قَالَ فَمَا خَطۡبُکُمۡ اَیُّہَا الۡمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۱۳﴾
Qaala famaa ghatboekoem ayyoehal moersaloen
51:31 Hij (Ibrahiem) zei: "Wat is dan jullie opdracht, boodschappers?"

قَالُوۡۤا اِنَّاۤ اُرۡسِلۡنَاۤ اِلٰی قَوۡمٍ مُّجۡرِمِیۡنَ ﴿۲۳﴾
Qaaloeo iennaaa oersielnaaa ielaa qawmiem moedjriemieen
51:32 Ze zeiden: "Wij zijn gezonden voor een misdadig volk,"

لِنُرۡسِلَ عَلَیۡہِمۡ حِجَارَۃً مِّنۡ طِیۡنٍ ﴿۳۳﴾
Lienoersiela 'alaihiem hiedjaa ratam mien tieen
51:33 "om stenen van klei op hen te gooien."

مُّسَوَّمَۃً عِنۡدَ رَبِّکَ لِلۡمُسۡرِفِیۡنَ ﴿۴۳﴾
Moesawwamatan 'ienda rabbieka lielmoesriefieen
51:34 "Deze (stenen) zijn gemarkeerd (met hun namen) door jullie Heer."

فَاَخۡرَجۡنَا مَنۡ کَانَ فِیۡہَا مِنَ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۵۳﴾
Fa aghradjnaa man kaana fieehaa mienal moe'mienieen
51:35 Vervolgens lieten Wij (Allah) de gelovigen weggaan die daar (in de stad) waren.

فَمَا وَجَدۡنَا فِیۡہَا غَیۡرَ بَیۡتٍ مِّنَ الۡمُسۡلِمِیۡنَ ﴿۶۳﴾
Famaa wadjadnaa fieehaa ghaira baitiem mienal moesliemieen
51:36 Echter, Wij troffen alleen één huis aan die zich had overgegeven (aan Allah).

وَ تَرَکۡنَا فِیۡہَاۤ اٰیَۃً لِّلَّذِیۡنَ یَخَافُوۡنَ الۡعَذَابَ الۡاَلِیۡمَ ﴿۷۳﴾
Wa taraknaa fieehaaa aayatal liellazieena yaghaafoenal 'azaabal alieem
51:37 Wij hebben voor degenen die de pijnlijke straf vrezen een teken daar (in de vernietigde stad) achter gelaten.

وَ فِیۡ مُوۡسٰۤی اِذۡ اَرۡسَلۡنٰہُ اِلٰی فِرۡعَوۡنَ بِسُلۡطٰنٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۸۳﴾
Wa fiee Moesaaa iez arsalnaahoe ielaa Fier'awna biesoeltaa niem moebieen
51:38 (Wij gaven ook tekens) aan Moesa, toen Wij hem stuurde naar Farao met een duidelijke autoriteit/gezag/zeggenschap.

فَتَوَلّٰی بِرُکۡنِہٖ وَ قَالَ سٰحِرٌ اَوۡ مَجۡنُوۡنٌ ﴿۹۳﴾
Fatawalla bieroekniehiee wa qaala saahieroen aw madjnoen
51:39 Maar hij (Farao) en zijn aanhangers keerden zich ervan af en zeiden: "(Hij is) Een magiër of een dwaas."

فَاَخَذۡنٰہُ وَ جُنُوۡدَہٗ فَنَبَذۡنٰہُمۡ فِی الۡیَمِّ وَ ہُوَ مُلِیۡمٌ ﴿۰۴﴾
Fa aghaznaahoe wa djoenoe dahoe fanabaznaahoem fiel yammie wa hoewa moelieem
51:40 Dus grepen Wij (Allah) hem en zijn leger en wierpen hen in de zee. Toen kreeg Hij (pas) schuldbesef.

وَ فِیۡ عَادٍ اِذۡ اَرۡسَلۡنَا عَلَیۡہِمُ الرِّیۡحَ الۡعَقِیۡمَ ﴿۱۴﴾
Wa fiee 'Aadien iez arsalnaa 'alaihiemoer rieehal'aqieem
51:41 En ook aan het volk Aad (gaven Wij tekens), voordat Wij de storm/tornado/verwoestende wind tegen hen stuurden.

مَا تَذَرُ مِنۡ شَیۡءٍ اَتَتۡ عَلَیۡہِ اِلَّا جَعَلَتۡہُ کَالرَّمِیۡمِ ﴿۲۴﴾
Maa tazaroe mien shai'ien atat 'alaihie iellaa dja'alat hoe karramieem
51:42 Het spaarde niets wat het tegen kwam, en liet alles in stukken achter.

وَ فِیۡ ثَمُوۡدَ اِذۡ قِیۡلَ لَہُمۡ تَمَتَّعُوۡا حَتّٰی حِیۡنٍ ﴿۳۴﴾
Wa fiee Samoeda iez qieela lahoem tamatta''oe hattaa hieen
51:43 En ook aan het volk Thamoed (gaven Wij tekens), voordat er tegen hen werd gezegd: "Geniet voor een tijdje."

فَعَتَوۡا عَنۡ اَمۡرِ رَبِّہِمۡ فَاَخَذَتۡہُمُ الصّٰعِقَۃُ وَ ہُمۡ یَنۡظُرُوۡنَ ﴿۴۴﴾
Fa'ataw 'an amrie Rabbiehiem fa aghazat hoemoes saa'ieqatoe wa hoem yanzoeroen
51:44 Zij provocereden tegen datgeen wat hun Heer heeft voorgeschreven, dus greep de bliksem hen, terwijl ze toekeken.

فَمَا اسۡتَطَاعُوۡا مِنۡ قِیَامٍ وَّ مَا کَانُوۡا مُنۡتَصِرِیۡنَ ﴿۵۴﴾
Famas tataa'oe mien qieyaamiew wa maa kaanoe moentasierieen
51:45 Vervolgens konden ze niet staan, noch konden ze zichzelf helpen.

وَ قَوۡمَ نُوۡحٍ مِّنۡ قَبۡلُ ؕ اِنَّہُمۡ کَانُوۡا قَوۡمًا فٰسِقِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Wa qawma Noehiem mien qabloe iennahoem kaano qawman faasieqieen
51:46 En ook aan het volk van Noeh (gaven Wij tekens) ervoor (voordat ze bestraft werden). Zonder twijfel, ze waren een ongehoorzaam provocerend volk.

وَ السَّمَآءَ بَنَیۡنٰہَا بِاَیۡىدٍ وَّ اِنَّا لَمُوۡسِعُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Wassamaaa'a banainaa haa bie aydiew wa iennaa lamoesie'oen
51:47 En (ook een teken is) de hemel, Wij hebben het stevig gebouwd en Wij zijn Degenen die het doet expanderen.

وَ الۡاَرۡضَ فَرَشۡنٰہَا فَنِعۡمَ الۡمٰہِدُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Wal arda farashnaahaa fanie'mal maahiedoen
51:48 En (ook) de aarde (is een teken). Wij hebben het verspreid. Hoe perfect is de spreiding.

وَ مِنۡ کُلِّ شَیۡءٍ خَلَقۡنَا زَوۡجَیۡنِ لَعَلَّکُمۡ تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۹۴﴾
Wa mien koellie shai'ien ghalaqnaa zawdjainie la'allakoem tazakkaroen
51:49 En alles hebben Wij in paren gemaakt. Zodat jullie (Allah) kunnen gedenken.

فَفِرُّوۡۤا اِلَی اللّٰہِ ؕ اِنِّیۡ لَکُمۡ مِّنۡہُ نَذِیۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۰۵﴾
Fafierroeo ielal laahie ienniee lakoem mienhoe nazieeroem moebieen
51:50 Dus haas je tot Allah. Zonder twijfel, ik (Mohammed v.z.m.h.) ben voor jullie een duidelijke waarschuwer van Hem.

وَ لَا تَجۡعَلُوۡا مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ ؕ اِنِّیۡ لَکُمۡ مِّنۡہُ نَذِیۡرٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۱۵﴾
Wa laa tadj'aloe ma'al laahie ielaahan aaghara ienniee lakoem mienhoe nazieeroem moebieen
51:51 En creëer geen andere goden naast Allah. Zonder twijfel, ik (Mohammed v.z.m.h.) ben voor jullie een duidelijke waarschuwer van Hem.

کَذٰلِکَ مَاۤ اَتَی الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ مِّنۡ رَّسُوۡلٍ اِلَّا قَالُوۡا سَاحِرٌ اَوۡ مَجۡنُوۡنٌ ﴿۲۵﴾
Kazaalieka maaa atal lazieena mien qabliehiem mier Rasoelien iellaa qaaloe saahieroen aw madjnoen
51:52 Zo ook was het bij de generaties voor hen, er kwam een boodschapper en ze zeiden: "Een magiër of een dwaas!"

اَتَوَاصَوۡا بِہٖ ۚ بَلۡ ہُمۡ قَوۡمٌ طَاغُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Atawaasaw bieh; bal hoem qawmoen taaghoen
51:53 Hebben ze (de oude generaties) het (hun woorden) aan hen (de Arabieren) verstuurd? Nee, (het komt omdat) ze een ongehoorzame volk zijn.

فَتَوَلَّ عَنۡہُمۡ فَمَاۤ اَنۡتَ بِمَلُوۡمٍ ﴿۴۵﴾
Fatawalla 'anhoem famaaa anta biemaloem
51:54 Dus keer je van hen af. Op jou (Mohammed v.z.m.h.) rust geen schuld.

وَّ ذَکِّرۡ فَاِنَّ الذِّکۡرٰی تَنۡفَعُ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۵۵﴾
Wa zakkier fa iennaz ziekraa tanfa'oel moe'mienieen
51:55 En herinner ermee. Zonder twijfel, de herinnering helpt de gelovigen.

وَ مَا خَلَقۡتُ الۡجِنَّ وَ الۡاِنۡسَ اِلَّا لِیَعۡبُدُوۡنِ ﴿۶۵﴾
Wa maa ghalaqtoel djienna wal iensa iellaa lieya'boedoen
51:56 Ik heb de djien en de mens alleen geschapen om Mij (Allah) te aanbidden.

مَاۤ اُرِیۡدُ مِنۡہُمۡ مِّنۡ رِّزۡقٍ وَّ مَاۤ اُرِیۡدُ اَنۡ یُّطۡعِمُوۡنِ ﴿۷۵﴾
Maaa oerieedoe mienhoem mier riezqiew wa maaa oerieedoe anyyoet'iemoen
51:57 Ik wil/verlang geen enkel voorziening van hen, noch wil/verlang ik dat ze (anderen) voeden ter wille van Mij. (Notitie: Allah is de enige die geen voeding nuttigt, Hij is namelijk niet afhankelijk van iets, 20:132. Het geven van zakaat en het voeden van armen is een zuiveringsprocess voor jezelf.)

اِنَّ اللّٰہَ ہُوَ الرَّزَّاقُ ذُو الۡقُوَّۃِ الۡمَتِیۡنُ ﴿۸۵﴾
Innal laaha Hoewar Razzaaqoe Zoel Qoewwatiel Matieen
51:58 Zonder enige twijfel, Allah, Hij is Al-Razaaq (De Voorziener van alles en iedereen), De Bezitter van alle macht, De Sterkste.

فَاِنَّ لِلَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا ذَنُوۡبًا مِّثۡلَ ذَنُوۡبِ اَصۡحٰبِہِمۡ فَلَا یَسۡتَعۡجِلُوۡنِ ﴿۹۵﴾
Fa ienna liellazieena zalamoe zanoebam miesla zanoebie ashaabiehiem falaa yasta'djieloen
51:59 Dus voor degenen die misdaden begaan is er een deel net zoals de deel van hun (vroegere) bewoners. Dus laat hen Mij niet vragen om het (de straf) te verhaasten.

فَوَیۡلٌ لِّلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ یَّوۡمِہِمُ الَّذِیۡ یُوۡعَدُوۡنَ ﴿۰۶﴾
Fawailoel liellazieena kafaroe miey yawmiehiemoel laziee yoe'adoen
51:60 Dus wee hen die niet in hun dag geloven, dat hun beloofd is.

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
وَ الطُّوۡرِ ۙ﴿۱﴾
Wat-Toer
52:1 Bij de berg, (Notitie: Allah zweert op basis van deze en de volgende objecten.)

وَ کِتٰبٍ مَّسۡطُوۡرٍ ۙ﴿۲﴾
Wa kietaabiem mastoer
52:2 en bij het boek (Lawh Al-Mahfuz) dat is geschreven,

فِیۡ رَقٍّ مَّنۡشُوۡرٍ ۙ﴿۳﴾
Fiee raqqiem manshoer
52:3 op uitgerold perkament,

وَّ الۡبَیۡتِ الۡمَعۡمُوۡرِ ۙ﴿۴﴾
Wal baitiel ma'moer
52:4 en bij het meest bezochte huis (de Kabah),

وَ السَّقۡفِ الۡمَرۡفُوۡعِ ۙ﴿۵﴾
Wassaqfiel marfoe'
52:5 en bij het dak (hemel) dat hoog opgeheven is,

وَ الۡبَحۡرِ الۡمَسۡجُوۡرِ ۙ﴿۶﴾
Wal bahriel masdjoer
52:6 en bij de brandende zee,

اِنَّ عَذَابَ رَبِّکَ لَوَاقِعٌ ۙ﴿۷﴾
Inna 'azaaba Rabbieka lawaaqie'
52:7 zonder enige twijfel de straf van jouw (Mohammed v.z.m.h.) Heer zal zich zeker voordoen.

مَّا لَہٗ مِنۡ دَافِعٍ ۙ﴿۸﴾
Maa lahoe mien daafie'
52:8 Er is niemand die het tegen kan houden.

یَّوۡمَ تَمُوۡرُ السَّمَآءُ مَوۡرًا ۙ﴿۹﴾
Yawma tamoeroes samaaa'oe mawraa
52:9 (Het is) de dag waarop de hemel zal beven,

وَّ تَسِیۡرُ الۡجِبَالُ سَیۡرًا ﴿۰۱﴾
Wa tasieeroel djiebaaloe sairaa
52:10 en de bergen zullen worden bewogen met (een krachtige) beweging.

فَوَیۡلٌ یَّوۡمَئِذٍ لِّلۡمُکَذِّبِیۡنَ ﴿۱۱﴾
Fawailoey yawma 'ieziel liel moekaazziebieen
52:11 Dan op die dag, wee (verdriet op) hen die (de waarheid) verwierpen,

الَّذِیۡنَ ہُمۡ فِیۡ خَوۡضٍ یَّلۡعَبُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Allazieena hoem fiee ghawdiey yal'aboen
52:12 die zich vermaakte met (hun hoogmoedige) tegen argumenten.

یَوۡمَ یُدَعُّوۡنَ اِلٰی نَارِ جَہَنَّمَ دَعًّا ﴿۳۱﴾
Yawma yoeda'-'oena ielaa naarie djahannama da'-'aa
52:13 (Op die) dag zullen ze hardhandig worden geduwd in het vuur van de hel.

ہٰذِہِ النَّارُ الَّتِیۡ کُنۡتُمۡ بِہَا تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Haaziehien naaroel latiee koentoem biehaa toekazzieboen
52:14 (Er zal worden gezegd:) "Dit is het vuur, waar jullie het bestaan van ontkende."

اَفَسِحۡرٌ ہٰذَاۤ اَمۡ اَنۡتُمۡ لَا تُبۡصِرُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Afasiehroen haazaaaa am antoem laa toebsieroen
52:15 "Is dit dan magie of zien jullie het niet?"

اِصۡلَوۡہَا فَاصۡبِرُوۡۤا اَوۡ لَا تَصۡبِرُوۡا ۚ سَوَآءٌ عَلَیۡکُمۡ ؕ اِنَّمَا تُجۡزَوۡنَ مَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Islawhaa fasbieroeo aw laa tasbieroe sawaaa'oen 'alaikoem iennamaa toedjzawna maa koentoem ta'maloen
52:16 "Brand erin! Wees geduldig of niet, het maakt niets uit voor jullie (wat jullie ook doen). Jullie worden alleen gecompenseerd voordat geen wat jullie deden."

اِنَّ الۡمُتَّقِیۡنَ فِیۡ جَنّٰتٍ وَّ نَعِیۡمٍ ﴿۷۱﴾
Innal moettaqieena fiee djannaatiew wa na'ieem
52:17 Zonder twijfel, de Moetaqoens zullen zich bevinden in de tuinen van gelukzaligheid.

فٰکِہِیۡنَ بِمَاۤ اٰتٰہُمۡ رَبُّہُمۡ ۚ وَ وَقٰہُمۡ رَبُّہُمۡ عَذَابَ الۡجَحِیۡمِ ﴿۸۱﴾
Faakiehieena biemaaa aataahoem rabboehoem wa waqaahoem rabboehoem 'azaabal djahieem
52:18 Genietend van datgeen wat hun Heer hen heeft gegeven. Hun Heer heeft hen beschermd voor de straf van de hel.

کُلُوۡا وَ اشۡرَبُوۡا ہَنِیۡٓـًٔۢا بِمَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Koeloe washraboe hanieee 'am biemaa koentoem ta'maloen
52:19 (Er zal worden gezegd:) "Eet en drink met voldoening, dit is voor datgeen wat jullie deden."

مُتَّکِئِیۡنَ عَلٰی سُرُرٍ مَّصۡفُوۡفَۃٍ ۚ وَ زَوَّجۡنٰہُمۡ بِحُوۡرٍ عِیۡنٍ ﴿۰۲﴾
Moettakie'ieena 'alaa soeroeriem masfoefatiew wa zawwadj naahoem biehoerien 'ieen
52:20 Leunden op tronen, die naast elkaar staan. En Wij zullen hen huwen met de paradijsvrouwen die grote ogen hebben.

وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ اتَّبَعَتۡہُمۡ ذُرِّیَّتُہُمۡ بِاِیۡمَانٍ اَلۡحَقۡنَا بِہِمۡ ذُرِّیَّتَہُمۡ وَ مَاۤ اَلَتۡنٰہُمۡ مِّنۡ عَمَلِہِمۡ مِّنۡ شَیۡءٍ ؕ کُلُّ امۡرِیًٔۢ بِمَا کَسَبَ رَہِیۡنٌ ﴿۱۲﴾
Wallazieena aamanoe wattaba'at hoem zoerrieyyatoehoem bieieemaanien alhaqnaa biehiem zoerrieyyatahoem wa maaa alatnaahoem mien 'amaliehiem mien shai'; koelloem rie'iem biemaa kasaba rahieen
52:21 Wij zullen de gelovigen verenigen met hun nakomelingen die hen in de geloofsovertuiging volgden. Wij zullen hun daden in geen enkel opzichte doen verloren gaan. Elk mens is een onderpand voordatgeen hij heeft verdiend.

وَ اَمۡدَدۡنٰہُمۡ بِفَاکِہَۃٍ وَّ لَحۡمٍ مِّمَّا یَشۡتَہُوۡنَ ﴿۲۲﴾
Wa amdadnaahoem biefaa kiehatiew wa lahmiem miemmaa yashtahoen
52:22 Wij zullen hen voorzien van fruit en vlees die ze verlangen.

یَتَنَازَعُوۡنَ فِیۡہَا کَاۡسًا لَّا لَغۡوٌ فِیۡہَا وَ لَا تَاۡثِیۡمٌ ﴿۳۲﴾
Yatanaaza'oena fieehaa kaasal laa laghwoen fieehaa wa laa taasieem
52:23 Ze zullen daar een beker aan elkaar doorgeven, waarvan de drank geen gedachteloze uitingen veroorzaakt en vrij is van enige zonde.

وَ یَطُوۡفُ عَلَیۡہِمۡ غِلۡمَانٌ لَّہُمۡ کَاَنَّہُمۡ لُؤۡلُؤٌ مَّکۡنُوۡنٌ ﴿۴۲﴾
Wa yatoefoe 'alaihiem ghielmaanoel lahoem ka annahoem loe'loe'oem maknoen
52:24 En er zullen jongens onder hen rondgaan om hen te bedienen. Ze (de jongens) zijn (zo mooi) net als beschermde parels.

وَ اَقۡبَلَ بَعۡضُہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ یَّتَسَآءَلُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Wa aqbala ba'doehoem 'alaa ba'diey yatasaaa'aloen
52:25 En sommige (van de bewoners van het paradijs) zullen elkaar benaderen, om te onderzoeken.

قَالُوۡۤا اِنَّا کُنَّا قَبۡلُ فِیۡۤ اَہۡلِنَا مُشۡفِقِیۡنَ ﴿۶۲﴾
Qaaloeo iennaa koennaa qabloe fieee ahlienaa moeshfieqieen
52:26 Ze zullen zeggen: "Toen we vroeger met onze familieleden leefden, waren we angstig (voor de straf van Allah)."

فَمَنَّ اللّٰہُ عَلَیۡنَا وَ وَقٰىنَا عَذَابَ السَّمُوۡمِ ﴿۷۲﴾
Famannnal laahoe 'alainaa wa waqaanaa 'azaabas samoem
52:27 "Maar Allah heeft ons begunstigd en beschermde ons tegen de zeer hete vuur."

اِنَّا کُنَّا مِنۡ قَبۡلُ نَدۡعُوۡہُ ؕ اِنَّہٗ ہُوَ الۡبَرُّ الرَّحِیۡمُ ﴿۸۲﴾
Innaa koennaa mien qabloe nad'oehoe iennahoe hoewal barroer rahieem
52:28 "Wij riepen Hem vroeger aan. Zonder enige twijfel, Hij is Al-Barr (de Bron van al het goede), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig is voor de gelovige)."

فَذَکِّرۡ فَمَاۤ اَنۡتَ بِنِعۡمَتِ رَبِّکَ بِکَاہِنٍ وَّ لَا مَجۡنُوۡنٍ ﴿۹۲﴾
Fazakkier famaaa anta bienie'matie rabbieka biekaahieniew wa laa madjnoen
52:29 Herinner daarom (met de Koran). Jij (Mohammed v.z.m.h.) bent door de gunst van jouw Heer geen waarzegger, noch een bezetene (door djiens).

اَمۡ یَقُوۡلُوۡنَ شَاعِرٌ نَّتَرَبَّصُ بِہٖ رَیۡبَ الۡمَنُوۡنِ ﴿۰۳﴾
Am yaqoeloena shaa'ieroen natarabbasoe biehiee raibal manoen
52:30 Of (Mohammed v.z.m.h.) zeggen ze: "(Hij is) Een dichter, we wachten totdat er iets slechts met hem gebeurt" ?

قُلۡ تَرَبَّصُوۡا فَاِنِّیۡ مَعَکُمۡ مِّنَ الۡمُتَرَبِّصِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Qoel tarabbasoe fa ienniee ma'akoem mienal moetarabbiesieen
52:31 Zeg: "Wacht. Ik wacht ook."

اَمۡ تَاۡمُرُہُمۡ اَحۡلَامُہُمۡ بِہٰذَاۤ اَمۡ ہُمۡ قَوۡمٌ طَاغُوۡنَ ﴿۲۳﴾
Am taamoeroehoem ahlaamoehoem biehaazaaa am hoem qawmoen taaghoen
52:32 Of (denk jij Mohammed v.z.m.h.) beveel hun gedachten dit, of zijn ze soms een provocerend volk?

اَمۡ یَقُوۡلُوۡنَ تَقَوَّلَہٗ ۚ بَلۡ لَّا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Am yaqoeloena taqawwalah; bal laa yoe'mienoen
52:33 Of (denk jij Mohammed v.z.m.h. dat ze niet geloven omdat) ze zeggen: "Hij heeft het verzonnen"? Nee (het komt omdat), ze niet (willen) geloven.

فَلۡیَاۡتُوۡا بِحَدِیۡثٍ مِّثۡلِہٖۤ اِنۡ کَانُوۡا صٰدِقِیۡنَ ﴿۴۳﴾
Falyaatoe biehadieesiem miesliehieee ien kaanoe saadieqieen
52:34 Laten ze dan een soortgelijke verklaring/uitspraak brengen als ze (werkelijk) streven naar de waarheid.

اَمۡ خُلِقُوۡا مِنۡ غَیۡرِ شَیۡءٍ اَمۡ ہُمُ الۡخٰلِقُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Am ghoelieqoe mien ghairie shai'ien am hoemoel ghaalieqoen
52:35 Of (denken ze dat) zij uit het niets (door toeval) zijn geschapen? Of zijn zij de scheppers (van hun zelf)?

اَمۡ خَلَقُوا السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ ۚ بَلۡ لَّا یُوۡقِنُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Am ghalaqoes samaawaatie wal ard; bal laa yoeqienoen
52:36 Of (denken ze dat) zij de hemelen en de aarde hebben geschapen? Nee, ze zijn nergens zeker van.

اَمۡ عِنۡدَہُمۡ خَزَآئِنُ رَبِّکَ اَمۡ ہُمُ الۡمُصَۜیۡطِرُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Am'iendahoem ghazaaa'ienoe rabbieka am hoemoel moesaitieroen
52:37 Of (denken ze dat) zij de schatten van hun Heer bezitten? Of (denken ze) dat zij de beheerders zijn?

اَمۡ لَہُمۡ سُلَّمٌ یَّسۡتَمِعُوۡنَ فِیۡہِ ۚ فَلۡیَاۡتِ مُسۡتَمِعُہُمۡ بِسُلۡطٰنٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۸۳﴾
Am lahoem soellamoey yastamie'oena fieehie falyaatie moestamie'oehoem biesoeltaaniem moebieen
52:38 Of is er een trap naar de hemel waarmee ze kunnen luisteren? Laat dan hun luisteraar met een duidelijke gezag komen.

اَمۡ لَہُ الۡبَنٰتُ وَ لَکُمُ الۡبَنُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Am lahoel banaatoe wa lakoemoel banoen
52:39 Of (denken ze) dat aan Hem (Allah) de dochters toebehoren, terwijl de zonen voor jullie zijn?

اَمۡ تَسۡـَٔلُہُمۡ اَجۡرًا فَہُمۡ مِّنۡ مَّغۡرَمٍ مُّثۡقَلُوۡنَ ﴿۰۴﴾
Am tas'aloehoem adjran fahoem miem maghramiem moesqaloen
52:40 Of vraag jij (Mohammed v.z.m.h.) hen een vergoeding, zodat ze belast worden met schuld?

اَمۡ عِنۡدَہُمُ الۡغَیۡبُ فَہُمۡ یَکۡتُبُوۡنَ ﴿۱۴﴾
Am 'iendahoemoel ghaiboe fahoem yaktoeboen
52:41 Of (denken ze dat) ze toegang hebben tot de "Ghayb" (het ongeziene), zodat ze het opschrijven?

اَمۡ یُرِیۡدُوۡنَ کَیۡدًا ؕ فَالَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ہُمُ الۡمَکِیۡدُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Am yoerieedoena kaidan fallazieena kafaroe hoemoel makieedoen
52:42 Of willen ze plannen maken (tegen jou)? Maar (weet dat) de plannen van de ongelovigen terugkeren naar henzelf.

اَمۡ لَہُمۡ اِلٰہٌ غَیۡرُ اللّٰہِ ؕ سُبۡحٰنَ اللّٰہِ عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Am lahoem ielaahoen ghairoel laa; soebhaanal laahie 'ammaa yoeshriekoen
52:43 Of (denken ze dat) er voor hun een andere godheid is dan Allah? Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Allah boven datgeen wat ze aan Hem toekennen.

وَ اِنۡ یَّرَوۡا کِسۡفًا مِّنَ السَّمَآءِ سَاقِطًا یَّقُوۡلُوۡا سَحَابٌ مَّرۡکُوۡمٌ ﴿۴۴﴾
Wa iey yaraw kiesfam mienas samaaa'ie saaqietay yaqoeloe sahaaboem markoem
52:44 En indien ze een deel van de hemel zien vallen, zouden ze zeggen: "Wolken die opgestapeld zijn."

فَذَرۡہُمۡ حَتّٰی یُلٰقُوۡا یَوۡمَہُمُ الَّذِیۡ فِیۡہِ یُصۡعَقُوۡنَ ﴿۵۴﴾
Fazarhoem hatta yoelaaqoe yawmahoemoel laziee fieehie yoes'aqoen
52:45 Dus laat hen daarom met rust totdat ze hun (eigen) dag zien. (De dag) waarop ze zullen flauwvallen/neervallen.

یَوۡمَ لَا یُغۡنِیۡ عَنۡہُمۡ کَیۡدُہُمۡ شَیۡئًا وَّ لَا ہُمۡ یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۶۴﴾
Yawma laa yoeghniee 'anhoem kaidoehoem shai'aw wa laa hoem yoensaroen
52:46 (Het is de) Dag waarop hun plannen in geen enkel opzichte voordeel aan hen zal bieden. Noch zullen ze worden geholpen.

وَ اِنَّ لِلَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا عَذَابًا دُوۡنَ ذٰلِکَ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَہُمۡ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Wa ienna liellazieena zalamoe 'azaaban doena zalieka wa laakienna aksarahoem laa ya'lamoen
52:47 Zonder twijfel, voor de misdadigers is er een straf nog voordat (die dag komt). Maar de meeste van hen weten het niet. (Notitie: zie ook 32:21.)

وَ اصۡبِرۡ لِحُکۡمِ رَبِّکَ فَاِنَّکَ بِاَعۡیُنِنَا وَ سَبِّحۡ بِحَمۡدِ رَبِّکَ حِیۡنَ تَقُوۡمُ ﴿۸۴﴾
Wasbier liehoekmie rabbieka fa iennaka bie-a'yoenienaa wa sabbieh biehamdie rabbieka hieena taqoem
52:48 Wees dus geduldig (Mohammed v.z.m.h.) voor het bevel van jouw Heer. Waarlijk, jij (Mohammed v.z.m.h.) bent onder onze toezicht. En verklaar de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming (Subhaan Allah) en betuig dank en eer (Alhumdoe-LillAh) aan jouw Heer wanneer je opstaat, (Notitie: zie ook 26:219)

وَ مِنَ الَّیۡلِ فَسَبِّحۡہُ وَ اِدۡبَارَ النُّجُوۡمِ ﴿۹۴﴾
Wa mienal lailie fasabbiehhoe wa iedbaaran noedjoem
52:49 Verklaar de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming (Subhaan Allah) tijdens de nacht, wanneer de sterren niet meer zichtbaar zijn. (Notitie: zie ook 73:6)

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
وَ النَّجۡمِ اِذَا ہَوٰی ۙ﴿۱﴾
Wannadjmie iezaa hawaa
53:1 Bij de ster wanneer ze valt,

مَا ضَلَّ صَاحِبُکُمۡ وَ مَا غَوٰی ۚ﴿۲﴾
Maa dalla saahieboekoem wa maa ghawaa
53:2 jullie medemens (Mohammed v.z.m.h.) is niet ontspoort, noch is hij misleid,

وَ مَا یَنۡطِقُ عَنِ الۡہَوٰی ؕ﴿۳﴾
Wa maa yyantieqoe 'anielhawaaa
53:3 noch spreekt hij uit begeerte.

اِنۡ ہُوَ اِلَّا وَحۡیٌ یُّوۡحٰی ۙ﴿۴﴾
In hoewa iellaa Wahyoey yoehaa
53:4 Het is niets anders dan een openbaring.

عَلَّمَہٗ شَدِیۡدُ الۡقُوٰی ۙ﴿۵﴾
'Allamahoe shadieedoel qoewaa
53:5 Degene die zeer krachtig is (Djibriel/Gabriël) heeft hem onderwezen.

ذُوۡ مِرَّۃٍ ؕ فَاسۡتَوٰی ۙ﴿۶﴾
Zoe mierratien fastawaa
53:6 In zijn ware gedaante\uiterlijk, "fastawa" (stabiliseerde hij zich).

وَ ہُوَ بِالۡاُفُقِ الۡاَعۡلٰی ؕ﴿۷﴾
Wa hoewa biel oefoeqiel a'laa
53:7 Hij was aan de hoogste horizon.

ثُمَّ دَنَا فَتَدَلّٰی ۙ﴿۸﴾
Soemma danaa fatadalla
53:8 Vervolgens naderde hij en kwam dichterbij (de profeet Mohammed v.z.m.h.),

فَکَانَ قَابَ قَوۡسَیۡنِ اَوۡ اَدۡنٰی ۚ﴿۹﴾
Fakaana qaaba qawsainie aw adnaa
53:9 Het was als een afstand van twee booglengte of zelfs dichterbij.

فَاَوۡحٰۤی اِلٰی عَبۡدِہٖ مَاۤ اَوۡحٰی ﴿۰۱﴾
Fa awhaaa ielaa 'abdiehiee maaa awhaa
53:10 Dus via hem (Djibriel/Gabriël) openbaarde Hij (Allah) aan Zijn dienaar (Mohammed v.z.m.h.).

مَا کَذَبَ الۡفُؤَادُ مَا رَاٰی ﴿۱۱﴾
Maa kazabal foe'aadoe maa ra aa
53:11 Het hart (van Mohammed v.z.m.h.) loog niet over datgeen wat het zag.

اَفَتُمٰرُوۡنَہٗ عَلٰی مَا یَرٰی ﴿۲۱﴾
Afatoemaaroenahoe 'alaa maayaraa
53:12 Willen jullie dan discusieren met hem over datgeen wat hij zag?

وَ لَقَدۡ رَاٰہُ نَزۡلَۃً اُخۡرٰی ﴿۳۱﴾
Wa laqad ra aahoe nazlatan oeghraa
53:13 En waarlijk, hij (Mohammed v.z.m.h.) zag hem (Djibriel/Gabriël in zijn werkelijke uiterlijk) tijdens een andere afdaling. (Notitie: dit was tijdens de hemelreis van de profeet Mohammed v.z.m.h).

عِنۡدَ سِدۡرَۃِ الۡمُنۡتَہٰی ﴿۴۱﴾
'Inda siedratiel moentaha
53:14 Bij de lotusboom die gelegen is bij de uiterste grens (de Sidrat-ul-Muntaha), (de grens waar Djibriel niet verder kan\mag gaan)

عِنۡدَہَا جَنَّۃُ الۡمَاۡوٰی ﴿۵۱﴾
'Indahaa djannatoel maawaa
53:15 dichtbij waar het paradijs zich bevindt.

اِذۡ یَغۡشَی السِّدۡرَۃَ مَا یَغۡشٰی ﴿۶۱﴾
Iz yaghshas siedrata maa yaghshaa
53:16 Iets omhulde de Lotusboom.

مَا زَاغَ الۡبَصَرُ وَ مَا طَغٰی ﴿۷۱﴾
Maa zaaghal basaroe wa maa taghaa
53:17 Het zicht (van de profeet Mohammed v.z.m.h.) week niet uit (naar links en rechts), noch overtrad het (de grenzen).

لَقَدۡ رَاٰی مِنۡ اٰیٰتِ رَبِّہِ الۡکُبۡرٰی ﴿۸۱﴾
Laqad ra aa mien aayaatie Rabbiehiel koebraaa
53:18 Zonder enige twijfel, hij (Mohammed v.z.m.h.) zag de grote tekenen van zijn Heer.

اَفَرَءَیۡتُمُ اللّٰتَ وَ الۡعُزّٰی ﴿۹۱﴾
Afara'aytoemoel laata wal 'oezzaa
53:19 Hebben jullie dan de 'lat' (afgod) en de 'oeza' (afgod) gezien?

وَ مَنٰوۃَ الثَّالِثَۃَ الۡاُخۡرٰی ﴿۰۲﴾
Wa manaatas saaliesatal oeghraa
53:20 En de derde (afgod), 'manat'?

اَلَکُمُ الذَّکَرُ وَ لَہُ الۡاُنۡثٰی ﴿۱۲﴾
A-lakoemoez zakaroe wa lahoel oensaa
53:21 Behoort het mannelijke geslacht aan jullie en voor Hem (Allah) het vrouwelijke geslacht?

تِلۡکَ اِذًا قِسۡمَۃٌ ضِیۡزٰی ﴿۲۲﴾
Tielka iezan qiesmatoen dieezaa
53:22 Dit is een oneerlijke verdeling.

اِنۡ ہِیَ اِلَّاۤ اَسۡمَآءٌ سَمَّیۡتُمُوۡہَاۤ اَنۡتُمۡ وَ اٰبَآؤُکُمۡ مَّاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ بِہَا مِنۡ سُلۡطٰنٍ ؕ اِنۡ یَّتَّبِعُوۡنَ اِلَّا الظَّنَّ وَ مَا تَہۡوَی الۡاَنۡفُسُ ۚ وَ لَقَدۡ جَآءَہُمۡ مِّنۡ رَّبِّہِمُ الۡہُدٰی ﴿۳۲﴾
In hieya iellaaa asmaaa'oen sammaitoemoehaaa antoem wa aabaaa'oekoem maaa anzalal laahoe biehaa mien soeltaan; ienyyattabie'oena iellaz zanna wa maa tahwal anfoesoe wa laqad djaaa'ahoem mier Rabbiehiemoel hoedaa
53:23 Het zijn niets anders dan namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie voorvaders. Allah heeft geen enkel toestemming/autoriteit ervoor gestuurd. Ze volgen alleen veronderstellingen en datgeen wat hun "Nafs" (eigen ik) verlangt. Waarlijk, er is leiding van hun Heer tot hen gekomen.

اَمۡ لِلۡاِنۡسَانِ مَا تَمَنّٰی ﴿۴۲﴾
Am liel iensaanie maa taman naa
53:24 Is er dan voor de mens al datgeen wat hij wenst?

فَلِلّٰہِ الۡاٰخِرَۃُ وَ الۡاُوۡلٰی ﴿۵۲﴾
Faliellaahiel aaghieratoe wal oelaa
53:25 Maar (weet dat), aan Allah het laatste (dag desoordeels) en het eerste (het wereldse leven) toebehoort.

وَ کَمۡ مِّنۡ مَّلَکٍ فِی السَّمٰوٰتِ لَا تُغۡنِیۡ شَفَاعَتُہُمۡ شَیۡئًا اِلَّا مِنۡۢ بَعۡدِ اَنۡ یَّاۡذَنَ اللّٰہُ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یَرۡضٰی ﴿۶۲﴾
Wa kam miem malakien fiessamaawaatie laa toeghniee shafaa'atoehoem shai'an iellaa miem ba'die anyyaazanal laahoe liemay yashaaa'oe wa yardaa
53:26 En er zijn heel veel engelen in de hemelen, echter hun bemiddeling zal geen enkel voordeel bieden. Behalve aan wie Allah toestemming heeft gegeven waarvan Hij het wil en aan degene die hem behaagt.

اِنَّ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ لَیُسَمُّوۡنَ الۡمَلٰٓئِکَۃَ تَسۡمِیَۃَ الۡاُنۡثٰی ﴿۷۲﴾
iennal lazieena laa yoe'mienoena biel aaghieratie la yoesammoenal malaaa'iekata tasmieyatal oensaa
53:27 Zonder twijfel, degenen die niet in het hiernamaals geloven, geven de engelen vrouwelijke namen,

وَ مَا لَہُمۡ بِہٖ مِنۡ عِلۡمٍ ؕ اِنۡ یَّتَّبِعُوۡنَ اِلَّا الظَّنَّ ۚ وَ اِنَّ الظَّنَّ لَا یُغۡنِیۡ مِنَ الۡحَقِّ شَیۡئًا ﴿۸۲﴾
Wa maa lahoem biehiee mien 'ielmien iey yattabie'oena iellaz zanna wa iennaz zanna laa yoeghniee mienal haqqie shai'aa
53:28 terwijl ze geen enkel kennis daarover hebben. Ze volgen alleen maar vermoedens. Echter, de vermoedens zijn geen vervangingen voor de waarheid.

فَاَعۡرِضۡ عَنۡ مَّنۡ تَوَلّٰی ۬ۙ عَنۡ ذِکۡرِنَا وَ لَمۡ یُرِدۡ اِلَّا الۡحَیٰوۃَ الدُّنۡیَا ﴿۹۲﴾
Fa a'ried 'am man tawallaa 'an ziekrienaa wa lam yoeried iellal hayaatad doenyaa
53:29 Dus wendt je af van degene die zich afkeert van Onze herinnering, hij verlangt alleen het wereldse leven.

ذٰلِکَ مَبۡلَغُہُمۡ مِّنَ الۡعِلۡمِ ؕ اِنَّ رَبَّکَ ہُوَ اَعۡلَمُ بِمَنۡ ضَلَّ عَنۡ سَبِیۡلِہٖ ۙ وَ ہُوَ اَعۡلَمُ بِمَنِ اہۡتَدٰی ﴿۰۳﴾
Zalieka mablaghoehoem mienal 'ielm; ienna rabbaka hoewa a'lamoe bieman dalla 'an sabiee liehiee wa hoewa a'lamoe biemanieh tadaa
53:30 Dat is wat ze aan kennis hebben. Zonder twijfel, jouw Heer is Degene Die het beste weet wie van Zijn pad afdwaalt en wie is geleid (naar het rechte pad).

وَ لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ۙ لِیَجۡزِیَ الَّذِیۡنَ اَسَآءُوۡا بِمَا عَمِلُوۡا وَ یَجۡزِیَ الَّذِیۡنَ اَحۡسَنُوۡا بِالۡحُسۡنٰی ﴿۱۳﴾
Wa liellaahie maa fies samaawaatie wa maa fiel ardie lieyadjzieyal lazieena asaaa'oe biemaa 'amieloe wa yadjzieyal lazieena ahsanoe bielhoesnaa
53:31 En aan Allah behoort alles wat er in de hemel en op de aarde is. Zodat Hij degenen die kwaad doen kan vergelden voor datgeen wat ze hebben gedaan en degenen die goed doen kan belonen met het beste.

اَلَّذِیۡنَ یَجۡتَنِبُوۡنَ کَبٰٓئِرَ الۡاِثۡمِ وَ الۡفَوَاحِشَ اِلَّا اللَّمَمَ ؕ اِنَّ رَبَّکَ وَاسِعُ الۡمَغۡفِرَۃِ ؕ ہُوَ اَعۡلَمُ بِکُمۡ اِذۡ اَنۡشَاَکُمۡ مِّنَ الۡاَرۡضِ وَ اِذۡ اَنۡتُمۡ اَجِنَّۃٌ فِیۡ بُطُوۡنِ اُمَّہٰتِکُمۡ ۚ فَلَا تُزَکُّوۡۤا اَنۡفُسَکُمۡ ؕ ہُوَ اَعۡلَمُ بِمَنِ اتَّقٰی ٪﴿۲۳﴾
Allazieena yadjtanieboena kabaaa'ieral iesmie walfawaa hiesha iellal lamam; ienna rabbaka waasie'oel maghfierah; hoewa a'lamoe biekoem iez ansha akoem mienal ardie wa iez antoem adjiennatoen fiee boetoenie oemma haatiekoem falaa toezakkoeo anfoesakoem hoewa a'lamoe biemaniet taqaa
53:32 (Dat zijn) Degenen die grote zonden mijden en ook de onzedelijkheden, op de kleine fouten na. Zonder twijfel jouw Heer is snel in het vergeven. Hij heeft de volledig kennis over jullie vanaf het moment dat Hij jullie (als het begin van de mensheid) uit de aarde heeft gemaakt en (dus ook vanaf moment) toen jullie een foetus waren in de baarmoeder van jullie moeders. Schrijf daarom geen zuiverheid aan julliezelf toe. Hij kent het beste wie 'Taqwa' (godsvreesheid) heeft.

اَفَرَءَیۡتَ الَّذِیۡ تَوَلّٰی ﴿۳۳﴾
Afara'ayatal laziee tawallaa
53:33 Heb jij (Mohammed v.z.m.h.) degene gezien die zich afkeert,

وَ اَعۡطٰی قَلِیۡلًا وَّ اَکۡدٰی ﴿۴۳﴾
Wa a'taa qalieelaw wa akdaa
53:34 en een klein beetje geeft en daarna stopt met geven?

اَعِنۡدَہٗ عِلۡمُ الۡغَیۡبِ فَہُوَ یَرٰی ﴿۵۳﴾
A'iendahoe 'ielmoel ghaibie fahoewa yaraa
53:35 Bezit hij de kennis van de "Ghayb" (het ongeziene), zodat hij (de toekomst) kan zien?

اَمۡ لَمۡ یُنَبَّاۡ بِمَا فِیۡ صُحُفِ مُوۡسٰی ﴿۶۳﴾
Am lam yoenabbaa biemaa fiee soehoehfie Moesa
53:36 Of was hij niet op de hoogte van wat er in de geschriften over Moesa staat,

وَ اِبۡرٰہِیۡمَ الَّذِیۡ وَفّٰۤی ﴿۷۳﴾
Wa Ibraahieemal laziee waffaaa
53:37 en (over) Ibrahiem, die alles vervulde (wat Allah hem opdroeg te doen),

اَلَّا تَزِرُ وَازِرَۃٌ وِّزۡرَ اُخۡرٰی ﴿۸۳﴾
Allaa tazieroe waazieratoew wiezra oeghraa
53:38 Weet dat niemand de last van een ander zal dragen,

وَ اَنۡ لَّیۡسَ لِلۡاِنۡسَانِ اِلَّا مَا سَعٰی ﴿۹۳﴾
Wa al laisa liel iensaanie iellaa maa sa'aa
53:39 en dat de mens alleen krijgt op basis van wat hij doet.

وَ اَنَّ سَعۡیَہٗ سَوۡفَ یُرٰی ﴿۰۴﴾
Wa anna sa'yahoe sawfa yoeraa
53:40 en dat zijn daden spoedig zichtbaar zal zijn. (Notitie: zie 17:71)

ثُمَّ یُجۡزٰىہُ الۡجَزَآءَ الۡاَوۡفٰی ﴿۱۴﴾
Soemma yoedjzaahoel djazaaa 'al awfaa
53:41 Vervolgens zal hij er volledig voor worden gecompenseerd.

وَ اَنَّ اِلٰی رَبِّکَ الۡمُنۡتَہٰی ﴿۲۴﴾
Wa anna ielaa rabbiekal moentahaa
53:42 En (weet) dat het uiteindelijke doel jouw Heer is.

وَ اَنَّہٗ ہُوَ اَضۡحَکَ وَ اَبۡکٰی ﴿۳۴﴾
Wa annahoe hoewa adhaka wa abkaa
53:43 En (weet) dat Hij laat lachen en doet huilen.

وَ اَنَّہٗ ہُوَ اَمَاتَ وَ اَحۡیَا ﴿۴۴﴾
Wa annahoe hoewa amaata wa ahyaa
53:44 En (weet) dat Hij de dood veroorzaakt en leven geeft.

وَ اَنَّہٗ خَلَقَ الزَّوۡجَیۡنِ الذَّکَرَ وَ الۡاُنۡثٰی ﴿۵۴﴾
Wa annahoe ghalaqaz zawdjainiez zakara wal oensaa
53:45 En (weet) dat Hij de paren\koppels heeft geschapen. Het vrouwelijke en het mannelijke,

مِنۡ نُّطۡفَۃٍ اِذَا تُمۡنٰی ﴿۶۴﴾
Mien noetfatien iezaa toemnaa
53:46 vanuit een 'Nutfa' (één cel), toen het is uitgestoten (geëjaculeerd/zaadlozing). (Notitie: Er wordt hier gerefereerd naar de zaadcel. Allah geeft hier aan dat het geslacht van een baby bepaald wordt door de zaadcel van de man. Zie ook 75:39)

وَ اَنَّ عَلَیۡہِ النَّشۡاَۃَ الۡاُخۡرٰی ﴿۷۴﴾
Wa anna 'alaihien nash atal oeghraa
53:47 En (weet) dat het voortbrengen van één uit de andere op Hem rust.

وَ اَنَّہٗ ہُوَ اَغۡنٰی وَ اَقۡنٰی ﴿۸۴﴾
Wa annahoe hoewa aghnaa wa aqnaa
53:48 En dat Hij Degene is Die verrijkt en tevredenheid verschaft.

وَ اَنَّہٗ ہُوَ رَبُّ الشِّعۡرٰی ﴿۹۴﴾
Wa annahoe hoewa rabboesh shie'raa
53:49 En dat Hij de Heer van Sirius is. (Notitie: Sirius is de helderste ster van de nachtelijke sterrenhemel.)

وَ اَنَّہٗۤ اَہۡلَکَ عَادَۨ ا الۡاُوۡلٰی ﴿۰۵﴾
Wa annahoeo ahlak a 'Aadaniel oelaa
53:50 En (weet) dat Hij het oude volk Aad heeft vernietigd,

وَ ثَمُوۡدَا۠ فَمَاۤ اَبۡقٰی ﴿۱۵﴾
Wa samoeda famaaa abqaa
53:51 en het volk Thamoed. Hij spaarde hen dus niet.

وَ قَوۡمَ نُوۡحٍ مِّنۡ قَبۡلُ ؕ اِنَّہُمۡ کَانُوۡا ہُمۡ اَظۡلَمَ وَ اَطۡغٰی ﴿۲۵﴾
Wa qawma Noehiem mien qabloe iennahoem kaanoe hoem azlama wa atghaa
53:52 Netzoals het volk van Noeh, dat nog eerder leefde. Zonder twijfel, ze waren nog meer onrechtvaardig en nog meer rebels.

وَ الۡمُؤۡتَفِکَۃَ اَہۡوٰی ﴿۳۵﴾
Wal moe'tafiekata ahwaa
53:53 En dat Hij de stad die ondersteboven is gekeerd naar beneden gooide. (Notitie: hier wordt gerefereerd naar de stad waar Loet woonden.)

فَغَشّٰہَا مَا غَشّٰی ﴿۴۵﴾
Faghashshaahaa maa ghashshaa
53:54 Dus bedekte hen datgeen wat hen bedekte.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکَ تَتَمَارٰی ﴿۵۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbieka tatamaaraa
53:55 Aan welke gunsten van jouw Heer twijfel jij (Mohamed v.z.m.h.)?

ہٰذَا نَذِیۡرٌ مِّنَ النُّذُرِ الۡاُوۡلٰی ﴿۶۵﴾
Haazaa nazieeroem mienan noezoeriel oelaa
53:56 Deze (profeet) is een waarschuwer netzoals de eerdere waarschuwers.

اَزِفَتِ الۡاٰزِفَۃُ ﴿۷۵﴾
Aziefatiel aaziefah
53:57 Hetgeen wat haast (dag des oordeels\straf) nadert snel.

لَیۡسَ لَہَا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ کَاشِفَۃٌ ﴿۸۵﴾
Laisa lahaa mien doeniel laahie kaashiefah
53:58 Er is niemand, behalve Allah, die het tegen kan houden.

اَفَمِنۡ ہٰذَا الۡحَدِیۡثِ تَعۡجَبُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Afamien hazal hadieesie ta'djaboen
53:59 Wat van deze toezegging verbaast jullie?

وَ تَضۡحَکُوۡنَ وَ لَا تَبۡکُوۡنَ ﴿۰۶﴾
Wa tadhakoena wa laa tabkoen
53:60 Lachen jullie, terwijl jullie niet huilen,

وَ اَنۡتُمۡ سٰمِدُوۡنَ ﴿۱۶﴾
Wa antoem saamiedoen
53:61 en jullie jezelf amuseren?

فَاسۡجُدُوۡا لِلّٰہِ وَ اعۡبُدُوۡا ﴿۲۶﴾
Fasdjoedoe liellaahie wa'boedoe
53:62 Dus prostreer voor Allah en aanbidt Hem.

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
اِقۡتَرَبَتِ السَّاعَۃُ وَ انۡشَقَّ الۡقَمَرُ ﴿۱﴾
Iqtarabaties Saa'atoe wan shaqqal qamar
54:1 Het uur is nader gekomen en de maan heeft zich gesplitst. (Notitie: de mensen van Mekka verzochten de Profeet Mohammed v.z.m.h. om hen een wonder te laten zien, dus liet hij hen het splijten van de maan zien.)

وَ اِنۡ یَّرَوۡا اٰیَۃً یُّعۡرِضُوۡا وَ یَقُوۡلُوۡا سِحۡرٌ مُّسۡتَمِرٌّ ﴿۲﴾
Wa iey yaraw aayatay yoe'riedoe wa yaqoeloe siehroen moestamierr
54:2 Maar als ze een teken zien, dan keren ze zich er van af, zeggend: "Het is weer magie."

وَ کَذَّبُوۡا وَ اتَّبَعُوۡۤا اَہۡوَآءَہُمۡ وَ کُلُّ اَمۡرٍ مُّسۡتَقِرٌّ ﴿۳﴾
Wa kazzaboe wattaba'oeo ahwaaa'ahoem; wa koelloe amrien moestaqierr
54:3 Ze verwierpen (de grote teken) en volgde hun verlangens. Maar (weet dat) voor elke kwestie er een afrekening zal zijn.

وَ لَقَدۡ جَآءَہُمۡ مِّنَ الۡاَنۡۢبَآءِ مَا فِیۡہِ مُزۡدَجَرٌ ۙ﴿۴﴾
Wa laqad djaaa'ahoem mienal anbaaa'ie maa fieehie moezdadjar
54:4 Waarlijk, ze hebben informatie gekregen die angstwekkend zijn.

حِکۡمَۃٌۢ بَالِغَۃٌ فَمَا تُغۡنِ النُّذُرُ ۙ﴿۵﴾
Hiekmatoen baalieghatoen famaa toeghnien noezoer
54:5 Perfecte wijsheid, echter de waarschuwwingen zullen geen baat hebben.

فَتَوَلَّ عَنۡہُمۡ ۘ یَوۡمَ یَدۡعُ الدَّاعِ اِلٰی شَیۡءٍ نُّکُرٍ ۙ﴿۶﴾
Fatawalla 'anhoem; yawma yad'oed daa'ie ielaa shai 'ien noekoer
54:6 Dus keer van hen af. Op de dag wanneer de omroeper iets verschikkelijk roept,

خُشَّعًا اَبۡصَارُہُمۡ یَخۡرُجُوۡنَ مِنَ الۡاَجۡدَاثِ کَاَنَّہُمۡ جَرَادٌ مُّنۡتَشِرٌ ۙ﴿۷﴾
ghoeshsha'an absaaroehoem yaghroedjoena mienal adjdaasie ka annahoem djaraadoem moentashier
54:7 zal (de blik in) hun ogen nederig zijn. Ze zullen uit de aarde komen alsof ze sprinkhanen zijn die uitkomen (vanuit eieren). (Notitie: sprinkhanen leggen hun eieren zo diep mogelijk, volgens hun kunnen, in de aarde. Wanneer er een sprinkhaan uitkomt graaft hij een weg naar boven toe. Zie ook 20:55)

مُّہۡطِعِیۡنَ اِلَی الدَّاعِ ؕ یَقُوۡلُ الۡکٰفِرُوۡنَ ہٰذَا یَوۡمٌ عَسِرٌ ﴿۸﴾
Moehtie'ieena ielad daa'ie yaqoeloel kaafieroena haazaa yawmoen 'asier
54:8 Haastend met nek kettingen (zie 14:43, 36:8) naar de omroeper. De ongelovigen zullen zeggen: "Dit is een zeer zware dag."

کَذَّبَتۡ قَبۡلَہُمۡ قَوۡمُ نُوۡحٍ فَکَذَّبُوۡا عَبۡدَنَا وَ قَالُوۡا مَجۡنُوۡنٌ وَّ ازۡدُجِرَ ﴿۹﴾
Kazzabat qablahoem qawmoe Noehien fakazzaboe 'abdanaa wa qaaloe madjnoenoew wazdoedjier
54:9 Afstoting (van de tekenen), zoals het volk van Noeh (Noach) het voorheen deed! Ze verwierpen Onze dienaar, zeggend: "Een dwaas!" Hij (Noeh) was verstoten (door zijn volk).

فَدَعَا رَبَّہٗۤ اَنِّیۡ مَغۡلُوۡبٌ فَانۡتَصِرۡ ﴿۰۱﴾
Fada'aa Rabbahoeo anniee maghloeboen fantasier
54:10 Dus verrichtte hij een smeekbed aan zijn Heer: "Ik ben verslagen, help me."

فَفَتَحۡنَاۤ اَبۡوَابَ السَّمَآءِ بِمَآءٍ مُّنۡہَمِرٍ ﴿۱۱﴾
Fafatahnaaa abwaabas samaaa'ie bie maaa'ien moenhamier
54:11 Toen openden Wij de sluizen van de hemel (dat gevuld was) met water dat (vervolgens) naar benden viel.

وَّ فَجَّرۡنَا الۡاَرۡضَ عُیُوۡنًا فَالۡتَقَی الۡمَآءُ عَلٰۤی اَمۡرٍ قَدۡ قُدِرَ ﴿۲۱﴾
Wa fadjdjarnal arda 'oeyoenan faltaqal maaa'oe 'alaaa amrien qad qoedier
54:12 En wij deden de aarde barsten met (water) bronnen. Zodat het water (vanuit de aarde en vanuit de hemel) samenkwamen voor een zaak dat was voortbestemd.

وَ حَمَلۡنٰہُ عَلٰی ذَاتِ اَلۡوَاحٍ وَّ دُسُرٍ ﴿۳۱﴾
Wa hamalnaahoe 'alaa zaatie alwaahiew wa doesoer
54:13 Wij droegen hem (Noeh) op iets wat gemaakt was van planken en spijkers.

تَجۡرِیۡ بِاَعۡیُنِنَا ۚ جَزَآءً لِّمَنۡ کَانَ کُفِرَ ﴿۴۱﴾
Tadjriee bie a'yoenienaa djazaaa'an lieman kaana koefier
54:14 Vaarend voor Onze ogen, een beloning voor hem die afgestoten was (door zijn volk).

وَ لَقَدۡ تَّرَکۡنٰہَاۤ اٰیَۃً فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۵۱﴾
Wa laqat taraknaahaa aayatan fahal mien moeddakier
54:15 Waarlijk, Wij hebben het achtergelaten als een teken. Is er dan iemand die erover nadenkt?

فَکَیۡفَ کَانَ عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۶۱﴾
Fakaifa kaana 'azaabiee wa noezoer
54:16 (Zien jullie dan niet) Hoe Mijn straf was en hoe Mijn waarschuwing was?

وَ لَقَدۡ یَسَّرۡنَا الۡقُرۡاٰنَ لِلذِّکۡرِ فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۷۱﴾
Wa laqad yassarnal Qoer'aana liez ziekrie fahal mien moeddakier
54:17 Zonder enige twijfel, Wij hebben de Koran vergemakkelijkt voor het gedenken. Dus is er iemand die erover nadenkt?

کَذَّبَتۡ عَادٌ فَکَیۡفَ کَانَ عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۸۱﴾
Kazzabat 'Aadoen fakaifa kaana 'azaabiee wa noezoer
54:18 Afstoting (van de waarschuwing) door (het volk) Aad! (Zien jullie dan niet) hoe Mijn straf was en hoe Mijn waarschuwing was?

اِنَّاۤ اَرۡسَلۡنَا عَلَیۡہِمۡ رِیۡحًا صَرۡصَرًا فِیۡ یَوۡمِ نَحۡسٍ مُّسۡتَمِرٍّ ﴿۹۱﴾
Innaa arsalnaa 'alaihiem rieehan sarsaran fiee Yawmie nahsien moestamierr
54:19 Wij zonden op hen een woeste wind (tornando/storm) op een dag van voortduurende ellende.

تَنۡزِعُ النَّاسَ ۙ کَاَنَّہُمۡ اَعۡجَازُ نَخۡلٍ مُّنۡقَعِرٍ ﴿۰۲﴾
Tanzie'oen naasa ka annahoem a'djaazoe naghlien moenqa'ier
54:20 Mensen werden geplukt alsof ze ontwortelde stammen van dadelpalmen waren.

فَکَیۡفَ کَانَ عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۱۲﴾
Fakaifa kaana 'azaabiee wa noezoer
54:21 (Zien jullie dan niet) Hoe Mijn straf was en hoe Mijn waarschuwing was?

وَ لَقَدۡ یَسَّرۡنَا الۡقُرۡاٰنَ لِلذِّکۡرِ فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۲۲﴾
Wa laqad yassarnal Qoer'aana liez ziekrie fahal mien moeddakier
54:22 Zonder enige twijfel, Wij hebben de Koran vergemakkelijkt voor het gedenken. Dus is er iemand die erover nadenkt?

کَذَّبَتۡ ثَمُوۡدُ بِالنُّذُرِ ﴿۳۲﴾
Kazzabat Samoedoe biennoezoer
54:23 Afstoting van de waarschuwing door (het volk) Thamoed!

فَقَالُوۡۤا اَبَشَرًا مِّنَّا وَاحِدًا نَّتَّبِعُہٗۤ ۙ اِنَّاۤ اِذًا لَّفِیۡ ضَلٰلٍ وَّ سُعُرٍ ﴿۴۲﴾
Faqaaloeo a' basharan miennaa waahiedan nattabie'oehoeo iennaa iezal lafiee dalaaliew wa soe'oer
54:24 Ze zeiden: "Een man!? Helemaal alleen!? Afkomstig van onszelf, die we moeten volgen? We zullen dan zonder twijfel afdwalen en gek worden!"

ءَاُلۡقِیَ الذِّکۡرُ عَلَیۡہِ مِنۡۢ بَیۡنِنَا بَلۡ ہُوَ کَذَّابٌ اَشِرٌ ﴿۵۲﴾
'A oelqieyaz ziekroe 'alaihie mien bainienaa bal hoewa kazzaaboen ashier
54:25 "Vanuit ons allen, is alleen tot hem de herinnering\boodschap gezonden\gegeven!? Hij is een onbeschofte leugenaar!"

سَیَعۡلَمُوۡنَ غَدًا مَّنِ الۡکَذَّابُ الۡاَشِرُ ﴿۶۲﴾
Sa-ya'lamoena ghadan maniel kazzaaboel ashier
54:26 Morgen zullen ze weten wie de onbeschofte leugenaar is.

اِنَّا مُرۡسِلُوا النَّاقَۃِ فِتۡنَۃً لَّہُمۡ فَارۡتَقِبۡہُمۡ وَ اصۡطَبِرۡ ﴿۷۲﴾
Innaa moersieloen naaqatie fietnatan lahoem fartaqiebhoem wastabier
54:27 "Wij (Allah) sturen de vrouwelijke kameel als een beproeving voor hen. Dus observeer hen en wees geduldig (Salih)."

وَ نَبِّئۡہُمۡ اَنَّ الۡمَآءَ قِسۡمَۃٌۢ بَیۡنَہُمۡ ۚ کُلُّ شِرۡبٍ مُّحۡتَضَرٌ ﴿۸۲﴾
Wa nabbie'hoem annal maaa'a qiesmatoen bainahoem koelloe shierbien moehtadar
54:28 "Informeer hen dat het water tussen hen (en haar) verdeeld moet worden. Ieder moet op zijn beurt wachten."

فَنَادَوۡا صَاحِبَہُمۡ فَتَعَاطٰی فَعَقَرَ ﴿۹۲﴾
Fa naadaw saahiebahoem fa ta'aataa fa 'aqar
54:29 Echter, ze riepen hun vriend en hij nam de uitdaging aan en doodde het (de kameel). (Notitie: zie ook 27:46-52.)

فَکَیۡفَ کَانَ عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۰۳﴾
Fakaifa kaana 'azaabiee wa noezoer
54:30 (Zien jullie dan niet) Hoe Mijn straf was en hoe Mijn waarschuwing was?

اِنَّاۤ اَرۡسَلۡنَا عَلَیۡہِمۡ صَیۡحَۃً وَّاحِدَۃً فَکَانُوۡا کَہَشِیۡمِ الۡمُحۡتَظِرِ ﴿۱۳﴾
Innaaa arsalnaa 'alaihiem saihataw waahiedatan fakaanoe kahashieemiel moehtazier
54:31 Wij zonden één donderslag op hen en ze werden netals droog hooi dat gebruikt wordt in stallen.

وَ لَقَدۡ یَسَّرۡنَا الۡقُرۡاٰنَ لِلذِّکۡرِ فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۲۳﴾
Wa laqad yassarnal Qoer'aana liez ziekrie fahal mien moeddakier
54:32 Zonder enige twijfel, Wij hebben de Koran vergemakkelijkt voor het gedenken. Dus is er iemand die erover nadenkt?

کَذَّبَتۡ قَوۡمُ لُوۡطٍۭ بِالنُّذُرِ ﴿۳۳﴾
Kazzabat qawmoe loetien biennoezoer
54:33 (En ook) Afstoting van de waarschuwing door het volk van Loeth!

اِنَّاۤ اَرۡسَلۡنَا عَلَیۡہِمۡ حَاصِبًا اِلَّاۤ اٰلَ لُوۡطٍ ؕ نَجَّیۡنٰہُمۡ بِسَحَرٍ ﴿۴۳﴾
Innaa arsalnaa 'alaihiem haasieban iellaaa aala Loetien nadjdjainaahoem biesahar
54:34 Wij zonden op hen een storm van stenen, behalve op de familie van Loeth. Wij redden hen voor de zonsopgang.

نِّعۡمَۃً مِّنۡ عِنۡدِنَا ؕ کَذٰلِکَ نَجۡزِیۡ مَنۡ شَکَرَ ﴿۵۳﴾
Nie'matan mien 'iendienaa; kazaalieka nadjziee man shakar
54:35 Dit als een gunst van Ons. Wij belonen degene die dankbaar is.

وَ لَقَدۡ اَنۡذَرَہُمۡ بَطۡشَتَنَا فَتَمَارَوۡا بِالنُّذُرِ ﴿۶۳﴾
Wa laqad anzarahoem batshatanaa fatamaaraw biennoezoer
54:36 Zonder twijfel, hij waarschuwde hen voor Onze ingreep. Maar ze maakten ruzie over de waarschuwing (met hem).

وَ لَقَدۡ رَاوَدُوۡہُ عَنۡ ضَیۡفِہٖ فَطَمَسۡنَاۤ اَعۡیُنَہُمۡ فَذُوۡقُوۡا عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۷۳﴾
Wa laqad raawadoehoe 'andaifieehiee fatamasnaaa a'yoenahoem fazoeqoe 'azaabiee wa noezoer
54:37 En ze eisten zijn gasten op, dus maakten Wij hun blind. "Dus proef Mijn straf en Mijn waarschuwingen."

وَ لَقَدۡ صَبَّحَہُمۡ بُکۡرَۃً عَذَابٌ مُّسۡتَقِرٌّ ﴿۸۳﴾
Wa laqad sabbahahoem boekratan 'azaaboen moestaqierr
54:38 Waarlijk, in de vroege ochtend greep hen een voortdurende straf.

فَذُوۡقُوۡا عَذَابِیۡ وَ نُذُرِ ﴿۹۳﴾
Fazoeqoe 'azaabiee wa noezoer
54:39 Dus proef Mijn straf en Mijn waarschuwingen.

وَ لَقَدۡ یَسَّرۡنَا الۡقُرۡاٰنَ لِلذِّکۡرِ فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۰۴﴾
Wa laqad yassarnal Qoer'aana liez ziekrie fahal mien moeddakier
54:40 Zonder enige twijfel, Wij hebben de Koran vergemakkelijkt voor het gedenken. Dus is er iemand die erover nadenkt?

وَ لَقَدۡ جَآءَ اٰلَ فِرۡعَوۡنَ النُّذُرُ ﴿۱۴﴾
Wa laqad djaaa'a Aala Fier'awnan noezoer
54:41 En Waarlijk, (ook) tot het volk van Farao kwamen er waarschuwingen.

کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَا کُلِّہَا فَاَخَذۡنٰہُمۡ اَخۡذَ عَزِیۡزٍ مُّقۡتَدِرٍ ﴿۲۴﴾
Kazzaboe bie Aayaatienaa koelliehaa fa aghaznaahoem aghza 'azieeziem moeqtadier
54:42 Zij verwierpen al Onze tekenen, dus grepen Wij hen met een ingreep van Al-Aziez (De Almachtige), Al-Muqtadier (Degene Die de kracht heeft om alles te doen.)

اَکُفَّارُکُمۡ خَیۡرٌ مِّنۡ اُولٰٓئِکُمۡ اَمۡ لَکُمۡ بَرَآءَۃٌ فِی الزُّبُرِ ﴿۳۴﴾
'A koeffaaroekoem ghairoen mien oelaaa'iekoem am lakoem baraaa'atoen fiez Zoeboer
54:43 Zijn jullie ongelovigen beter dan hen (de gelovigen)? Of hebben jullie vrijstelling gekregen (dat beschreven staat) in de geschriften?

اَمۡ یَقُوۡلُوۡنَ نَحۡنُ جَمِیۡعٌ مُّنۡتَصِرٌ ﴿۴۴﴾
Am yaqoeloena nahnoe djamiee'oen moentasier
54:44 Of zeggen ze: "We zijn een hechte groep die de overheersing\macht heeft" ?

سَیُہۡزَمُ الۡجَمۡعُ وَ یُوَلُّوۡنَ الدُّبُرَ ﴿۵۴﴾
Sa yoehzamoel djam'oe wa yoewalloenad doeboer
54:45 Spoedig zal de hechte band van hun groep verbroken worden en ze zullen vluchten.

بَلِ السَّاعَۃُ مَوۡعِدُہُمۡ وَ السَّاعَۃُ اَدۡہٰی وَ اَمَرُّ ﴿۶۴﴾
Balies Saa'atoe maw'iedoehoem was Saa'atoe adhaa wa amarr
54:46 Nee, het uur is een toegezegde tijdstip. Het uur zal meer pijnlijk en bitter zijn.

اِنَّ الۡمُجۡرِمِیۡنَ فِیۡ ضَلٰلٍ وَّ سُعُرٍ ﴿۷۴﴾
Innal moedjriemieena fiee dalaaliew wa soe'oer
54:47 De misdadigers bevinden zich in dwaling (tijdens het wereldse keven) en in het vuur (in het hiernamaals).

یَوۡمَ یُسۡحَبُوۡنَ فِی النَّارِ عَلٰی وُجُوۡہِہِمۡ ؕ ذُوۡقُوۡا مَسَّ سَقَرَ ﴿۸۴﴾
Yawma yoes-haboena fien Naarie 'alaa woedjoehiehiem zoeqoe massa saqar
54:48 (Echter) Op die dag, zullen ze op hun gezichten worden geslepen naar het vuur. (Er zal worden gezegd:) "Proef het aanraken van de hel!"

اِنَّا کُلَّ شَیۡءٍ خَلَقۡنٰہُ بِقَدَرٍ ﴿۹۴﴾
Innaa koella shai'ien ghalaqnaahoe bie qadar
54:49 Zeer zeker, alles hebben Wij op maat geschapen.

وَ مَاۤ اَمۡرُنَاۤ اِلَّا وَاحِدَۃٌ کَلَمۡحٍۭ بِالۡبَصَرِ ﴿۰۵﴾
Wa maaa amroenaaa iellaa waahiedatoen ka lamhien biel basar
54:50 Ons bevel is alleen één (woord), net zoals een oogwenk. (Notitie: "Koen fa Ya koen", wees en het is er, zie 16:40.)

وَ لَقَدۡ اَہۡلَکۡنَاۤ اَشۡیَاعَکُمۡ فَہَلۡ مِنۡ مُّدَّکِرٍ ﴿۱۵﴾
Wa laqad ahlaknaaa ashyaa'akoem fahal mien moeddakier
54:51 Zonder enige twijfel, Wij hebben jullie soort (eerder) vernietigd, is er dan iemand die er lering uit trekt?

وَ کُلُّ شَیۡءٍ فَعَلُوۡہُ فِی الزُّبُرِ ﴿۲۵﴾
Wa koelloe shai'ien fa'aloehoe fiez Zoeboer
54:52 Alles wat ze deden staat in de geschriften.

وَ کُلُّ صَغِیۡرٍ وَّ کَبِیۡرٍ مُّسۡتَطَرٌ ﴿۳۵﴾
Wa koelloe saghieeriew wa kabieerien moestatar
54:53 Alle kleine en grote dingen zijn opgeschreven.

اِنَّ الۡمُتَّقِیۡنَ فِیۡ جَنّٰتٍ وَّ نَہَرٍ ﴿۴۵﴾
Innal moettaqieena fiee djannaatiew wa nahar
54:54 Zeer zeker, de "Moettaqoens" (zie 2:2-5) zullen in tuinen met rivieren verblijven.

فِیۡ مَقۡعَدِ صِدۡقٍ عِنۡدَ مَلِیۡکٍ مُّقۡتَدِرٍ ﴿۵۵﴾
Fiee maq'adie siedqien 'ienda Malieekien Moeqtadier
54:55 Op een eervolle stoel dichtbij De Koning Die de kracht en de macht heeft om alles te doen.

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
اَلرَّحۡمٰنُ ۙ﴿۱﴾
Ar Rahmaan
55:1 De Rahmaan. (Notitie: de meest Barmhartige. Degene Die barmhartig is voor iedereen. De barmhartigheid is echter tijdelijk van duur.)

عَلَّمَ الۡقُرۡاٰنَ ؕ﴿۲﴾
'Allamal Qoeran
55:2 Hij heeft de Koran onderwezen.

خَلَقَ الۡاِنۡسَانَ ۙ﴿۳﴾
ghalaqal iensaan
55:3 Hij heeft de mens geschapen.

عَلَّمَہُ الۡبَیَانَ ﴿۴﴾
'Allamahoel bayaan
55:4 Hij heeft hem doen praten.

اَلشَّمۡسُ وَ الۡقَمَرُ بِحُسۡبَانٍ ﴿۵﴾
Ashshamsoe walqamaroe biehoesbaan
55:5 De zon en de maan bewegen volgens berekening.

وَّ النَّجۡمُ وَ الشَّجَرُ یَسۡجُدٰنِ ﴿۶﴾
Wannadjmoe washshadjaroe yasdjoedan
55:6 De sterren en de bomen, beide prostreren.

وَ السَّمَآءَ رَفَعَہَا وَ وَضَعَ الۡمِیۡزَانَ ۙ﴿۷﴾
Wassamaaa'a rafa'ahaa wa wada'al Mieezan
55:7 De hemel heeft Hij verheven en heeft het evenwicht ingesteld.

اَلَّا تَطۡغَوۡا فِی الۡمِیۡزَانِ ﴿۸﴾
Allaa tatghaw fiel mieezaan
55:8 Zodat jullie het evenwicht (van de hemel) niet kunnen verstoren.

وَ اَقِیۡمُوا الۡوَزۡنَ بِالۡقِسۡطِ وَ لَا تُخۡسِرُوا الۡمِیۡزَانَ ﴿۹﴾
Wa aqieemoel wazna bielqiestie wa laa toeghsieroel mieezaan
55:9 Gebruik het gewicht op de juiste manier en verstoor het evenwicht niet.

وَ الۡاَرۡضَ وَضَعَہَا لِلۡاَنَامِ ﴿۰۱﴾
Wal arda wada'ahaa lielanaam
55:10 De aarde heeft Hij (in het heelal) voor de schepselen op zijn plek gezet.

فِیۡہَا فَاکِہَۃٌ ۪ۙ وَّ النَّخۡلُ ذَاتُ الۡاَکۡمَامِ ﴿۱۱﴾
Fieehaa faakiehatoew wan naghloe zaatoel akmaam
55:11 Daarop zijn er vruchten en dadelpalmen met trossen,

وَ الۡحَبُّ ذُو الۡعَصۡفِ وَ الرَّیۡحَانُ ﴿۲۱﴾
Walhabboe zoel 'asfie war Raihaan
55:12 en de graankorrels met zijn (lange) stengels en planten met heerlijke geuren.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۳۱﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan
55:13 Dus welke van jullie Heers gunsten (, die Hij op jullie heeft gedaan,) willen beiden van jullie (djiens en mens)verwerpen? (Notitie: Allah heeft veel gunsten aan de mensheid en aan de djiens gegeven. Allah noemt aan aantal van deze gunsten en vraagt van welke gunsten ontkennen jullie dat het een zegening is.)

خَلَقَ الۡاِنۡسَانَ مِنۡ صَلۡصَالٍ کَالۡفَخَّارِ ﴿۴۱﴾
ghalaqal iensaana mien salsaalien kalfaghghaar
55:14 Hij schiep de mens vanuit klei netzoals (het maken van) aardewerk.

وَ خَلَقَ الۡجَآنَّ مِنۡ مَّارِجٍ مِّنۡ نَّارٍ ﴿۵۱﴾
Wa ghalaqal djaaan miem maariedjiem mien naar
55:15 En Hij maakte de djien vanuit een vlam die geen rook heeft.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۶۱﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan
55:16 Dus welke van jullie Heers gunsten willen beiden van jullie) verwerpen?

رَبُّ الۡمَشۡرِقَیۡنِ وَ رَبُّ الۡمَغۡرِبَیۡنِ ﴿۷۱﴾
Rabboel mashrieqaynie wa Rabboel maghriebayn
55:17 (Hij is de) Heer van de twee oosten en van de twee westen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۸۱﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan
55:18 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

مَرَجَ الۡبَحۡرَیۡنِ یَلۡتَقِیٰنِ ﴿۹۱﴾
Maradjal bahraynie yalta qieyaan
55:19 Hij heeft de twee zeeën vrijgelaten die elkaar ontmoeten.

بَیۡنَہُمَا بَرۡزَخٌ لَّا یَبۡغِیٰنِ ﴿۰۲﴾
Bainahoemaa barzaghoel laa yabghieyaan
55:20 Tussen beide van hen is er een barrière, die ze niet kunnen doordringen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۱۲﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan
55:21 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

یَخۡرُجُ مِنۡہُمَا اللُّؤۡلُؤُ وَ الۡمَرۡجَانُ ﴿۲۲﴾
Yaghroedjoe mienhoemal loe 'loe oe wal mardjaan
55:22 Er komen parels en koralen uit beide (zeeën) voort.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۳۲﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan
55:23 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

وَ لَہُ الۡجَوَارِ الۡمُنۡشَئٰتُ فِی الۡبَحۡرِ کَالۡاَعۡلَامِ ﴿۴۲﴾
Wa lahoel djawaariel moen sha'aatoe fiel bahrie kal a'laam
55:24 En aan hem behoren de schepen op zee toe, die zo hoog zijn als bergen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۵۲﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:25 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

کُلُّ مَنۡ عَلَیۡہَا فَانٍ ﴿۶۲﴾
Koelloe man 'alaihaa faan
55:26 Alles wat erop is (op de aarde) zal (één dag) vergaan.

وَّ یَبۡقٰی وَجۡہُ رَبِّکَ ذُو الۡجَلٰلِ وَ الۡاِکۡرَامِ ﴿۷۲﴾
Wa yabqaa wadjhoe rabbieka zoel djalaalie wal iekraam
55:27 Alleen het Gezicht van jouw (Mohammed v.z.m.h) Heer (dus het toekijken van Allah) zal blijven, de Bezitter van Al-Jaliel (de Majesteit) en Al-Kariem (Degene die het meest Vrijgevig is).

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۸۲﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:28 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

یَسۡـَٔلُہٗ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ کُلَّ یَوۡمٍ ہُوَ فِیۡ شَاۡنٍ ﴿۹۲﴾
Yas'aloehoe man fiessamaawaatie walard; koella yawmien hoewa fiee shaan
55:29 Iedereen in de hemelen en op de aarde doet een verzoek op Hem. Elke dag is Hij bezig met een kwestie.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۰۳﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:30 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

سَنَفۡرُغُ لَکُمۡ اَیُّہَ الثَّقَلٰنِ ﴿۱۳﴾
Sanafroeghoe lakoem ayyoehas saqalaan
55:31 Spoedig zullen Wij volledig tot jullie keren, jullie twee groepen!

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۲۳﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:32 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

یٰمَعۡشَرَ الۡجِنِّ وَ الۡاِنۡسِ اِنِ اسۡتَطَعۡتُمۡ اَنۡ تَنۡفُذُوۡا مِنۡ اَقۡطَارِ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ فَانۡفُذُوۡا ؕ لَا تَنۡفُذُوۡنَ اِلَّا بِسُلۡطٰنٍ ﴿۳۳﴾
Yaa ma'sharal djiennie wal iensie ienies tata'toem an tanfoezoe mien aqtaaries samaawaatie wal ardie fanfoezoe; laa tanfoezoena iellaa biesoeltaan
55:33 O menigte van djiens en mens! Als jullie in staat zijn om buiten de gebieden van de hemelen en de aarde te passeren, paseer dan. (Maar weet dat) jullie het alleen met toestemming kunnen passeren.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۴۳﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:34 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

یُرۡسَلُ عَلَیۡکُمَا شُوَاظٌ مِّنۡ نَّارٍ ۬ۙ وَّ نُحَاسٌ فَلَا تَنۡتَصِرٰنِ ﴿۵۳﴾
Yoersaloe 'alaikoemaa shoewaazoem mien naarienw-wa noehaasoen falaa tantasieraan
55:35 Wij zullen tegen jullie beiden een vlam van vuur en rook sturen. Jullie zullen niet instaat zijn om jullie er tegen te beschermen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۶۳﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:36 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

فَاِذَا انۡشَقَّتِ السَّمَآءُ فَکَانَتۡ وَرۡدَۃً کَالدِّہَانِ ﴿۷۳﴾
Fa-iezan shaqqaties samaaa'oe fakaanat wardatan kaddiehaan
55:37 Vervolgens, wanneer de hemel gespleten wordt en rossig wordt netzoals troebele rode olie (of rode huid).

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۸۳﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:38 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

فَیَوۡمَئِذٍ لَّا یُسۡـَٔلُ عَنۡ ذَنۡۢبِہٖۤ اِنۡسٌ وَّ لَا جَآنٌّ ﴿۹۳﴾
Fa-yawma'ieziel laa yoes'aloe 'an zambiehieee iensoew wa laa djaann
55:39 Op die Dag zal geen enkel mens noch djiens worden ondervraagd over hun zonden.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۰۴﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:40 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

یُعۡرَفُ الۡمُجۡرِمُوۡنَ بِسِیۡمٰہُمۡ فَیُؤۡخَذُ بِالنَّوَاصِیۡ وَ الۡاَقۡدَامِ ﴿۱۴﴾
Yoe'rafoel moedjriemoena biesieemaahoem fa'yoe'ghazoe bienna waasie wal aqdaam
55:41 De misdadigers zullen herkend worden door hun kenmerken en zullen bij de voorhoofden en de voeten worden gegrepen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۲۴﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:42 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

ہٰذِہٖ جَہَنَّمُ الَّتِیۡ یُکَذِّبُ بِہَا الۡمُجۡرِمُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Haaziehiee djahannamoel latiee yoekazzieboe biehal moedjriemoen
55:43 Dit is hel waarvan het bestaan door de misdadigers werd verworpen.

یَطُوۡفُوۡنَ بَیۡنَہَا وَ بَیۡنَ حَمِیۡمٍ اٰنٍ ﴿۴۴﴾
Yatoefoena bainahaa wa baina hamieemiem aan
55:44 Ze zullen tussen het (vuur) en kokend water heen en weergaan.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۵۴﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:45 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

وَ لِمَنۡ خَافَ مَقَامَ رَبِّہٖ جَنَّتٰنِ ﴿۶۴﴾
Wa lieman ghaafa maqaama rabbiehiee djannataan
55:46 Maar voor degene die het voorkomen bij zijn Heer vreesde, zijn er twee tuinen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۷۴﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:47 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

ذَوَاتَاۤ اَفۡنَانٍ ﴿۸۴﴾
Zawaataaa afnaan
55:48 Die takken hebben.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۹۴﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:49 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِمَا عَیۡنٰنِ تَجۡرِیٰنِ ﴿۰۵﴾
Fieehiemaa 'aynaanie tadjrieyaan
55:50 Beide hebben twee stromende bronnen\fonteinen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۱۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:51 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِمَا مِنۡ کُلِّ فَاکِہَۃٍ زَوۡجٰنِ ﴿۲۵﴾
Fieehiemaa mien koellie faakiehatien zawdjaan
55:52 In beide zijn alle vruchten in paren (gemaakt).

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۳۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:53 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

مُتَّکِـِٕیۡنَ عَلٰی فُرُشٍۭ بَطَآئِنُہَا مِنۡ اِسۡتَبۡرَقٍ ؕ وَ جَنَا الۡجَنَّتَیۡنِ دَانٍ ﴿۴۵﴾
Moettakie'ieena 'alaa foeroeshiem bataaa'ienoehaa mien iestabraq; wadjanal djannatainie daan
55:54 Leunend op banken, waarvan de stof van brokaat (zijde stof met motieven erop) is. Het fruit in beide tuinen is binnenhand bereik.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۵۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:55 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِنَّ قٰصِرٰتُ الطَّرۡفِ ۙ لَمۡ یَطۡمِثۡہُنَّ اِنۡسٌ قَبۡلَہُمۡ وَ لَا جَآنٌّ ﴿۶۵﴾
Fieehienna qaasieratoet tarfie lam yatmieshoenna iensoen qablahoem wa laa djaaann
55:56 In hen (de tuinen) zijn er metgezellen met toegewijde blikken. Die door geen enkele man of djien eerder zijn aangeraakt.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۷۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:57 Dus welke van jullie Heers gunsten, willen beiden van jullie verwerpen?

کَاَنَّہُنَّ الۡیَاقُوۡتُ وَ الۡمَرۡجَانُ ﴿۸۵﴾
Ka annahoennal yaaqoetoe wal mardjaan
55:58 Net alsof ze robijnen en koralen zijn.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۹۵﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:59 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

ہَلۡ جَزَآءُ الۡاِحۡسَانِ اِلَّا الۡاِحۡسَانُ ﴿۰۶﴾
Hal djazaaa'oel iehsaanie iellal iehsaan
55:60 Is de beloning voor het goede iets anders dan goed?

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۱۶﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:61 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

وَ مِنۡ دُوۡنِہِمَا جَنَّتٰنِ ﴿۲۶﴾
Wa mien doeniehiemaa djannataan
55:62 Naast deze twee (tuinen) zijn er nog twee tuinen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۳۶﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:63 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

مُدۡہَآ مَّتٰنِ ﴿۴۶﴾
Moedhaaammataan
55:64 Donker groen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۵۶﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:65 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِمَا عَیۡنٰنِ نَضَّاخَتٰنِ ﴿۶۶﴾
Fieehiemaa 'aynaanie nad daaghataan
55:66 In beide zijn er twee bronnen die spuiten.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۷۶﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:67 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِمَا فَاکِہَۃٌ وَّ نَخۡلٌ وَّ رُمَّانٌ ﴿۸۶﴾
Fieehiemaa faakiehatoew wa naghloew wa roemmaan
55:68 In beide zijn er vruchten, dadel-palmen en granaatappels.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۹۶﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:69 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

فِیۡہِنَّ خَیۡرٰتٌ حِسَانٌ ﴿۰۷﴾
Fieehienna ghairaatoen hiesaan
55:70 In beide zijn er goede en mooie vrouwen.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۱۷﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:71 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

حُوۡرٌ مَّقۡصُوۡرٰتٌ فِی الۡخِیَامِ ﴿۲۷﴾
Hoeroem maqsoeraatoen fiel ghieyaam
55:72 Paradijs vrouwen die in paviljoenen\tenten verblijven.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۳۷﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:73 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

لَمۡ یَطۡمِثۡہُنَّ اِنۡسٌ قَبۡلَہُمۡ وَ لَا جَآنٌّ ﴿۴۷﴾
Lam yatmies hoenna iensoen qablahoem wa laa djaaann
55:74 Die door geen enkele man of djien eerder zijn aangeraakt.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۵۷﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:75 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

مُتَّکِـِٕیۡنَ عَلٰی رَفۡرَفٍ خُضۡرٍ وَّ عَبۡقَرِیٍّ حِسَانٍ ﴿۶۷﴾
Moettakie'ieena 'alaa rafrafien ghoedriew wa 'abqarieyyien hiesaan
55:76 Leunend op groene kussens en mooie tapijten.

فَبِاَیِّ اٰلَآءِ رَبِّکُمَا تُکَذِّبٰنِ ﴿۷۷﴾
Fabie ayyie aalaaa'ie Rabbiekoemaa toekazziebaan.
55:77 Dus welke gunsten van jullie Heer willen beiden van jullie verwerpen?

تَبٰرَکَ اسۡمُ رَبِّکَ ذِی الۡجَلٰلِ وَ الۡاِکۡرَامِ ﴿۸۷﴾
Tabaarakasmoe Rabbieka Ziel-djalaalie wal-Ikraam
55:78 Gezegend is de naam van jouw Heer, de Bezitter van Al-Jaliel (de Majesteit) en Al-Kariem (Degene die het meest Vrijgevig is).

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
اِذَا وَقَعَتِ الۡوَاقِعَۃُ ۙ﴿۱﴾
Izaa waqa'atiel waaqie'ah
56:1 Op het moment dat de gebeurtenis plaats vindt, (Notitie: Er wordt hier gerefereerd naar de dag des oordeels.)

لَیۡسَ لِوَقۡعَتِہَا کَاذِبَۃٌ ۘ﴿۲﴾
Laisa liewaq'atiehaa kaaziebah
56:2 dan is er op (de dag van) de gebeurtenis geen ontkenning. (Notitie: Er is geen leugen op die dag, noch kan de waarheid verdraaid worden).

خَافِضَۃٌ رَّافِعَۃٌ ۙ﴿۳﴾
ghafiedatoer raafie'ah
56:3 Het zal naar beneden brengen en verhogen. (Notitie: het zal statussen verhogen en verlagen.)

اِذَا رُجَّتِ الۡاَرۡضُ رَجًّا ۙ﴿۴﴾
Izaa roedjdjatiel ardoe radjdjaa
56:4 (Het is het moment) Wanneer de aarde heftig zal worden geschud,

وَّ بُسَّتِ الۡجِبَالُ بَسًّا ۙ﴿۵﴾
Wa boessatiel djiebaaloe bassaa
56:5 en de bergen verbrijzeld worden, afgebrokkeld op een vreselijke wijze.

فَکَانَتۡ ہَبَآءً مُّنۡۢبَثًّا ۙ﴿۶﴾
Fakaanat habaaa'am moembassaa
56:6 Ze worden stofdeeltjes die zich verspreiden.

وَّ کُنۡتُمۡ اَزۡوَاجًا ثَلٰثَۃً ؕ﴿۷﴾
Wa koentoem azwaadjan salaasah
56:7 En jullie zullen verdeeld zijn in drie groepen.

فَاَصۡحٰبُ الۡمَیۡمَنَۃِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡمَیۡمَنَۃِ ؕ﴿۸﴾
Fa as haaboel maimanatie maaa as haaboel maimanah
56:8 De aanwezigen aan de rechterzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de rechterzijde?

وَ اَصۡحٰبُ الۡمَشۡـَٔمَۃِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡمَشۡـَٔمَۃِ ؕ﴿۹﴾
Wa as haaboel mash'amatie maaa as haaboel mash'amah
56:9 De aanwezigen aan de linkerzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de linkerzijde?

وَ السّٰبِقُوۡنَ السّٰبِقُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Wassaabieqoenas saabieqoen
56:10 En de voorste groep, (dat zijn degenen) die het eerste waren in het verrichten van goede daden.

اُولٰٓئِکَ الۡمُقَرَّبُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Oelaaa'iekal moeqarraboen
56:11 Dat zijn degenen die dichtbij (Allah) zijn,

فِیۡ جَنّٰتِ النَّعِیۡمِ ﴿۲۱﴾
Fiee djannaatien Na'ieem
56:12 in tuinen van gelukzaligheid.

ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Soellatoem mienal awwalieen
56:13 Veel van hen zijn afkomstig uit de vroegere generaties,

وَ قَلِیۡلٌ مِّنَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Wa qalieeloem mienal aa ghierieen
56:14 en weinig uit de toekomstige generaties.

عَلٰی سُرُرٍ مَّوۡضُوۡنَۃٍ ﴿۵۱﴾
'Alaa soeroeriem mawdoenah
56:15 (Zittend) op tronen gedecoreerd met goud,

مُّتَّکِـِٕیۡنَ عَلَیۡہَا مُتَقٰبِلِیۡنَ ﴿۶۱﴾
Moettakie'ieena 'alaihaa moetaqabielieen
56:16 erop leunend, naar elkaar toegekeerd.

یَطُوۡفُ عَلَیۡہِمۡ وِلۡدَانٌ مُّخَلَّدُوۡنَ ﴿۷۱﴾
Yatoefoe 'alaihiem wieldaa noem moeghalladoen
56:17 Er zullen jongens (voor bediening) onder hen rondgaan die niet ouder worden,

بِاَکۡوَابٍ وَّ اَبَارِیۡقَ ۬ۙ وَ کَاۡسٍ مِّنۡ مَّعِیۡنٍ ﴿۸۱﴾
Bie akwaabiew wa abaarieeq, wa kaasiem miem ma'ieen
56:18 met bekers, kannen en een beker (met de inhoud) van een fontein.

لَّا یُصَدَّعُوۡنَ عَنۡہَا وَ لَا یُنۡزِفُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Laa yoesadda'oena 'anhaa wa laa yoenziefoen
56:19 Ze zullen er geen kater\hoofdpijn van krijgen, noch zullen ze er dronken van worden.

وَ فَاکِہَۃٍ مِّمَّا یَتَخَیَّرُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa faakiehatiem miemmaa yataghaiyaroen
56:20 En (de jongens zullen) met (allerlei soorten) fruit (rondgaan) waaruit ze kunnen kiezen.

وَ لَحۡمِ طَیۡرٍ مِّمَّا یَشۡتَہُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Wa lahmie tairiem miemmaa yashtahoen
56:21 En met vlees van gevogelte die ze verlangen.

وَ حُوۡرٌ عِیۡنٌ ﴿۲۲﴾
Wa hoeroen'ieen
56:22 En er zijn paradijsvrouwen met grote mooie ogen.

کَاَمۡثَالِ اللُّؤۡلُؤَ الۡمَکۡنُوۡنِ ﴿۳۲﴾
Ka amsaaliel loe'loe'iel maknoen
56:23 Netalsof ze beschermde parels zijn.

جَزَآءًۢ بِمَا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۲﴾
djazaaa'am biemaa kaanoe ya'maloen
56:24 (Dit alles is) Een beloning voor datgeen wat ze deden.

لَا یَسۡمَعُوۡنَ فِیۡہَا لَغۡوًا وَّ لَا تَاۡثِیۡمًا ﴿۵۲﴾
Laa yasma'oena fieehaa laghwaw wa laa taasieemaa
56:25 Ze zullen daar geen nutteloze of zondige gespreken horen.

اِلَّا قِیۡلًا سَلٰمًا سَلٰمًا ﴿۶۲﴾
Illaa qieelan salaaman salaamaa
56:26 Alleen het woord: "Selaam (vrede)."

وَ اَصۡحٰبُ الۡیَمِیۡنِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الۡیَمِیۡنِ ﴿۷۲﴾
Wa as haaboel yamieenie maaa as haaboel Yamieen
56:27 (Wat betreft) De aanwezigen aan de rechterzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de rechterzijde?

فِیۡ سِدۡرٍ مَّخۡضُوۡدٍ ﴿۸۲﴾
Fiee siedriem maghdoed
56:28 (Zij zullen zich bevinden) tussen de doornloze lotusbomen,

وَّ طَلۡحٍ مَّنۡضُوۡدٍ ﴿۹۲﴾
Wa talhiem mandoed
56:29 en bananen-bomen, die laag op laag bananen bevatten.

وَّ ظِلٍّ مَّمۡدُوۡدٍ ﴿۰۳﴾
Wa zielliem mamdoed
56:30 En lange schaduwen,

وَّ مَآءٍ مَّسۡکُوۡبٍ ﴿۱۳﴾
Wa maaa'iem maskoeb
56:31 en stromend water,

وَّ فَاکِہَۃٍ کَثِیۡرَۃٍ ﴿۲۳﴾
Wa faakiehatien kasieerah
56:32 en een overvloed aan vruchten,

لَّا مَقۡطُوۡعَۃٍ وَّ لَا مَمۡنُوۡعَۃٍ ﴿۳۳﴾
Laa maqtoe'atiew wa laa mamnoe'ah
56:33 die niet gebonden zijn aan seizoenen of die niet verboden zijn.

وَّ فُرُشٍ مَّرۡفُوۡعَۃٍ ﴿۴۳﴾
Wa foeroeshiem marfoe'ah
56:34 En hoge banken.

اِنَّاۤ اَنۡشَاۡنٰہُنَّ اِنۡشَآءً ﴿۵۳﴾
Innaaa anshaanaahoenna ienshaaa'aa
56:35 Wij maakten hen tot een (nieuwe) schepping. (Notitie: hier wordt indirect de paradijs vrouwen beschreven. Deze hebben geen ouders, dus zijn ze als een nieuwe schepping.)

فَجَعَلۡنٰہُنَّ اَبۡکَارًا ﴿۶۳﴾
Fadja'alnaahoenna abkaaraa
56:36 en Wij hebben hen onaangeraakt\maagd gemaakt.

عُرُبًا اَتۡرَابًا ﴿۷۳﴾
'Oeroeban atraabaa
56:37 met liefde toegewijd (aan haar partner) en "Taraaba" (gelijk in leeftijd).

لِّاَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۸۳﴾
Lie as haabiel yamieen
56:38 De aanwezigen aan de rechterkant,

ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۹۳﴾
Soellatoem mienal awwa lieen
56:39 zijn afkomstig uit de vroegere generaties,

وَ ثُلَّۃٌ مِّنَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۰۴﴾
Wa soellatoem mienal aaghierieen
56:40 en uit de toekomstige generaties.

وَ اَصۡحٰبُ الشِّمَالِ ۬ۙ مَاۤ اَصۡحٰبُ الشِّمَالِ ﴿۱۴﴾
Wa as haaboesh shiemaalie maaa as haaboesh shiemaal
56:41 (Wat betreft) De aanwezigen aan de linkerzijde. Wie zijn de aanwezigen aan de linkerzijde?

فِیۡ سَمُوۡمٍ وَّ حَمِیۡمٍ ﴿۲۴﴾
Fiee samoemiew wa hamieem
56:42 (Ze zullen zich bevinden tussen) verschroeiend vuur en kokend water.

وَّ ظِلٍّ مِّنۡ یَّحۡمُوۡمٍ ﴿۳۴﴾
Wa zielliem miey yahmoem
56:43 En in een schaduw van zwarte rook,

لَّا بَارِدٍ وَّ لَا کَرِیۡمٍ ﴿۴۴﴾
Laa baariediew wa laa karieem
56:44 dat niet verkoelend of aangenaam is.

اِنَّہُمۡ کَانُوۡا قَبۡلَ ذٰلِکَ مُتۡرَفِیۡنَ ﴿۵۴﴾
Innahoem kaanoe qabla zaalieka moetrafieen
56:45 Zeer zeker, ze hadden zich overgeven aan welvaart\rijkdom\luxe,

وَ کَانُوۡا یُصِرُّوۡنَ عَلَی الۡحِنۡثِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۴﴾
Wa kaanoe yoesierroena 'alal hiensiel 'azieem
56:46 en volhardden in de grootste zonde ('Shirk'). (Notitie: zie 4:116.)

وَ کَانُوۡا یَقُوۡلُوۡنَ ۬ۙ اَئِذَا مِتۡنَا وَ کُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَاِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Wa kaanoe yaqoeloena a'iezaa mietnaa wa koennaa toeraabaw wa iezaaman'a-iennaa lamab'oesoen
56:47 En voorheen zeiden ze: "Wanneer we dood zijn en tot stof en botten vergaan, zullen we dan zeker herrijzen?"

اَوَ اٰبَآؤُنَا الۡاَوَّلُوۡنَ ﴿۸۴﴾
Awa aabaaa'oenal awwaloen
56:48 "En ook onze voorvaders?"

قُلۡ اِنَّ الۡاَوَّلِیۡنَ وَ الۡاٰخِرِیۡنَ ﴿۹۴﴾
Qoel iennal awwalieena wal aaghierieen
56:49 Zeg: "Zonder enige twijfel, zowel de vroegere als de toekomstige generaties,"

لَمَجۡمُوۡعُوۡنَ ۬ۙ اِلٰی مِیۡقَاتِ یَوۡمٍ مَّعۡلُوۡمٍ ﴿۰۵﴾
Lamadjmoe'oena ielaa mieeqaatie yawmiem ma'loem
56:50 "zullen bijeengebracht worden voor de afspraak op de bekende dag."

ثُمَّ اِنَّکُمۡ اَیُّہَا الضَّآلُّوۡنَ الۡمُکَذِّبُوۡنَ ﴿۱۵﴾
soemma iennakoem ayyoehad daaalloenal moekazzieboen
56:51 "Vervolgens zullen jullie, O afgedwaalden, verwerpers (van de waarheid),"

لَاٰکِلُوۡنَ مِنۡ شَجَرٍ مِّنۡ زَقُّوۡمٍ ﴿۲۵﴾
La aakieloena mien shadja riem mien zaqqoem
56:52 "zeker eten van de 'Zaqqoem' boom."

فَمَالِـُٔوۡنَ مِنۡہَا الۡبُطُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Famaalie'oena mienhal boetoen
56:53 De buiken zullen erdoor worden gevuld,

فَشٰرِبُوۡنَ عَلَیۡہِ مِنَ الۡحَمِیۡمِ ﴿۴۵﴾
Fashaarieboena 'alaihie mienal hamieem
56:54 en ze zullen drinken van het kokend water,

فَشٰرِبُوۡنَ شُرۡبَ الۡہِیۡمِ ﴿۵۵﴾
Fashaarieboena shoerbal hieem
56:55 netzoals dorstige kamelen.

ہٰذَا نُزُلُہُمۡ یَوۡمَ الدِّیۡنِ ﴿۶۵﴾
Haazaa noezoeloehoem yawmad dieen
56:56 Dit is hun ontvangst op de dag des oordeels

نَحۡنُ خَلَقۡنٰکُمۡ فَلَوۡ لَا تُصَدِّقُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Nahnoe ghalaqnaakoem falaw laa toesaddieqoen
56:57 Wij hebben jullie geschapen, waarom accepteren jullie de waarheid niet?

اَفَرَءَیۡتُمۡ مَّا تُمۡنُوۡنَ ﴿۸۵﴾
Afara'aytoem maa toemnoen
56:58 Zien jullie wat jullie uitstoten (ejaculeert/zaadlozing)?

ءَاَنۡتُمۡ تَخۡلُقُوۡنَہٗۤ اَمۡ نَحۡنُ الۡخٰلِقُوۡنَ ﴿۹۵﴾
'A-antoem taghloeqoe nahoeo am nahnoel ghaalieqoen
56:59 Zijn jullie het die het (de baby) creëren of zijn Wij de Schepper (ervan)? (Notitie: zie Allah schenkt kinderen, 42:50.)

نَحۡنُ قَدَّرۡنَا بَیۡنَکُمُ الۡمَوۡتَ وَ مَا نَحۡنُ بِمَسۡبُوۡقِیۡنَ ﴿۰۶﴾
Nahnoe qaddarnaa baina koemoel mawta wa maa nahnoe biemasboeqieen
56:60 Wij hebben de dood aan jullie toegekend en Wij kunnen niet worden tegengehouden.

عَلٰۤی اَنۡ نُّبَدِّلَ اَمۡثَالَکُمۡ وَ نُنۡشِئَکُمۡ فِیۡ مَا لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۶﴾
'Alaaa an noebaddiela amsaalakoem wa noenshie'akoem fiee maa laa ta'lamoen
56:61 Daarmee zullen Wij jullie uiterlijk veranderen en jullie maken tot iets wat jullie niet kennen.

وَ لَقَدۡ عَلِمۡتُمُ النَّشۡاَۃَ الۡاُوۡلٰی فَلَوۡ لَا تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۲۶﴾
Wa laqad 'aliemtoemoen nash atal oelaa falaw laa tazakkaroen
56:62 Zonder enige twijfel, jullie kennen de eerste schepping (van julliezelf), dus waarom trekken jullie daar geen lering uit?

اَفَرَءَیۡتُمۡ مَّا تَحۡرُثُوۡنَ ﴿۳۶﴾
Afara'aytoem maa tahroesoen
56:63 En zien jullie wat jullie zaaien?

ءَاَنۡتُمۡ تَزۡرَعُوۡنَہٗۤ اَمۡ نَحۡنُ الزّٰرِعُوۡنَ ﴿۴۶﴾
'A-antoem tazra'oenahoeo am nahnoez zaarie'oeon
56:64 Doen jullie het groeien of zijn Wij het Die het doen groeien?

لَوۡ نَشَآءُ لَجَعَلۡنٰہُ حُطَامًا فَظَلۡتُمۡ تَفَکَّہُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Law nashaaa'oe ladja'al naahoe hoetaaman fazaltoem tafakkahoen
56:65 Indien Wij het willen dan kunnen Wij het tot puin maken. Vervolgens zullen jullie blijven piekeren,

اِنَّا لَمُغۡرَمُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Innaa lamoeghramoen
56:66 (zeggend:) "Zonder twijfel wij zijn zeker beladen met schulden."

بَلۡ نَحۡنُ مَحۡرُوۡمُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Bal nahnoe mahroemoen
56:67 "Nee, alles is ons ontnomen."

اَفَرَءَیۡتُمُ الۡمَآءَ الَّذِیۡ تَشۡرَبُوۡنَ ﴿۸۶﴾
Afara'aytoemoel maaa'allaziee tashraboen
56:68 Zien jullie het water wat jullie drinken?

ءَاَنۡتُمۡ اَنۡزَلۡتُمُوۡہُ مِنَ الۡمُزۡنِ اَمۡ نَحۡنُ الۡمُنۡزِلُوۡنَ ﴿۹۶﴾
'A-antoem anzaltoemoehoe mienal moeznie am nahnoel moenzieloen
56:69 Zijn jullie het die het uit de wolken neer doen dalen of zijn Wij degenen die dat doen?

لَوۡ نَشَآءُ جَعَلۡنٰہُ اُجَاجًا فَلَوۡ لَا تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Law nashaaa'oe dja'alnaahoe oedjaadjan falaw laa tashkoeroen
56:70 Indien Wij het wilden, dan konden Wij het zoutig maken. Waarom zijn jullie dan niet dankbaar?

اَفَرَءَیۡتُمُ النَّارَ الَّتِیۡ تُوۡرُوۡنَ ﴿۱۷﴾
Afara'aytoemoen naaral latiee toeroen
56:71 Zien jullie het vuur dat jullie aansteken?

ءَاَنۡتُمۡ اَنۡشَاۡتُمۡ شَجَرَتَہَاۤ اَمۡ نَحۡنُ الۡمُنۡشِـُٔوۡنَ ﴿۲۷﴾
'A-antoem anshaatoem shadjaratahaaa am nahnoel moenshie'oen
56:72 Zijn jullie het die zijn brandhout maken of zijn Wij de makers ervan?

نَحۡنُ جَعَلۡنٰہَا تَذۡکِرَۃً وَّ مَتَاعًا لِّلۡمُقۡوِیۡنَ ﴿۳۷﴾
Nahnoe dja'alnaahaa tazkiera taw wa mataa'al lielmoeqwieen
56:73 Wij hebben het gemaakt als een gedenking (van de hel) en als een voorziening voor de bedoeïenen.

فَسَبِّحۡ بِاسۡمِ رَبِّکَ الۡعَظِیۡمِ ﴿۴۷﴾
Fasabbieh biesmie Rabbiekal 'azieem
56:74 Dus Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is de naam van jouw Heer, Al-Aziez (de Al-Machtige).

فَلَاۤ اُقۡسِمُ بِمَوٰقِعِ النُّجُوۡمِ ﴿۵۷﴾
Falaa oeqsiemoe biemaawaa qie'iennoedjoem
56:75 Ik zweer bij de positie van de sterren.

وَ اِنَّہٗ لَقَسَمٌ لَّوۡ تَعۡلَمُوۡنَ عَظِیۡمٌ ﴿۶۷﴾
Wa iennahoe laqasamoel lawta'lamoena'azieem
56:76 En zeer zeker, dat is zeker een zeer grote eed als jullie het beseffen.

اِنَّہٗ لَقُرۡاٰنٌ کَرِیۡمٌ ﴿۷۷﴾
Innahoe la qoeraanoen karieem
56:77 Het is, zonder twijfel, een vrijgevige Koran. (Notitie: vrijgevig in de zin van het geven van informatie m.b.t. het ongeziene, het brengen naar het rechte pad en rust in de harten van de mens.)

فِیۡ کِتٰبٍ مَّکۡنُوۡنٍ ﴿۸۷﴾
Fiee kietaabiem maknoen
56:78 (Neergezonden) Vanuit een boek dat goed is beschermd. (Notitie: Lawh Al-Mahfuz is het boek waarin alles staat vermeld, zie 2:2.)

لَّا یَمَسُّہٗۤ اِلَّا الۡمُطَہَّرُوۡنَ ﴿۹۷﴾
Laa yamassoehoeo iellal moetahharoen
56:79 Niemand raakt het (Lawh Al-Mahfuz) aan behalve degenen die al gezuiverd zijn (de engelen).

تَنۡزِیۡلٌ مِّنۡ رَّبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۰۸﴾
Tanzieeloem mier Rabbiel'aalamieen
56:80 Een openbaring van de Heer van de werelden (van mensen, djiens en engelen).

اَفَبِہٰذَا الۡحَدِیۡثِ اَنۡتُمۡ مُّدۡہِنُوۡنَ ﴿۱۸﴾
Afabiehaazal hadieesie antoem moedhienoen
56:81 Is het dus over deze verklaring (de Koran) waarin jullie verschillen?

وَ تَجۡعَلُوۡنَ رِزۡقَکُمۡ اَنَّکُمۡ تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۲۸﴾
Wa tadj'aloena riezqakoem annakoem toekazzieboen
56:82 Jullie maken de verwerping (van de Koran) als een gewoonte.

فَلَوۡ لَاۤ اِذَا بَلَغَتِ الۡحُلۡقُوۡمَ ﴿۳۸﴾
Falaw laaa iezaa balaghatiel hoelqoem
56:83 Waarom (grijpen jullie) dan (niet in) als het (de ziel) de keel bereikt,

وَ اَنۡتُمۡ حِیۡنَئِذٍ تَنۡظُرُوۡنَ ﴿۴۸﴾
Wa antoem hieena'iezien tanzoeroen
56:84 en jullie op dat moment (alleen) toe kijken,

وَ نَحۡنُ اَقۡرَبُ اِلَیۡہِ مِنۡکُمۡ وَ لٰکِنۡ لَّا تُبۡصِرُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Wa nahnoe aqraboe ielaihie mien-koem wa laakiel laa toebsieroen
56:85 en Wij dichterbij hem zijn dan jullie, maar jullie zien dat niet.

فَلَوۡ لَاۤ اِنۡ کُنۡتُمۡ غَیۡرَ مَدِیۡنِیۡنَ ﴿۶۸﴾
Falaw laaa ien koentoem ghaira madieenieen
56:86 Waarom, indien jullie geloven dat jullie niet zullen worden vergolden (voor de daden),

تَرۡجِعُوۡنَہَاۤ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۷۸﴾
Tardjie'oenahaaa ien koentoem saadieqieen
56:87 brengen jullie het (ziel) niet terug, als jullie gelijk hebben?

فَاَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنَ الۡمُقَرَّبِیۡنَ ﴿۸۸﴾
Fa ammaaa ien kaana mienal moeqarrabieen
56:88 Indien hij behoort tot degenen die dichtbij (Allah) gebracht wordt,

فَرَوۡحٌ وَّ رَیۡحَانٌ ۬ۙ وَّ جَنَّتُ نَعِیۡمٍ ﴿۹۸﴾
Farawhoew wa raihaa noew wa djannatoe na'ieem
56:89 dan (is er voor hem) rust, beloning en een tuin van gelukzaligheid.

وَ اَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنۡ اَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۰۹﴾
Wa ammaaa ien kaana mien as haabiel yamieen
56:90 En indien hij tot de rechterzijde behoort,

فَسَلٰمٌ لَّکَ مِنۡ اَصۡحٰبِ الۡیَمِیۡنِ ﴿۱۹﴾
Fasalaamoel laka mien as haabiel yamieen
56:91 dan is er (de begroeting:) "vrede zij met jou" door de aanwezigen aan de rechterzijde.

وَ اَمَّاۤ اِنۡ کَانَ مِنَ الۡمُکَذِّبِیۡنَ الضَّآلِّیۡنَ ﴿۲۹﴾
Wa ammaaa ien kaana mienal moekazziebieenad daaallieen
56:92 Maar als hij tot de verwerpers (van de waarheid), de afgedwaalden behoorde,

فَنُزُلٌ مِّنۡ حَمِیۡمٍ ﴿۳۹﴾
Fanoezoeloem mien hamieem
56:93 dan wordt hij verwelkomt door het kokend water,

وَّ تَصۡلِیَۃُ جَحِیۡمٍ ﴿۴۹﴾
Wa taslieyatoe djahieem
56:94 en het branden in de hel.

اِنَّ ہٰذَا لَہُوَ حَقُّ الۡیَقِیۡنِ ﴿۵۹﴾
Inna haaza lahoewa haqqoel yaqieen
56:95 Zeer zeker, dit is zonder twijfel de waarheid.

فَسَبِّحۡ بِاسۡمِ رَبِّکَ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۹﴾
Fasabbieh biesmie rabbiekal 'azieem
56:96 Dus Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is de naam van jouw Heer, Al-Aziem (de meest Magnifieke/Fantastische/Geweldige).

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
سَبَّحَ لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۱﴾
Sabbaha liellaahie maa fiessamaawaatie wal ardie wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
57:1 Alles wat er in de hemelen en op aarde is verklaart de ultieme perfectie van Allah. Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze). (Notitie: zie ook 57:1, 59:1, 61:1 en 62:1).

لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ یُحۡیٖ وَ یُمِیۡتُ ۚ وَ ہُوَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۲﴾
Lahoe moelkoes samaawaatie wal ardie yoehyiee wa yoemieetoe wa Hoewa 'alaa koellie shai'ien Qadieer
57:2 Aan Hem behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Hij geeft leven en veroorzaakt de dood. Hij is over alles Al-Qadier (Degene Die in staat om alles te kunnen bewerkstelligen).

ہُوَ الۡاَوَّلُ وَ الۡاٰخِرُ وَ الظَّاہِرُ وَ الۡبَاطِنُ ۚ وَ ہُوَ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۳﴾
Hoewal Awwaloe wal'Aaghieroe waz Zaahieroe wal Baatienoe wa hoewa biekoellie shai'ien Alieem
57:3 Hij is Al-Awwal (de Eerste, die er ooit was), Al-Aghier (de Laatste, die er ooit zal zijn), Az-Zahieroe (Degene Die zich manifesteerd/openbaar maakt), Al-Batien (Degene Die verborgen is) en over alles Al-Aliem (Al-Wetend) is.

ہُوَ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ فِیۡ سِتَّۃِ اَیَّامٍ ثُمَّ اسۡتَوٰی عَلَی الۡعَرۡشِ ؕ یَعۡلَمُ مَا یَلِجُ فِی الۡاَرۡضِ وَ مَا یَخۡرُجُ مِنۡہَا وَ مَا یَنۡزِلُ مِنَ السَّمَآءِ وَ مَا یَعۡرُجُ فِیۡہَا ؕ وَ ہُوَ مَعَکُمۡ اَیۡنَ مَا کُنۡتُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۴﴾
Hoewal laziee ghalaqas samaawaatie wal arda fiee siettatie ayyaamien soemmas tawaa 'alal 'Arsh; ya'lamoe maa yaliedjoe fielardie wa maa yaghroedjoe mienhaa wa maa yanzieloe mienas samaaa'ie wa maa ya'roedjoe fieeha wa Hoewa ma'akoem ayna maa koentoem; wallaahoe biemaa ta'maloena Basieer
57:4 Hij is Degenen Die de hemelen heeft geschapen en de aarde in zes dagen heeft gemaakt. Vervolgens, 'Istawa' (steeg) Hij op de troon (op een manier die bij Zijn Majesteit past). Hij weet wat de aarde ingaat en wat eruit voortkomt. En wat er uit de hemel neerdaalt (op de aarde) en wat er vanaf opstijgt. Hij is met jullie waar jullie ook zijn. Allah is Al-Basier (de Alziende) over alles wat jullie doen.

لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ تُرۡجَعُ الۡاُمُوۡرُ ﴿۵﴾
Lahoe moelkoes samaawaatie wal ard; wa ielal laahie toerdja'oel oemoer
57:5 Aan Hem behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Tot Allah zullen alle kwesties terugkeren.

یُوۡلِجُ الَّیۡلَ فِی النَّہَارِ وَ یُوۡلِجُ النَّہَارَ فِی الَّیۡلِ ؕ وَ ہُوَ عَلِیۡمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوۡرِ ﴿۶﴾
Yoeliedjoel laila fien nahaarie wa yoeliedjoen nahaara fiel lail; wa Hoewa 'Alieemoem biezaaties soedoer
57:6 Hij doet de nacht in de dag overgaan en doet de dag in de nacht overgaan. Hij is Al-wetend over datgeen wat in de harten is.

اٰمِنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ وَ اَنۡفِقُوۡا مِمَّا جَعَلَکُمۡ مُّسۡتَخۡلَفِیۡنَ فِیۡہِ ؕ فَالَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مِنۡکُمۡ وَ اَنۡفَقُوۡا لَہُمۡ اَجۡرٌ کَبِیۡرٌ ﴿۷﴾
Aaamienoe biellaahie wa Rasoeliehiee wa anfieqoe miemmaa dja'alakoem moestagh lafieena fieehie fallazieena aamanoe mien-koem wa anfaqoe lahoem adjroen kabieer
57:7 Geloof in Allah en Zijn boodschapper. Geef uit van datgeen waarvan Hij jullie als opvolgers heeft aangesteld. Voor degenen die geloven en uitgeven (op Allah's weg) is er een grote beloning.

وَ مَا لَکُمۡ لَا تُؤۡمِنُوۡنَ بِاللّٰہِ ۚ وَ الرَّسُوۡلُ یَدۡعُوۡکُمۡ لِتُؤۡمِنُوۡا بِرَبِّکُمۡ وَ قَدۡ اَخَذَ مِیۡثَاقَکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸﴾
Wa maa lakoem laa toe'mienoena biellaahie war Rasoeloe yad'oekoem lie toe'mienoe bie Rabbiekoem wa qad aghaza mieesaaqakoem ien koentoem moe'mienieen
57:8 Waarom zouden jullie niet in Allah geloven als jullie gelovig zijn, aangezien dat de boodschapper jullie oproept om in jullie Heer te geloven en hij met jullie een verbond heeft gesloten? (Notitie: welk verbond?)

ہُوَ الَّذِیۡ یُنَزِّلُ عَلٰی عَبۡدِہٖۤ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ لِّیُخۡرِجَکُمۡ مِّنَ الظُّلُمٰتِ اِلَی النُّوۡرِ ؕ وَ اِنَّ اللّٰہَ بِکُمۡ لَرَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۹﴾
Hoewal laziee yoenazzieloe 'alaa 'abdiehieee Aayaatiem baiyienaatiel lieyoeghriedjakoem mienaz zoeloemaatie ielan noer; wa iennal laaha biekoem la Ra'oefoer Rahieem
57:9 Het is Hij Die duidelijke 'Ayahs' (verzen, bewijzen) neerzendt op Zijn dienaar, zodat Hij jullie van het duisternis naar het licht kan brengen. Zeer zeker, Allah is voor jullie Raoef (het meest Vriendelijk), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).

وَ مَا لَکُمۡ اَلَّا تُنۡفِقُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ لِلّٰہِ مِیۡرَاثُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ لَا یَسۡتَوِیۡ مِنۡکُمۡ مَّنۡ اَنۡفَقَ مِنۡ قَبۡلِ الۡفَتۡحِ وَ قٰتَلَ ؕ اُولٰٓئِکَ اَعۡظَمُ دَرَجَۃً مِّنَ الَّذِیۡنَ اَنۡفَقُوۡا مِنۡۢ بَعۡدُ وَ قٰتَلُوۡا ؕ وَ کُلًّا وَّعَدَ اللّٰہُ الۡحُسۡنٰی ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ خَبِیۡرٌ ﴿۰۱﴾
Wa maa lakoem allaa toenfieqoe fiee sabieeliel laahie wa liellaahie mieeraasoes samaawaatie wal-ard; laa yastawiee mien-koem man anfaqa mien qabliel fat-hie wa qaatal; oelaaa'ieka a'zamoe daradjatam mienal lazieena anfaqoe mien ba'doe wa qaataloe; wa koellaw wa'ad allaahoel hoesnaa; wallaahoe biemaa ta'maloena ghabieer
57:10 Waarom geven jullie niet uit op de weg van Allah? Terwijl (jullie weten dat) de erfenis van de hemelen en de aarde aan Allah toebehoort. Degenen die uitgaven en vochten voor dat de overwinning bereikt was, zijn niet gelijk (aan anderen). Ze zijn hoger in graad dan degenen die daarna uitgaven en vochten. Echter, aan allen heeft Allah het beste beloofd. Allah is bekend met alles (Al-Gabier) over datgeen wat jullie doen.

مَنۡ ذَا الَّذِیۡ یُقۡرِضُ اللّٰہَ قَرۡضًا حَسَنًا فَیُضٰعِفَہٗ لَہٗ وَ لَہٗۤ اَجۡرٌ کَرِیۡمٌ ﴿۱۱﴾
Man zal laziee yoeqriedoel laaha qardan hasanan fa yoedaa'iefahoe lahoe wa lahoeo adjroen karieem
57:11 Wie is degenen die aan Allah een goede lening geeft, zodat Hij het voor hem zal vermenigvuldigen en dat er voor hem een gewaardeerde (kareem) beloning is?

یَوۡمَ تَرَی الۡمُؤۡمِنِیۡنَ وَ الۡمُؤۡمِنٰتِ یَسۡعٰی نُوۡرُہُمۡ بَیۡنَ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ بِاَیۡمَانِہِمۡ بُشۡرٰىکُمُ الۡیَوۡمَ جَنّٰتٌ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ؕ ذٰلِکَ ہُوَ الۡفَوۡزُ الۡعَظِیۡمُ ﴿۲۱﴾
Yawma taral moe'mienieena walmoe'mienaatie yas'aa noeroehoem baina aydieehiem wa bie aymaaniehiem boeshraakoemoel yawma djannaatoen tadjriee mien tahtiehal anhaaroe ghaaliedieena fieeha; zaalieka hoewal fawzoel 'azieem
57:12 Op die dag zul je de gelovige mannen en vrouwen zien rennen met hun licht voor hen en aan hun rechterzijde. (Er zal tegen hen gezegd worden:) "Goed nieuws voor jullie! (Op) Deze dag, (zijn er voor jullie) tuinen waar rivieren onder stromen, erin blijvend voor altijd. Dat is een groot succes."

یَوۡمَ یَقُوۡلُ الۡمُنٰفِقُوۡنَ وَ الۡمُنٰفِقٰتُ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوا انۡظُرُوۡنَا نَقۡتَبِسۡ مِنۡ نُّوۡرِکُمۡ ۚ قِیۡلَ ارۡجِعُوۡا وَرَآءَکُمۡ فَالۡتَمِسُوۡا نُوۡرًا ؕ فَضُرِبَ بَیۡنَہُمۡ بِسُوۡرٍ لَّہٗ بَابٌ ؕ بَاطِنُہٗ فِیۡہِ الرَّحۡمَۃُ وَ ظَاہِرُہٗ مِنۡ قِبَلِہِ الۡعَذَابُ ﴿۳۱﴾
Yawma yaqoeloel moenaafieqoena walmoenaafieqaatoe liel lazieena aamanoe oenzoeroenaa naqtabies mien noeriekoem qieelardjie'oe waraaa'akoem faltamiesoe noeran fadoerieba bainahoem biesoeriel lahoe baaboen, baatienoehoe fieehier rahmatoe wa zaahieroehoe mien qiebaliehie-'azaab
57:13 Op die dag zal de hypocriete mannen en vrouwen tegen de gelovigen zeggen: "Wacht op ons! Zodat we iets van jullie licht kunnen verkrijgen. Er zal worden gezegd: "Ga naar achteren terug en zoek (zelf jullie) licht." Vervolgens, zal er tussen hen een muur met een poort komen. Aan de binnenzijde (rechterkant van de muur) is er barmhartigheid, maar aan de buitenkant is er straf.

یُنَادُوۡنَہُمۡ اَلَمۡ نَکُنۡ مَّعَکُمۡ ؕ قَالُوۡا بَلٰی وَ لٰکِنَّکُمۡ فَتَنۡتُمۡ اَنۡفُسَکُمۡ وَ تَرَبَّصۡتُمۡ وَ ارۡتَبۡتُمۡ وَ غَرَّتۡکُمُ الۡاَمَانِیُّ حَتّٰی جَآءَ اَمۡرُ اللّٰہِ وَ غَرَّکُمۡ بِاللّٰہِ الۡغَرُوۡرُ ﴿۴۱﴾
Yoenaadoenahoem alam nakoem ma'akoem qaaloe balaa wa laakiennakoem fatantoem anfoesakoem wa tarabbastoem wartabtoem wa gharratkoemoel amaanieyyoe hatta djaaa'a amroel laahie wa gharrakoem biellaahiel gharoer
57:14 Ze (de hypocrieten) zullen hen roepen: "Behoorden wij niet tot jullie?" Ze zullen antwoorden: "Ja, maar jullie hebben julliezelf verleid, jullie wachtten en twijfelden (om jezelf over te geven). En jullie verlangens heeft jullie bedrogen totdat het bevel (de dood) van Allah kwam. De bedrieger (de satan) heeft jullie bedrogen."

فَالۡیَوۡمَ لَا یُؤۡخَذُ مِنۡکُمۡ فِدۡیَۃٌ وَّ لَا مِنَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ؕ مَاۡوٰىکُمُ النَّارُ ؕ ہِیَ مَوۡلٰىکُمۡ ؕ وَ بِئۡسَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۵۱﴾
Fal Yawma laa yoe'ghazoe mien-koem fiedyatoew wa laa mienal lazieena kafaroe; ma'waakoemoen Naaroe hieya maw laakoem wa bie'sal masieer
57:15 "Vandaag wordt er geen enkel losgeld van jullie (hypocrieten) geaccepteerd en ook niet van degenen die niet geloofden. Jullie verblijfplaats is het vuur. Het is jullie beschermer. Jullie bestemming is zeer ellendig."

اَلَمۡ یَاۡنِ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡ تَخۡشَعَ قُلُوۡبُہُمۡ لِذِکۡرِ اللّٰہِ وَ مَا نَزَلَ مِنَ الۡحَقِّ ۙ وَ لَا یَکُوۡنُوۡا کَالَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ مِنۡ قَبۡلُ فَطَالَ عَلَیۡہِمُ الۡاَمَدُ فَقَسَتۡ قُلُوۡبُہُمۡ ؕ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Alam ya'nie liel lazieena aamanoeo an taghsha'a qoeloeboehoem lieziekriel laahie wa maa nazala mienal haqqie wa laa yakoenoe kallazieena oetoel Kietaaba mien qabloe fataala 'alaihiemoel amadoe faqasat qoeloeboehoem wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:16 Is de tijd nog niet gekomen dat de harten van de gelovigen nederig worden om Allah te gedenken door de waarheid wat nedeer is gedaald? Zodat ze niet worden als degenen die de het boek al eerder kregen. Voor hen werd het termijn te lang, zodat hun harten hard werden. Veel van hen werden (daardoor) provocerend ongehoorzaam.

اِعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ یُحۡیِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ؕ قَدۡ بَیَّنَّا لَکُمُ الۡاٰیٰتِ لَعَلَّکُمۡ تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۷۱﴾
I'lamoeo annal laaha yoehyiel arda ba'da mawtiehaa; qad baiyannaa lakoemoel Aayaatie la'allakoem ta'qieloen
57:17 Weet dat Allah leven geven aan de aarde nadat het dood is. Wij maken de tekenen duidelijk zodat jullie het kunnen begrijpen.

اِنَّ الۡمُصَّدِّقِیۡنَ وَ الۡمُصَّدِّقٰتِ وَ اَقۡرَضُوا اللّٰہَ قَرۡضًا حَسَنًا یُّضٰعَفُ لَہُمۡ وَ لَہُمۡ اَجۡرٌ کَرِیۡمٌ ﴿۸۱﴾
Innal moessaddieqieena wal moessaddieqaatie wa aqradoel laaha qardan hassanay yoedaa'afoe lahoem wa lahoem adjroen karieem
57:18 De mannen en vrouwen die aalmoezen geven en die voor (de weg van) Allah een goede lening verschaffen, het zal voor hen worden vermenigvuldigd. Voor hen is er een gewaardeerde (kareem) beloning.

وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رُسُلِہٖۤ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الصِّدِّیۡقُوۡنَ ٭ۖ وَ الشُّہَدَآءُ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ؕ لَہُمۡ اَجۡرُہُمۡ وَ نُوۡرُہُمۡ ؕ وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ الۡجَحِیۡمِ ﴿۹۱﴾
Wallazieena aamanoe biellaahie wa Roesoeliehieee oelaaa'ieka hoemoes sieddieeqoen; wash shoehadaaa'oe 'ienda Rabbiehiem lahoem adjroehoem wa noeroehoem; wallazieena kafaroe wa kazzaboe bie aayaatienaaa oelaaa'ieka As haaboel djahieem
57:19 Degenen die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zij zijn degenen die streven naar de waarheid en (zullen) getuigen bij hun Heer. Zij krijgen hun beloning en hun licht. Echter, degenen die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zij zijn de bewoners van het vuur.

اِعۡلَمُوۡۤا اَنَّمَا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا لَعِبٌ وَّ لَہۡوٌ وَّ زِیۡنَۃٌ وَّ تَفَاخُرٌۢ بَیۡنَکُمۡ وَ تَکَاثُرٌ فِی الۡاَمۡوَالِ وَ الۡاَوۡلَادِ ؕ کَمَثَلِ غَیۡثٍ اَعۡجَبَ الۡکُفَّارَ نَبَاتُہٗ ثُمَّ یَہِیۡجُ فَتَرٰىہُ مُصۡفَرًّا ثُمَّ یَکُوۡنُ حُطَامًا ؕ وَ فِی الۡاٰخِرَۃِ عَذَابٌ شَدِیۡدٌ ۙ وَّ مَغۡفِرَۃٌ مِّنَ اللّٰہِ وَ رِضۡوَانٌ ؕ وَ مَا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَاۤ اِلَّا مَتَاعُ الۡغُرُوۡرِ ﴿۰۲﴾
I'lamoeo annamal hayaa toed doenyaa la'ieboew wa lahwoew wa zieenatoew wa tafaaghoeroem bainakoem wa takaasoeroen fiel amwaalie wal awlaad, kamasalie ghaisien a'djabal koeffaara nabaatoehoe soemma yahieedjoe fataraahoe moesfaaran soemma yakoenoe hoetaamaa; wa fiel aaghieratie 'azaaboen shadieedoew wa magh fieratoem mienal laahie wa riedwaan; wa mal haiyaa toeddoen yaaa iellaa mataa'oel ghoeroer
57:20 Weet dat het leven van deze wereld is gebaseerd op spelen, vermaak, praalvertoon aan elkaar, opschepperij tussen elkaar, en op een wedstrijd in het vermeerderen van rijkdom en van kinderen. Het is te vergelijken met vegetatie/beplanting waarop regen valt, die groeit en de boeren blij maakt. Vervolgens, verdroogt het en je ziet het geel en daarna tot dorre boel worden. (Wat betreft) het hiernamaals, daar is een (eeuwige) zware straf, vergiffenis van Allah en (eeuwig) plezier. Het wereldse leven is alleen een (tijdelijke) genot dat misleidt.

سَابِقُوۡۤا اِلٰی مَغۡفِرَۃٍ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ وَ جَنَّۃٍ عَرۡضُہَا کَعَرۡضِ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ ۙ اُعِدَّتۡ لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا بِاللّٰہِ وَ رُسُلِہٖ ؕ ذٰلِکَ فَضۡلُ اللّٰہِ یُؤۡتِیۡہِ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ ذُو الۡفَضۡلِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۱۲﴾
Saabieqoeo ielaa maghfieratiem mier Rabbiekoem wa djannatien 'ardoehaa ka-'ardies samaaa'ie wal ardie oe'ieddat liellazieena aamanoe biellaahie wa Roesoelieh; zaalieka fadloel laahie yoe'tieehie may yashaaa'; wal laahoe zoel fadliel 'azieem
57:21 Ren naar de vergiffenis van jullie Heer en naar een tuin die net zo breed is als de breedte tussen de hemelen en de aarde. Gemaakt voor degenen die in Allah en in Zijn boodschapper geloven. Dat is de beloning van Allah. Hij geeft aan wie hij wil. Allah is de bezitter van de grootste beloning.

مَاۤ اَصَابَ مِنۡ مُّصِیۡبَۃٍ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَا فِیۡۤ اَنۡفُسِکُمۡ اِلَّا فِیۡ کِتٰبٍ مِّنۡ قَبۡلِ اَنۡ نَّبۡرَاَہَا ؕ اِنَّ ذٰلِکَ عَلَی اللّٰہِ یَسِیۡرٌ ﴿۲۲﴾
Maaa asaaba mien moesieebatien fiel ardie wa laa fieee anfoesiekoem iellaa fiee kietaabiem mien qablie an nabra ahaa; iennaa zaalieka 'alal laahie yasieer
57:22 Elke ramp op aarde en in julliezelf stond al geregistreerd voordat Wij het tot uitvoering brengen. Zonder twijfel dat (de uitvoering) is makkelijk voor Allah.

لِّکَیۡلَا تَاۡسَوۡا عَلٰی مَا فَاتَکُمۡ وَ لَا تَفۡرَحُوۡا بِمَاۤ اٰتٰىکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یُحِبُّ کُلَّ مُخۡتَالٍ فَخُوۡرِۣ ﴿۳۲﴾
Liekailaa ta'saw 'alaa maa faatakoem wa laa tafrahoe biemaaa aataakoem; wallaahoe laa yoehiebboe koella moeghtaalien faghoer
57:23 Zodat jullie niet treuren of jezelf verheugen over datgeen wat jullie is voorgevallen. (Weet dat) Allah niet van opscheppers houdt,

الَّذِیۡنَ یَبۡخَلُوۡنَ وَ یَاۡمُرُوۡنَ النَّاسَ بِالۡبُخۡلِ ؕ وَ مَنۡ یَّتَوَلَّ فَاِنَّ اللّٰہَ ہُوَ الۡغَنِیُّ الۡحَمِیۡدُ ﴿۴۲﴾
Allazieeena yabghaloena wa yaamoeroenan naasa biel boeghl; wa may yatawalla fa iennal laaha Hoewal Ghanieyyoel Hamieed
57:24 (en ook niet van) degenen die gierig zijn en die mensen aansporen om gierig te zijn. Wie zich afkeert (van het rechte pad) dan zeer zeker, Allah, Hij is Al-Ghanie (degene die niets nodig heeft. Hij is Degene die volledig onafhankelijk is en de hele schepping is afhankelijk van Zijn rijkdom. Hij heeft geen hulp van iets of iemand nodig, maar iedereen heeft Hem nodig), en Al-Hamied (de Bezitter van alle dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden).

لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا رُسُلَنَا بِالۡبَیِّنٰتِ وَ اَنۡزَلۡنَا مَعَہُمُ الۡکِتٰبَ وَ الۡمِیۡزَانَ لِیَقُوۡمَ النَّاسُ بِالۡقِسۡطِ ۚ وَ اَنۡزَلۡنَا الۡحَدِیۡدَ فِیۡہِ بَاۡسٌ شَدِیۡدٌ وَّ مَنَافِعُ لِلنَّاسِ وَ لِیَعۡلَمَ اللّٰہُ مَنۡ یَّنۡصُرُہٗ وَ رُسُلَہٗ بِالۡغَیۡبِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ قَوِیٌّ عَزِیۡزٌ ﴿۵۲﴾
Laqad arsalnaa Roesoelanaa bielbaiyienaatie wa anzalnaa ma'ahoemoel Kietaaba wal Mieezaana lieyaqoeman naasoe bielqiest, wa anzalnal hadieeda fieehie baasoen shadieedoew wa manaafie'oe liennaasie wa lieya'lamal laahoe may yansoeroehoe wa Roesoelahoe bielghaib; iennal laaha Qawieyyoen 'Azieez
57:25 Waarlijk, Wij stuurden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen, het boek, en het evenwicht zodat ze rechtvaardigheid kunnen vestigen tussen de mensen. Wij zonden ijzer (vanuit de hemel op de aarde) neer, waarin enorme strijdkracht en voordelen voor mensen zijn, (dit heeft Allah gedaan) zodat Allah het duidelijk maakt, wie Hem en Zijn boodschappers helpen vanuit het ongeziene. Waarlijk, Allah is Al-Qawiy (Degene Die boven alle beperkingen staat. Zijn kracht is oppermachtig, onbeperkt en onuitputtelijk), Al-Aziz (Al-machtig).

وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا نُوۡحًا وَّ اِبۡرٰہِیۡمَ وَ جَعَلۡنَا فِیۡ ذُرِّیَّتِہِمَا النُّبُوَّۃَ وَ الۡکِتٰبَ فَمِنۡہُمۡ مُّہۡتَدٍ ۚ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Wa laqad arsalnaa Noehaw wa Ibraahieema wa dja'alnaa fiee zoerrieyyatiehieman noeboewwata wal Kietaaba famienhoem moehtad; wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:26 Zonder twijfel, Wij stuurden Noeh (Noach) en Ibrahiem. Wij kenden het profeetschap en het boek toe aan hun nageslachten. Onder hen waren er (mensen en djiens) die geleid waren, maar de meeste van hen waren provocerend ongehoorzaam.

ثُمَّ قَفَّیۡنَا عَلٰۤی اٰثَارِہِمۡ بِرُسُلِنَا وَ قَفَّیۡنَا بِعِیۡسَی ابۡنِ مَرۡیَمَ وَ اٰتَیۡنٰہُ الۡاِنۡجِیۡلَ ۬ۙ وَ جَعَلۡنَا فِیۡ قُلُوۡبِ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡہُ رَاۡفَۃً وَّ رَحۡمَۃً ؕ وَ رَہۡبَانِیَّۃَۨ ابۡتَدَعُوۡہَا مَا کَتَبۡنٰہَا عَلَیۡہِمۡ اِلَّا ابۡتِغَآءَ رِضۡوَانِ اللّٰہِ فَمَا رَعَوۡہَا حَقَّ رِعَایَتِہَا ۚ فَاٰتَیۡنَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مِنۡہُمۡ اَجۡرَہُمۡ ۚ وَ کَثِیۡرٌ مِّنۡہُمۡ فٰسِقُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Soemma qaffainaa 'alaa aasaariehiem bie Roesoelienaa wa qaffainaa bie 'Eesab nie Maryama wa aatainaahoel Indjieela wa dja'alnaa fiee qoeloebiel lazieenat taba'oehoe ra'fataw wa rahmatanw rahbaanieyyatan iebtada'oeha maa katabnaahaa 'alaihiem iellab tieghaaa'a riedwaaniel laahie famaa ra'awhaa haqqa rie'aayatiehaa; fa aatainal lazieena aamanoe mienhoem adjrahoem; wa kasieeroem mienhoem faasieqoen
57:27 Vervolgens, stuurden Wij in hun voetsporen Onze boodschappers, gevolgd met Isa (Jezus) zoon van Maryam (Maria). Wij gaven hem (Isa) de Indjiel (Evangelie). Wij plaatsten in de harten van degenen die hem (Isa) volgden, liefde en barmhartigheid. Echter, het kloosterleven hebben Wij hen niet voorgeschreven, ze hebben het (zelf) ingevoerd ('Bidah'/vernieuwing) om Allah's tevredenheid te zoeken. Maar ze kwamen het (het evenwicht naar rechtvaardigheid\de regels van Allah) niet goed na. Dus gaven Wij aan de gelovigen onder hen, hun beloning. Maar de meeste van hen waren provocerend ongehoorzaam.

یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اٰمِنُوۡا بِرَسُوۡلِہٖ یُؤۡتِکُمۡ کِفۡلَیۡنِ مِنۡ رَّحۡمَتِہٖ وَ یَجۡعَلۡ لَّکُمۡ نُوۡرًا تَمۡشُوۡنَ بِہٖ وَ یَغۡفِرۡ لَکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۸۲﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamaanoet taqoellaaha wa aamienoe bie Rasoeliehiee yoe'tiekoem kieflainie mier rahmatiehiee wa yadj'al lakoem noeran tamshoena biehiee wa yaghfier lakoem; wallaahoe Ghafoeroer Rahieem
57:28 O gelovigen! Vrees Allah en geloof in Zijn boodschapper (Mohammed v.z.m.h.). Hij zal jullie het dubbele hoeveelheid van Zijn barmhartigheid geven. Hij zal voor jullie een licht maken waarmee jullie zullen lopen. Hij zal jullie vergeven. Allah is Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (Degenen die zeer Barmhartig is voor de gelovigen).

لِّئَلَّا یَعۡلَمَ اَہۡلُ الۡکِتٰبِ اَلَّا یَقۡدِرُوۡنَ عَلٰی شَیۡءٍ مِّنۡ فَضۡلِ اللّٰہِ وَ اَنَّ الۡفَضۡلَ بِیَدِ اللّٰہِ یُؤۡتِیۡہِ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ ذُو الۡفَضۡلِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۹۲﴾
Lie'alla ya'lama Ahloel kietaabie allaa yaqdieroena 'alaa shai'ien mien fadliel laahie wa annal fadla bie Yadiel laahie yoe'tieehie may yashaaa'; wallaahoe Zoel fadieliel 'azieem (27)
57:29 Dit is omdat de mensen van het boek kunnen weten dat ze geen enkele macht hebben over Allah's beloning. En dat de beloning (dus) in Allah's hand ligt. Hij geeft het aan wie Hij wil. Allah is de bezitter van de meest magnifieke/fantastische/geweldige beloningen.

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)


www.heiligekoran.nl