرُوۡنَ ﴿۱۷﴾
Afara'aytoemoen naaral latiee toeroen
56:71 Zien jullie het vuur dat jullie aansteken?
ءَاَنۡتُمۡ اَنۡشَاۡتُمۡ شَجَرَتَہَاۤ اَمۡ نَحۡنُ الۡمُنۡشِـُٔوۡنَ ﴿۲۷﴾
'A-antoem anshaatoem shadjaratahaaa am nahnoel moenshie'oen
56:72 Zijn jullie het die zijn brandhout maken of zijn Wij de makers ervan?
نَحۡنُ جَعَلۡنٰہَا تَذۡکِرَۃً وَّ مَتَاعًا لِّلۡمُقۡوِیۡنَ ﴿۳۷﴾
Nahnoe dja'alnaahaa tazkiera taw wa mataa'al lielmoeqwieen
56:73 Wij hebben het gemaakt als een gedenking (van de hel) en als een voorziening voor de bedoeïenen.
فَسَبِّحۡ بِاسۡمِ رَبِّکَ الۡعَظِیۡمِ ﴿۴۷﴾
Fasabbieh biesmie Rabbiekal 'azieem
56:74 Dus Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is de naam van jouw Heer, Al-Aziez (de Al-Machtige).
فَلَاۤ اُقۡسِمُ بِمَوٰقِعِ النُّجُوۡمِ ﴿۵۷﴾
Falaa oeqsiemoe biemaawaa qie'iennoedjoem
56:75 Ik zweer bij de positie van de sterren.
وَ اِنَّہٗ لَقَسَمٌ لَّوۡ تَعۡلَمُوۡنَ عَظِیۡمٌ ﴿۶۷﴾
Wa iennahoe laqasamoel lawta'lamoena'azieem
56:76 En zeer zeker, dat is zeker een zeer grote eed als jullie het beseffen.
اِنَّہٗ لَقُرۡاٰنٌ کَرِیۡمٌ ﴿۷۷﴾
Innahoe la qoeraanoen karieem
56:77 Het is, zonder twijfel, een vrijgevige Koran. (Notitie: vrijgevig in de zin van het geven van informatie m.b.t. het ongeziene, het brengen naar het rechte pad en rust in de harten van de mens.)
فِیۡ کِتٰبٍ مَّکۡنُوۡنٍ ﴿۸۷﴾
Fiee kietaabiem maknoen
56:78 (Neergezonden) Vanuit een boek dat goed is beschermd. (Notitie: Lawh Al-Mahfuz is het boek waarin alles staat vermeld, zie 2:2.)
لَّا یَمَسُّہٗۤ اِلَّا الۡمُطَہَّرُوۡنَ ﴿۹۷﴾
Laa yamassoehoeo iellal moetahharoen
56:79 Niemand raakt het (Lawh Al-Mahfuz) aan behalve degenen die al gezuiverd zijn (de engelen).
تَنۡزِیۡلٌ مِّنۡ رَّبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۰۸﴾
Tanzieeloem mier Rabbiel'aalamieen
56:80 Een openbaring van de Heer van de werelden (van mensen, djiens en engelen).
اَفَبِہٰذَا الۡحَدِیۡثِ اَنۡتُمۡ مُّدۡہِنُوۡنَ ﴿۱۸﴾
Afabiehaazal hadieesie antoem moedhienoen
56:81 Is het dus over deze verklaring (de Koran) waarin jullie verschillen?
وَ تَجۡعَلُوۡنَ رِزۡقَکُمۡ اَنَّکُمۡ تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۲۸﴾
Wa tadj'aloena riezqakoem annakoem toekazzieboen
56:82 Jullie maken de verwerping (van de Koran) als een gewoonte.
فَلَوۡ لَاۤ اِذَا بَلَغَتِ الۡحُلۡقُوۡمَ ﴿۳۸﴾
Falaw laaa iezaa balaghatiel hoelqoem
56:83 Waarom (grijpen jullie) dan (niet in) als het (de ziel) de keel bereikt,
وَ اَنۡتُمۡ حِیۡنَئِذٍ تَنۡظُرُوۡنَ ﴿۴۸﴾
Wa antoem hieena'iezien tanzoeroen
56:84 en jullie op dat moment (alleen) toe kijken,
وَ نَحۡنُ اَقۡرَبُ اِلَیۡہِ مِنۡکُمۡ وَ لٰکِنۡ لَّا تُبۡصِرُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Wa nahnoe aqraboe ielaihie mien-koem wa laakiel laa toebsieroen
56:85 en Wij dichterbij hem zijn dan jullie, maar jullie zien dat niet.
فَلَوۡ لَاۤ اِنۡ کُنۡتُمۡ غَیۡرَ مَدِیۡنِیۡنَ ﴿۶۸﴾
Falaw laaa ien koentoem ghaira madieenieen
56:86 Waarom, indien jullie geloven dat jullie niet zullen worden vergolden (voor de daden),
تَرۡجِعُوۡنَہَاۤ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۷۸﴾
Tardjie'oenahaaa ien koentoem saadieqieen
56:87 brengen jullie het (ziel) niet terug, als jullie gelijk hebben?
فَاَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنَ الۡمُقَرَّبِیۡنَ ﴿۸۸﴾
Fa ammaaa ien kaana mienal moeqarrabieen
56:88 Indien hij behoort tot degenen die dichtbij (Allah) gebracht wordt,
فَرَوۡحٌ وَّ رَیۡحَانٌ ۬ۙ وَّ جَنَّتُ نَعِیۡمٍ ﴿۹۸﴾
Farawhoew wa raihaa noew wa djannatoe na'ieem
56:89 dan (is er voor hem) rust, beloning en een tuin van gelukzaligheid.
وَ اَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنۡ اَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۰۹﴾
Wa ammaaa ien kaana mien as haabiel yamieen
56:90 En indien hij tot de rechterzijde behoort,
فَسَلٰمٌ لَّکَ مِنۡ اَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۱۹﴾
Fasalaamoel laka mien as haabiel yamieen
56:91 dan is er (de begroeting:) "vrede zij met jou" door de aanwezigen aan de rechterzijde.
وَ اَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنَ الۡمُکَذِّبِیۡنَ الضَّآلِّیۡنَ ﴿۲۹﴾
Wa ammaaa ien kaana mienal moekazziebieenad daaallieen
56:92 Maar als hij tot de verwerpers (van de waarheid), de afgedwaalden behoorde,
فَنُزُلٌ مِّنۡ حَمِیۡمٍ ﴿۳۹﴾
Fanoezoeloem mien hamieem
56:93 dan wordt hij verwelkomt door het kokend water,
وَّ تَصۡلِیَۃُ جَحِیۡمٍ ﴿۴۹﴾
Wa taslieyatoe djahieem
56:94 en het branden in de hel.
اِنَّ ہٰذَا لَہُوَ حَقُّ الۡیَقِیۡنِ ﴿۵۹﴾
Inna haaza lahoewa haqqoel yaqieen
56:95 Zeer zeker, dit is zonder twijfel de waarheid.
فَسَبِّحۡ بِاسۡمِ رَبِّکَ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۹﴾
Fasabbieh biesmie rabbiekal 'azieem
56:96 Dus Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is de naam van jouw Heer, Al-Aziem (de meest Magnifieke/Fantastische/Geweldige).
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
سَبَّحَ لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۱﴾
Sabbaha liellaahie maa fiessamaawaatie wal ardie wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
57:1 Alles wat er in de hemelen en op aarde is verklaart de ultieme perfectie van Allah. Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze). (Notitie: zie ook 57:1, 59:1, 61:1 en 62:1).
لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ یُحۡیٖ وَ یُمِیۡتُ ۚ وَ ہُوَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۲﴾
Lahoe moelkoes samaawaatie wal ardie yoehyiee wa yoemieetoe wa Hoewa 'alaa koellie shai'ien Qadieer
57:2 Aan Hem behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Hij geeft leven en veroorzaakt de dood. Hij is over alles Al-Qadier (Degene Die in staat om alles te kunnen bewerkstelligen).
ہُوَ الۡاَوَّلُ وَ الۡاٰخِرُ وَ الظَّاہِرُ وَ الۡبَاطِنُ ۚ وَ ہُوَ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۳﴾
Hoewal Awwaloe wal'Aaghieroe waz Zaahieroe wal Baatienoe wa hoewa biekoellie shai'ien Alieem
57:3 Hij is Al-Awwal (de Eerste, die er ooit was), Al-Aghier (de Laatste, die er ooit zal zijn), Az-Zahieroe (Degene Die zich manifesteerd/openbaar maakt), Al-Batien (Degene Die verborgen is) en over alles Al-Aliem (Al-Wetend) is.
ہُوَ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ فِیۡ سِتَّۃِ اَیَّامٍ ثُمَّ اسۡتَوٰی عَلَی الۡعَرۡشِ ؕ یَعۡلَمُ مَا یَلِجُ فِی الۡاَرۡضِ وَ مَا یَخۡرُجُ مِنۡہَا وَ مَا یَنۡزِلُ مِنَ السَّمَآءِ وَ مَا یَعۡرُجُ فِیۡہَا ؕ وَ ہُوَ مَعَکُمۡ اَیۡنَ مَا کُنۡتُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۴﴾
Hoewal laziee ghalaqas samaawaatie wal arda fiee siettatie ayyaamien soemmas tawaa 'alal 'Arsh; ya'lamoe maa yaliedjoe fielardie wa maa yaghroedjoe mienhaa wa maa yanzieloe mienas samaaa'ie wa maa ya'roedjoe fieeha wa Hoewa ma'akoem ayna maa koentoem; wallaahoe biemaa ta'maloena Basieer
57:4 Hij is Degenen Die de hemelen heeft geschapen en de aarde in zes dagen heeft gemaakt. Vervolgens, 'Istawa' (steeg) Hij op de troon (op een manier die bij Zijn Majesteit past). Hij weet wat de aarde ingaat en wat eruit voortkomt. En wat er uit de hemel neerdaalt (op de aarde) en wat er vanaf opstijgt. Hij is met jullie waar jullie ook zijn. Allah is Al-Basier (de Alziende) over alles wat jullie doen.
لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ تُرۡجَعُ الۡاُمُوۡرُ ﴿۵﴾
Lahoe moelkoes samaawaatie wal ard; wa ielal laahie toerdja'oel oemoer
57:5 Aan Hem behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Tot Allah zullen alle kwesties terugkeren.
یُوۡلِجُ الَّیۡلَ فِی النَّہَارِ وَ یُوۡلِجُ النَّہَارَ فِی الَّیۡلِ ؕ وَ ہُوَ عَلِیۡمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوۡرِ ﴿۶﴾
Yoeliedjoel laila fien nahaarie wa yoeliedjoen nahaara fiel lail; wa Hoewa 'Alieemoem biezaaties soedoer
57:6 Hij doet de nacht in de dag overgaan en doet de dag in de nacht overgaan. Hij is Al-wetend over datgeen wat in de harten is.
اٰمِنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ وَ اَنۡفِقُوۡا مِمَّا جَعَلَکُمۡ مُّسۡتَخۡلَفِیۡنَ فِیۡہِ ؕ فَالَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مِنۡکُمۡ وَ اَنۡفَقُوۡا لَہُمۡ اَجۡرٌ کَبِیۡرٌ ﴿۷﴾
Aaamienoe biellaahie wa Rasoeliehiee wa anfieqoe miemmaa dja'alakoem moestagh lafieena fieehie fallazieena aamanoe mien-koem wa anfaqoe lahoem adjroen kabieer
57:7 Geloof in Allah en Zijn boodschapper. Geef uit van datgeen waarvan Hij jullie als opvolgers heeft aangesteld. Voor degenen die geloven en uitgeven (op Allah's weg) is er een grote beloning.
وَ مَا لَکُمۡ لَا تُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ ۚ وَ الرَّسُوۡلُ یَدۡعُوۡکُمۡ لِتُؤۡمِنُوۡا بِرَبِّکُمۡ وَ قَدۡ اَخَذَ مِیۡثَاقَکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸﴾
Wa maa lakoem laa toe'mienoena biellaahie war Rasoeloe yad'oekoem lie toe'mienoe bie Rabbiekoem wa qad aghaza mieesaaqakoem ien koentoem moe'mienieen
57:8 Waarom zouden jullie niet in Allah geloven als jullie gelovig zijn, aangezien dat de boodschapper jullie oproept om in jullie Heer te geloven en hij met jullie een verbond heeft gesloten? (Notitie: welk verbond?)
ہُوَ الَّذِیۡ یُنَزِّلُ عَلٰی عَبۡدِہٖۤ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ لِّیُخۡرِجَکُمۡ مِّنَ الظُّلُمٰتِ اِلَی النُّوۡرِ ؕ وَ اِنَّ اللّٰہَ بِکُمۡ لَرَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۹﴾
Hoewal laziee yoenazzieloe 'alaa 'abdiehieee Aayaatiem baiyienaatiel lieyoeghriedjakoem mienaz zoeloemaatie ielan noer; wa iennal laaha biekoem la Ra'oefoer Rahieem
57:9 Het is Hij Die duidelijke 'Ayahs' (verzen, bewijzen) neerzendt op Zijn dienaar, zodat Hij jullie van het duisternis naar het licht kan brengen. Zeer zeker, Allah is voor jullie Raoef (het meest Vriendelijk), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).
وَ مَا لَکُمۡ اَلَّا تُنۡفِقُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ لِلّٰہِ مِیۡرَاثُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ لَا یَسۡتَوِیۡ مِنۡکُمۡ مَّنۡ اَنۡفَقَ مِنۡ قَبۡلِ الۡفَتۡحِ وَ قٰتَلَ ؕ اُولٰٓئِکَ اَعۡظَمُ دَرَجَۃً مِّنَ الَّذِیۡنَ اَنۡفَقُوۡا مِنۡۢ بَعۡدُ وَ قٰتَلُوۡا ؕ وَ کُلًّا وَّعَدَ اللّٰہُ الۡحُسۡنٰی ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ خَبِیۡرٌ ﴿۰۱﴾
Wa maa lakoem allaa toenfieqoe fiee sabieeliel laahie wa liellaahie mieeraasoes samaawaatie wal-ard; laa yastawiee mien-koem man anfaqa mien qabliel fat-hie wa qaatal; oelaaa'ieka a'zamoe daradjatam mienal lazieena anfaqoe mien ba'doe wa qaataloe; wa koellaw wa'ad allaahoel hoesnaa; wallaahoe biemaa ta'maloena ghabieer
57:10 Waarom geven jullie niet uit op de weg van Allah? Terwijl (jullie weten dat) de erfenis van de hemelen en de aarde aan Allah toebehoort. Degenen die uitgaven en vochten voor dat de overwinning bereikt was, zijn niet gelijk (aan anderen). Ze zijn hoger in graad dan degenen die daarna uitgaven en vochten. Echter, aan allen heeft Allah het beste beloofd. Allah is bekend met alles (Al-Gabier) over datgeen wat jullie doen.
مَنۡ ذَا الَّذِیۡ یُقۡرِضُ اللّٰہَ قَرۡضًا حَسَنًا فَیُضٰعِفَہٗ لَہٗ وَ لَہٗۤ اَجۡرٌ کَرِیۡمٌ ﴿۱۱﴾
Man zal laziee yoeqriedoel laaha qardan hasanan fa yoedaa'iefahoe lahoe wa lahoeo adjroen karieem
57:11 Wie is degenen die aan Allah een goede lening geeft, zodat Hij het voor hem zal vermenigvuldigen en dat er voor hem een gewaardeerde (kareem) beloning is?
یَوۡمَ تَرَی الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ الۡمُؤۡمِنٰتِ یَسۡعٰی نُوۡرُہُمۡ بَیۡنَ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ بِاَیۡمَانِہِمۡ بُشۡرٰىکُمُ الۡیَوۡمَ جَنّٰتٌ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ ذٰلِکَ ہُوَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۲۱﴾
Yawma taral moe'mienieena walmoe'mienaatie yas'aa noeroehoem baina aydieehiem wa bie aymaaniehiem boeshraakoemoel yawma djannaatoen tadjriee mien tahtiehal anhaaroe ghaaliedieena fieeha; zaalieka hoewal fawzoel 'azieem
57:12 Op die dag zul je de gelovige mannen en vrouwen zien rennen met hun licht voor hen en aan hun rechterzijde. (Er zal tegen hen gezegd worden:) "Goed nieuws voor jullie! (Op) Deze dag, (zijn er voor jullie) tuinen waar rivieren onder stromen, erin blijvend voor altijd. Dat is een groot succes."
یَوۡمَ یَقُوۡلُ الۡمُنٰفِقُوۡنَ وَ الۡمُنٰفِقٰتُ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوا انۡظُرُوۡنَا نَقۡتَبِسۡ مِنۡ نُّوۡرِکُمۡ ۚ قِیۡلَ ارۡجِعُوۡا وَرَآءَکُمۡ فَالۡتَمِسُوۡا نُوۡرًا ؕ فَضُرِبَ بَیۡنَہُمۡ بِسُوۡرٍ لَّہٗ بَابٌ ؕ بَاطِنُہٗ فِیۡہِ الرَّحۡمَۃُ وَ ظَاہِرُہٗ مِنۡ قِبَلِہِ الۡعَذَابُ ﴿۳۱﴾
Yawma yaqoeloel moenaafieqoena walmoenaafieqaatoe liel lazieena aamanoe oenzoeroenaa naqtabies mien noeriekoem qieelardjie'oe waraaa'akoem faltamiesoe noeran fadoerieba bainahoem biesoeriel lahoe baaboen, baatienoehoe fieehier rahmatoe wa zaahieroehoe mien qiebaliehie-'azaab
57:13 Op die dag zal de hypocriete mannen en vrouwen tegen de gelovigen zeggen: "Wacht op ons! Zodat we iets van jullie licht kunnen verkrijgen. Er zal worden gezegd: "Ga naar achteren terug en zoek (zelf jullie) licht." Vervolgens, zal er tussen hen een muur met een poort komen. Aan de binnenzijde (rechterkant van de muur) is er barmhartigheid, maar aan de buitenkant is er straf.
یُنَادُوۡنَہُمۡ اَلَمۡ نَکُنۡ مَّعَکُمۡ ؕ قَالُوۡا بَلٰی وَ لٰکِنَّکُمۡ فَتَنۡتُمۡ اَنۡفُسَکُمۡ وَ تَرَبَّصۡتُمۡ وَ ارۡتَبۡتُمۡ وَ غَرَّتۡکُمُ الۡاَمَانِیُّ حَتّٰی جَآءَ اَمۡرُ اللّٰہِ وَ غَرَّکُمۡ بِاللّٰہِ الۡغَرُوۡرُ ﴿۴۱﴾
Yoenaadoenahoem alam nakoem ma'akoem qaaloe balaa wa laakiennakoem fatantoem anfoesakoem wa tarabbastoem wartabtoem wa gharratkoemoel amaanieyyoe hatta djaaa'a amroel laahie wa gharrakoem biellaahiel gharoer
57:14 Ze (de hypocrieten) zullen hen roepen: "Behoorden wij niet tot jullie?" Ze zullen antwoorden: "Ja, maar jullie hebben julliezelf verleid, jullie wachtten en twijfelden (om jezelf over te geven). En jullie verlangens heeft jullie bedrogen totdat het bevel (de dood) van Allah kwam. De bedrieger (de satan) heeft jullie bedrogen."
فَالۡیَوۡمَ لَا یُؤۡخَذُ مِنۡکُمۡ فِدۡیَۃٌ وَّ لَا مِنَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ؕ مَاۡوٰىکُمُ النَّارُ ؕ ہِیَ مَوۡلٰىکُمۡ ؕ وَ بِئۡسَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۵۱﴾
Fal Yawma laa yoe'ghazoe mien-koem fiedyatoew wa laa mienal lazieena kafaroe; ma'waakoemoen Naaroe hieya maw laakoem wa bie'sal masieer
57:15 "Vandaag wordt er geen enkel losgeld van jullie (hypocrieten) geaccepteerd en ook niet van degenen die niet geloofden. Jullie verblijfplaats is het vuur. Het is jullie beschermer. Jullie bestemming is zeer ellendig."
اَلَمۡ یَاۡنِ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡ تَخۡشَعَ قُلُوۡبُہُمۡ لِذِکۡرِ اللّٰہِ وَ مَا نَزَلَ مِنَ الۡحَقِّ ۙ وَ لَا یَکُوۡنُوۡا کَالَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ مِنۡ قَبۡلُ فَطَالَ عَلَیۡہِمُ الۡاَمَدُ فَقَسَتۡ قُلُوۡبُہُمۡ ؕ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Alam ya'nie liel lazieena aamanoeo an taghsha'a qoeloeboehoem lieziekriel laahie wa maa nazala mienal haqqie wa laa yakoenoe kallazieena oetoel Kietaaba mien qabloe fataala 'alaihiemoel amadoe faqasat qoeloeboehoem wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:16 Is de tijd nog niet gekomen dat de harten van de gelovigen nederig worden om Allah te gedenken door de waarheid wat nedeer is gedaald? Zodat ze niet worden als degenen die de het boek al eerder kregen. Voor hen werd het termijn te lang, zodat hun harten hard werden. Veel van hen werden (daardoor) provocerend ongehoorzaam.
اِعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ یُحۡیِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ قَدۡ بَیَّنَّا لَکُمُ الۡاٰیٰتِ لَعَلَّکُمۡ تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۷۱﴾
I'lamoeo annal laaha yoehyiel arda ba'da mawtiehaa; qad baiyannaa lakoemoel Aayaatie la'allakoem ta'qieloen
57:17 Weet dat Allah leven geven aan de aarde nadat het dood is. Wij maken de tekenen duidelijk zodat jullie het kunnen begrijpen.
اِنَّ الۡمُصَّدِّقِیۡنَ وَ الۡمُصَّدِّقٰتِ وَ اَقۡرَضُوا اللّٰہَ قَرۡضًا حَسَنًا یُّضٰعَفُ لَہُمۡ وَ لَہُمۡ اَجۡرٌ کَرِیۡمٌ ﴿۸۱﴾
Innal moessaddieqieena wal moessaddieqaatie wa aqradoel laaha qardan hassanay yoedaa'afoe lahoem wa lahoem adjroen karieem
57:18 De mannen en vrouwen die aalmoezen geven en die voor (de weg van) Allah een goede lening verschaffen, het zal voor hen worden vermenigvuldigd. Voor hen is er een gewaardeerde (kareem) beloning.
وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رُسُلِہٖۤ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الصِّدِّیۡقُوۡنَ ٭ۖ وَ الشُّہَدَآءُ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ؕ لَہُمۡ اَجۡرُہُمۡ وَ نُوۡرُہُمۡ ؕ وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ الۡجَحِیۡمِ ﴿۹۱﴾
Wallazieena aamanoe biellaahie wa Roesoeliehieee oelaaa'ieka hoemoes sieddieeqoen; wash shoehadaaa'oe 'ienda Rabbiehiem lahoem adjroehoem wa noeroehoem; wallazieena kafaroe wa kazzaboe bie aayaatienaaa oelaaa'ieka As haaboel djahieem
57:19 Degenen die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zij zijn degenen die streven naar de waarheid en (zullen) getuigen bij hun Heer. Zij krijgen hun beloning en hun licht. Echter, degenen die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zij zijn de bewoners van het vuur.
اِعۡلَمُوۡۤا اَنَّمَا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا لَعِبٌ وَّ لَہۡوٌ وَّ زِیۡنَۃٌ وَّ تَفَاخُرٌۢ بَیۡنَکُمۡ وَ تَکَاثُرٌ فِی الۡاَمۡوَالِ وَ الۡاَوۡلَادِ ؕ کَمَثَلِ غَیۡثٍ اَعۡجَبَ الۡکُفَّارَ نَبَاتُہٗ ثُمَّ یَہِیۡجُ فَتَرٰىہُ مُصۡفَرًّا ثُمَّ یَکُوۡنُ حُطَامًا ؕ وَ فِی الۡاٰخِرَۃِ عَذَابٌ شَدِیۡدٌ ۙ وَّ مَغۡفِرَۃٌ مِّنَ اللّٰہِ وَ رِضۡوَانٌ ؕ وَ مَا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَاۤ اِلَّا مَتَاعُ الۡغُرُوۡرِ ﴿۰۲﴾
I'lamoeo annamal hayaa toed doenyaa la'ieboew wa lahwoew wa zieenatoew wa tafaaghoeroem bainakoem wa takaasoeroen fiel amwaalie wal awlaad, kamasalie ghaisien a'djabal koeffaara nabaatoehoe soemma yahieedjoe fataraahoe moesfaaran soemma yakoenoe hoetaamaa; wa fiel aaghieratie 'azaaboen shadieedoew wa magh fieratoem mienal laahie wa riedwaan; wa mal haiyaa toeddoen yaaa iellaa mataa'oel ghoeroer
57:20 Weet dat het leven van deze wereld is gebaseerd op spelen, vermaak, praalvertoon aan elkaar, opschepperij tussen elkaar, en op een wedstrijd in het vermeerderen van rijkdom en van kinderen. Het is te vergelijken met vegetatie/beplanting waarop regen valt, die groeit en de boeren blij maakt. Vervolgens, verdroogt het en je ziet het geel en daarna tot dorre boel worden. (Wat betreft) het hiernamaals, daar is een (eeuwige) zware straf, vergiffenis van Allah en (eeuwig) plezier. Het wereldse leven is alleen een (tijdelijke) genot dat misleidt.
سَابِقُوۡۤا اِلٰی مَغۡفِرَۃٍ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ وَ جَنَّۃٍ عَرۡضُہَا کَعَرۡضِ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ ۙ اُعِدَّتۡ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رُسُلِہٖ ؕ ذٰلِکَ فَضۡلُ اللّٰہِ یُؤۡتِیۡہِ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ ذُو الۡفَضۡلِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۱۲﴾
Saabieqoeo ielaa maghfieratiem mier Rabbiekoem wa djannatien 'ardoehaa ka-'ardies samaaa'ie wal ardie oe'ieddat liellazieena aamanoe biellaahie wa Roesoelieh; zaalieka fadloel laahie yoe'tieehie may yashaaa'; wal laahoe zoel fadliel 'azieem
57:21 Ren naar de vergiffenis van jullie Heer en naar een tuin die net zo breed is als de breedte tussen de hemelen en de aarde. Gemaakt voor degenen die in Allah en in Zijn boodschapper geloven. Dat is de beloning van Allah. Hij geeft aan wie hij wil. Allah is de bezitter van de grootste beloning.
مَاۤ اَصَابَ مِنۡ مُّصِیۡبَۃٍ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَا فِیۡۤ اَنۡفُسِکُمۡ اِلَّا فِیۡ کِتٰبٍ مِّنۡ قَبۡلِ اَنۡ نَّبۡرَاَہَا ؕ اِنَّ ذٰلِکَ عَلَی اللّٰہِ یَسِیۡرٌ ﴿۲۲﴾
Maaa asaaba mien moesieebatien fiel ardie wa laa fieee anfoesiekoem iellaa fiee kietaabiem mien qablie an nabra ahaa; iennaa zaalieka 'alal laahie yasieer
57:22 Elke ramp op aarde en in julliezelf stond al geregistreerd voordat Wij het tot uitvoering brengen. Zonder twijfel dat (de uitvoering) is makkelijk voor Allah.
لِّکَیۡلَا تَاۡسَوۡا عَلٰی مَا فَاتَکُمۡ وَ لَا تَفۡرَحُوۡا بِمَاۤ اٰتٰىکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یُحِبُّ کُلَّ مُخۡتَالٍ فَخُوۡرِۣ ﴿۳۲﴾
Liekailaa ta'saw 'alaa maa faatakoem wa laa tafrahoe biemaaa aataakoem; wallaahoe laa yoehiebboe koella moeghtaalien faghoer
57:23 Zodat jullie niet treuren of jezelf verheugen over datgeen wat jullie is voorgevallen. (Weet dat) Allah niet van opscheppers houdt,
الَّذِیۡنَ یَبۡخَلُوۡنَ وَ یَاۡمُرُوۡنَ النَّاسَ بِالۡبُخۡلِ ؕ وَ مَنۡ یَّتَوَلَّ فَاِنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡغَنِیُّ الۡحَمِیۡدُ ﴿۴۲﴾
Allazieeena yabghaloena wa yaamoeroenan naasa biel boeghl; wa may yatawalla fa iennal laaha Hoewal Ghanieyyoel Hamieed
57:24 (en ook niet van) degenen die gierig zijn en die mensen aansporen om gierig te zijn. Wie zich afkeert (van het rechte pad) dan zeer zeker, Allah, Hij is Al-Ghanie (degene die niets nodig heeft. Hij is Degene die volledig onafhankelijk is en de hele schepping is afhankelijk van Zijn rijkdom. Hij heeft geen hulp van iets of iemand nodig, maar iedereen heeft Hem nodig), en Al-Hamied (de Bezitter van alle dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden).
لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا رُسُلَنَا بِالۡبَیِّنٰتِ وَ اَنۡزَلۡنَا مَعَہُمُ الۡکِتٰبَ وَ الۡمِیۡزَانَ لِیَقُوۡمَ النَّاسُ بِالۡقِسۡطِ ۚ وَ اَنۡزَلۡنَا الۡحَدِیۡدَ فِیۡہِ بَاۡسٌ شَدِیۡدٌ وَّ مَنَافِعُ لِلنَّاسِ وَ لِیَعۡلَمَ اللّٰہُ مَنۡ یَّنۡصُرُہٗ وَ رُسُلَہٗ بِالۡغَیۡبِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ قَوِیٌّ عَزِیۡزٌ ﴿۵۲﴾
Laqad arsalnaa Roesoelanaa bielbaiyienaatie wa anzalnaa ma'ahoemoel Kietaaba wal Mieezaana lieyaqoeman naasoe bielqiest, wa anzalnal hadieeda fieehie baasoen shadieedoew wa manaafie'oe liennaasie wa lieya'lamal laahoe may yansoeroehoe wa Roesoelahoe bielghaib; iennal laaha Qawieyyoen 'Azieez
57:25 Waarlijk, Wij stuurden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen, het boek, en het evenwicht zodat ze rechtvaardigheid kunnen vestigen tussen de mensen. Wij zonden ijzer (vanuit de hemel op de aarde) neer, waarin enorme strijdkracht en voordelen voor mensen zijn, (dit heeft Allah gedaan) zodat Allah het duidelijk maakt, wie Hem en Zijn boodschappers helpen vanuit het ongeziene. Waarlijk, Allah is Al-Qawiy (Degene Die boven alle beperkingen staat. Zijn kracht is oppermachtig, onbeperkt en onuitputtelijk), Al-Aziz (Al-machtig).
وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا نُوۡحًا وَّ اِبۡرٰہِیۡمَ وَ جَعَلۡنَا فِیۡ ذُرِّیَّتِہِمَا النُّبُوَّۃَ وَ الۡکِتٰبَ فَمِنۡہُمۡ مُّہۡتَدٍ ۚ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Wa laqad arsalnaa Noehaw wa Ibraahieema wa dja'alnaa fiee zoerrieyyatiehieman noeboewwata wal Kietaaba famienhoem moehtad; wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:26 Zonder twijfel, Wij stuurden Noeh (Noach) en Ibrahiem. Wij kenden het profeetschap en het boek toe aan hun nageslachten. Onder hen waren er (mensen en djiens) die geleid waren, maar de meeste van hen waren provocerend ongehoorzaam.
ثُمَّ قَفَّیۡنَا عَلٰۤی اٰثَارِہِمۡ بِرُسُلِنَا وَ قَفَّیۡنَا بِعِیۡسَی ابۡنِ مَرۡیَمَ وَ اٰتَیۡنٰہُ الۡاِنۡجِیۡلَ ۬ۙ وَ جَعَلۡنَا فِیۡ قُلُوۡبِ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡہُ رَاۡفَۃً وَّ رَحۡمَۃً ؕ وَ رَہۡبَانِیَّۃَۨ ابۡتَدَعُوۡہَا مَا کَتَبۡنٰہَا عَلَیۡہِمۡ اِلَّا ابۡتِغَآءَ رِضۡوَانِ اللّٰہِ فَمَا رَعَوۡہَا حَقَّ رِعَایَتِہَا ۚ فَاٰتَیۡنَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مِنۡہُمۡ اَجۡرَہُمۡ ۚ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Soemma qaffainaa 'alaa aasaariehiem bie Roesoelienaa wa qaffainaa bie 'Eesab nie Maryama wa aatainaahoel Indjieela wa dja'alnaa fiee qoeloebiel lazieenat taba'oehoe ra'fataw wa rahmatanw rahbaanieyyatan iebtada'oeha maa katabnaahaa 'alaihiem iellab tieghaaa'a riedwaaniel laahie famaa ra'awhaa haqqa rie'aayatiehaa; fa aatainal lazieena aamanoe mienhoem adjrahoem; wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:27 Vervolgens, stuurden Wij in hun voetsporen Onze boodschappers, gevolgd met Isa (Jezus) zoon van Maryam (Maria). Wij gaven hem (Isa) de Indjiel (Evangelie). Wij plaatsten in de harten van degenen die hem (Isa) volgden, liefde en barmhartigheid. Echter, het kloosterleven hebben Wij hen niet voorgeschreven, ze hebben het (zelf) ingevoerd ('Bidah'/vernieuwing) om Allah's tevredenheid te zoeken. Maar ze kwamen het (het evenwicht naar rechtvaardigheid\de regels van Allah) niet goed na. Dus gaven Wij aan de gelovigen onder hen, hun beloning. Maar de meeste van hen waren provocerend ongehoorzaam.
یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اٰمِنُوۡا بِرَسُوۡلِہٖ یُؤۡتِکُمۡ کِفۡلَیۡنِ مِنۡ رَّحۡمَتِہٖ وَ یَجۡعَلۡ لَّکُمۡ نُوۡرًا تَمۡشُوۡنَ بِہٖ وَ یَغۡفِرۡ لَکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۸۲﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamaanoet taqoellaaha wa aamienoe bie Rasoeliehiee yoe'tiekoem kieflainie mier rahmatiehiee wa yadj'al lakoem noeran tamshoena biehiee wa yaghfier lakoem; wallaahoe Ghafoeroer Rahieem
57:28 O gelovigen! Vrees Allah en geloof in Zijn boodschapper (Mohammed v.z.m.h.). Hij zal jullie het dubbele hoeveelheid van Zijn barmhartigheid geven. Hij zal voor jullie een licht maken waarmee jullie zullen lopen. Hij zal jullie vergeven. Allah is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (Degenen die zeer Barmhartig is voor de gelovigen).
لِّئَلَّا یَعۡلَمَ اَہۡلُ الۡکِتٰبِ اَلَّا یَقۡدِرُوۡنَ عَلٰی شَیۡءٍ مِّنۡ فَضۡلِ اللّٰہِ وَ اَنَّ الۡفَضۡلَ بِیَدِ اللّٰہِ یُؤۡتِیۡہِ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ ذُو الۡفَضۡلِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۹۲﴾
Lie'alla ya'lama Ahloel kietaabie allaa yaqdieroena 'alaa shai'ien mien fadliel laahie wa annal fadla bie Yadiel laahie yoe'tieehie may yashaaa'; wallaahoe Zoel fadieliel 'azieem (27)
57:29 Dit is omdat de mensen van het boek kunnen weten dat ze geen enkele macht hebben over Allah's beloning. En dat de beloning (dus) in Allah's hand ligt. Hij geeft het aan wie Hij wil. Allah is de bezitter van de meest magnifieke/fantastische/geweldige beloningen.
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)