کٓہٰیٰعٓصٓ ۟﴿۱﴾
Kaaaf-Haa-Yaa-'Ayyyn-Saaad
19:1 Kaaf Haa Yaa 'Ain Sod,
ذِکۡرُ رَحۡمَتِ رَبِّکَ عَبۡدَہٗ زَکَرِیَّا ۖ﴿۲﴾
Ziekroe rahmatie Rabbieka 'abdahoe Zakarieyya
19:2 (Dit is) een kennisgeving van de barmhartigheid van uw Heer (die Hij) aan Zijn dienaar Zakariya (gaf),
اِذۡ نَادٰی رَبَّہٗ نِدَآءً خَفِیًّا ﴿۳﴾
Iz naadaa Rabbahoe niedaaa'an ghafieyyaa
19:3 toen hij zijn Heer in het geheim aanriep.
قَالَ رَبِّ اِنِّیۡ وَہَنَ الۡعَظۡمُ مِنِّیۡ وَ اشۡتَعَلَ الرَّاۡسُ شَیۡبًا وَّ لَمۡ اَکُنۡۢ بِدُعَآئِکَ رَبِّ شَقِیًّا ﴿۴﴾
Qaala Rabbie ienniee wahanal 'azmoe mienniee washta 'alar ra'soe shaibaw wa lam akoen biedoe'aaa'ieka Rabbie shaqieyyaa
19:4 Hij zei: "Mijn Heer! Voorwaar, mijn botten zijn zwak geworden en mijn hoofd glinsterend wit, en nooit ben ik teleurgesteld geraakt in de smeekgebeden tot U.
وَ اِنِّیۡ خِفۡتُ الۡمَوَالِیَ مِنۡ وَّرَآءِیۡ وَ کَانَتِ امۡرَاَتِیۡ عَاقِرًا فَہَبۡ لِیۡ مِنۡ لَّدُنۡکَ وَلِیًّا ۙ﴿۵﴾
Wa ienniee ghieftoel mawaalieya miew waraaa'iee wa kaanat iemra atiee 'aqieran fa habliee miel ladoen-ka walieyyaa
19:5 En voorwaar, ik vrees (het beleid van) de mensen die mij opvolgen. En mijn vrouw is onvruchtbaar. Geef me daarom een nakomeling van Uw zijde,
یَّرِثُنِیۡ وَ یَرِثُ مِنۡ اٰلِ یَعۡقُوۡبَ ٭ۖ وَ اجۡعَلۡہُ رَبِّ رَضِیًّا ﴿۶﴾
Yariesoeniee wa yariesoe mien aalie Ya'qoeb, wadj'alhoe Rabbie radieyya
19:6 die (de kennis) van mij zal erven en van de familie van Jakob (het profeetschap). Mijn Heer, maak hem U welgevallig."
یٰزَکَرِیَّاۤ اِنَّا نُبَشِّرُکَ بِغُلٰمِۣ اسۡمُہٗ یَحۡیٰی ۙ لَمۡ نَجۡعَلۡ لَّہٗ مِنۡ قَبۡلُ سَمِیًّا ﴿۷﴾
Yaa Zakarieyyaaa iennaa noebashshieroeka bie ghoelaamien iesmoehoe Yahyaa lam nadj'al lahoe mien qabloe samieyyaa
19:7 "O Zakariya! Voorzeker, Wij geven u het goede nieuws van een jongen, zijn naam is Yahya (Johannes). Wij hadden niemand eerder deze naam gegeven."
قَالَ رَبِّ اَنّٰی یَکُوۡنُ لِیۡ غُلٰمٌ وَّ کَانَتِ امۡرَاَتِیۡ عَاقِرًا وَّ قَدۡ بَلَغۡتُ مِنَ الۡکِبَرِ عِتِیًّا ﴿۸﴾
Qaala Rabbie annaa yakoenoe liee ghoelaamoew wakaanat iemra atiee 'aaqieraw wa qad balaghtoe mienal kiebarie 'ietieyyaa
19:8 Hij zei: "Mijn Heer! Hoe kan ik een jongen krijgen terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is? En waarlijk, ik heb een zeer oude leeftijd bereikt."
قَالَ کَذٰلِکَ ۚ قَالَ رَبُّکَ ہُوَ عَلَیَّ ہَیِّنٌ وَّ قَدۡ خَلَقۡتُکَ مِنۡ قَبۡلُ وَ لَمۡ تَکُ شَیۡئًا ﴿۹﴾
Qaala kazaalieka qaala Rabboeka hoewa 'alaiya haiyienoew wa qad ghalaqtoeka mien qabloe wa lam takoe shai'aa
19:9 Hij zei: "Zo zal het zijn." Uw Heer heeft gezegd: "Het is makkelijk voor Mij. En zonder enige twijfel, Ik heb jou eerder geschapen terwijl jij niets was."
قَالَ رَبِّ اجۡعَلۡ لِّیۡۤ اٰیَۃً ؕ قَالَ اٰیَتُکَ اَلَّا تُکَلِّمَ النَّاسَ ثَلٰثَ لَیَالٍ سَوِیًّا ﴿۰۱﴾
Qaala Rabbiedj 'al lieee Aayah; qaala Aayatoeka allaa toekallieman naasa salaasa layaalien sawieyyaa
19:10 Hij zei: "Mijn Heer! Geef me een teken." Hij zei: "Jouw teken is dat je gedurende drie nachten niet in staat bent om te spreken met de mensen terwijl je gezond bent." (Notitie: zie ook 3:41)
فَخَرَجَ عَلٰی قَوۡمِہٖ مِنَ الۡمِحۡرَابِ فَاَوۡحٰۤی اِلَیۡہِمۡ اَنۡ سَبِّحُوۡا بُکۡرَۃً وَّ عَشِیًّا ﴿۱۱﴾
Fagharadja 'alaa qawmiehiee mienal miehraabie fa-awhaaa ielaihiem an sabbiehoe boekrataw wa 'ashieyyaa
19:11 Vervolgens kwam hij uit de gebedskamer en ging naar zijn volk. Hij gebaarde hen om Allah in de ochtend en in de avond te verheerlijken.
یٰیَحۡیٰی خُذِ الۡکِتٰبَ بِقُوَّۃٍ ؕ وَ اٰتَیۡنٰہُ الۡحُکۡمَ صَبِیًّا ﴿۲۱﴾
Yaa Yahyaa ghoeziel Kietaaba bieqoewwatiew wa aatainaahoel hoekma sabieyyaa
19:12 (Allah zei:) "O Yahya! Hou het heilige schrift stevig vast." En Wij gaven hem kennis om te oordelen (op basis van Allah's wetgeving) toen hij een kind was,
وَّ حَنَانًا مِّنۡ لَّدُنَّا وَ زَکٰوۃً ؕ وَ کَانَ تَقِیًّا ﴿۳۱﴾
Wa hanaanam miel ladoennaa wa zakaataw wa kaana taqieyyaa
19:13 meelevendheid van Ons (naar de mensen toe) en reinheid. Hij was godvrezend, en
وَّ بَرًّۢا بِوَالِدَیۡہِ وَ لَمۡ یَکُنۡ جَبَّارًا عَصِیًّا ﴿۴۱﴾
Wa barram biewaaliedayhie wa lam yakoem djabbaaran 'asieyyaa
19:14 plichtsgetrouw naar zijn ouders toe. Hij was geen ongehoorzame tiran.
وَ سَلٰمٌ عَلَیۡہِ یَوۡمَ وُلِدَ وَ یَوۡمَ یَمُوۡتُ وَ یَوۡمَ یُبۡعَثُ حَیًّا ﴿۵۱﴾
Wa salaamoen 'alaihie yawma woelieda wa yawma yamoetoe wa yawma yoeb'asoe haiyyaa
19:15 Vrede zij met hem op de dag dat hij werd geboren, op de dag dat hij stierf, en op de dag dat hij weer tot leven wordt gebracht.
وَ اذۡکُرۡ فِی الۡکِتٰبِ مَرۡیَمَ ۘ اِذِ انۡتَبَذَتۡ مِنۡ اَہۡلِہَا مَکَانًا شَرۡقِیًّا ﴿۶۱﴾
Wazkoer fiel Kietaabie Maryama; iezien tabazat mien ahliehaa makaanan sharqieyyaa
19:16 En vertel over Marjam (Maria) (wat er vermeld staat) in het boek, dat ze zich terugtrok van haar familie naar een oostelijke plaats.
فَاتَّخَذَتۡ مِنۡ دُوۡنِہِمۡ حِجَابًا ۪۟ فَاَرۡسَلۡنَاۤ اِلَیۡہَا رُوۡحَنَا فَتَمَثَّلَ لَہَا بَشَرًا سَوِیًّا ﴿۷۱﴾
Fattaghazat mien doeniehiem hiedjaaban fa arsalnaaa ielaihaa roehanaa fatamassala lahaa basharan sawieyyaa
19:17 Vervolgens zonderde ze zich van hun af. Daarna zonden Wij tot haar Onze "Roeh" (Djibril/Gabriël). Hij verscheen voor haar als een goed gevormde man.
قَالَتۡ اِنِّیۡۤ اَعُوۡذُ بِالرَّحۡمٰنِ مِنۡکَ اِنۡ کُنۡتَ تَقِیًّا ﴿۸۱﴾
Qaalat iennieee a'oezoe bier Rahmaanie mien-ka ien koenta taqieyyaa
19:18 Ze zei: "Ik zoek mijn toevlucht tot de meest Barmhartige tegen u, als u godvrezend bent."
قَالَ اِنَّمَاۤ اَنَا رَسُوۡلُ رَبِّکِ ٭ۖ لِاَہَبَ لَکِ غُلٰمًا زَکِیًّا ﴿۹۱﴾
Qaala iennamaa ana rasoeloe Rabbiekie lie ahaba lakie ghoelaaman zakieyyaa
19:19 Hij zei: "Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer, om u een reine zoon te schenken."
قَالَتۡ اَنّٰی یَکُوۡنُ لِیۡ غُلٰمٌ وَّ لَمۡ یَمۡسَسۡنِیۡ بَشَرٌ وَّ لَمۡ اَکُ بَغِیًّا ﴿۰۲﴾
Qaalat anna yakoenoe liee ghoelaamoew wa lam yamsasniee bashroew wa lam akoe baghieyyaa
19:20 Ze zei: "Hoe kan er een zoon voor mij zijn, terwijl geen man mij heeft aangeraakt, en ik geen onzedelijke vrouw ben?"
قَالَ کَذٰلِکِ ۚ قَالَ رَبُّکِ ہُوَ عَلَیَّ ہَیِّنٌ ۚ وَ لِنَجۡعَلَہٗۤ اٰیَۃً لِّلنَّاسِ وَ رَحۡمَۃً مِّنَّا ۚ وَ کَانَ اَمۡرًا مَّقۡضِیًّا ﴿۱۲﴾
Qaala kazaaliekie qaala Rabboekie hoewa 'alaiya haiyiemoew wa lienadj 'alahoeo Aayatal liennaasie wa rahmatam miennaa; wa kaana amram maqdieyyaa
19:21 Hij zei: "Zo zal het zijn." Uw Heer heeft gezegd: "Het is makkelijk voor Mij. Zodat Wij hem als een teken en als een Barmhartigheid van Ons voor de mensheid maken. Het is een zaak dat al is vastgesteld."
فَحَمَلَتۡہُ فَانۡتَبَذَتۡ بِہٖ مَکَانًا قَصِیًّا ﴿۲۲﴾
Fahamalat hoe fantabazat biehiee makaanan qasieyyaa
19:22 Dus droeg ze hem en ze trok zich terug naar een afgelegen plaats.
فَاَجَآءَہَا الۡمَخَاضُ اِلٰی جِذۡعِ النَّخۡلَۃِ ۚ قَالَتۡ یٰلَیۡتَنِیۡ مِتُّ قَبۡلَ ہٰذَا وَ کُنۡتُ نَسۡیًا مَّنۡسِیًّا ﴿۳۲﴾
Fa adjaaa 'ahal maghaadoe ielaa djiez'ien naghlatie qaalat yaa laitaniee miettoe qabla haazaa wa koentoe nasyam mansieyyaa
19:23 Vervolgens dreven de pijn van de geboorte-weeën haar naar de stam van een dadelpalm. Ze zei: "O was ik maar gestorven en totaal vergeten (door de mensen)."
فَنَادٰىہَا مِنۡ تَحۡتِہَاۤ اَلَّا تَحۡزَنِیۡ قَدۡ جَعَلَ رَبُّکِ تَحۡتَکِ سَرِیًّا ﴿۴۲﴾
Fanaadaahaa mien tahtiehaaa allaa tahzaniee qad dja'ala Rabboekie tahtakie sarieyyaa
19:24 Toen riep hij (Isa) haar van beneden: "Treur niet! Waarlijk, uw Heer heeft stromend water onder u geplaatst."
وَ ہُزِّیۡۤ اِلَیۡکِ بِجِذۡعِ النَّخۡلَۃِ تُسٰقِطۡ عَلَیۡکِ رُطَبًا جَنِیًّا ﴿۵۲﴾
Wa hoezzieee ielaikie biedjiez 'ien naghlatie toesaaqiet 'alaikie roetaban djanieyyaa
19:25 "En schudt de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er verse dadels op jou vallen."
فَکُلِیۡ وَ اشۡرَبِیۡ وَ قَرِّیۡ عَیۡنًا ۚ فَاِمَّا تَرَیِنَّ مِنَ الۡبَشَرِ اَحَدًا ۙ فَقُوۡلِیۡۤ اِنِّیۡ نَذَرۡتُ لِلرَّحۡمٰنِ صَوۡمًا فَلَنۡ اُکَلِّمَ الۡیَوۡمَ اِنۡسِیًّا ﴿۶۲﴾
Fakoeliee washrabiee wa qarriee 'ainaa; fa iemmaa tarayiennna mienal basharie ahadan faqoelieee ienniee nazartoe lier Rahmaanie sawman falan oekalliemal yawma iensieyyaa
19:26 "Dus eet en drink en verkoel uw ogen (wees trots). Maar als u iemand ziet, zeg dan: 'Voorwaar, ik heb de Barmhartige belooft te vasten, dus zal ik vandaag tot geen mens spreken.' "
فَاَتَتۡ بِہٖ قَوۡمَہَا تَحۡمِلُہٗ ؕ قَالُوۡا یٰمَرۡیَمُ لَقَدۡ جِئۡتِ شَیۡئًا فَرِیًّا ﴿۷۲﴾
Fa atat biehiee qawmahaa tahmieloehoe qaaloe yaa Maryamoe laqad djie'tie shai'an farieyyaa
19:27 Vervolgens kwam ze met hem bij haar mensen, hem dragend (in de armen). Ze zeiden: "O Marjam! Waarlijk, Je hebt iets afschuwelijks gedaan!"
یٰۤاُخۡتَ ہٰرُوۡنَ مَا کَانَ اَبُوۡکِ امۡرَ اَ سَوۡءٍ وَّ مَا کَانَتۡ اُمُّکِ بَغِیًّا ﴿۸۲﴾
Yaaa oeghta Haaroena maa kaana aboekiemra'a saw'iew wa maa kaanat oemmoekie baghieyyaa
19:28 "O zuster van Haroen! Jouw vader was geen slechte man, noch was jouw moeder een onzedelijke vrouw!"
فَاَشَارَتۡ اِلَیۡہِ ؕ قَالُوۡا کَیۡفَ نُکَلِّمُ مَنۡ کَانَ فِی الۡمَہۡدِ صَبِیًّا ﴿۹۲﴾
Fa ashaarat ielaih; qaaloe kaifa noekalliemoe man kaana fiel mahdie sabieyyaa
19:29 Daarop wees ze naar hem. Ze zeiden: "Hoe kunnen wij spreken met iemand die in de wieg ligt, een baby!?"
قَالَ اِنِّیۡ عَبۡدُ اللّٰہِ ۟ؕ اٰتٰنِیَ الۡکِتٰبَ وَ جَعَلَنِیۡ نَبِیًّا ﴿۰۳﴾
Qaala ienniee 'abdoellaahie aataanieyal Kietaaba wa dja'alaniee Nabieyyaa
19:30 Hij (Isa) zei: "Voorzeker, ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij het schrift gegeven en mij tot een profeet gemaakt." (Notitie: Volgens de overlevering kreeg hij het profeetschap op de leeftijd van 30 jaar. Vers nummer 30.)
وَّ جَعَلَنِیۡ مُبٰرَکًا اَیۡنَ مَا کُنۡتُ ۪ وَ اَوۡصٰنِیۡ بِالصَّلٰوۃِ وَ الزَّکٰوۃِ مَا دُمۡتُ حَیًّا ﴿۱۳﴾
Wa dja'alaniee moebaarakan aina maa koentoe wa awsaaniee bies Salaatie waz Zakaatie maa doemtoe haiyaa
19:31 "Hij heeft mij gezegend waar ik me ook bevind. En Hij heeft mij bevolen de 'Salaat' (het gebed) te verrichten en de zakaat (te betalen), zolang ik leef,"
وَّ بَرًّۢا بِوَالِدَتِیۡ ۫ وَ لَمۡ یَجۡعَلۡنِیۡ جَبَّارًا شَقِیًّا ﴿۲۳﴾
Wa barram biewaaliedatiee wa lam yadj'alniee djabbaaran shaqieyyaa
19:32 "en om plichtsgetrouw te zijn naar mijn moeder. Hij heeft mij niet als een ongezegende tiran gemaakt."
وَ السَّلٰمُ عَلَیَّ یَوۡمَ وُلِدۡتُّ وَ یَوۡمَ اَمُوۡتُ وَ یَوۡمَ اُبۡعَثُ حَیًّا ﴿۳۳﴾
Wassalaamoe 'alaiya yawma woeliedtoe wa yawma amoetoe wa yawma oeb'asoe haiyaa
19:33 Vrede zij met mij op de dag dat ik geboren werd, op de dag dat ik sterf en op de dag dat ik weer tot leven word opgewekt." (Notitie: Toen hij 33 jaar werd heeft Allah hem naar boven verheven.)
ذٰلِکَ عِیۡسَی ابۡنُ مَرۡیَمَ ۚ قَوۡلَ الۡحَقِّ الَّذِیۡ فِیۡہِ یَمۡتَرُوۡنَ ﴿۴۳﴾
Zaalieka 'Eesab-noe Maryama; qawlal haqqiel laziee fieehie yamtaroen
19:34 Dat is Isa, zoon van Marjam. (Dit is) een verklaring van de waarheid van hetgeen waar ze over disputeren.
مَا کَانَ لِلّٰہِ اَنۡ یَّتَّخِذَ مِنۡ وَّلَدٍ ۙ سُبۡحٰنَہٗ ؕ اِذَا قَضٰۤی اَمۡرًا فَاِنَّمَا یَقُوۡلُ لَہٗ کُنۡ فَیَکُوۡنُ ﴿۵۳﴾
Maa kaana liellaahie ay yattaghieza miew waladien Soebhaanah; iezaa qadaaa amran fa iennamaa yaqoeloe lahoe koen fa yakoen
19:35 Het past (de Majesteit van) Allah niet dat Hij een zoon heeft. Heilig is Allah en Verheven is Hij boven alles! Wanneer Hij iets bepaalt, zegt Hij er slechts tegen: "Wees!" en vervolgens is het gebeurt.
وَ اِنَّ اللّٰہَ رَبِّیۡ وَ رَبُّکُمۡ فَاعۡبُدُوۡہُ ؕ ہٰذَا صِرَاطٌ مُّسۡتَقِیۡمٌ ﴿۶۳﴾
Wa iennal laaha Rabbiee wa Rabboekoem fa'boedoeh; haazaa Sieraatoem Moestaqieem
19:36 (Zeg:) "En waarlijk, Allah is mijn Heer en jullie Heer, dus aanbidt Hem. Dit is het rechte Pad."
فَاخۡتَلَفَ الۡاَحۡزَابُ مِنۡۢ بَیۡنِہِمۡ ۚ فَوَیۡلٌ لِّلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ مَّشۡہَدِ یَوۡمٍ عَظِیۡمٍ ﴿۷۳﴾
Faghtalafal ahzaaboe mien bainiehiem fawailoel liellazieena kafaroe mien mashhadie Yawmien 'azieem
19:37 Maar de groepen verschilden onderling van mening. Dus wee hen die niet geloven dat ze een heftige dag (dag des oordeel) zullen getuigen.
اَسۡمِعۡ بِہِمۡ وَ اَبۡصِرۡ ۙ یَوۡمَ یَاۡتُوۡنَنَا لٰکِنِ الظّٰلِمُوۡنَ الۡیَوۡمَ فِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۸۳﴾
Asmie' biehiem wa absier Yawma ya'toenanaa laakieniez zaaliemoenal yawma fiee dalaalien moebieen
19:38 (Zie o profeet,) Hoe ze zullen horen en hoe ze zullen kijken, op de dag dat ze naar Ons komen! Echter, de onrechtvaardigen verkeren vandaag de dag in dwaling. (Notitie de onrechtplegers verkeren vandaag de dag in dwaling en zullen op de dag des oordeels ook verdwaald zijn, zie 17:72.)
وَ اَنۡذِرۡہُمۡ یَوۡمَ الۡحَسۡرَۃِ اِذۡ قُضِیَ الۡاَمۡرُ ۘ وَ ہُمۡ فِیۡ غَفۡلَۃٍ وَّ ہُمۡ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۹۳﴾
Wa anzierhoem Yawmal hasratie iez qoedieyal amr; wa hoem fiee ghaflatiew wa hoem laa yoe'mienoen
19:39 En waarschuw hen voor de dag van de spijt, wanneer de zaken bepaald zullen worden. (Waarschuw hen,) Zij die onachtzaam zijn en niet geloven!
اِنَّا نَحۡنُ نَرِثُ الۡاَرۡضَ وَ مَنۡ عَلَیۡہَا وَ اِلَیۡنَا یُرۡجَعُوۡنَ ﴿۰۴﴾
Innaa nahnoe nariesoel arda wa man 'alaihaa wa ielainaa yoerdja'oen
19:40 Voorzeker, Wij zullen de aarde en een ieder die zich erop bevindt, erven. En tot Ons zullen ze allen terugkeren.
وَ اذۡکُرۡ فِی الۡکِتٰبِ اِبۡرٰہِیۡمَ ۬ؕ اِنَّہٗ کَانَ صِدِّیۡقًا نَّبِیًّا ﴿۱۴﴾
Wazkoer fiel Kietaabie Ibraahieem; iennahoe kaana sieddieeqan Nabieyyaa
19:41 En vertel over Ibrahiem (Abraham) (wat vermeld staat) in het boek. Hij was een man van waarheid, een Profeet.
اِذۡ قَالَ لِاَبِیۡہِ یٰۤاَبَتِ لِمَ تَعۡبُدُ مَا لَا یَسۡمَعُ وَ لَا یُبۡصِرُ وَ لَا یُغۡنِیۡ عَنۡکَ شَیۡئًا ﴿۲۴﴾
Iz qaala lie abieehie yaaa abatie liema ta'boedoe maa laa yasma'oe wa laa yoebsieroe wa laa yoeghniee 'an-ka shai'aa
19:42 (Gedenk) toen hij tot zijn oom zei: "O mijn oom! Waarom aanbidt je iets dat niet hoort, noch ziet en geen enkel voordeel aan jou biedt? (Notitie: Wanneer er in het Arabisch een naam vermeld word bij het Arabische woord vader, wordt er oom bedoeld en niet de eigen vader. Zie de volgende vers 2:133).
یٰۤاَبَتِ اِنِّیۡ قَدۡ جَآءَنِیۡ مِنَ الۡعِلۡمِ مَا لَمۡ یَاۡتِکَ فَاتَّبِعۡنِیۡۤ اَہۡدِکَ صِرَاطًا سَوِیًّا ﴿۳۴﴾
Yaaa abatie ienniee qad djaaa'aniee mienal 'ielmie maa lam ya'tieka fattabie'nieee ahdieka sieraatan Sawieyyaa
19:43 O mijn oom! Zonder enige twijfel, er is aan mij kennis gegeven die u niet heeft gekregen. Dus volg mij, dan leid ik u naar het rechte pad.
یٰۤاَبَتِ لَا تَعۡبُدِ الشَّیۡطٰنَ ؕ اِنَّ الشَّیۡطٰنَ کَانَ لِلرَّحۡمٰنِ عَصِیًّا ﴿۴۴﴾
Yaaa abatie laa ta'boediesh Shaitaan; iennash Shaitaana kaana lier Rahmaanie 'asieyyaa
19:44 O mijn oom! Aanbid niet de satan! Voorzeker, de satan is opstandig tegen de Barmhartige.
یٰۤاَبَتِ اِنِّیۡۤ اَخَافُ اَنۡ یَّمَسَّکَ عَذَابٌ مِّنَ الرَّحۡمٰنِ فَتَکُوۡنَ لِلشَّیۡطٰنِ وَلِیًّا ﴿۵۴﴾
Yaaa abatie ienniee aghaafoe ay yamassaka 'azaaboem mienar Rahmaanie fatakoena liesh Shaitaanie walieyyaa
19:45 O mijn oom! Ik ben bang dat een straf van de Barmhartige u zult treffen, en dat u een dienaar van de satan wordt."
قَالَ اَرَاغِبٌ اَنۡتَ عَنۡ اٰلِہَتِیۡ یٰۤـاِبۡرٰہِیۡمُ ۚ لَئِنۡ لَّمۡ تَنۡتَہِ لَاَرۡجُمَنَّکَ وَ اہۡجُرۡنِیۡ مَلِیًّا ﴿۶۴﴾
Qaala araaghieboen anta 'an aaliehatiee yaaa Ibraahieemoe la 'iel lam tantahie la ardjoemannaka wahdjoerniee malieyyaa
19:46 Hij zei: "Haat je mijn goden, O Ibrahiem?! Waarlijk, als je niet ophoudt, dan zal ik jou zeker stenigen. Dus ga van me weg, voor een lange tijd."
قَالَ سَلٰمٌ عَلَیۡکَ ۚ سَاَسۡتَغۡفِرُ لَکَ رَبِّیۡ ؕ اِنَّہٗ کَانَ بِیۡ حَفِیًّا ﴿۷۴﴾
Qaala salaamoen 'alaika sa astaghfieroe laka Rabbieee iennahoe kaana biee hafieyyaa
19:47 Hij (Ibrahiem) zei: "Vrede zij met u, ik zal vergeving bij mijn Heer voor u vragen. Voorzeker, Hij is altijd mild voor me." (Notitie: zie ook 9:114)
وَ اَعۡتَزِلُکُمۡ وَ مَا تَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ وَ اَدۡعُوۡا رَبِّیۡ ۫ۖ عَسٰۤی اَلَّاۤ اَکُوۡنَ بِدُعَآءِ رَبِّیۡ شَقِیًّا ﴿۸۴﴾
Wa a'tazieloekoem wa maa tad'oena mien doeniel laahie wa ad'oe Rabbiee 'asaaa allaaa akoena biedoe'aaa'ie Rabbiee shaqieyyaa
19:48 "Ik zal van jullie weggaan en van wat jullie naast Allah aanbidden. En ik zal bij mijn Heer smeken (voor standvastigheid in mijn geloof). Ik hoop dat ik niet ongezegend zal zijn in de aanbidding van mijn Heer."
فَلَمَّا اعۡتَزَلَہُمۡ وَ مَا یَعۡبُدُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ ۙ وَہَبۡنَا لَہٗۤ اِسۡحٰقَ وَ یَعۡقُوۡبَ ؕ وَ کُلًّا جَعَلۡنَا نَبِیًّا ﴿۹۴﴾
Fa lam ma'tazalahoem wa maa ya'boedoena mien doeniel laahie wahabnaa lahoe ies-haaqa wa ya'qoeb; wa koellan dja'alnaa Nabieyyaa
19:49 Toen hij dus weg van hen ging en van wat ze naast Allah aanbaden, schonken Wij hem Izaak en Jakob. Elk van hen maakten Wij een profeet.
وَ وَہَبۡنَا لَہُمۡ مِّنۡ رَّحۡمَتِنَا وَ جَعَلۡنَا لَہُمۡ لِسَانَ صِدۡقٍ عَلِیًّا ﴿۰۵﴾
Wa wahabnaa lahoem mierrahmatienaa wa dja'alnaa lahoem liesaana siedqien 'alieyyaa
19:50 En Wij schonken hen van Onze Barmhartigheid en Wij maakten hen geëerd, verheven.
وَ اذۡکُرۡ فِی الۡکِتٰبِ مُوۡسٰۤی ۫ اِنَّہٗ کَانَ مُخۡلَصًا وَّ کَانَ رَسُوۡلًا نَّبِیًّا ﴿۱۵﴾
Wazkoer fiel Kietaabie Moesaaa; iennahoe kaana moeghlasaw wa kaana Rasoelan Nabieyyaa
19:51 En vertel over Moesa (Mozes) (wat er vermeld staat) in het Boek. Voorzeker, hij was gekozen, en hij was een boodschapper, een Profeet.
وَ نَادَیۡنٰہُ مِنۡ جَانِبِ الطُّوۡرِ الۡاَیۡمَنِ وَ قَرَّبۡنٰہُ نَجِیًّا ﴿۲۵﴾
Wa naadainaahoe mien djaaniebiet Toeriel aimanie wa qarrabnaahoe nadjieyyaa
19:52 En Wij riepen hem van de rechterzijde van (de berg) Thoer en Wij brachten hem dichterbij om met hem te praten.
وَ وَہَبۡنَا لَہٗ مِنۡ رَّحۡمَتِنَاۤ اَخَاہُ ہٰرُوۡنَ نَبِیًّا ﴿۳۵﴾
Wa wahabnaa lahoe mier rahmatienaaa aghaahoe Haaroena Nabieyyaa
19:53 En van Onze Barmhartigheid schonken Wij hem zijn broer Haroen (Aaron), een Profeet.
وَ اذۡکُرۡ فِی الۡکِتٰبِ اِسۡمٰعِیۡلَ ۫ اِنَّہٗ کَانَ صَادِقَ الۡوَعۡدِ وَ کَانَ رَسُوۡلًا نَّبِیًّا ﴿۴۵﴾
Wazkoer fiel Kietaabie iesmaa'ieel; iennahoe kaana saadieqal wa'die wa kaana Rasoelan Nabieyyaa
19:54 En vertel over Ismaël (wat er vermeld staat) in het boek. Voorzeker, hij was trouw aan zijn beloften en hij was een boodschapper, een Profeet.
وَ کَانَ یَاۡمُرُ اَہۡلَہٗ بِالصَّلٰوۃِ وَ الزَّکٰوۃِ ۪ وَ کَانَ عِنۡدَ رَبِّہٖ مَرۡضِیًّا ﴿۵۵﴾
Wa kaana ya'moeroe ahlahoe bies Salaatie waz zakaatie wa kaana 'ienda Rabbiehiee mardieyyaa
19:55 En hij beval zijn familie op (het onderhouden van) de 'Salaat' (het gebed) en (het betalen van) de zakaat. En hij was bij zijn Heer behaagd.
وَ اذۡکُرۡ فِی الۡکِتٰبِ اِدۡرِیۡسَ ۫ اِنَّہٗ کَانَ صِدِّیۡقًا نَّبِیًّا ﴿۶۵﴾
Wazkoer fiel Kietaabie Idriees; iennahoe kaana sieddieeqan Nabieyyaa
19:56 En vertel over Idries (wat er vermeld staat) in het boek. Voorzeker, hij was een oprechte (man en), een Profeet.
وَّ رَفَعۡنٰہُ مَکَانًا عَلِیًّا ﴿۷۵﴾
Wa rafa'naahoe makaanan 'alieyyaa
19:57 En Wij verhieven hem tot een hoge positie.
اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ اَنۡعَمَ اللّٰہُ عَلَیۡہِمۡ مِّنَ النَّبِیّٖنَ مِنۡ ذُرِّیَّۃِ اٰدَمَ ٭ وَ مِمَّنۡ حَمَلۡنَا مَعَ نُوۡحٍ ۫ وَّ مِنۡ ذُرِّیَّۃِ اِبۡرٰہِیۡمَ وَ اِسۡرَآءِیۡلَ ۫ وَ مِمَّنۡ ہَدَیۡنَا وَ اجۡتَبَیۡنَا ؕ اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِمۡ اٰیٰتُ الرَّحۡمٰنِ خَرُّوۡا سُجَّدًا وَّ بُکِیًّا ﴿۸۵﴾
Oelaaa'iekal lazieena an'amal laahoe 'alaihiem mienan Nabieyyieena mien zoerrieyyatie Aadama wa miemman hamalnaa ma'a Noehiew wa mien zoerrieyyatie Ibraahieema wa Israaa'ieela wa miemman hadainaa wadjta bainaaa; iezaa toetlaa 'alaihiem Aayaatoer Rahmaanie gharroe soedjdjadaw wa boekieyyaa
19:58 Zij waren degenen die Allah begunstigd heeft, behorend tot de profeten. Het waren nakomelingen van Adam en van degenen die Wij met Noeh (Noach) (in de ark) droegen en van de nakomelingen van Ibrahiem en Israël (Jakob) en van degenen die Wij leidden en kozen. Wanneer de verzen van de meest Barmhartige voor hen werden voorgedragen, vielen ze in prostratie en huilden neer. (Notitie: Prostratie/Sajdah Tilawat is vereist.)
فَخَلَفَ مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ خَلۡفٌ اَضَاعُوا الصَّلٰوۃَ وَ اتَّبَعُوا الشَّہَوٰتِ فَسَوۡفَ یَلۡقَوۡنَ غَیًّا ﴿۹۵﴾
Faghalafa mien ba'diehiem ghalfoen adaa'oes Salaata wattaba'oesh shahawaatie fasawfa yalqawna ghaiyyaa
19:59 Vervolgens is er na hen een nageslacht opgevolgd dat de 'Salaat' (contact met Allah, de gebeden) verwaarloosden en de lusten navolgden. Dus spoedig zullen ze het kwaad tegemoet zien.
اِلَّا مَنۡ تَابَ وَ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَاُولٰٓئِکَ یَدۡخُلُوۡنَ الۡجَنَّۃَ وَ لَا یُظۡلَمُوۡنَ شَیۡئًا ﴿۰۶﴾
Illaa man taaba wa aamana wa 'amiela saaliehan fa oelaaa'ieka yadghoeloenal djannata wa laa yoezlamoena shai'aa
19:60 Behalve wie berouw toonde, geloofde en goede daden verrichtte. Zij zijn het die het Paradijs zullen betreden en er zal hen geen onrecht aangedaan worden.
جَنّٰتِ عَدۡنِۣ الَّتِیۡ وَعَدَ الرَّحۡمٰنُ عِبَادَہٗ بِالۡغَیۡبِ ؕ اِنَّہٗ کَانَ وَعۡدُہٗ مَاۡتِیًّا ﴿۱۶﴾
djannaatie 'adnieniel latiee wa'adar Rahmaanoe iebaadahoe bielghaib; iennahoe kaana wa'doehoe ma'tieyyaa
19:61 (De) Tuinen van Adn (Eden, het Paradijs) zijn beloofd aan Zijn slaven vanuit het ongeziene door de Barmhartige. Voorzeker, (de vervulling van) Zijn belofte vindt zeker plaats.
لَا یَسۡمَعُوۡنَ فِیۡہَا لَغۡوًا اِلَّا سَلٰمًا ؕ وَ لَہُمۡ رِزۡقُہُمۡ فِیۡہَا بُکۡرَۃً وَّ عَشِیًّا ﴿۲۶﴾
Laa yasma'oena fieehaa laghwan iellaa salaamaa; wa lahoem riezqoehoem fieehaa boekrataw wa 'ashieyyaa
19:62 Ze zullen daarin geen onzinnige gesprekken horen, maar alleen vrede. Voor hen bevinden zich daar hun voorzieningen voor de dag en de nacht.
تِلۡکَ الۡجَنَّۃُ الَّتِیۡ نُوۡرِثُ مِنۡ عِبَادِنَا مَنۡ کَانَ تَقِیًّا ﴿۳۶﴾
Tielkal djannatoel latiee noeriesoe mien 'iebaadienaa man kaana taqieyyaa
19:63 Dit is het Paradijs die Wij geven als een erfenis aan Onze dienaren die godvrezend zijn.
وَ مَا نَتَنَزَّلُ اِلَّا بِاَمۡرِ رَبِّکَ ۚ لَہٗ مَا بَیۡنَ اَیۡدِیۡنَا وَ مَا خَلۡفَنَا وَ مَا بَیۡنَ ذٰلِکَ ۚ وَ مَا کَانَ رَبُّکَ نَسِیًّا ﴿۴۶﴾
Wa maa natanazzaloe iellaa bie amrie Rabbieka lahoe maa baina aidieenaa wa maa ghalfanaa wa maa baina zaaliek; wa maa kaana Rabboeka nasieyyaa
19:64 En wij (engelen) dalen alleen op bevel van uw Heer neer. Tot Hem behoort alles wat voor ons is en wat achter ons is en wat ertussen is. En uw Heer is niet vergeetachtig.
رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ مَا بَیۡنَہُمَا فَاعۡبُدۡہُ وَ اصۡطَبِرۡ لِعِبَادَتِہٖ ؕ ہَلۡ تَعۡلَمُ لَہٗ سَمِیًّا ﴿۵۶﴾
Rabboes samaawaatie wal ardie wa maa bainahoemaa fa'boed hoe wastabier lie'iebaadatieh; hal ta'lamoe lahoe samieyyaa
19:65 (Hij is de) Heer van de hemelen en de aarde, en alles wat er tussen beide bevindt. Dus aanbid Hem en wees standvastig in het aanbidden van Hem. Ken je een iemand of iets dat gelijkwaardig is aan Hem?"
وَ یَقُوۡلُ الۡاِنۡسَانُ ءَ اِذَا مَا مِتُّ لَسَوۡفَ اُخۡرَجُ حَیًّا ﴿۶۶﴾
Wa yaqoeloel iensaanoe 'a iezaa maa miettoe lasawfa oeghradjoe haiyaa
19:66 En de mens zegt: "Wat!? Als ik sterf zal ik daarna zeker tot leven worden gewekt?!"
اَوَ لَا یَذۡکُرُ الۡاِنۡسَانُ اَنَّا خَلَقۡنٰہُ مِنۡ قَبۡلُ وَ لَمۡ یَکُ شَیۡئًا ﴿۷۶﴾
'A wa laa yazkoeroel iensaanoe annaa ghalaqnaahoe mien qabloe wa lam yakoe shai'aa
19:67 Herinnert de mens zich (dan) niet dat Wij hem geschapen hebben, terwijl hij eerst niets was?
فَوَ رَبِّکَ لَنَحۡشُرَنَّہُمۡ وَ الشَّیٰطِیۡنَ ثُمَّ لَنُحۡضِرَنَّہُمۡ حَوۡلَ جَہَنَّمَ جِثِیًّا ﴿۸۶﴾
Fawa Rabbieka lanahshoe rannahoem wash shayaatieena soemma lanoehdierannahoem hawla djahannama djiesieyyaa
19:68 Dus bij jouw Heer, zonder enige twijfel, Wij zullen hen en de satans verzamelen. Vervolgens, zullen Wij hen met gebogen knieën rondom de hel brengen.
ثُمَّ لَنَنۡزِعَنَّ مِنۡ کُلِّ شِیۡعَۃٍ اَیُّہُمۡ اَشَدُّ عَلَی الرَّحۡمٰنِ عِتِیًّا ﴿۹۶﴾
Soemma lanan zie'anna mien koellie shiee'atien aiyoehoem ashaddoe 'alar Rahmaanie 'ietieyyaa
19:69 Dan zullen Wij vanuit elke groep degenen die het ergst in opstand waren tegen de Barmhartige, eruit slepen.
ثُمَّ لَنَحۡنُ اَعۡلَمُ بِالَّذِیۡنَ ہُمۡ اَوۡلٰی بِہَا صِلِیًّا ﴿۰۷﴾
Soemma lanahnoe a'lamoe biellazieena hoem awlaa biehaa sielieyyaa
19:70 Nogmaals, zonder enige twijfel, Wij weten het beste wie van hen het meest waardig zijn om daarin verbrand te worden.
وَ اِنۡ مِّنۡکُمۡ اِلَّا وَارِدُہَا ۚ کَانَ عَلٰی رَبِّکَ حَتۡمًا مَّقۡضِیًّا ﴿۱۷﴾
Wa ien mien-koem iellaa waariedoehaa; kaana 'alaa Rabbieka hatmam maqdieyyaa
19:71 En iedereen zal erover (de hel) oversteken. Dit is een onvermijdelijke besluit van jouw Heer.
ثُمَّ نُنَجِّی الَّذِیۡنَ اتَّقَوۡا وَّ نَذَرُ الظّٰلِمِیۡنَ فِیۡہَا جِثِیًّا ﴿۲۷﴾
Soemma noenadjdjiel lazieenat taqaw wa nazaroez zaaliemieena fieehaa djiesieyyaa
19:72 Vervolgens, zullen Wij hen beschermen die (Allah) vreesden. En Wij zullen de onrechtplegers met gebogen knieën erin achterlaten.
وَ اِذَا تُتۡلٰی عَلَیۡہِمۡ اٰیٰتُنَا بَیِّنٰتٍ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا ۙ اَیُّ الۡفَرِیۡقَیۡنِ خَیۡرٌ مَّقَامًا وَّ اَحۡسَنُ نَدِیًّا ﴿۳۷﴾
Wa iezaa toetlaa 'alaihiem Aayaatoenaa baiyienaatien qaalal lazieena kafaroe liellazieena aamanoeo aiyoel farieeqainie ghairoem maqaamaw wa ahsanoe nadieyyaa
19:73 En wanneer Onze duidelijke verzen aan hen worden voorgedragen, dan zeggen de ongelovigen tegen gelovigen: "Welke van de twee groepen (d.w.z. gelovigen en ongelovigen) bevindt zich in een betere positie en is superieur als gemeenschap?" <-----
وَ کَمۡ اَہۡلَکۡنَا قَبۡلَہُمۡ مِّنۡ قَرۡنٍ ہُمۡ اَحۡسَنُ اَثَاثًا وَّ رِءۡیًا ﴿۴۷﴾
Wa kam ahlaknaa qablahoem mien qarnien hoem ahsanoe asaasaw wa rie'yaa
19:74 En hoeveel generaties hebben Wij niet vóór hen vernietigd, die beter waren op het gebied van bezit en uiterlijk?
قُلۡ مَنۡ کَانَ فِی الضَّلٰلَۃِ فَلۡیَمۡدُدۡ لَہُ الرَّحۡمٰنُ مَدًّا ۬ۚ حَتّٰۤی اِذَا رَاَوۡا مَا یُوۡعَدُوۡنَ اِمَّا الۡعَذَابَ وَ اِمَّا السَّاعَۃَ ؕ فَسَیَعۡلَمُوۡنَ مَنۡ ہُوَ شَرٌّ مَّکَانًا وَّ اَضۡعَفُ جُنۡدًا ﴿۵۷﴾
Qoel man kaana fiedda laalatie falyamdoed lahoer Rahmaanoe maddaa; hattaaa iezaa ra aw maa yoe'adoena iemmal 'azaaba wa iemmas Saa'ata fasa ya'lamoena man hoewa sharroem makaanaw wa ad'afoe djoendaa
19:75 Zeg: "Als iemand in dwaling verkeert, dan zal de Barmhartige zijn (levens-)periode verlengen totdat ze datgeen zien wat beloofd is, hetzij de straf of hetzij het uur (dag des oordeel). Dan zullen ze weten wie zich in een slechtste positie bevindt en zwakker in kracht is."
وَ یَزِیۡدُ اللّٰہُ الَّذِیۡنَ اہۡتَدَوۡا ہُدًی ؕ وَ الۡبٰقِیٰتُ الصّٰلِحٰتُ خَیۡرٌ عِنۡدَ رَبِّکَ ثَوَابًا وَّ خَیۡرٌ مَّرَدًّا ﴿۶۷﴾
Wa yazieedoel laahoel lazieenah tadaw hoedaa; wal baaqieyaatoes saaliehaatoe ghairoen 'ienda Rabbieka sawaabaw wa ghairoem maraddaa
19:76 En Allah vermeerdert de leiding voor degenen die de leiding accepteren. De blijvende goede daden zijn beter voor (het verkregen van) beloning en voor de terugkeer naar jouw Heer. (Notitie: "baqiyat as salaat" is hier vertaald als goede daden, zie ook 18:46.)
اَفَرَءَیۡتَ الَّذِیۡ کَفَرَ بِاٰیٰتِنَا وَ قَالَ لَاُوۡتَیَنَّ مَالًا وَّ وَلَدًا ﴿۷۷﴾
Afara'aytal laziee kafara bie Aayaatienaa wa qaala la oeta yanna maalaw wa waladaa
19:77 Heb jij degene gezien die niet in Onze Tekenen gelooft en zei: "Zeker, aan mij zullen zeker bezit en zonen worden gegeven."
اَطَّلَعَ الۡغَیۡبَ اَمِ اتَّخَذَ عِنۡدَ الرَّحۡمٰنِ عَہۡدًا ﴿۸۷﴾
'At tala'al ghaiba 'amiet taghaza 'iendar Rahmaanie 'ahdaa
19:78 Heeft hij (dan) het ongeziene gezien of heeft hij een toezegging gekregen van de meest Barmhartige?
کَلَّا ؕ سَنَکۡتُبُ مَا یَقُوۡلُ وَ نَمُدُّ لَہٗ مِنَ الۡعَذَابِ مَدًّا ﴿۹۷﴾
Kallaa; sanaktoeboe maa yaqoeloe wa namoeddoe lahoe mienal 'azaabie maddaa
19:79 Nee! Wij zullen opschrijven wat hij zegt en Wij zullen de straf voor hem verzwaren.
وَّ نَرِثُہٗ مَا یَقُوۡلُ وَ یَاۡتِیۡنَا فَرۡدًا ﴿۰۸﴾
Wa nariesoehoe maa yaqoeloe wa ya'tieenaa fardaa
19:80 Wij zullen (na zijn dood) al hetgeen erven waarover hij praat (opschept) en hij zal (dan) helemaal alleen tot Ons komen.
وَ اتَّخَذُوۡا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ اٰلِہَۃً لِّیَکُوۡنُوۡا لَہُمۡ عِزًّا ﴿۱۸﴾
Wattaghazoe mien doeniel laahie aaliehatal lieyakoenoe lahoem 'iezzaa
19:81 En ze hebben goden naast Allah genomen, zodat er een eer voor hen (de afgoden) is.
کَلَّا ؕ سَیَکۡفُرُوۡنَ بِعِبَادَتِہِمۡ وَ یَکُوۡنُوۡنَ عَلَیۡہِمۡ ضِدًّا ﴿۲۸﴾
Kallaa; sa yakfoeroena bie'iebaadatiehiem wa yakoenoena 'alaihiem dieddaa
19:82 Nee! Ze zullen hun aanbidding verwerpen en ze zullen vijanden voor hen (de aanbidders) zijn.
اَلَمۡ تَرَ اَنَّـاۤ اَرۡسَلۡنَا الشَّیٰطِیۡنَ عَلَی الۡکٰفِرِیۡنَ تَؤُزُّہُمۡ اَزًّا ﴿۳۸﴾
Alam tara annaaa arsalnash Shayaatieena 'alal kaafierieena ta'oezzoehoem azzaa
19:83 Zie je niet dat Wij de satans gestuurd hebben naar de ongelovigen om hen toe te laten nemen in het begaan van kwaad?
فَلَا تَعۡجَلۡ عَلَیۡہِمۡ ؕ اِنَّمَا نَعُدُّ لَہُمۡ عَدًّا ﴿۴۸﴾
Falaa ta'djal alaihiem iennamaa na 'oeddoe lahoem 'addaa
19:84 Dus wees niet haastig tegen hen. Wij alleen zijn het die het aantal (levensdagen) toekennen (,zodat ze in zonden kunnen toenemen). (Notitie: zie ook 3:178 over het toelaten nemen van zonden.)
یَوۡمَ نَحۡشُرُ الۡمُتَّقِیۡنَ اِلَی الرَّحۡمٰنِ وَفۡدًا ﴿۵۸﴾
Yawma nahshoeroel moettaqieena ielar Rahmaanie wafdaa
19:85 Op de dag (des oordeel) zullen Wij de Moetaqoens (godvrezenden, zie 2:2-5) verzamelen als een delegatie naar de meest Barmhartige.
وَّ نَسُوۡقُ الۡمُجۡرِمِیۡنَ اِلٰی جَہَنَّمَ وِرۡدًا ﴿۶۸﴾
Wa nasoeqoel moedjriemieena ielaa djahannama wierdaa
19:86 En Wij zullen de misdadigers naar de hel opjagen, in een dorstige toestand (net als vee).
لَا یَمۡلِکُوۡنَ الشَّفَاعَۃَ اِلَّا مَنِ اتَّخَذَ عِنۡدَ الرَّحۡمٰنِ عَہۡدًا ﴿۷۸﴾
Laa yamliekoenash shafaa'ata iellaa maniettaghaza 'iendar Rahmaanie 'ahdaa
19:87 Ze hebben geen recht tot bemiddeling, behalve voor degene die een verbond had gesloten met de meest Barmhartige.
وَ قَالُوا اتَّخَذَ الرَّحۡمٰنُ وَلَدًا ﴿۸۸﴾
Wa qaaloet taghazar Rahmaanoe waladaa
19:88 En ze zeggen: "De Barmhartige heeft een zoon genomen."
لَقَدۡ جِئۡتُمۡ شَیۡئًا اِدًّا ﴿۹۸﴾
Laqad djie'toem shai'an ieddaa
19:89 Waarlijk, jullie hebben met iets afschuwelijk verklaard!
تَکَادُ السَّمٰوٰتُ یَتَفَطَّرۡنَ مِنۡہُ وَ تَنۡشَقُّ الۡاَرۡضُ وَ تَخِرُّ الۡجِبَالُ ہَدًّا ﴿۰۹﴾
Takaadoes samaawaatoe yatafattarna mienhoe wa tanshaq qoel ardoe wa taghierroel djiebaaloe haddaa
19:90 De hemelen staan daardoor op het punt om open te barsten en de aarde om open te splijten en de bergen in te storten tot puin!
اَنۡ دَعَوۡا لِلرَّحۡمٰنِ وَلَدًا ﴿۱۹﴾
An da'aw lier Rahmaanie waladaa
19:91 Omdat ze een zoon toeschrijven aan de meest Barmhartige.
وَ مَا یَنۡۢبَغِیۡ لِلرَّحۡمٰنِ اَنۡ یَّتَّخِذَ وَلَدًا ﴿۲۹﴾
Wa maa yambaghiee lier Rahmaanie ay yattaghieza waladaa
19:92 Het past (de Majesteit van) de meest Barmhartige niet dat Hij zichzelf een zoon aanneemt.
اِنۡ کُلُّ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ اِلَّاۤ اٰتِی الرَّحۡمٰنِ عَبۡدًا ﴿۳۹﴾
In koelloe man fies samaawaatie wal ardie iellaaa aatier Rahmaanie 'abdaa
19:93 Iedereen in de hemelen en op de aarde, zal als een slaaf tot de meest Barmhartige toekomen.
لَقَدۡ اَحۡصٰہُمۡ وَ عَدَّہُمۡ عَدًّا ﴿۴۹﴾
Laqad ahsaahoem wa addahoem 'addaa
19:94 Waarlijk, Hij heeft allen op een rij gezet, en nauwkeurig geteld.
وَ کُلُّہُمۡ اٰتِیۡہِ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ فَرۡدًا ﴿۵۹﴾
Wa koelloehoem aatieehie Yawmal Qieyaamatie fardaa
19:95 Ieder van hen zal op de dag van de wederopstanding helemaal alleen tot Hem komen.
اِنَّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ سَیَجۡعَلُ لَہُمُ الرَّحۡمٰنُ وُدًّا ﴿۶۹﴾
Innal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie sa yadj'aloe lahoemoer Rahmaanoe woeddaa
19:96 Voorzeker, degenen die geloofden en goede werken verrichtten, de Barmhartige zal hen liefde schenken.
فَاِنَّمَا یَسَّرۡنٰہُ بِلِسَانِکَ لِتُبَشِّرَ بِہِ الۡمُتَّقِیۡنَ وَ تُنۡذِرَ بِہٖ قَوۡمًا لُّدًّا ﴿۷۹﴾
Fa iennamaa yassarnaahoe bieliesaanieka lietoebashshiera biehiel moettaqieena wa toenziera biehiee qawmal loeddaa
19:97 Dus hebben Wij het (de Koran) alleen vergemakkelijkt in uw eigen taal, zodat je er goede tijdingen mee geeft aan de Moettaqoens en dat je er een vijandig volk mee waarschuwt.
وَ کَمۡ اَہۡلَکۡنَا قَبۡلَہُمۡ مِّنۡ قَرۡنٍ ؕ ہَلۡ تُحِسُّ مِنۡہُمۡ مِّنۡ اَحَدٍ اَوۡ تَسۡمَعُ لَہُمۡ رِکۡزًا ﴿۸۹﴾
Wa kam ahlaknaa qabla hoem mien qarnien hal toehiessoe mienhoem mien ahadien aw tasma'oe lahoem riekzaa
19:98 En hoeveel generaties die vóór hen leefden, hebben Wij niet vernietigd? Kun je één van hen waarnemen of kun je van hen enige geluid horen?