قَدۡ اَفۡلَحَ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ۙ﴿۱﴾
Qad aflahal moe'mienoen
23:1 Voorzeker, succesvol zijn de Moe'mienoen (vromen).
الَّذِیۡنَ ہُمۡ فِیۡ صَلَاتِہِمۡ خٰشِعُوۡنَ ۙ﴿۲﴾
Allazieena hoem fiee Salaatiehiem ghaashie'oen
23:2 (Dat zijn) Degenen die tijdens hun 'Salaat' (gebeden) zich nederig onderwerpen (aan Allah).
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ عَنِ اللَّغۡوِ مُعۡرِضُوۡنَ ﴿۳﴾
Wallazieena hoem 'aniellaghwiemoe'riedoen
23:3 En die zich afkeren van het nutteloos gesprek.
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ لِلزَّکٰوۃِ فٰعِلُوۡنَ ۙ﴿۴﴾
Wallazieena hoem liez Zakaatie faa'ieloen
23:4 En die de zakaat (arme belasting) betalen.
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ لِفُرُوۡجِہِمۡ حٰفِظُوۡنَ ۙ﴿۵﴾
Wallazieena hoem liefoeroe djiehiem haafiezoen
23:5 En die over hun geslachtsorganen waken,
اِلَّا عَلٰۤی اَزۡوَاجِہِمۡ اَوۡ مَا مَلَکَتۡ اَیۡمَانُہُمۡ فَاِنَّہُمۡ غَیۡرُ مَلُوۡمِیۡنَ ۚ﴿۶﴾
Illaa 'alaaa azwaadjiehiem aw maa malakat aimaanoehoem fa iennahoem ghairoe maloemieen
23:6 behalve voor hun echtgenotes of de vrouwen die ze bezitten (slavinnen en gevangen), Voorzeker, dan zijn ze niet schuldig.
فَمَنِ ابۡتَغٰی وَرَآءَ ذٰلِکَ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡعٰدُوۡنَ ۚ﴿۷﴾
Famanieb taghaa waraaa'a zaalieka fa oelaaa'ieka hoemoel 'aadoen
23:7 Wie echter meer dan dat zoekt (op het gebied van geslachtsgemeenschap), die behoort tot de overtreders.
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ لِاَمٰنٰتِہِمۡ وَ عَہۡدِہِمۡ رٰعُوۡنَ ۙ﴿۸﴾
Wallazieena hoem lie amaanaatiehiem wa 'ahdiehiem raa'oen
23:8 En (de vromen zijn degenen) die hun Amaanah (de wetten die Allah heeft opgelegd) handhaven en hun beloftes\verbond vervullen. (Notities: zie ook 33:72-73, 4:85, 8:27 m.b.t. Amaanah.)
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ عَلٰی صَلَوٰتِہِمۡ یُحَافِظُوۡنَ ۘ﴿۹﴾
Wallazieena hoem 'alaa Salawaatiehiem yoehaafiezoen
23:9 En die over hun 'Salaat' (het gebed) waken.
اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡوٰرِثُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Oelaaa'ieka hoemoel waariesoen
23:10 Zij zijn de erfgenamen,
الَّذِیۡنَ یَرِثُوۡنَ الۡفِرۡدَوۡسَ ؕ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Allazieena yariesoenal Fierdawsa hoem fieehaa ghaaliedoen
23:11 die het paradijs zullen erven. Zij zullen er eeuwig in verblijven.
وَ لَقَدۡ خَلَقۡنَا الۡاِنۡسَانَ مِنۡ سُلٰلَۃٍ مِّنۡ طِیۡنٍ ﴿۲۱﴾
Wa laqad ghalaqnal iensaana mien soelaalatiem mientieen
23:12 En waarlijk! Wij hebben de mens (Adam) vanuit 'Sulalah' (extract, mix, essentie) van klei gemaakt.
ثُمَّ جَعَلۡنٰہُ نُطۡفَۃً فِیۡ قَرَارٍ مَّکِیۡنٍ ﴿۳۱﴾
Soemma dja'alnaahoe noetfatan fiee qaraariem makieen
23:13 Vervolgens plaatsten Wij hem als een 'Nutfah' (één enkele cel) in een stevige rustplek (de baarmoeder).
ثُمَّ خَلَقۡنَا النُّطۡفَۃَ عَلَقَۃً فَخَلَقۡنَا الۡعَلَقَۃَ مُضۡغَۃً فَخَلَقۡنَا الۡمُضۡغَۃَ عِظٰمًا فَکَسَوۡنَا الۡعِظٰمَ لَحۡمًا ٭ ثُمَّ اَنۡشَاۡنٰہُ خَلۡقًا اٰخَرَ ؕ فَتَبٰرَکَ اللّٰہُ اَحۡسَنُ الۡخٰلِقِیۡنَ ﴿۴۱﴾
Soemma ghalaqnan noetfata 'alaqatan faghalaqnal 'alaqata moedghatan faghalaq nal moedghata 'iezaaman fakasawnal 'iezaama lahman soemma anshaanaahoe ghalqan aaghar; fatabaarakal laahoe ahsanoel ghaalieqieen
23:14 Vervolgens schiepen Wij de 'Nutfah' tot een 'Alaq' (aantal samen geklonterde cellen die zich vasthechten aan de baarmoeder) en daarna tot een stukje vlees. Vervolgens, schiepen Wij het stukje vlees tot botten, die Wij daarna bedekten met vlees. Vervolgens, brachten Wij het voort als een andere (nieuwe) schepping. Dus gezegend is Allah de beste der Scheppers. (Notitie: zie ook 22:5)
ثُمَّ اِنَّکُمۡ بَعۡدَ ذٰلِکَ لَمَیِّتُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Soemma iennakoem ba'da zaalieka la maiyietoen
23:15 Daarna zullen jullie zeker sterven. (Notitie: zie ook 20:55, 32:8)
ثُمَّ اِنَّکُمۡ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ تُبۡعَثُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Soemma iennakoem Yawmal Qieyaamatie toeb'asoen
23:16 Vervolgens zullen jullie op de dag van de wederopstanding (dag des oordeels) worden opgewekt. (Notitie: De vorige verzen beschrijven hoe Allah de mens heeft gemaakt. De volgende verzen beschrijven enkele voorzieningen die getroffen zijn voor de mens, zodat de mens kan leven op aarde. Zie 7:10.)
وَ لَقَدۡ خَلَقۡنَا فَوۡقَکُمۡ سَبۡعَ طَرَآئِقَ ٭ۖ وَ مَا کُنَّا عَنِ الۡخَلۡقِ غٰفِلِیۡنَ ﴿۷۱﴾
Wa laqad ghalaqnaa fawqakoem sab'a taraaa'ieqa wa maa koennaa 'aniel ghalqie ghaafielieen
23:17 En voorzeker, Wij hebben zeven lagen boven jullie geschapen. En Wij zijn van de schepping bewust. (Notitie: Zonder de (lucht)lagen boven ons, zou het leven op aarde ondragelijk of zelfs niet mogelijk zijn. Zie ook 65:12)
وَ اَنۡزَلۡنَا مِنَ السَّمَآءِ مَآءًۢ بِقَدَرٍ فَاَسۡکَنّٰہُ فِی الۡاَرۡضِ ٭ۖ وَ اِنَّا عَلٰی ذَہَابٍۭ بِہٖ لَقٰدِرُوۡنَ ﴿۸۱﴾
Wa anzalnaa mienas samaaa'ie maaa'am bieqadarien fa-askannaahoe fiel ardie wa iennaa 'alaa zahaabiem biehiee laqaa dieroen
23:18 En Wij zonden vanuit het heelal een bepaalde hoeveelheid water neer (op de aarde). Vervolgens, lieten Wij het bezinken in de aarde. En Wij hebben zeker de macht om het weg te nemen. (Notitie zie ook: 15:22)
فَاَنۡشَاۡنَا لَکُمۡ بِہٖ جَنّٰتٍ مِّنۡ نَّخِیۡلٍ وَّ اَعۡنَابٍ ۘ لَکُمۡ فِیۡہَا فَوَاکِہُ کَثِیۡرَۃٌ وَّ مِنۡہَا تَاۡکُلُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Fa anshaanaa lakoem biehiee djannaatiem mien naghieeliew wa a'naab; lakoem fieehaa fawaakiehoe kasieeratoew wa mienhaa taakoeloen
23:19 Daarna produceerden Wij tuinen van dadelpalmen en druivenstruiken ermee (met het water) voor jullie. Met een overvloed aan vruchten erin, waarvan jullie eten.
وَ شَجَرَۃً تَخۡرُجُ مِنۡ طُوۡرِ سَیۡنَآءَ تَنۡۢبُتُ بِالدُّہۡنِ وَ صِبۡغٍ لِّلۡاٰکِلِیۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa shadjaratan taghroedjoe mien Toerie Sainaaa'a tamboetoe bieddoehnie wa siebghiel liel aakielieen
23:20 En een (olijf) boom, waarvan de oorsprong ligt op de berg Sinaï, welke olie en een saus voortbrengt voor degenen die eten.
وَ اِنَّ لَکُمۡ فِی الۡاَنۡعَامِ لَعِبۡرَۃً ؕ نُسۡقِیۡکُمۡ مِّمَّا فِیۡ بُطُوۡنِہَا وَ لَکُمۡ فِیۡہَا مَنَافِعُ کَثِیۡرَۃٌ وَّ مِنۡہَا تَاۡکُلُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Wa ienna lakoem fiel an'aamie la'iebrah; noesqieekoem miemmaa fiee boetoeniehaa wa lakoem fieehaa manaafie'oe kasieeratoew wa mienhaa taakoeloen
23:21 En voorzeker, voor jullie is er in het vee zeker een aanwijzing/lering. Wij geven jullie te drinken van datgeen wat in hun buiken is. En er zijn velen (andere) voordelen in hen en jullie eten van hen. (Notitie: dit zijn allemaal aanwijzingen dat alles geschapen en dienstbaar gesteld is voor de mensheid.)
وَ عَلَیۡہَا وَ عَلَی الۡفُلۡکِ تُحۡمَلُوۡنَ ﴿۲۲﴾
Wa 'alaihaa wa'alal foelkie toehmaloen
23:22 En jullie worden gedragen door hen en (ook) op schepen.
وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا نُوۡحًا اِلٰی قَوۡمِہٖ فَقَالَ یٰقَوۡمِ اعۡبُدُوا اللّٰہَ مَا لَکُمۡ مِّنۡ اِلٰہٍ غَیۡرُہٗ ؕ اَفَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Wa laqad arsalnaa Noehan ielaa qawmiehiee faqaala yaa qawmie'boedoel laaha maa lakoem mien ielahien ghairoehoe afalaa tattaqoen
23:23 Zonder enige twijfel, Wij zonden Noeh (Noach) naar zijn volk (als boodschapper). Hij zei: "O mijn volk, aanbid Allah! Er is voor jullie geen andere godheid/deïteit dan Hem. Zijn jullie dan niet bang (voor de gevolgen van jullie onrecht)?
فَقَالَ الۡمَلَؤُا الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ قَوۡمِہٖ مَا ہٰذَاۤ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُکُمۡ ۙ یُرِیۡدُ اَنۡ یَّتَفَضَّلَ عَلَیۡکُمۡ ؕ وَ لَوۡ شَآءَ اللّٰہُ لَاَنۡزَلَ مَلٰٓئِکَۃً ۚۖ مَّا سَمِعۡنَا بِہٰذَا فِیۡۤ اٰبَآئِنَا الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۴۲﴾
Faqaalal mala'oel lazieena kafaroe mien qawmiehiee maa haazaaa iellaa basharoem miesloekoem yoerieedoe ay yatafaddala 'alaikoem wa law shaaa'al laahoe la anzala malaaa'iekatam maa samie'naa biehaazaa fieee aabaaa'ienal awwalieen
23:24 De leiders van de ongelovigen onder zijn volk zeiden:" Dit is alleen maar een mens net als jullie. Hij wil alleen de baas over jullie spelen. Als Allah het echt gewild had, dan zou Hij zeker engelen neerzenden. Wij hebben niets van onze voorvaders hierover gehoord."
اِنۡ ہُوَ اِلَّا رَجُلٌۢ بِہٖ جِنَّۃٌ فَتَرَبَّصُوۡا بِہٖ حَتّٰی حِیۡنٍ ﴿۵۲﴾
In hoewa iellaa radjoeloem biehiee djiennatoen fatarabbasoe biehiee hatta hieen
23:25 "Hij is niets anders dan een man die is gestoord, dus laat hem een tijdje met rust (misschien zal hij zich herstellen)."
قَالَ رَبِّ انۡصُرۡنِیۡ بِمَا کَذَّبُوۡنِ ﴿۶۲﴾
Qaala Rabbien soerniee biemaa kazzaboen
23:26 Hij (Noeh) zei: "Mijn Heer! Help me, ze verwerpen mij!
فَاَوۡحَیۡنَاۤ اِلَیۡہِ اَنِ اصۡنَعِ الۡفُلۡکَ بِاَعۡیُنِنَا وَ وَحۡیِنَا فَاِذَا جَآءَ اَمۡرُنَا وَ فَارَ التَّنُّوۡرُ ۙ فَاسۡلُکۡ فِیۡہَا مِنۡ کُلٍّ زَوۡجَیۡنِ اثۡنَیۡنِ وَ اَہۡلَکَ اِلَّا مَنۡ سَبَقَ عَلَیۡہِ الۡقَوۡلُ مِنۡہُمۡ ۚ وَ لَا تُخَاطِبۡنِیۡ فِی الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا ۚ اِنَّہُمۡ مُّغۡرَقُوۡنَ ﴿۷۲﴾
Fa awhainaaa ielaihie anies na'iel foelka bie a'yoenienaa wa wahyienaa fa iezaa djaaa'a amroenaa wa faarat tannoeroe fasloek fieehaa mien koellien zawdjainies nainie wa ahlaka iellaa man sabaqa 'alaihiel qawloe mienhoem walaa toeghaatiebniee fiel lazieena zalamoeo iennaahoem moeghraqoen
23:27 Vervolgens openbaarden Wij aan hem: "Bouw het ark onder Ons toezicht, volgens Onze instructies. Wanneer Onze bevel dan komt en de oven overkookt, laad dan van elke soort twee stuks, dat een koppel vormt, in (de ark) en (ook) jouw familie, behalve degenen waarover het woord (de straf) is bepaald. En roep Mij niet aan met betrekking tot de misdadigers. Voorzeker, zij zullen verdrinken." (Notitie: zie ook 11:40.)
فَاِذَا اسۡتَوَیۡتَ اَنۡتَ وَ مَنۡ مَّعَکَ عَلَی الۡفُلۡکِ فَقُلِ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡ نَجّٰنَا مِنَ الۡقَوۡمِ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۸۲﴾
Fa iezas tawaita anta wa mam ma'aka 'alal foelkie faqoeliel hamdoe liellaahiel laziee nadjdjaanaa mienal qawmiez zaliemieen
23:28 "En wanneer jij en degenen die met jou zijn, aan boord zijn, zeg dan: 'Alle lof en dank behoort aan Allah toe. Degene Die ons heeft gered van het misdadig volk.' "
وَ قُلۡ رَّبِّ اَنۡزِلۡنِیۡ مُنۡزَلًا مُّبٰرَکًا وَّ اَنۡتَ خَیۡرُ الۡمُنۡزِلِیۡنَ ﴿۹۲﴾
Wa qoer Rabbie anzielniee moenzalam moebaarakaw wa Anta ghairoel moenzielieen
23:29 "En zeg: 'Mijn Heer! Laat mij landen op een gezegende plek, want U bent de beste die doet landen.' "
اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ وَّ اِنۡ کُنَّا لَمُبۡتَلِیۡنَ ﴿۰۳﴾
Inna fiee zaalieka la Aayaatiew wa ien koennaa lamoebtalieen
23:30 Waarlijk! Daarin (de gebeurtenis m.b.t. Noeh en zijn volk) zijn tekenen. Wij beproeven (de mens).
ثُمَّ اَنۡشَاۡنَا مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ قَرۡنًا اٰخَرِیۡنَ ﴿۱۳﴾
Soemmaa anshaana miem ba'diehiem qarnan aagharieen
23:31 Daarna, brachten Wij een andere generatie voort.
فَاَرۡسَلۡنَا فِیۡہِمۡ رَسُوۡلًا مِّنۡہُمۡ اَنِ اعۡبُدُوا اللّٰہَ مَا لَکُمۡ مِّنۡ اِلٰہٍ غَیۡرُہٗ ؕ اَفَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۲۳﴾
Fa arsalnaa fieehiem Rasoelam mienhoem anie'boedoel laaha maa lakoem mien ielaahien ghairoehoe afalaa tattaqoen
23:32 En Wij stuurden een boodschapper vanuit hen voor hen, die verkondigde: "Aanbid Allah. Voor jullie is geen andere godheid/deïteit dan Hem. Hebben jullie dan geen "Taqwa" (godsvreesheid)?
وَ قَالَ الۡمَلَاُ مِنۡ قَوۡمِہِ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ کَذَّبُوۡا بِلِقَآءِ الۡاٰخِرَۃِ وَ اَتۡرَفۡنٰہُمۡ فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا ۙ مَا ہٰذَاۤ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُکُمۡ ۙ یَاۡکُلُ مِمَّا تَاۡکُلُوۡنَ مِنۡہُ وَ یَشۡرَبُ مِمَّا تَشۡرَبُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Wa qaalal mala-oe mien qawmiehiel lazieena kafaroe wa kazzaboe bie lieqaaa'iel Aaghieratie wa atrafnaahoem fiel hayaatied doenyaa maa haazaaa iellaa basharoem miesloekoem yaakoeloe miemmaa taakoeloena mienhoe wa yashraboe miemmaa tashraboen
23:33 De leiders van de ongelovigen onder zijn volk, die de ontmoeting van het hiernamaals verwierpen, ondanks dat Wij hen een luxe wereldse leven hadden gegeven, zeiden: "Dit is niet anders dan een mens net als jullie. Hij eet het zelfde wat jullie eten en hij drinkt het zelfde wat jullie drinken."
وَ لَئِنۡ اَطَعۡتُمۡ بَشَرًا مِّثۡلَکُمۡ اِنَّکُمۡ اِذًا لَّخٰسِرُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Wa la'ien at'atoem basharam mieslakoem iennakoem iezal laghaasieroen
23:34 "Waarlijk als jullie een man gehoorzamen die (een mens) is net als jullie, dan zullen jullie zeker verliezen."
اَیَعِدُکُمۡ اَنَّکُمۡ اِذَا مِتُّمۡ وَ کُنۡتُمۡ تُرَابًا وَّ عِظَامًا اَنَّکُمۡ مُّخۡرَجُوۡنَ ﴿۵۳﴾
A-Ya'iedoekoem annakoem iezaa miettoem wa koentoem toeraabaw wa iezaaman annakoem moeghradjoen
23:35 "Verzekerd hij jullie dat jullie opgewekt zullen worden nadat jullie dood zijn en tot stof en botten zijn geworden?"
ہَیۡہَاتَ ہَیۡہَاتَ لِمَا تُوۡعَدُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Haihaata haihaata liemaa toe'adoen
23:36 "Ver, verreweg (van de waarheid) is datgeen wat jullie toegezegd is!"
اِنۡ ہِیَ اِلَّا حَیَاتُنَا الدُّنۡیَا نَمُوۡتُ وَ نَحۡیَا وَ مَا نَحۡنُ بِمَبۡعُوۡثِیۡنَ ﴿۷۳﴾
In hieya iellaa hayaatoenad doenyaa namoetoe wa nahyaa wa maa nahnoe biemab'oesieen
23:37 "Het is alleen het wereldse leven. We gaan dood, we leven en we zullen niet worden opgewekt."
اِنۡ ہُوَ اِلَّا رَجُلُۨ افۡتَرٰی عَلَی اللّٰہِ کَذِبًا وَّ مَا نَحۡنُ لَہٗ بِمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۸۳﴾
In hoewa iellaa radjoeloenief taraa 'alal laahie kaziebaw wa maa nahnoeoe lahoe biemoe'mienieen
23:38 "Hij is niets anders dan een man die een leugen verzonnen heeft over Allah. Wij geloven hem niet."
قَالَ رَبِّ انۡصُرۡنِیۡ بِمَا کَذَّبُوۡنِ ﴿۹۳﴾
Qaala Rabbien soerniee biemaa kazzaboen
23:39 Hij (de boodschapper) zei: "Mijn Heer! Help me, ze verwerpen mij!"
قَالَ عَمَّا قَلِیۡلٍ لَّیُصۡبِحُنَّ نٰدِمِیۡنَ ﴿۰۴﴾
Qaala 'ammaa qalieeliel la yoesbiehoenna naadiemieen
23:40 Hij (Allah) zei: "Binnenkort zullen ze zeker spijt hebben."
فَاَخَذَتۡہُمُ الصَّیۡحَۃُ بِالۡحَقِّ فَجَعَلۡنٰہُمۡ غُثَآءً ۚ فَبُعۡدًا لِّلۡقَوۡمِ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۱۴﴾
Fa aghazat hoemoes saihatoe bielhaqqie fadja'alnaahoem ghoesaaa'aa; faboe'dal lielqaw miez zaaliemieen
23:41 Dus werden ze gerechtvaardigd door de afschuwelijke donder/geluid/explosie. We maakten hen net als de rommel van dode bladeren. Dus weg met het misdadig volk!
ثُمَّ اَنۡشَاۡنَا مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ قُرُوۡنًا اٰخَرِیۡنَ ﴿۲۴﴾
Soemma anshaanaa miem ba'diehiem qoeroenan aagharieen
23:42 Vervolgens brachten Wij een andere generaties na hen voort.
مَا تَسۡبِقُ مِنۡ اُمَّۃٍ اَجَلَہَا وَ مَا یَسۡتَاۡخِرُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Maa tasbieqoe mien oemmatien adjalahaa wa maa yastaaghieroen
23:43 Geen enkel gemeenschap kan hun termijn (uitstel van de straf) versnellen, noch kunnen ze het vertragen. (Notitie zie: 15:5, 10:49)
ثُمَّ اَرۡسَلۡنَا رُسُلَنَا تَتۡرَا ؕ کُلَّمَا جَآءَ اُمَّۃً رَّسُوۡلُہَا کَذَّبُوۡہُ فَاَتۡبَعۡنَا بَعۡضَہُمۡ بَعۡضًا وَّ جَعَلۡنٰہُمۡ اَحَادِیۡثَ ۚ فَبُعۡدًا لِّقَوۡمٍ لَّا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۴۴﴾
Soemma arsalnaa Roesoelanaa tatraa koella maa djaaa'a oemmatar Rasoeloehaa kazzaboeh; fa atba'naa ba'dahoem ba'daw wa dja'alnaahoem ahaadiees; faboe'dal lieqawmiel laa yoe'mienoen
23:44 Wij zonden Onze boodschappers achter elkaar. Ieder keer weer wanneer er een boodschapper tot een gemeenschap kwam, verwierpen ze hem. Wij deden enkele van hen (direct) opvolgen door anderen, en Wij maakten hen tot 'Ahadith' (legendes, verhalen voor de mensheid). Dus weg met het ongelovig volk!
ثُمَّ اَرۡسَلۡنَا مُوۡسٰی وَ اَخَاہُ ہٰرُوۡنَ ۬ۙ بِاٰیٰتِنَا وَ سُلۡطٰنٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۵۴﴾
Soemma arsalnaa Moesaa wa aghaahoe Haaroena bie Aayaatienaa wa soeltaaniem moebieen
23:45 Daarna (na die periode) zonden Wij Moesa (Mozes) en zijn broer Haroen (Aron) met Onze tekenen en met duidelijk gezag,
اِلٰی فِرۡعَوۡنَ وَ مَلَا۠ئِہٖ فَاسۡتَکۡبَرُوۡا وَ کَانُوۡا قَوۡمًا عَالِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Ilaa Fier'awna wa mala'iehiee fastakbaroe wa kaanoe qawman 'aalieen
23:46 naar Farao en zijn ministers. Echter, ze gedroegen zich arrogant. Ze waren een hoogmoedig volk.
فَقَالُوۡۤا اَنُؤۡمِنُ لِبَشَرَیۡنِ مِثۡلِنَا وَ قَوۡمُہُمَا لَنَا عٰبِدُوۡنَ ﴿۷۴﴾
Faqaaloe annoe'mienoe liebasharainie mieslienaa wa qawmoehoemaa lanaa 'aabiedoen
23:47 Ze zeiden: "Zullen wij in twee mensen geloven, (die mensen zijn) net als ons, terwijl hun volk onze slaven zijn?"
فَکَذَّبُوۡہُمَا فَکَانُوۡا مِنَ الۡمُہۡلَکِیۡنَ ﴿۸۴﴾
Fakazzaboehoemaa fakaanoe mienal moehlakieen
23:48 Dus verwierpen ze hen, daarom werden ze vernietigd.
وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا مُوۡسَی الۡکِتٰبَ لَعَلَّہُمۡ یَہۡتَدُوۡنَ ﴿۹۴﴾
Wa laqad aatainaa Moesal Kietaaba la'allahoem yahtadoen
23:49 Waarlijk, Wij gaven Moesa (Mozes) het boek, zodat ze geleid konden worden.
وَ جَعَلۡنَا ابۡنَ مَرۡیَمَ وَ اُمَّہٗۤ اٰیَۃً وَّ اٰوَیۡنٰہُمَاۤ اِلٰی رَبۡوَۃٍ ذَاتِ قَرَارٍ وَّ مَعِیۡنٍ ﴿۰۵﴾
Wa dja'alnab na Maryama wa oemmahoeo aayatanw wa aawainaahoemaaa ielaa rabwatien zaatie qaraariew wa ma'ieen
23:50 En Wij maakten de zoon van Maryam (Isa/Jesus) en zijn moeder als een teken. Wij huisvestten hen op een hoog gelegen plek, waar rust en waterbronnen waren.
یٰۤاَیُّہَا الرُّسُلُ کُلُوۡا مِنَ الطَّیِّبٰتِ وَ اعۡمَلُوۡا صَالِحًا ؕ اِنِّیۡ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ عَلِیۡمٌ ﴿۱۵﴾
Yaaa aiyoehar Roesoeloe koeloe mienat taiyiebaatie wa'maloe saaliehan ienniee biemaa ta'maloena 'Alieem
23:51 O boodschappers! Eet van goede dingen en verricht goede daden. Voorzeker, Ik (Allah) weet alles wat jullie doen.
وَ اِنَّ ہٰذِہٖۤ اُمَّتُکُمۡ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً وَّ اَنَا رَبُّکُمۡ فَاتَّقُوۡنِ ﴿۲۵﴾
Wa ienna haaziehieee oemmatoekoem oemmataw waahiedataw wa Ana Rabboekoem fattaqoen
23:52 Voorzeker, dit, jullie 'Dien' (de Islam) is één 'Dien'. En Ik ben jullie Heer, dus vrees Mij.
فَتَقَطَّعُوۡۤا اَمۡرَہُمۡ بَیۡنَہُمۡ زُبُرًا ؕ کُلُّ حِزۡبٍۭ بِمَا لَدَیۡہِمۡ فَرِحُوۡنَ ﴿۳۵﴾
Fataqatta'oeo amrahoem bainahoem zoeboeraa; koelloe hiezbiem biemaa ladaihiem fariehoen
23:53 Echter, zij (de mensheid) hebben de (geloofs-)kwestie (de Dien) onderling in groepen verdeeld. Elke groep is blij met wat ze heeft.
فَذَرۡہُمۡ فِیۡ غَمۡرَتِہِمۡ حَتّٰی حِیۡنٍ ﴿۴۵﴾
Fazarhoem fiee ghamratiehiem hattaa hieen
23:54 Dus laat ze maar in hun dwaling verkeren totdat een tijd (de dood of/dag des oordeels komt).
اَیَحۡسَبُوۡنَ اَنَّمَا نُمِدُّہُمۡ بِہٖ مِنۡ مَّالٍ وَّ بَنِیۡنَ ﴿۵۵﴾
A-yahsaboena annnamaa noemiedoehoem biehiee miemmaaliew wa banieen
23:55 Denken ze dat, omdat Wij voor hen rijkdom en kinderen vermeerderen,
نُسَارِعُ لَہُمۡ فِی الۡخَیۡرٰتِ ؕ بَلۡ لَّا یَشۡعُرُوۡنَ ﴿۶۵﴾
Noesaarie'oe lahoem fiel ghairaat; bal laa yash'oeroen
23:56 Wij haasten in het geven van het goede aan hen? Nee! Ze beseffen het niet (dat ze beproeft worden). (Notitie: Allah laat de mensen dwalen door de hoogmoed dat ontstaat door rijkdom en kinderen. Allah zeg daarom kijk er niet verlangend naar uit, het is een beproeving. Zie 16:71)
اِنَّ الَّذِیۡنَ ہُمۡ مِّنۡ خَشۡیَۃِ رَبِّہِمۡ مُّشۡفِقُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Innal lazieena hoem mien ghashyatie Rabbiehiem moeshfieqoen
23:57 Voorzeker, degenen die behoedzaam (in hun daden) zijn, omdat ze hun heer vrezen,
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ بِاٰیٰتِ رَبِّہِمۡ یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۸۵﴾
Wallazieena hoem bie Aayaatie Rabbiehiem yoe'mienoen
23:58 En die in de Ayahs (tekenen, verzen) van hun Heer geloven,
وَ الَّذِیۡنَ ہُمۡ بِرَبِّہِمۡ لَا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Wallazieena hoem bie Rabbiehiem laa yoeshriekoen
23:59 En die geen deelgenoten toekennen aan hun Heer,
وَ الَّذِیۡنَ یُؤۡتُوۡنَ مَاۤ اٰتَوۡا وَّ قُلُوۡبُہُمۡ وَجِلَۃٌ اَنَّہُمۡ اِلٰی رَبِّہِمۡ رٰجِعُوۡنَ ﴿۰۶﴾
Wallazieena yoe'toena maaa aataw wa qoeloeboehoem wadjielatoen annahoem ielaa Rabbiehiem raadjie'oen
23:60 En die uitgeven (aan liefdadigheid) terwijl hun harten vrezen omdat ze terug zullen keren naar hun Heer,
اُولٰٓئِکَ یُسٰرِعُوۡنَ فِی الۡخَیۡرٰتِ وَ ہُمۡ لَہَا سٰبِقُوۡنَ ﴿۱۶﴾
Oelaaa'ieka yoesaarie'oena fiel ghairaatie wa hoem lahaa saabieqoen
23:61 Zij zijn het die racen om goede daden te verrichten. Ze zijn de eerste die de initiatief ervoor nemen.
وَ لَا نُکَلِّفُ نَفۡسًا اِلَّا وُسۡعَہَا وَ لَدَیۡنَا کِتٰبٌ یَّنۡطِقُ بِالۡحَقِّ وَ ہُمۡ لَا یُظۡلَمُوۡنَ ﴿۲۶﴾
Wa laa noekalliefoe nafsan iellaa woes'ahaa wa ladainaa kietaaboey yantieqoe bielhaqqie wa hoem la yoezlamoen
23:62 En Wij belasten elke 'Nafs' (persoon/eigen ik) volgens zijn eigen capaciteit (om het goede te kunnen doen). Bij ons is een boek (Lawh Al-Mahfuz) dat de waarheid vertelt. Er zal hen geen enkel onrecht aangedaan worden (op de dag des oordeels). (Notitie: De gewichten van de goede daden worden bepaald aan de hand van de voorzieningen die iemand had gekregen. Bijvoorbeeld een muntstuk die een arme uitgeeft als goede daad wordt veel zwaarder belast dan bijvoorbeeld de 100 muntstukken van een miljonair. Zie ook vers 9:79.)
بَلۡ قُلُوۡبُہُمۡ فِیۡ غَمۡرَۃٍ مِّنۡ ہٰذَا وَ لَہُمۡ اَعۡمَالٌ مِّنۡ دُوۡنِ ذٰلِکَ ہُمۡ لَہَا عٰمِلُوۡنَ ﴿۳۶﴾
Bal qoeloeboehoem fiee ghamratiem mien haazaa wa lahoem a'maaloem mien doenie zaalieka hoem lahaa 'aamieloen
23:63 Nee! Hun harten verkeren in verwarring over dit (deze openbaring / de Koran). En ze houden zich bezig met andere dingen.
حَتّٰۤی اِذَاۤ اَخَذۡنَا مُتۡرَفِیۡہِمۡ بِالۡعَذَابِ اِذَا ہُمۡ یَجۡـَٔرُوۡنَ ﴿۴۶﴾
Hattaaa iezaaa aghaznaa moetrafieehiem biel'azaabie iezaa hoem yadj'aroen
23:64 Totdat, wanneer Wij de rijke onder hen grijpen met de straf. Aanschouw! Ze schreeuwen om hulp.
لَا تَجۡـَٔرُوا الۡیَوۡمَ ۟ اِنَّکُمۡ مِّنَّا لَا تُنۡصَرُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Laa tadj'aroel yawma iennakoem miennaa laa toensaroen
23:65 Schreeuw die dag niet om hulp. Voorzeker, jullie zullen door Ons niet geholpen worden.
قَدۡ کَانَتۡ اٰیٰتِیۡ تُتۡلٰی عَلَیۡکُمۡ فَکُنۡتُمۡ عَلٰۤی اَعۡقَابِکُمۡ تَنۡکِصُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Qad kaanat Aayaatiee toetlaa 'alaikoem fakoentoem 'alaaa a'qaabiekoem tan-kiesoen
23:66 Waarlijk! Mijn Ayahs (tekenen, verzen) werden voor jullie opgelezen, maar jullie keerden jezelf er van af.
مُسۡتَکۡبِرِیۡنَ ٭ۖ بِہٖ سٰمِرًا تَہۡجُرُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Moestakbierieena biehiee saamieran tahdjoeroen
23:67 (Jullie gedroegen jezelf) Hoogmoedig erover. Gedurende de nacht vermaakten jullie jezelf en verlieten jullie (de Koran).
اَفَلَمۡ یَدَّبَّرُوا الۡقَوۡلَ اَمۡ جَآءَہُمۡ مَّا لَمۡ یَاۡتِ اٰبَآءَہُمُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۸۶﴾
Afalam yaddabbarroel qawla am djaaa'ahoem maa lam yaatie aabaaa'ahoemoel awwalieen
23:68 Denken ze dan niet na over het woord (de openbaring\de Koran)? Of (willen ze niet nadenken) omdat er iets (boodschapper\verzen\tekenen) tot hen gekomen is terwijl het niet tot hun voorvaders gekomen was?
اَمۡ لَمۡ یَعۡرِفُوۡا رَسُوۡلَہُمۡ فَہُمۡ لَہٗ مُنۡکِرُوۡنَ ﴿۹۶﴾
Am lam ya'riefoe Rasoelahoem fahoem lahoe moen-kieroen
23:69 Of erkennen ze hun boodschapper niet, dus ze verwerpen hem?
اَمۡ یَقُوۡلُوۡنَ بِہٖ جِنَّۃٌ ؕ بَلۡ جَآءَہُمۡ بِالۡحَقِّ وَ اَکۡثَرُہُمۡ لِلۡحَقِّ کٰرِہُوۡنَ ﴿۰۷﴾
Am yaqoeloena biehiee djiennnah; bal djaaa'ahoem bielhaqqie wa aksaroehoem liel haqqie kaariehoen
23:70 Of zeggen ze: "Hij is gestoord?" Nee! Hij heeft hen de waarheid gebracht, echter de meeste van hen haten de waarheid.
وَ لَوِ اتَّبَعَ الۡحَقُّ اَہۡوَآءَہُمۡ لَفَسَدَتِ السَّمٰوٰتُ وَ الۡاَرۡضُ وَ مَنۡ فِیۡہِنَّ ؕ بَلۡ اَتَیۡنٰہُمۡ بِذِکۡرِہِمۡ فَہُمۡ عَنۡ ذِکۡرِہِمۡ مُّعۡرِضُوۡنَ ﴿۱۷﴾
Wa lawiet taba'al haqqoe ahwaaa'ahoem lafasadaties samaawaatoe wal ardoe wa man fieehiennn; bal atainaahoem bieziekriehiem fahoem 'an ziekriehiem moe'riedoen
23:71 Als de waarheid (het woord) hun verlangens had gevolgd, dan zou de hemelen en de aarde en wie zich erin bevindt, verdorven zijn. Nee! Wij hebben hen hun herinnering (van monotheïsme) gestuurd, maar ze keren zich af van hun herinnering.
اَمۡ تَسۡـَٔلُہُمۡ خَرۡجًا فَخَرَاجُ رَبِّکَ خَیۡرٌ ٭ۖ وَّ ہُوَ خَیۡرُ الرّٰزِقِیۡنَ ﴿۲۷﴾
Am tas'aloehoem ghardjan fagharaadjoe Rabbieka ghairoew wa Hoewa ghairoer raazieqieen
23:72 Of vraag jij hen om een vergoeding? Weet dat de vergoeding door jouw Heer de beste is, Hij is (namelijk) de Beste van alle voorzieners.
وَ اِنَّکَ لَتَدۡعُوۡہُمۡ اِلٰی صِرَاطٍ مُّسۡتَقِیۡمٍ ﴿۳۷﴾
Wa iennaka latad'oehoem ielaa Sieraatiem Moestaqieem
23:73 Voorzeker, jij roept hen zonder twijfel naar het rechte pad.
وَ اِنَّ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ عَنِ الصِّرَاطِ لَنٰکِبُوۡنَ ﴿۴۷﴾
Wa iennnal lazieena laa yoe'mienoena biel Aaghieratie 'anies sieraatie lanaakieboen
23:74 Waarlijk, degenen die niet in het hiernamaals geloven, wijken zonder twijfel van het rechte pad af.
وَ لَوۡ رَحِمۡنٰہُمۡ وَ کَشَفۡنَا مَا بِہِمۡ مِّنۡ ضُرٍّ لَّلَجُّوۡا فِیۡ طُغۡیَانِہِمۡ یَعۡمَہُوۡنَ ﴿۵۷﴾
Wa law rahiemnaahoem wa kashafnaa maa biehiem mien doerriel laladjdjoe fiee toeghyaaniehiem ya'mahoen
23:75 Als Wij extra barmhartigheid aan hen zouden geven en de moeilijkheid van hen zouden wegnemen, dan zouden ze nog steeds doorgaan met hun overtredingen, blind ronddwalend erin (zonder erover na te denken).
وَ لَقَدۡ اَخَذۡنٰہُمۡ بِالۡعَذَابِ فَمَا اسۡتَکَانُوۡا لِرَبِّہِمۡ وَ مَا یَتَضَرَّعُوۡنَ ﴿۶۷﴾
Wa laqad aghaznaahoem biel'azaabie famastakaanoe lie Rabbiehiem wa maa yatadarra'oen
23:76 Waarlijk, Wij hebben hen (op een kleine wijze) bestraft, maar toch geven ze zich niet over aan hun Heer of smeken ze Hem nederig.
حَتّٰۤی اِذَا فَتَحۡنَا عَلَیۡہِمۡ بَابًا ذَا عَذَابٍ شَدِیۡدٍ اِذَا ہُمۡ فِیۡہِ مُبۡلِسُوۡنَ ﴿۷۷﴾
Hattaaa iezaa fatahnaa 'alaihiem baaban zaa 'azaabien shadieedien iezaa hoem fieehie moebliesoen
23:77 Totdat Wij een poort van een zeer zware straf voor hen zullen openen. Zie dan hoe wanhopig ze zullen zijn.
وَ ہُوَ الَّذِیۡۤ اَنۡشَاَ لَکُمُ السَّمۡعَ وَ الۡاَبۡصَارَ وَ الۡاَفۡـِٕدَۃَ ؕ قَلِیۡلًا مَّا تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۸۷﴾
Wa Hoewal lazieee ansha a-lakoemoes sam'a wal absaara wal af'iedah; qalieelam maa tashkoeroen
23:78 Hij (Allah) is Degene Die het horen, het zien en het voelen voor jullie heeft gemaakt. Weinig dank betuigen jullie (ervoor)!
وَ ہُوَ الَّذِیۡ ذَرَاَکُمۡ فِی الۡاَرۡضِ وَ اِلَیۡہِ تُحۡشَرُوۡنَ ﴿۹۷﴾
Wa Hoewal laziee zara akoem fiel ardie wa ielaihie toehsharoen
23:79 Hij is Degene Die jullie vermenigvuldigt op de aarde. En tot Hem zullen jullie verzameld worden.
وَ ہُوَ الَّذِیۡ یُحۡیٖ وَ یُمِیۡتُ وَ لَہُ اخۡتِلَافُ الَّیۡلِ وَ النَّہَارِ ؕ اَفَلَا تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۰۸﴾
Wa Hoewal laziee yoehyiee wa yoemieetoe wa lahoegh tielaafoel lailie wannahaar; afalaa ta'qieloen
23:80 Hij is Degene Die het leven geeft en Die doet sterven. En door Hem worden de nacht en de dag afgewisseld. Denken jullie dan niet na?
بَلۡ قَالُوۡا مِثۡلَ مَا قَالَ الۡاَوَّلُوۡنَ ﴿۱۸﴾
Bal qaaloe miesla maa qaalal awwaloen
23:81 Nee! Ze zeggen hetzelfde wat de oude generaties zeiden.
قَالُوۡۤا ءَ اِذَا مِتۡنَا وَ کُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَ اِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ ﴿۲۸﴾
Qaaloeo 'a-iezaa mietnaa wa koennaa toeraabaw wa 'iezaaman 'a-iennaa lamab 'oesoen
23:82 Ze zeiden: "Wat! Zullen wij zeker weer herrijzen\opstaan, nadat wij dood zijn en tot stof en botten zijn geworden?"
لَقَدۡ وُعِدۡنَا نَحۡنُ وَ اٰبَآؤُنَا ہٰذَا مِنۡ قَبۡلُ اِنۡ ہٰذَاۤ اِلَّاۤ اَسَاطِیۡرُ الۡاَوَّلِیۡنَ ﴿۳۸﴾
Laqad woe'iednaa nahnoe wa aabaaa'oenaa haazaa mien qabloe ien haazaaa iellaaa asaatieeroel awwalieen
23:83 "Waarlijk, dit is al eerder aan ons en aan onze voorvaders toegezegd. Het zijn alleen maar fabels van de oude generaties."
قُلۡ لِّمَنِ الۡاَرۡضُ وَ مَنۡ فِیۡہَاۤ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۴۸﴾
Qoel liemaniel ardoe wa man fieehaaa ien koentoem ta'lamoen
23:84 Zeg: "Van wie is de aarde en alles wat zich erop bevindt? (Vertel het dan) als jullie het weten."
سَیَقُوۡلُوۡنَ لِلّٰہِ ؕ قُلۡ اَفَلَا تَذَکَّرُوۡنَ ﴿۵۸﴾
Sa-yaqoeloena liellaah; qoel afalaa tazakkkaroen
23:85 Ze zullen zeggen: "Aan Allah!" Zeg: "Waarom denken jullie dan niet na?"
قُلۡ مَنۡ رَّبُّ السَّمٰوٰتِ السَّبۡعِ وَ رَبُّ الۡعَرۡشِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۶۸﴾
Qoel mar Rabboes samaawaaties sab'ie wa Rabboel 'Arshiel 'Azieem
23:86 Zeg: "Wie is de Heer van de zeven hemelen en de Heer van de geweldige Troon?"
سَیَقُوۡلُوۡنَ لِلّٰہِ ؕ قُلۡ اَفَلَا تَتَّقُوۡنَ ﴿۷۸﴾
Sa yaqoeloena liellaah; qoel afalaa tattaqoen
23:87 Ze zullen zeggen: "Allah!" Zeg: "Vrezen jullie Hem dan niet?"
قُلۡ مَنۡۢ بِیَدِہٖ مَلَکُوۡتُ کُلِّ شَیۡءٍ وَّ ہُوَ یُجِیۡرُ وَ لَا یُجَارُ عَلَیۡہِ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۸۸﴾
Qoel mam bie yadiehiee malakoetoe koellie shai'iew wa Hoewa yoedjieeroe wa laa yoedjaaroe 'alaihie ien koentoem ta'lamoen
23:88 Zeg: "Wie is het die alles van de koninkrijk in Zijn handen heeft? Hij beschermt en niemand kan zich tegen Hem beschermen. (Vertel het dan) als jullie het weten."
سَیَقُوۡلُوۡنَ لِلّٰہِ ؕ قُلۡ فَاَنّٰی تُسۡحَرُوۡنَ ﴿۹۸﴾
Sa yaqoeloena liellaah; qoel fa annaa toes haroen
23:89 Ze zullen zeggen: "Allah!" Zeg: "hoe komt het dan dat jullie betoverd zijn?"
بَلۡ اَتَیۡنٰہُمۡ بِالۡحَقِّ وَ اِنَّہُمۡ لَکٰذِبُوۡنَ ﴿۰۹﴾
Bal atainaahoem biel haqqie wa iennahoem lakaazieboen
23:90 Nee! Wij hebben hen de waarheid gegeven. Echter, ze zijn zonder twijfel leugenaars! (Notitie: ze verdraaien de waarheid met betrekking tot het monotheïsme. Ze bedenken theorieën voor het rechtvaardigen van deelgenoten aan Allah, zoals zoon, dochters, etc.)
مَا اتَّخَذَ اللّٰہُ مِنۡ وَّلَدٍ وَّ مَا کَانَ مَعَہٗ مِنۡ اِلٰہٍ اِذًا لَّذَہَبَ کُلُّ اِلٰہٍۭ بِمَا خَلَقَ وَ لَعَلَا بَعۡضُہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ ؕ سُبۡحٰنَ اللّٰہِ عَمَّا یَصِفُوۡنَ ﴿۱۹﴾
Mat taghazal laahoe miew waladiew wa maa kaana ma'ahoe mien ielaah; iezal lazahaba koelloe ielaahiem biemaa ghalaqa wa la'alaa ba'doehoem 'alaa ba'd; Soebhaannal laahie 'ammaa yasiefoen
23:91 Allah heeft zich geen zoon genomen, noch is er enige andere godheid bij Hem. (Als dat het geval was) dan had elke godheid datgeen wat hij zelf geschapen had, weggenomen en sommige zouden anderen overmeesterd hebben. Soebhaan Allah (de ultieme Perfectie, zonder enige tekortkomingen, hoog verheven is Allah) boven alle eigenschappen die ze (aan Hem) toekennen.
عٰلِمِ الۡغَیۡبِ وَ الشَّہَادَۃِ فَتَعٰلٰی عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۲۹﴾
'Aaliemiel Ghaibie wash shahhaadatie fata'aalaa 'ammaa yoeshriekoen
23:92 Kenner van het ongeziene en het geziene. Hoog verheven is Hij boven wat ze aan deelgenoten (aan Hem) toekennen!
قُلۡ رَّبِّ اِمَّا تُرِیَنِّیۡ مَا یُوۡعَدُوۡنَ ﴿۳۹﴾
Qoer Rabbie iemmmaa toerieyanniee maa yoe'adoen
23:93 Zeg: "Mijn Heer! Als U mij hetgeen laat zien wat hen toegezegd is, "
رَبِّ فَلَا تَجۡعَلۡنِیۡ فِی الۡقَوۡمِ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۴۹﴾
Rabbie falaa tadj'alniee fiel qawmiez zaaliemieen
23:94 "Mijn Heer, (red mij van de straf en) plaats mij dan niet onder het misdadig volk."
وَ اِنَّا عَلٰۤی اَنۡ نُّرِیَکَ مَا نَعِدُہُمۡ لَقٰدِرُوۡنَ ﴿۵۹﴾
Wa iennaa 'alaaa an noerieyaka maa na'iedoehoem laqaadieroen
23:95 Voorzeker, Wij zijn zeker in staat om jou te laten zien wat Wij hen toegezegd hebben.
اِدۡفَعۡ بِالَّتِیۡ ہِیَ اَحۡسَنُ السَّیِّئَۃَ ؕ نَحۡنُ اَعۡلَمُ بِمَا یَصِفُوۡنَ ﴿۶۹﴾
Idfa' biellate hieya ahsanoes saiyie'ah; nahnoe a'lamoe biemaa yasiefoen
23:96 Stoot het kwaad af met het goede. Wij weten dat ze deelgenoten toekennen.
وَ قُلۡ رَّبِّ اَعُوۡذُ بِکَ مِنۡ ہَمَزٰتِ الشَّیٰطِیۡنِ ﴿۷۹﴾
Wa qoer Rabbie a'oezoe bieka mien hamazaatiesh Shayaatieen
23:97 En zeg: "Mijn Heer! Ik zoek mijn toevlucht bij U tegen de influistering van de satans."
وَ اَعُوۡذُ بِکَ رَبِّ اَنۡ یَّحۡضُرُوۡنِ ﴿۸۹﴾
Wa a'oezoe bieka Rabbie ai-yahdoeroen
23:98 "Ik zoek mijn toevlucht bij U, mijn Heer, zodat ze niet bij me zijn."
حَتّٰۤی اِذَا جَآءَ اَحَدَہُمُ الۡمَوۡتُ قَالَ رَبِّ ارۡجِعُوۡنِ ﴿۹۹﴾
Hattaaa iezaa djaaa'a ahada hoemoel mawtoe qaala Rabbier djie'oen
23:99 (De ongelovigen zullen niet geloven) Tot het moment dat de dood tot één van hen komt, dan zal hij zeggen: "Mijn Heer! Stuur me terug!"
لَعَلِّیۡۤ اَعۡمَلُ صَالِحًا فِیۡمَا تَرَکۡتُ کَلَّا ؕ اِنَّہَا کَلِمَۃٌ ہُوَ قَآئِلُہَا ؕ وَ مِنۡ وَّرَآئِہِمۡ بَرۡزَخٌ اِلٰی یَوۡمِ یُبۡعَثُوۡنَ ﴿۰۰۱﴾
La'allieee a'maloe saaliehan fieemaa taraktoe kallaa; iennahaa kaliematoen hoewa qaaa'ieloehaa wa miew waraaa'iehiem barzaghoen ielaa Yawmie yoeb'asoen
23:100 "Zodat ik goede daden kan verrichten met datgeen wat ik achter gelaten heb." Nee! Het is alleen een woord dat hij uitspreekt. Voor hen (de doden) is er 'Barzagh' (een barrière tussen de wereldse leven en de toestand\plek van de ziel na de dood) tot de dag waarop ze herrijzen\opstaan. (Notitie: Er is geen terug weg mogelijk, zie 50:28-29.)
فَاِذَا نُفِخَ فِی الصُّوۡرِ فَلَاۤ اَنۡسَابَ بَیۡنَہُمۡ یَوۡمَئِذٍ وَّ لَا یَتَسَآءَلُوۡنَ ﴿۱۰۱﴾
Fa iezaa noefiegha fies Soerie falaaa ansaaba bainahoem yawma'ieziew wa laa yatasaaa'aloen
23:101 Wanneer er in de trompet wordt geblazen, dan zal er op die dag geen relatie meer tussen hen zijn. Ze zullen niet naar elkaar vragen.
فَمَنۡ ثَقُلَتۡ مَوَازِیۡنُہٗ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ﴿۲۰۱﴾
Faman saqoelat mawaaziee noehoe fa oelaaa'ieka hoemoel moefliehoen
23:102 Degene met zware schalen (aan goede daden), zij zijn degenen die succes hebben geboekt.
وَ مَنۡ خَفَّتۡ مَوَازِیۡنُہٗ فَاُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ خَسِرُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ فِیۡ جَہَنَّمَ خٰلِدُوۡنَ ﴿۳۰۱﴾
Wa man ghaffat mawaa zieenoehoe fa oelaaa'iekal lazieena ghasieroe 'anfoesahoem fiee djahannama ghaaliedoen
23:103 Maar degene met lichte schalen, dat zijn degenen die verloren hebben. Ze zullen voor eeuwig in de hel blijven.
تَلۡفَحُ وُجُوۡہَہُمُ النَّارُ وَ ہُمۡ فِیۡہَا کٰلِحُوۡنَ ﴿۴۰۱﴾
Talfahoe woedjoehahoemoen Naaroe wa hoem fieehaa kaaliehoen
23:104 Het vuur zal hun gezichten verbranden. Ze zullen daar grijnzen met verschoven lippen (m.a.w. hun gezichten zullen misvormd zijn).
اَلَمۡ تَکُنۡ اٰیٰتِیۡ تُتۡلٰی عَلَیۡکُمۡ فَکُنۡتُمۡ بِہَا تُکَذِّبُوۡنَ ﴿۵۰۱﴾
Alam takoen Aayaatiee toetlaa 'alaikoem fakoentoem biehaa toekazzieboen
23:105 (Er zal tegen hen gezegd worden:) "Werden mijn verzen niet aan jullie opgelezen, en daarna verwierpen jullie ze?"
قَالُوۡا رَبَّنَا غَلَبَتۡ عَلَیۡنَا شِقۡوَتُنَا وَ کُنَّا قَوۡمًا ضَآلِّیۡنَ ﴿۶۰۱﴾
Qaaloe Rabbanaa ghalabat 'alainaa shieqwatoenaa wa koennaa qawman daaallieen
23:106 Ze zullen zeggen: "Onze Heer! Onze slechtheid overmeesterde ons, dus werden we een dwalend volk."
رَبَّنَاۤ اَخۡرِجۡنَا مِنۡہَا فَاِنۡ عُدۡنَا فَاِنَّا ظٰلِمُوۡنَ ﴿۷۰۱﴾
Rabbanaa aghriedjnaa mienhaa fa ien 'oednaa fa iennaa zaaliemoen
23:107 "Onze Heer! Haal ons hieruit! Als wij terugkeren (naar onze slechtheid), dan zijn wij zeker misdadigers."
قَالَ اخۡسَـُٔوۡا فِیۡہَا وَ لَا تُکَلِّمُوۡنِ ﴿۸۰۱﴾
Qaalagh sa'oe fieehaa wa laa toekalliemoen
23:108 Hij (Allah) zal zeggen: "Blijf vernederd erin! En spreek Mij niet aan!"
اِنَّہٗ کَانَ فَرِیۡقٌ مِّنۡ عِبَادِیۡ یَقُوۡلُوۡنَ رَبَّنَاۤ اٰمَنَّا فَاغۡفِرۡ لَنَا وَ ارۡحَمۡنَا وَ اَنۡتَ خَیۡرُ الرّٰحِمِیۡنَ ﴿۹۰۱﴾
Innahoe kaana farieeqoem mien 'iebaadiee yaqoeloena Rabbanaaa aamannaa faghfier lanaa warhamnaa wa Anta ghairoer raahiemieen
23:109 "Voorzeker, er was een groep onder Mijn dienaren, die zeiden: 'Onze Heer! Wij geloven, dus vergeef ons en wees ons barmhartig. U bent de beste 'Ar-Rahiem' (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).'"
فَاتَّخَذۡتُمُوۡہُمۡ سِخۡرِیًّا حَتّٰۤی اَنۡسَوۡکُمۡ ذِکۡرِیۡ وَ کُنۡتُمۡ مِّنۡہُمۡ تَضۡحَکُوۡنَ ﴿۰۱۱﴾
Fattaghaztoemoehoem sieghrieyyan hattaaa ansawkoem ziekriee wa koentoem mienhoem tadhakoen
23:110 "Echter jullie bespotten hen, totdat ze stopten om jullie te laten denken over Mij. Het was jullie die hen uitlachten."
اِنِّیۡ جَزَیۡتُہُمُ الۡیَوۡمَ بِمَا صَبَرُوۡۤا ۙ اَنَّہُمۡ ہُمُ الۡفَآئِزُوۡنَ ﴿۱۱۱﴾
Iniee djazaitoehoemoel Yawma biemaa sabaroeo annahoem hoemoel faaa'iezoen
23:111 "Voorzeker, Ik heb hen beloond op deze dag omdat ze geduldig waren. Voorzeker, zij zijn degenen die de overwinning hebben (behaald)."
قٰلَ کَمۡ لَبِثۡتُمۡ فِی الۡاَرۡضِ عَدَدَ سِنِیۡنَ ﴿۲۱۱﴾
Qaala kam labiestoem fiel ardie 'adada sienieen
23:112 Hij (Allah) zal (tegen hen) zeggen: "Hoelang op basis van het aantal jaren bleven jullie op de aarde?"
قَالُوۡا لَبِثۡنَا یَوۡمًا اَوۡ بَعۡضَ یَوۡمٍ فَسۡـَٔلِ الۡعَآدِّیۡنَ ﴿۳۱۱﴾
Qaaloe labiesnaa yawman aw ba'da yawmien fas'aliel 'aaaddieen
23:113 Ze zullen zeggen: "Wij verbleven een dag of een gedeelte van een dag. Vraag het aan degenen die het bij hebben gehouden."
قٰلَ اِنۡ لَّبِثۡتُمۡ اِلَّا قَلِیۡلًا لَّوۡ اَنَّکُمۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۴۱۱﴾
Qaala iel labiestoem iellaa qalieelal law annakoem koentoem ta'lamoen
23:114 Hij (Allah) zal zeggen: "Jullie verbleven er maar zeer kort, wisten jullie het maar (gedurende het wereldse leven)." (Notitie: het zal lijken alsof ze een uur van een dag op de aarde hebben geleefd, zie 46:35.)
اَفَحَسِبۡتُمۡ اَنَّمَا خَلَقۡنٰکُمۡ عَبَثًا وَّ اَنَّکُمۡ اِلَیۡنَا لَا تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۵۱۱﴾
Afahasiebtoem annamaa ghalaqnaakoem 'abasaw wa annakoem ielainaa laa toerdja'oen
23:115 "Dachten jullie dat Wij jullie zo maar (zonder enige doel) geschapen hadden en dat jullie niet tot Ons terug zouden keren?"
فَتَعٰلَی اللّٰہُ الۡمَلِکُ الۡحَقُّ ۚ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ۚ رَبُّ الۡعَرۡشِ الۡکَرِیۡمِ ﴿۶۱۱﴾
Fata'aalal laahoel Maliekoel Haqq; laaa ielaaha iellaa Hoewa Rabboel 'Arshiel Karieem
23:116 Dus hoog verheven is Allah de ware Koning. Er is geen deïteit/godheid naast Hem. Heer van de hoogste Troon.
وَ مَنۡ یَّدۡعُ مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ ۙ لَا بُرۡہَانَ لَہٗ بِہٖ ۙ فَاِنَّمَا حِسَابُہٗ عِنۡدَ رَبِّہٖ ؕ اِنَّہٗ لَا یُفۡلِحُ الۡکٰفِرُوۡنَ ﴿۷۱۱﴾
Wa may yad'oe ma'allaahie ielaahan aaghara laa boerhaana lahoe biehiee fa ienna maa hiesaaboehoe 'ienda Rabbieh; iennahoe laa yoefliehoel kaafieroen
23:117 Wie met Allah iets anders aanroept, zonder dat hij een bewijs ervoor heeft, dan is zijn oordeel (erover) alleen bij zijn Heer. Voorzeker, Hij zal de ongelovigen niet laten winnen.
وَ قُلۡ رَّبِّ اغۡفِرۡ وَ ارۡحَمۡ وَ اَنۡتَ خَیۡرُ الرّٰحِمِیۡنَ ﴿۸۱۱﴾
Wa qoel Rabbiegh fier warham wa Anta ghairoer raahiemieen
23:118 En zeg: "Mijn Heer! Vergeef en schenk ons barmhartigheid. U bent de beste Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe).