سُبۡحٰنَ الَّذِیۡۤ اَسۡرٰی بِعَبۡدِہٖ لَیۡلًا مِّنَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ اِلَی الۡمَسۡجِدِ الۡاَقۡصَا الَّذِیۡ بٰرَکۡنَا حَوۡلَہٗ لِنُرِیَہٗ مِنۡ اٰیٰتِنَا ؕ اِنَّہٗ ہُوَ السَّمِیۡعُ الۡبَصِیۡرُ ﴿۱﴾
Soebhaanal lazieee asraa bie'abdiehiee lailam mienal Masdjiediel Haraamie ielal Masdjiediel Aqsal-laziee baaraknaa haw lahoe lienoerieyahoe mien aayaatienaa;iennahoe Hoewas Samiee'oel-Basieer
17:1 Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Hij (Allah) Die 's nachts Zijn dienaar (Mohammed) van de Masdjid al Haram (de heilige moskee te Mekka) naar de verste moskee (de heilige moskee al Aqsha) heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend. Dit zodat Wij hem van Onze tekenen kunnen laten zien. Voorwaar, Hij is As-Samie (de alles Horende), Al-Basier (de al-Ziende).
وَ اٰتَیۡنَا مُوۡسَی الۡکِتٰبَ وَ جَعَلۡنٰہُ ہُدًی لِّبَـنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اَلَّا تَتَّخِذُوۡا مِنۡ دُوۡنِیۡ وَکِیۡلًا ؕ﴿۲﴾
Wa aatainaa Moesal-Kietaaba wa dja'alnaahoe hoedal-lieBanieee Israaa'ieel; allaa tat-taghiezoe mien doeniee wakieelaa.
17:2 En Wij hebben aan Moesa het boek (de Thora) gegeven en Wij maakten dit tot leiding voor de kinderen van Israël (Israëlieten): "Neem in plaats van mij geen andere Wakiel (beheerder van jullie zaken)."
ذُرِّیَّۃَ مَنۡ حَمَلۡنَا مَعَ نُوۡحٍ ؕ اِنَّہٗ کَانَ عَبۡدًا شَکُوۡرًا ﴿۳﴾
Zoerrieyyata man hamalnaa ma'a Noehien iennahoe kaana 'abdan shakoeraa
17:3 O nakomelingen van degenen die Wij met Noeh (Noach) (in de ark) gedragen hebben, voorwaar, hij (Noeh) was een dankbare dienaar.
وَ قَضَیۡنَاۤ اِلٰی بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ فِی الۡکِتٰبِ لَتُفۡسِدُنَّ فِی الۡاَرۡضِ مَرَّتَیۡنِ وَ لَتَعۡلُنَّ عُلُوًّا کَبِیۡرًا ﴿۴﴾
Wa qadainaaa ielaa Banieee Israaa'ieela fiel Kietaabie latoefsiedoenna fiel ardie marratain; wa lata'loenna'oeloewwan kabieeraa
17:4 En Wij hebben aan de de kinderen van Israël in het boek aangekondigd: "Jullie zullen tweemaal verderf zaaien op aarde en jullie zullen je hoogmoedig gedragen, met veel hoogmoed."
فَاِذَا جَآءَ وَعۡدُ اُوۡلٰىہُمَا بَعَثۡنَا عَلَیۡکُمۡ عِبَادًا لَّنَاۤ اُولِیۡ بَاۡسٍ شَدِیۡدٍ فَجَاسُوۡا خِلٰلَ الدِّیَارِ ؕ وَ کَانَ وَعۡدًا مَّفۡعُوۡلًا ﴿۵﴾
Fa-iezaa djaaa'a wa'doeoelaahoemaa ba'asnaaa 'alykoem 'iebaadal-lanaaa oeliee baasien shadieedien fadjaasoe ghielaalad dieyaar; wa kaana wa'dam maf'oelaa
17:5 En toen (de vervulling) van de eerste van de twee beloften kwam, stuurden Wij onze dienaren tegen jullie, bezitters van verschrikkelijke macht, die daarop de huizen binnendrongen. Het was een vervulde belofte.
ثُمَّ رَدَدۡنَا لَکُمُ الۡکَرَّۃَ عَلَیۡہِمۡ وَ اَمۡدَدۡنٰکُمۡ بِاَمۡوَالٍ وَّ بَنِیۡنَ وَ جَعَلۡنٰکُمۡ اَکۡثَرَ نَفِیۡرًا ﴿۶﴾
Soemma radadnaa lakoemoel karrata 'alaihiem wa amdad-naakoem-bie amwaalienoew wa banieen; wa dja'alnaakoem aksara nafieeraa
17:6 Vervolgens, gaven Wij jullie weer de overhand over hen. En Wij versterkten jullie met bezittingen en zonen. En Wij maakten jullie tot de grootste troepenmacht.
اِنۡ اَحۡسَنۡتُمۡ اَحۡسَنۡتُمۡ لِاَنۡفُسِکُمۡ ۟ وَ اِنۡ اَسَاۡتُمۡ فَلَہَا ؕ فَاِذَا جَآءَ وَعۡدُ الۡاٰخِرَۃِ لِیَسُوۡٓءٗا وُجُوۡہَکُمۡ وَ لِیَدۡخُلُوا الۡمَسۡجِدَ کَمَا دَخَلُوۡہُ اَوَّلَ مَرَّۃٍ وَّ لِیُتَبِّرُوۡا مَا عَلَوۡا تَتۡبِیۡرًا ﴿۷﴾
In ahsantoem ahsantoem lie anfoesiekoem wa ien asaatoem falahaa; fa iezaa djaaa'a wa'doel aaghieratie lieyasoeo'oe woedjoe hakoem wa lieyadghoeloel masdjieda kamaa daghaloehoe awwala marratiew wa lieyoetabbieroe maa a'law tatbieera
17:7 Als jullie goed doen, doen jullie goed voor jullie eigen voordeel. En als jullie kwaad doen, dan is het in jullie eigen nadeel. En wanneer de laatste belofte wordt vervuld (sturen wij onze dienaren) om jullie gezichten te verminken en de gebedsruimte binnen te gaan, zoals ze daar de eerste keer binnen gingen. En om datgeen volledig te vernietigen wat ze verheven hadden gemaakt (hoge gebouwen, en de zogenaamde hoge standaard van leven, politieke en sociale structuur). (Notitie: de waarheid zal zich altijd manifesteren en de valsheid zal altijd ten ondergaan, zie 17:81.)
عَسٰی رَبُّکُمۡ اَنۡ یَّرۡحَمَکُمۡ ۚ وَ اِنۡ عُدۡتُّمۡ عُدۡنَا ۘ وَ جَعَلۡنَا جَہَنَّمَ لِلۡکٰفِرِیۡنَ حَصِیۡرًا ﴿۸﴾
'Asaa rabboekoem anyyarhamakoem; wa ien 'oettoem 'oednaa; wa dja'alnaa djahannama lielkaafierieena hasieera
17:8 Moge jullie Heer jullie begenadigen. En als jullie terugkeren (naar jullie zonden) zullen Wij terugkeren (naar het straffen van jullie). En Wij maakten de hel als een verblijfplaats voor de ongelovigen.
اِنَّ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنَ یَہۡدِیۡ لِلَّتِیۡ ہِیَ اَقۡوَمُ وَ یُبَشِّرُ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ الَّذِیۡنَ یَعۡمَلُوۡنَ الصّٰلِحٰتِ اَنَّ لَہُمۡ اَجۡرًا کَبِیۡرًا ۙ﴿۹﴾
Inna haazal Qoeraana yahdiee liellatiee hieya aqwamoe wa yoebashshieroel moe'mienieenal lazieena ya'maloenas saaliehaatie anna lahoem adjran kabieeraa
17:9 Voorzeker, deze Koran leidt naar wat het meest rechtvaardig is en verkondig goede tijdingen aan de gelovigen die goede werken verrichten. Voorzeker, er is voor hen een grote beloning.
وَّ اَنَّ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ اَعۡتَدۡنَا لَہُمۡ عَذَابًا اَلِیۡمًا ﴿۰۱﴾
Wa annal lazieena laa yoe'mienoena biel aaghieratie a'tadnaa lahoem 'azaaban alieemaa
17:10 En voor degenen die niet in het hiernamaals geloven, voor hen hebben Wij een pijnlijke straf voorbereid.
وَ یَدۡعُ الۡاِنۡسَانُ بِالشَّرِّ دُعَآءَہٗ بِالۡخَیۡرِ ؕ وَ کَانَ الۡاِنۡسَانُ عَجُوۡلًا ﴿۱۱﴾
Wa yad'oel iensaanoe bieshsharrie doe'aaa 'ahoe bielghayr; wa kaanal iensaanoe 'adjoela
17:11 En de mens smeekt om het kwade, net zoals hij om het goede smeekt. En de mens is haastig (van aard).
وَ جَعَلۡنَا الَّیۡلَ وَ النَّہَارَ اٰیَتَیۡنِ فَمَحَوۡنَاۤ اٰیَۃَ الَّیۡلِ وَ جَعَلۡنَاۤ اٰیَۃَ النَّہَارِ مُبۡصِرَۃً لِّتَبۡتَغُوۡا فَضۡلًا مِّنۡ رَّبِّکُمۡ وَ لِتَعۡلَمُوۡا عَدَدَ السِّنِیۡنَ وَ الۡحِسَابَ ؕ وَ کُلَّ شَیۡءٍ فَصَّلۡنٰہُ تَفۡصِیۡلًا ﴿۲۱﴾
Wa dja'alnal laila wannahaara Aayataynie famahawnaaa Aayatal lailie wa dja'alnaaa Aayatan nahaarie moebsieratal lietabtaghoe fadlam mier Rabbiekoem wa lieta'lamoe 'adadas sienieena walhiesaab; wa koella shai'ien fassalnaahoe tafsieelaa
17:12 En Wij hebben de nacht en de dag als twee tekenen gemaakt. Vervolgens hebben Wij de teken van de nacht donker gemaakt en de teken van de dag zichtbaar, zodat jullie de gunsten van jullie Heer kunnen zoeken en dat jullie de jaartelling en de berekening ervan kennen. En Wij hebben alles in details uitgelegd.
وَ کُلَّ اِنۡسَانٍ اَلۡزَمۡنٰہُ طٰٓئِرَہٗ فِیۡ عُنُقِہٖ ؕ وَ نُخۡرِجُ لَہٗ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ کِتٰبًا یَّلۡقٰىہُ مَنۡشُوۡرًا ﴿۳۱﴾
Wa koella iensaanien alzamnaahoe taaa'ierahoe fiee 'oenoeqiehiee wa noeghriedjie lahoe Yawmal Qieyaamatie kietaabay yalqaahoe manshoeraa
17:13 En voor elk mens hebben Wij zijn handelingen om zijn nek vastgemaakt. En Wij zullen hem op de dag van de wederopstanding voorzien van een boek (met al zijn verrichtten daden) dat hij open geslagen zal aantreffen.
اِقۡرَاۡ کِتٰبَکَ ؕ کَفٰی بِنَفۡسِکَ الۡیَوۡمَ عَلَیۡکَ حَسِیۡبًا ﴿۴۱﴾
Iqra kietaabaka kafaa bie nafsiekal Yawma 'alaika hasieebaa
17:14 (Er zal tegen hem worden gezegd:) "Lees jouw boek! Vandaag ben jezelf in staat om jouw (eigen) afrekening op te maken."
مَنِ اہۡتَدٰی فَاِنَّمَا یَہۡتَدِیۡ لِنَفۡسِہٖ ۚ وَ مَنۡ ضَلَّ فَاِنَّمَا یَضِلُّ عَلَیۡہَا ؕ وَ لَا تَزِرُ وَازِرَۃٌ وِّزۡرَ اُخۡرٰی ؕ وَ مَا کُنَّا مُعَذِّبِیۡنَ حَتّٰی نَبۡعَثَ رَسُوۡلًا ﴿۵۱﴾
Maniehtadaa fa iennamaa yahtadiee lienafsiehiee wa man dalla fa iennamaa yadielloe 'alaihaa; wa laa tazieroe waazieratoew wiezra oeghraa; wa maa koennaa moe'azziebieena hatta nab'asa Rasoela
17:15 Wie kiest om geleid te worden, dan wordt hij geleid alleen ten behoeve van hemzelf. En wie kiest voor dwaling, dan dwaalt hij alleen ten nadele van hemzelf. Niemand zal de lasten van iemand anders dragen. En Wij straffen niet voordat Wij een boodschapper hebben gestuurd. (Notitie: de vruchten van leiding zullen zowel gedurende het wereldse leven als het hiernamaals voor de individu zichtbaar zijn. Zie ook 16:25.)
وَ اِذَاۤ اَرَدۡنَاۤ اَنۡ نُّہۡلِکَ قَرۡیَۃً اَمَرۡنَا مُتۡرَفِیۡہَا فَفَسَقُوۡا فِیۡہَا فَحَقَّ عَلَیۡہَا الۡقَوۡلُ فَدَمَّرۡنٰہَا تَدۡمِیۡرًا ﴿۶۱﴾
Wa iezaaa aradnaaa an noehlieka qaryatan amarnaa moetrafieehaa fafasaqoe fieehaa fahaqqa 'alaihal qawloe fadammarnaahaa tadmieeraa
17:16 En wanneer Wij voornemen om (de inwoners van) een stad te vernietigen, dan bevelen Wij eerst de leiders (om Allah zuiver te aanbidden en afstand te nemen van de onrechtvaardigheid en verderf door Allah te gehoorzamen, zie 98:5). Echter, ze zijn uitdagend ongehoorzaam ervoor, zodat het bewezen is dat het woord (de opdracht voor het straffen) terecht is. En vervolgens vernietigen Wij het met volledige destructie.
وَ کَمۡ اَہۡلَکۡنَا مِنَ الۡقُرُوۡنِ مِنۡۢ بَعۡدِ نُوۡحٍ ؕ وَ کَفٰی بِرَبِّکَ بِذُنُوۡبِ عِبَادِہٖ خَبِیۡرًۢا بَصِیۡرًا ﴿۷۱﴾
Wa kam ahlaknaa mienal qoeroenie mien ba'die Noeh; wa kafaa bie Rabbieka biezoenoebie 'iebaadiehiee ghabieeram Basieeraa
17:17 En zie hoeveel generaties Wij na Noeh (Noach) hebben vernietigd! En jouw Heer alleen is voldoende (als getuige) tegen de zonden van Zijn dienaren, Hij is Al-Ghabier (Degenen Die alles kent, zowel innerlijk als uiterlijk), Al-Basier (de Al-Ziende).
مَنۡ کَانَ یُرِیۡدُ الۡعَاجِلَۃَ عَجَّلۡنَا لَہٗ فِیۡہَا مَا نَشَآءُ لِمَنۡ نُّرِیۡدُ ثُمَّ جَعَلۡنَا لَہٗ جَہَنَّمَ ۚ یَصۡلٰىہَا مَذۡمُوۡمًا مَّدۡحُوۡرًا ﴿۸۱﴾
Man kaana yoerieedoel 'aadjielata 'adjdjalnaa lahoe fieehaa maa nashaaa'oe lieman noerieedoe soemma dja'alnaa lahoe djahannama yaslaahaa mazmoemammad hoeraa
17:18 Wie het vergankelijke (van de wereld) wenst, Wij verhaasten voor hem in het voorzien van wat Wij willen en voor wie Wij het willen. Daaropvolgend hebben Wij voor hem de hel toegewezen. Hij zal branden, vernederd en verstoten.
وَ مَنۡ اَرَادَ الۡاٰخِرَۃَ وَ سَعٰی لَہَا سَعۡیَہَا وَ ہُوَ مُؤۡمِنٌ فَاُولٰٓئِکَ کَانَ سَعۡیُہُمۡ مَّشۡکُوۡرًا ﴿۹۱﴾
Wa man araadal Aaghierata wa sa'aa lahaa sa'yahaa wa hoewa moe'mienoen fa oelaaa'ieka kaana sa'yoehoem mashkoeraa
17:19 En wie het hiernamaals wenst en er moeite voor doet met de nodige inspanning en gelovig is, weet dan dat zij degenen zijn waarvan hun inspanning gewaardeerd wordt (door Allah).
کُلًّا نُّمِدُّ ہٰۤؤُلَآءِ وَ ہٰۤؤُلَآءِ مِنۡ عَطَآءِ رَبِّکَ ؕ وَ مَا کَانَ عَطَـآءُ رَبِّکَ مَحۡظُوۡرًا ﴿۰۲﴾
Koellan noemieddoe haaa 'oelaaa'ie wa haaa'oelaaa'ie mien 'ataaa'ie rabbiek; wa maa kaana 'ataaa'oe rabbieka mahzoeraa
17:20 Aan elk, zowel de eerste als de laatste, voorzien Wij van de giften van jouw Heer. En het schenken van jouw Heer wordt niet (voor iemand) afgehouden.
اُنۡظُرۡ کَیۡفَ فَضَّلۡنَا بَعۡضَہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ ؕ وَ لَلۡاٰخِرَۃُ اَکۡبَرُ دَرَجٰتٍ وَّ اَکۡبَرُ تَفۡضِیۡلًا ﴿۱۲﴾
Oenzoer kaifa faddalnaa ba'dahoem 'alaa ba'd; wa lal Aaghieratoe akbaroe daradjaatiew wa akbaroe tafdieelaa
17:21 Zie hoe Wij sommigen van hen bevoorrecht hebben boven anderen (gedurende deze wereld). Echter, in het hiernamaals zijn de rangen en de gunsten (op iemand) veel groter.
لَا تَجۡعَلۡ مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ فَتَقۡعُدَ مَذۡمُوۡمًا مَّخۡذُوۡلًا ﴿۲۲﴾
Laa tadj'al ma'al laahie ielaahan aaghara fataq'oeda mazoemam maghzoelaa
17:22 En ken geen andere deïteit\god aan Allah toe, anders zal je vernederd en verlaten zitten (in de hel).
وَ قَضٰی رَبُّکَ اَلَّا تَعۡبُدُوۡۤا اِلَّاۤ اِیَّاہُ وَ بِالۡوَالِدَیۡنِ اِحۡسَانًا ؕ اِمَّا یَبۡلُغَنَّ عِنۡدَکَ الۡکِبَرَ اَحَدُہُمَاۤ اَوۡ کِلٰہُمَا فَلَا تَقُلۡ لَّہُمَاۤ اُفٍّ وَّ لَا تَنۡہَرۡہُمَا وَ قُلۡ لَّہُمَا قَوۡلًا کَرِیۡمًا ﴿۳۲﴾
Wa qadaa Rabboeka allaa ta'boedoeo iellaaa ieyyaahoe wa bielwaaliedainie iehsaanaa; iemmaa yabloeghanna 'iendakal kiebara ahadoehoemaaa aw kielaahoemaa falaa taqoel lahoemaaa oeffiew wa laa tanharhoemaa wa qoellahoemaa qawlan karieemaa
17:23 En jouw Heer heeft bevolen om niets anders dan alleen Hem te aanbidden, en om goed te zijn voor de ouders. Als één van hen of beiden de ouderdom bereiken tijdens je leven, zeg dan nooit "oef" (een lelijk woord) tegen hen en snauw hen niet af, maar spreek een vriendelijk woord tot hen.
وَ اخۡفِضۡ لَہُمَا جَنَاحَ الذُّلِّ مِنَ الرَّحۡمَۃِ وَ قُلۡ رَّبِّ ارۡحَمۡہُمَا کَمَا رَبَّیٰنِیۡ صَغِیۡرًا ﴿۴۲﴾
Rabboekoem a'lamoe biemaa fiee noefoesiekoem; ien takoenoe saaliehieena fa iennahoe kaana liel awwaabieena Ghafoeoraa
17:24 En spreid nederig de vleugels van jouw zachtheid over hen uit en zeg: "Mijn Heer! Wees barmhartig op beide van hen omdat ze mij opgevoed hebben toen ik klein was."
رَبُّکُمۡ اَعۡلَمُ بِمَا فِیۡ نُفُوۡسِکُمۡ ؕ اِنۡ تَکُوۡنُوۡا صٰلِحِیۡنَ فَاِنَّہٗ کَانَ لِلۡاَوَّابِیۡنَ غَفُوۡرًا ﴿۵۲﴾
Rabboekoem a'lamoe biemaa fiee noefoesiekoem; ien takoenoe saaliehieena fa iennahoe kaana liel awwaabieena Ghafoeoraa
17:25 Jullie Heer is het meest wetend over wat in jullie (harten) bevindt. Als jullie rechtvaardig zijn, dan, voorzeker, Hij is voor degenen die vaak naar hem keren (voor vergiffenis) meest vergevensgezind.
وَ اٰتِ ذَاالۡقُرۡبٰی حَقَّہٗ وَ الۡمِسۡکِیۡنَ وَ ابۡنَ السَّبِیۡلِ وَ لَا تُبَذِّرۡ تَبۡذِیۡرًا ﴿۶۲﴾
Wa aatie zal qoerbaa haqqahoe walmieskieena wabnas sabieelie wa laa toebazzier tabzieeraa
17:26 En geef aan de bloedverwant datgeen waar hij recht op heeft en aan de arme en aan de reiziger (in nood). En geef niet uit aan verspilling.
اِنَّ الۡمُبَذِّرِیۡنَ کَانُوۡۤا اِخۡوَانَ الشَّیٰطِیۡنِ ؕ وَ کَانَ الشَّیۡطٰنُ لِرَبِّہٖ کَفُوۡرًا ﴿۷۲﴾
Innal moebazzierieena kaanoe ieghwaanash shayaatieenie wa kaanash shaytaanoe lie Rabbiehiee kafoeraa
17:27 Voorzeker, de verspillers zijn broeders van de satans. De satan is ondankbaar tegen zijn Heer. (Notitie: Zie 25:67 m.b.t. verspilling.)
وَ اِمَّا تُعۡرِضَنَّ عَنۡہُمُ ابۡتِغَآءَ رَحۡمَۃٍ مِّنۡ رَّبِّکَ تَرۡجُوۡہَا فَقُلۡ لَّہُمۡ قَوۡلًا مَّیۡسُوۡرًا ﴿۸۲﴾
Wa iemmaa toe'riedanna 'anhoem oebtieghaaa'a rahmatiem mier rabbieka tardjoehaa faqoel lahoem qawlam maisoeraa
17:28 En als jij je van hen afwendt (verwanten, armen, reizigers en andere mensen die in nood verkeren en je kan ze er niet van voorzien en daarom wendt je naar Allah) zoekende naar de barmhartigheid van jouw Heer, die je hoop te krijgen, zeg dan een vriendelijke woord tegen hen.
وَ لَا تَجۡعَلۡ یَدَکَ مَغۡلُوۡلَۃً اِلٰی عُنُقِکَ وَ لَا تَبۡسُطۡہَا کُلَّ الۡبَسۡطِ فَتَقۡعُدَ مَلُوۡمًا مَّحۡسُوۡرًا ﴿۹۲﴾
Wa laa tadj'al yadaka maghloelatan ielaa 'oenoeqieka wa laa tabsoet haa koellal bastie fataq'oeda maloemam mahsoeraa
17:29 En maak je hand niet vastgebonden aan uw nek (wees niet gierig). En strek haar ook niet helemaal uit (wees niet spilzuchtig), zodat je jezelf niet kan beschuldigen en dat je spijt zult krijgen. (Zie ook 25:67)
اِنَّ رَبَّکَ یَبۡسُطُ الرِّزۡقَ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یَقۡدِرُ ؕ اِنَّہٗ کَانَ بِعِبَادِہٖ خَبِیۡرًۢا بَصِیۡرًا ﴿۰۳﴾
Inna Rabbaka yabsoetoerriezqa liemay yashaaa'oe wa yaqdier; iennahoe kaana bie'iebaadiehiee ghabieeran Basieera
17:30 Voorzeker, jouw Heer verruimt en beperkt de voorziening van iemand die Hij wil. Hij is Al-Ghabier (Degenen Die alles kent, zowel innerlijk als uiterlijk), Al-Basier (Al-ziende) over Zijn dienaren. (Notitie: De vers zegt dat de verantwoording van voorzieningen bij Allah ligt en niet bij de mens. Allah beperkt en verruimt de voorzieningen voor wie hij wil, dit op basis van Zijn wijsheid, want Hij is Al-Ghabier. Alle voorzieningen is voor ieder mens op maat gemaakt, zie 54:49. Hij geeft volgens een vastgestelde maat zie 15:21. Allah geeft ons ook een aanwijzing om dankbaar te zijn, zodat Hij de voorzieningen voor ons verruimt zie 14:7.)
وَ لَا تَقۡتُلُوۡۤا اَوۡلَادَکُمۡ خَشۡیَۃَ اِمۡلَاقٍ ؕ نَحۡنُ نَرۡزُقُہُمۡ وَ اِیَّاکُمۡ ؕ اِنَّ قَتۡلَہُمۡ کَانَ خِطۡاً کَبِیۡرًا ﴿۱۳﴾
Wa laa taqtoeloeo awlaadakoem ghashyata iemlaaqien nahnoe narzoeqoehoem wa ieyyaakoem; ienna qatlahoem kaana ghiet 'an kabieeraa
17:31 Doodt jullie kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij voorzien hen en jullie (van levensonderhoud). Voorzeker, het doden van hen is een zeer grote zonde. (Notitie: zie ook vers 6:151.)
وَ لَا تَقۡرَبُوا الزِّنٰۤی اِنَّہٗ کَانَ فَاحِشَۃً ؕ وَ سَآءَ سَبِیۡلًا ﴿۲۳﴾
Wa laa taqraboez zienaaa iennahoe kaana faahieshataw wa saaa'a sabieelaa
17:32 En nader niet tot "Zina". Voorzeker, het is immoreel en een kwade weg. (Notitie: Zina zijn alle handelingen m.b.t. geslachtsgemeenschap die buiten het huwelijk plaatsvinden. Een zwangerschap dat via Zina verkregen is, leidt meestal tot abortus. Naast abortus, "doodt" Zina ook gezinnen en andere familiebanden. In een gemeenschap waarbij Zina geaccepteerd wordt, wordt een huwelijk als iets overbodig gezien. Seksuele verlangens worden met gemak vervult en verantwoordelijkheden met betrekking tot kinderen worden niet genomen. Een gezonde thuisbasis voor kinderen, waarbij zowel vader als moeder de verantwoordelijkheden nemen voor de kinderen, is er niet. Met andere woorden Zina is verderf voor de gemeenschap. Zie ook 24:2.)
وَ لَا تَقۡتُلُوا النَّفۡسَ الَّتِیۡ حَرَّمَ اللّٰہُ اِلَّا بِالۡحَقِّ ؕ وَ مَنۡ قُتِلَ مَظۡلُوۡمًا فَقَدۡ جَعَلۡنَا لِوَلِیِّہٖ سُلۡطٰنًا فَلَا یُسۡرِفۡ فِّی الۡقَتۡلِ ؕ اِنَّہٗ کَانَ مَنۡصُوۡرًا ﴿۳۳﴾
Wa laa taqtoeloen nafsal latiee harramal laahoe iellaa bielhaqq; wa man qoetiela mazloeman faqad dja'alnaa liewalieyyiehiee soeltaanan falaa yoesrief fiel qatlie iennahoe kaana mansoeraa
17:33 En doodt niemand die Allah verboden heeft (te doden), behalve voor (het nastreven van) gerechtigheid. En als iemand onrechtmatig is gedood, dan hebben Wij zijn erfgenaam de machtiging gegeven (te doden, te vergeven of het bloedgeld te accepteren). Maar hij (de gemachtigde) moet niet overtreden in het (nastreven van de gerechtigheid van het) doden. Voorwaar, hij (de veroordeelde) wordt geholpen (door het islamitische recht). (Notitie: zie ook 2:178 en 4:92.)
وَ لَا تَقۡرَبُوۡا مَالَ الۡیَتِیۡمِ اِلَّا بِالَّتِیۡ ہِیَ اَحۡسَنُ حَتّٰی یَبۡلُغَ اَشُدَّہٗ ۪ وَ اَوۡفُوۡا بِالۡعَہۡدِ ۚ اِنَّ الۡعَہۡدَ کَانَ مَسۡـُٔوۡلًا ﴿۴۳﴾
Wa laa taqraboe maalal yatieemie iellaa biellatiee hieya ahsanoe hattaa yabloegha ashoeddah; wa awfoe biel'ahd, iennal 'ahda kaana mas'oelaa
17:34 En benader niet het bezit van de wees, behalve om het te vermeerderen (door het te investeren), totdat hij volwassen is. En kom de overeenkomst volledig na. Voorwaar, over de overeenkomst worden jullie (op de dag des oordeels) ondervraagd. (Notitie: zie ook 4:2)
وَ اَوۡفُوا الۡکَیۡلَ اِذَا کِلۡتُمۡ وَ زِنُوۡا بِالۡقِسۡطَاسِ الۡمُسۡتَقِیۡمِ ؕ ذٰلِکَ خَیۡرٌ وَّ اَحۡسَنُ تَاۡوِیۡلًا ﴿۵۳﴾
Wa awfoel kaila iezaa kieltoem wa zienoe bielqiestaasiel moestaqieem; zaalieka ghairoew wa ahsanoe ta'wieelaa
17:35 En geef de volledige maat wanneer jullie wegen en weeg rechtvaardig. Dat is het meest passend en uiteindelijk beter.
وَ لَا تَقۡفُ مَا لَیۡسَ لَکَ بِہٖ عِلۡمٌ ؕ اِنَّ السَّمۡعَ وَ الۡبَصَرَ وَ الۡفُؤَادَ کُلُّ اُولٰٓئِکَ کَانَ عَنۡہُ مَسۡـُٔوۡلًا ﴿۶۳﴾
Wa laa taqfoe maa laisa laka biehiee 'ielm; iennas sam'a walbasara walfoe'aada koelloe oelaaa'ieka kaana 'anhoe mas'oelaa
17:36 En ga datgene niet achterna waar je geen enkel kennis van hebt. Voorzeker, de oren, de ogen, en het hart allen zullen ondervraagd worden (op de dag des oordeels). (Notitie: Deze vers geeft aan dat niets geoorloofd is op basis van vermoedens, bijgeloof, mystiek, etc. Alles moet gebeuren op basis van duidelijkheid en rechtvaardigheid, omdat je verantwoordelijk bent voor je daden.)
وَ لَا تَمۡشِ فِی الۡاَرۡضِ مَرَحًا ۚ اِنَّکَ لَنۡ تَخۡرِقَ الۡاَرۡضَ وَ لَنۡ تَبۡلُغَ الۡجِبَالَ طُوۡلًا ﴿۷۳﴾
Wa laa tamshie fiel ardie marahan iennaka lan taghrieqal arda wa lan tabloeghal djiebaala toela
17:37 En loop niet met hoogmoed op de aarde. Voorzeker, Jij kan de aarde niet uiteen scheuren, noch kun je de hoogte van de bergen evenaren.
کُلُّ ذٰلِکَ کَانَ سَیِّئُہٗ عِنۡدَ رَبِّکَ مَکۡرُوۡہًا ﴿۸۳﴾
Koelloe zaalieka kaana sayyie'oehoe ienda Rabbieka makroehaa
17:38 Al datgeen is slecht. Het wordt verafschuwt door jouw Heer. (Notitie: Zie verzen 17:22-37 welke handelingen verafschuwd worden.)
ذٰلِکَ مِمَّاۤ اَوۡحٰۤی اِلَیۡکَ رَبُّکَ مِنَ الۡحِکۡمَۃِ ؕ وَ لَا تَجۡعَلۡ مَعَ اللّٰہِ اِلٰـہًا اٰخَرَ فَتُلۡقٰی فِیۡ جَہَنَّمَ مَلُوۡمًا مَّدۡحُوۡرًا ﴿۹۳﴾
Zaalieka miemmaaa awhaaa ielaika Rabboeka mienal hiekmah; wa laa tadj'al ma'allaahie ielaahan aaghara fatoelqaa fiee djahannama maloemam mad hoeraa
17:39 Dat is (een deel) van de 'Hikmah' (Allah's wetgeving, ethiek, de Sunnah, etiquette, de praktisatie van aanbidding) die Allah aan jou heeft geopenbaard. En verzin geen andere deïteit/god naast Allah, anders wordt je in de hel geworpen, vol met spijt en helemaal verstoten.
اَفَاَصۡفٰىکُمۡ رَبُّکُمۡ بِالۡبَنِیۡنَ وَ اتَّخَذَ مِنَ الۡمَلٰٓئِکَۃِ اِنَاثًا ؕ اِنَّکُمۡ لَتَقُوۡلُوۡنَ قَوۡلًا عَظِیۡمًا ﴿۰۴﴾
Afa asfaakoem rabboekoem bielbanieena wattaghaza mienal malaaa'iekatie ienaasaa; iennakoem lataqoeloena qawlan 'azieema
17:40 Heeft jullie Heer zonen voor jullie gekozen en heeft Hij voor Zichzelf dochters vanuit de Engelen genomen?! Voorwaar, jullie zeggen werkelijk iets vreselijks! (Notitie: zie ook 16:57.)
وَ لَقَدۡ صَرَّفۡنَا فِیۡ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنِ لِیَذَّکَّرُوۡا ؕ وَ مَا یَزِیۡدُہُمۡ اِلَّا نُفُوۡرًا ﴿۱۴﴾
Wa laqad sarrafnaa fiee haazal Qoeraanie lieyazzakkaroe wa maa yazieedoehoem iellaa noefoeraa
17:41 En Wij hebben in deze Koran (alle zaken) uitgelegd zodat ze zich zelf kunnen verbeteren. Echter, ze krijgen alleen maar meer afkeer ervan.
قُلۡ لَّوۡ کَانَ مَعَہٗۤ اٰلِـہَۃٌ کَمَا یَقُوۡلُوۡنَ اِذًا لَّابۡتَغَوۡا اِلٰی ذِی الۡعَرۡشِ سَبِیۡلًا ﴿۲۴﴾
Qoel law kaana ma'ahoeo aaliehatoen kamaa yaqoeloena iezal labtaghaw ielaa ziel 'Arshie Sabieela
17:42 Zeg: "Als er goden waren met Hem (Allah), zoals ze beweren, dan zouden ze zeker een weg naar de eigenaar van de troon (Allah) zoeken."
سُبۡحٰنَہٗ وَ تَعٰلٰی عَمَّا یَقُوۡلُوۡنَ عُلُوًّا کَبِیۡرًا ﴿۳۴﴾
Soebhaanahoe wa Ta'aalaa 'ammaa yaqoeloena 'oeloewwan kabieeraa
17:43 Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) en Hoog verheven is Hij boven al hetgeen ze zeggen.
تُسَبِّحُ لَہُ السَّمٰوٰتُ السَّبۡعُ وَ الۡاَرۡضُ وَ مَنۡ فِیۡہِنَّ ؕ وَ اِنۡ مِّنۡ شَیۡءٍ اِلَّا یُسَبِّحُ بِحَمۡدِہٖ وَ لٰکِنۡ لَّا تَفۡقَہُوۡنَ تَسۡبِیۡحَہُمۡ ؕ اِنَّہٗ کَانَ حَلِیۡمًا غَفُوۡرًا ﴿۴۴﴾
Toesabbiehoe lahoes samaawaatoes sab'oe wal ardoe wa man fieehienn; wa iem mien shai'ien iellaa yoesabbiehoe biehamdiehiee wa laakiel laa tafqahoena tasbieehahoem; iennahoe kaana Halieeman Ghafoeraa
17:44 De zeven hemels en de aarde en alles wat erin is, verklaren de ultieme perfectie van Hem. En er is niets dat Hem niet de ulitieme perfectie en geen dank en geen eer toekent. Echter, jullie begrijpen hun manier van lofprijzen niet. Voorzeker, Hij is Al-Haleem (de meest Verdraagzame), Al-Gafoer (de meest vergevensgezinde). (Notitie: er is niets wat stil staat, alles beweegt en kent zijn manier van lofprijzen, van een elektron\proton\neutron of zelfs kleiner dan dat tot aan de grootste objecten zoals planeten en sterren. Zie ook 16:49.)
وَ اِذَا قَرَاۡتَ الۡقُرۡاٰنَ جَعَلۡنَا بَیۡنَکَ وَ بَیۡنَ الَّذِیۡنَ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡاٰخِرَۃِ حِجَابًا مَّسۡتُوۡرًا ﴿۵۴﴾
Wa iezaa qara' tal Qoeraana dja'alnaa bainaka wa bainal lazieena laa yoe'mienoena biel aaghieratie hiedjaabam mastoeraa
17:45 En wanneer je de Koran reciteert, brengen Wij tussen jou en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een verborgen afscheiding aan. (Notitie: zie ook 36:9)
وَّ جَعَلۡنَا عَلٰی قُلُوۡبِہِمۡ اَکِنَّۃً اَنۡ یَّفۡقَہُوۡہُ وَ فِیۡۤ اٰذَانِہِمۡ وَقۡرًا ؕ وَ اِذَا ذَکَرۡتَ رَبَّکَ فِی الۡقُرۡاٰنِ وَحۡدَہٗ وَلَّوۡا عَلٰۤی اَدۡبَارِہِمۡ نُفُوۡرًا ﴿۶۴﴾
Wa dja'alnaa 'alaa qoeloe biehiem akiennatan ay yafqahoehoe wa fieee aazaaniehiem waqraa; wa iezaa zakarta Rabbaka fiel Qoeraanie wahdahoe wallaw 'alaaa adbaariehiem noefoeraa
17:46 En Wij hebben over hun harten bedekkingen aangebracht, zodat ze het niet begrijpen en in hun oren doofheid. En wanneer jij tijdens de Koran recitatie jouw Heer alleen noemt, dan wenden ze zich in afkeer van je af.
نَحۡنُ اَعۡلَمُ بِمَا یَسۡتَمِعُوۡنَ بِہٖۤ اِذۡ یَسۡتَمِعُوۡنَ اِلَیۡکَ وَ اِذۡ ہُمۡ نَجۡوٰۤی اِذۡ یَقُوۡلُ الظّٰلِمُوۡنَ اِنۡ تَتَّبِعُوۡنَ اِلَّا رَجُلًا مَّسۡحُوۡرًا ﴿۷۴﴾
Nahnoe a'lamoe biemaa yastamie'oena biehieee iez yastamie'oena ielaika wa iez hoem nadjwaaa iez yaqoeloez zaaliemoena ien tattabie'oena iellaa radjoelam mas hoeraa
17:47 Wij weten het beste van wat ze luisteren wanneer ze jou aanhoren. En wanneer ze een privégesprek voeren, dan zeggen de misdadigers (onder hen): "Jullie volgen slechts een betoverde man!"
اُنۡظُرۡ کَیۡفَ ضَرَبُوۡا لَکَ الۡاَمۡثَالَ فَضَلُّوۡا فَلَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ سَبِیۡلًا ﴿۸۴﴾
Oenzoer kaifa daraboe lakal amsaala fadalloe falaa yastatiee'oena sabieelaa
17:48 Zie met wat ze jou vergelijken (een betoverde man)! Ze dwalen, dus kunnen ze niet een weg vinden (in het geven van een rationele argument).
وَ قَالُوۡۤاءَ اِذَا کُنَّا عِظَامًا وَّ رُفَاتًاءَ اِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ خَلۡقًا جَدِیۡدًا ﴿۹۴﴾
Wa qaaloeo 'a iezaa koennaa 'iezaamaw wa roefaatan 'a iennaa lamab'oesoena ghalqan djadieedaa
17:49 En ze vragen: "Wanneer we botten en verbrokkelde delen zijn, zullen wij dan echt opgewekt worden als een nieuwe schepsel?"
قُلۡ کُوۡنُوۡا حِجَارَۃً اَوۡ حَدِیۡدًا ﴿۰۵﴾
Qoel koenoe hiedjaaratan aw hadieedaa
17:50 Zeg: "Wees (zelfs) steen of ijzer,
اَوۡ خَلۡقًا مِّمَّا یَکۡبُرُ فِیۡ صُدُوۡرِکُمۡ ۚ فَسَیَقُوۡلُوۡنَ مَنۡ یُّعِیۡدُنَا ؕ قُلِ الَّذِیۡ فَطَرَکُمۡ اَوَّلَ مَرَّۃٍ ۚ فَسَیُنۡغِضُوۡنَ اِلَیۡکَ رُءُوۡسَہُمۡ وَ یَقُوۡلُوۡنَ مَتٰی ہُوَ ؕ قُلۡ عَسٰۤی اَنۡ یَّکُوۡنَ قَرِیۡبًا ﴿۱۵﴾
Aw ghalqam miemmaa yakboeroe fiee soedoeriekoem; fasa yaqoeloena may yoe'ieedoenaa qoeliel laziee fatarakoem awwala marrah; fasa yoenghiedoena ielaika roe'oesahoem wa yaqoeloena mataahoe; qoel 'asaaa ay yakoena qarieeba
17:51 of een schepping dat voor jullie harten het moeilijkst lijkt." Ze zullen dan zeggen: "Wie zal ons herstellen?" Zeg: "Degene Die jullie de eerste keer schiep." Ze zullen vervolgens hun hoofden voor jouw schudden (van ongeloof) en zeggen: "Wanneer gebeurt het?" Zeg: "Misschien zal het binnenkort gebeuren."
یَوۡمَ یَدۡعُوۡکُمۡ فَتَسۡتَجِیۡبُوۡنَ بِحَمۡدِہٖ وَ تَظُنُّوۡنَ اِنۡ لَّبِثۡتُمۡ اِلَّا قَلِیۡلًا ﴿۲۵﴾
Yawma yad'oekoem fatastadjieeboena biehamdiehiee wa tazoennoena iel labiestoem iellaa qalieela
17:52 Op de dag dat Hij jullie roept, zullen jullie Hem met eer en dank beantwoorden. En jullie zullen denken dat jullie maar heel kort (op aarde) hebben verbleven.
وَ قُلۡ لِّعِبَادِیۡ یَقُوۡلُوا الَّتِیۡ ہِیَ اَحۡسَنُ ؕ اِنَّ الشَّیۡطٰنَ یَنۡزَغُ بَیۡنَہُمۡ ؕ اِنَّ الشَّیۡطٰنَ کَانَ لِلۡاِنۡسَانِ عَدُوًّا مُّبِیۡنًا ﴿۳۵﴾
Wa qoel lie'iebaadiee yaqoeloel latiee hieya ahsan; iennash shaitaana yanzaghoe bainahoem; iennash shaitaana kaana liel iensaanie 'adoewwam moebieenaa
17:53 En zeg tegen Mijn (gelovige) dienaren dat ze altijd datgeen wat het beste is, (tegen elkaar) moeten zeggen, want de satan zaait verdeeldheid onder hen. De satan is voor de mensen een duidelijke vijand.
رَبُّکُمۡ اَعۡلَمُ بِکُمۡ ؕ اِنۡ یَّشَاۡ یَرۡحَمۡکُمۡ اَوۡ اِنۡ یَّشَاۡ یُعَذِّبۡکُمۡ ؕ وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ عَلَیۡہِمۡ وَکِیۡلًا ﴿۴۵﴾
Rabboekoem a'lamoe biekoem iey yasha' yarhamkoem aw iey yasha' yoe'azziebkoem; wa maaa arsalnaaka 'alaihiem wakieelaa
17:54 Jullie Heer kent jullie het best. Indien Hij het wil, begenadigt Hij jullie. Of indien Hij het wil, straft Hij jullie. En Wij hebben jou niet gezonden om te bemoeien met hun zaken.
وَ رَبُّکَ اَعۡلَمُ بِمَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ وَ لَقَدۡ فَضَّلۡنَا بَعۡضَ النَّبِیّٖنَ عَلٰی بَعۡضٍ وَّ اٰتَیۡنَا دَاوٗدَ زَبُوۡرًا ﴿۵۵﴾
Wa Rabboeka a'lamoe bieman fies samaawaatie wal ard; wa laqad faddalnaa ba'dan Nabieyyieena 'alaa ba'diew wa aatainaaa Daawoeda Zaboeraa
17:55 En jouw Heer is Alwetend over wie in hemelen en de aarde is. En waarlijk, Wij hebben sommige profeten boven andere profeten bevoorrecht. (Bijvoorbeeld) Wij gaven Dawoed (David) de Zaboer (de Psalmen).
قُلِ ادۡعُوا الَّذِیۡنَ زَعَمۡتُمۡ مِّنۡ دُوۡنِہٖ فَلَا یَمۡلِکُوۡنَ کَشۡفَ الضُّرِّ عَنۡکُمۡ وَ لَا تَحۡوِیۡلًا ﴿۶۵﴾
Qoelied 'oel lazieena za'amtoem mien doeniehiee falaa yamliekoena kashfad doerrie'an-koem wa laa tahwieelaa
17:56 Zeg: "Roep degenen die jullie naast Allah als god/deïteit veronderstellen maar aan! Ze hebben geen enkel macht om het kwade van jullie weg te nemen of om het te veranderen."
اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ یَدۡعُوۡنَ یَبۡتَغُوۡنَ اِلٰی رَبِّہِمُ الۡوَسِیۡلَۃَ اَیُّہُمۡ اَقۡرَبُ وَ یَرۡجُوۡنَ رَحۡمَتَہٗ وَ یَخَافُوۡنَ عَذَابَہٗ ؕ اِنَّ عَذَابَ رَبِّکَ کَانَ مَحۡذُوۡرًا ﴿۷۵﴾
Oelaaa'iekal lazieena yad'oena yabtaghoena ielaa Rabbiehiemoel wasieelata ayyoehoem aqraboe wa yardjoena rahmatahoe wa yaghaafoena 'azaabah; ienna 'azaaba rabbieka kaana mahzoeraa
17:57 Degenen die ze aanroepen (de afgoden), zoeken zelf naar een directe middel om nader tot hun Heer te komen. Ze hopen op Zijn barmhartigheid en ze vrezen zijn straf. Voorzeker, de straf van jouw Heer, dat wordt gevreesd.
وَ اِنۡ مِّنۡ قَرۡیَۃٍ اِلَّا نَحۡنُ مُہۡلِکُوۡہَا قَبۡلَ یَوۡمِ الۡقِیٰمَۃِ اَوۡ مُعَذِّبُوۡہَا عَذَابًا شَدِیۡدًا ؕ کَانَ ذٰلِکَ فِی الۡکِتٰبِ مَسۡطُوۡرًا ﴿۸۵﴾
Wa ien mien qaryatien iellaa Nahnoe moehliekoehaa qabla Yawmiel Qieyaamatie aw moe'az zieboehaa 'azaaban shadieedaa; kaana zaalieka fiel Kietaabie mastoeraa
17:58 En er is geen stad, of Wij hebben het vernietigd of zwaar gestraft voordat de dag des oordeels zal plaats vinden. Dat staat al genoteerd in het boek (Lawh Al-Mahfuz). (Notitie: Voordat een stad vernietigd of gestraft wordt, wordt eerst de boodschap verkondigt, zie 15:4. Verder, het lot wordt niet bepaald, maar de mens bepaald zijn eigen lot, zie vers 17:13. De moeder der boeken Lawh Al-Mahfuz is niet gebonden aan tijd, daarom heeft het alles al genoteerd.)
وَ مَا مَنَعَنَاۤ اَنۡ نُّرۡسِلَ بِالۡاٰیٰتِ اِلَّاۤ اَنۡ کَذَّبَ بِہَا الۡاَوَّلُوۡنَ ؕ وَ اٰتَیۡنَا ثَمُوۡدَ النَّاقَۃَ مُبۡصِرَۃً فَظَلَمُوۡا بِہَا ؕ وَ مَا نُرۡسِلُ بِالۡاٰیٰتِ اِلَّا تَخۡوِیۡفًا ﴿۹۵﴾
Wa maa mana'anaaa an noersiela biel aayaatie iellaaa an kazzaba biehal awwaloen; wa aatainaa Samoedan naaqata moebsieratan fazalamoe biehaa; wa maa noersieloe biel aayaatie iellaa taghwieefaa
17:59 En niets heeft Ons gestopt om tekenen te sturen behalve dat ze constant verworpen werden door de voormalige generaties. (Bijvoorbeeld) Wij gaven het volk Thamoed een vrouwelijke kameel als een zichtbare teken, maar ze deden haar onrecht aan. En weet dat, Wij de tekenen alleen sturen als een waarschuwing.
وَ اِذۡ قُلۡنَا لَکَ اِنَّ رَبَّکَ اَحَاطَ بِالنَّاسِ ؕ وَ مَا جَعَلۡنَا الرُّءۡیَا الَّتِیۡۤ اَرَیۡنٰکَ اِلَّا فِتۡنَۃً لِّلنَّاسِ وَ الشَّجَرَۃَ الۡمَلۡعُوۡنَۃَ فِی الۡقُرۡاٰنِ ؕ وَ نُخَوِّفُہُمۡ ۙ فَمَا یَزِیۡدُہُمۡ اِلَّا طُغۡیَانًا کَبِیۡرًا ﴿۰۶﴾
Wa iez qoelnaa laka ienna rabbaka ahaata biennaas; wa maa dja'alnar roe'yal latieee arainaaka iellaa fietnatal liennaasie washshadjaratal mal'oenata fiel qoeraan; wa noeghaw wiefoehoem famaa yazieedoehoem iella toeghyaanan kabieeraa
17:60 En (gedenk) toen Wij tot jou zeiden: "Voorzeker, jouw Heer heeft de gehele mensheid in zijn macht." En Wij maakten de visioen die Wij aan jouw lieten zien als een beproeving voor de mensen. En zo ook de vervloekte boom dat beschreven staat in de Koran (zie 44:43, 37:62, 56:52). Wij hebben hen gewaarschuwd, ondanks dat nemen ze alleen maar toe in provocerend gedrag.
وَ اِذۡ قُلۡنَا لِلۡمَلٰٓئِکَۃِ اسۡجُدُوۡا لِاٰدَمَ فَسَجَدُوۡۤا اِلَّاۤ اِبۡلِیۡسَ ؕ قَالَ ءَاَسۡجُدُ لِمَنۡ خَلَقۡتَ طِیۡنًا ﴿۱۶﴾
Wa iez qoelnaa liel malaaa'iekaties djoedoe lie Aadama fasadjadoeo iellaaa Iblieesa qaala 'a-asdjoedoe lieman ghalaqta tieena
17:61 En (gedenk) toen Wij tot de Engelen zeiden: "Prostreer voor Adam!" Dus prostreerde ze, behalve iblies. Hij zei: "Zal ik prostreren voor iemand die U uit klei gemaakt heeft?"
قَالَ اَرَءَیۡتَکَ ہٰذَا الَّذِیۡ کَرَّمۡتَ عَلَیَّ ۫ لَئِنۡ اَخَّرۡتَنِ اِلٰی یَوۡمِ الۡقِیٰمَۃِ لَاَحۡتَنِکَنَّ ذُرِّیَّتَہٗۤ اِلَّا قَلِیۡلًا ﴿۲۶﴾
Qaala ara'aytaka haazal laziee karramta 'alaiya la'ien aghartanie ielaa Yawmiel Qieyaamatie la ahtaniekanna zoerrieyyatahoeo iellaa qalieelaa
17:62 Hij (iblies) zei (tegen Allah): "Ziet U deze, die U boven mij geëerd heeft!? Als U mij uitstel geeft tot de dag van de wederopstanding, dan zal ik zeker zijn nakomelingen berijden/manoeuvreren, behalve enkele (van uw dienaren)."
قَالَ اذۡہَبۡ فَمَنۡ تَبِعَکَ مِنۡہُمۡ فَاِنَّ جَہَنَّمَ جَزَآؤُکُمۡ جَزَآءً مَّوۡفُوۡرًا ﴿۳۶﴾
Qaalaz hab faman tabie'aka mienhoem fa ienna djahannama djazaaa'oekoem djazaaa'am mawfoeraa
17:63 Hij (Allah) zei: "Ga heen en wie van hen jou volgt, dan voorzeker, de hel is jullie vergelding, als een ruime beloning!"
وَ اسۡتَفۡزِزۡ مَنِ اسۡتَطَعۡتَ مِنۡہُمۡ بِصَوۡتِکَ وَ اَجۡلِبۡ عَلَیۡہِمۡ بِخَیۡلِکَ وَ رَجِلِکَ وَ شَارِکۡہُمۡ فِی الۡاَمۡوَالِ وَ الۡاَوۡلَادِ وَ عِدۡہُمۡ ؕ وَ مَا یَعِدُہُمُ الشَّیۡطٰنُ اِلَّا غُرُوۡرًا ﴿۴۶﴾
Wastafziez manies tata'ta mienhoem biesawtieka wa adjlieb 'alaihiem bieghailieka wa radjielieka wa shaariek hoem fiel amwaalie wal awlaadie wa 'iedhoem; wa maa ya'iedoehoemoesh Shaitaanoe iellaa ghoeroeraa
17:64 "En misleid hen met jou stem, wie dan ook je wil. En val hen aan met jouw soldaten op paarden en te voet. En deel met hen rijkdom en kinderen en doe hen beloftes." En de satan belooft hen niets anders dan bedrog.
اِنَّ عِبَادِیۡ لَیۡسَ لَکَ عَلَیۡہِمۡ سُلۡطٰنٌ ؕ وَ کَفٰی بِرَبِّکَ وَکِیۡلًا ﴿۵۶﴾
Inna 'iebaadiee laisa laka 'alaihiem soeltaan; wa kafaa bie Rabbieka Wakieelaa
17:65 "Voorzeker, jij hebt geen enkel bevoegdheid\autoriteit over Mijn dienaren. En weet dat jouw Heer voldoende is als Beheerder van alle zaken."
رَبُّکُمُ الَّذِیۡ یُزۡجِیۡ لَکُمُ الۡفُلۡکَ فِی الۡبَحۡرِ لِتَبۡتَغُوۡا مِنۡ فَضۡلِہٖ ؕ اِنَّہٗ کَانَ بِکُمۡ رَحِیۡمًا ﴿۶۶﴾
Rabboekoemoel laziee yoezdjiee lakoemoel foelka fiel bahrie lietabtaghoe mien fadlieh; iennahoe kaana biekoem Rahieemaa
17:66 Jullie Heer is Degene Die voor jullie de schepen op zee doet varen, zodat jullie Zijn gunsten kunnen zoeken. Voorzeker, Hij is zeer Barmhartig naar jullie toe.
وَ اِذَا مَسَّکُمُ الضُّرُّ فِی الۡبَحۡرِ ضَلَّ مَنۡ تَدۡعُوۡنَ اِلَّاۤ اِیَّاہُ ۚ فَلَمَّا نَجّٰىکُمۡ اِلَی الۡبَرِّ اَعۡرَضۡتُمۡ ؕ وَ کَانَ الۡاِنۡسَانُ کَفُوۡرًا ﴿۷۶﴾
Wa iezaa massakoemoeddoerroe fiel bahrie dalla man tad'oena iellaaa ieyyaahoe falammaa nadjdjaakoem ielal barrie a'radtoem; wa kaanal iensaanoe kafoeraa
17:67 En wanneer jullie problemen krijgen op zee, dan roepen jullie Hem (Allah) alleen aan en degene die jullie normaal gesproken aanroepen (de afgoden) verdwijnen dan in jullie aanroeping. Echter, wanneer Hij jullie vervolgens aan land brengt, keren jullie je van Hem af. De mens is zeer ondankbaar.
اَفَاَمِنۡتُمۡ اَنۡ یَّخۡسِفَ بِکُمۡ جَانِبَ الۡبَرِّ اَوۡ یُرۡسِلَ عَلَیۡکُمۡ حَاصِبًا ثُمَّ لَا تَجِدُوۡا لَکُمۡ وَکِیۡلًا ﴿۸۶﴾
Afa amientoem ay yaghsiefa biekoem djaaniebal barrie aw yoersiela 'alaikoem haasieban soemma laa tadjiedoe lakoem wakieelaa
17:68 Voelen jullie je dan veilig op het moment dat Hij jullie door een gedeelte van de aarde laat opslikken of dat Hij een storm van stenen tegen jullie stuurt? Jullie zullen dan niemand vinden die bereid is om jullie te helpen.
اَمۡ اَمِنۡتُمۡ اَنۡ یُّعِیۡدَکُمۡ فِیۡہِ تَارَۃً اُخۡرٰی فَیُرۡسِلَ عَلَیۡکُمۡ قَاصِفًا مِّنَ الرِّیۡحِ فَیُغۡرِقَکُمۡ بِمَا کَفَرۡتُمۡ ۙ ثُمَّ لَا تَجِدُوۡا لَکُمۡ عَلَیۡنَا بِہٖ تَبِیۡعًا ﴿۹۶﴾
Am amientoem ay yoe'ieedakoem fieehie taaratan oeghraa fa yoersiela 'alaikoem qaasiefam mienar rieehie fa yoegh rieqakoem biemaa kafartoem soemma laa tadjiedoe lakoem 'alainaa biehiee tabiee'aa
17:69 Of voelen jullie je veilig op het moment dat Hij jullie weer (naar zee) terugstuurt en dan een tornado tegen jullie stuurt en vervolgens jullie doet zinken vanwege jullie ongeloof? Jullie zullen dan niemand vinden die tegen ons in gaat.
وَ لَقَدۡ کَرَّمۡنَا بَنِیۡۤ اٰدَمَ وَ حَمَلۡنٰہُمۡ فِی الۡبَرِّ وَ الۡبَحۡرِ وَ رَزَقۡنٰہُمۡ مِّنَ الطَّیِّبٰتِ وَ فَضَّلۡنٰہُمۡ عَلٰی کَثِیۡرٍ مِّمَّنۡ خَلَقۡنَا تَفۡضِیۡلًا ﴿۰۷﴾
Wa laqad karramnaa Banieee aadama wa hamalnaahoem fiel barrie walbahrie wa razaqnaahoem mienat taiyiebaatie wa faddalnaahoem 'alaa kasieeriem miemman ghalaqnaa tafdieelaa
17:70 En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Adam geëerd. Wij hebben hen op het vasteland en op de zee gedragen. En Wij hebben hen van goede levensonderhoud voorzien. En Wij hebben hen de voorkeur gegeven over vele creaties van Ons.
یَوۡمَ نَدۡعُوۡا کُلَّ اُنَاسٍۭ بِاِمَامِہِمۡ ۚ فَمَنۡ اُوۡتِیَ کِتٰبَہٗ بِیَمِیۡنِہٖ فَاُولٰٓئِکَ یَقۡرَءُوۡنَ کِتٰبَہُمۡ وَ لَا یُظۡلَمُوۡنَ فَتِیۡلًا ﴿۱۷﴾
Yawma nad'oe koella oenaasiem bie iemaamiehiem faman oetieya kietaabahoe bie yamieeniehiee fa oelaaa'ieka yaqra'oena kietaabahoem wa laa yoezlamoena fatieelaa
17:71 Op de dag (dag des oordeels) zullen Wij de gehele mensheid roepen, ieder met zijn (eigen) boek. Wie dan zijn boek in zijn rechterhand krijgt, zal zijn boek lezen. En geen enkel onrecht zal hen aangedaan worden, zelfs niet iets wat gelijk is aan een haar van een dadelpit. (Notitie: Alle daden van een persoon worden door engelen opgeschreven, zie 50:17. Op de dag des oordeels wordt dit boek aan de desbetreffende persoon overhandigt.)
وَ مَنۡ کَانَ فِیۡ ہٰذِہٖۤ اَعۡمٰی فَہُوَ فِی الۡاٰخِرَۃِ اَعۡمٰی وَ اَضَلُّ سَبِیۡلًا ﴿۲۷﴾
Wa man kaana fiee haaziehieee a'maa fahoewa fiel aaghieratie a'maa wa adalloe sabieelaa
17:72 En wie blind is (van hart voor de tekenen van Allah, zie 22:46) gedurende het wereldse leven, zal dan in het hiernamaals blind zijn en daardoor totaal verdwaald zijn van het pad (As-Sirat).
وَ اِنۡ کَادُوۡا لَیَفۡتِنُوۡنَکَ عَنِ الَّذِیۡۤ اَوۡحَیۡنَاۤ اِلَیۡکَ لِتَفۡتَرِیَ عَلَیۡنَا غَیۡرَہٗ ٭ۖ وَ اِذًا لَّاتَّخَذُوۡکَ خَلِیۡلًا ﴿۳۷﴾
Wa ien kaadoe la yaftienoenaka 'aniel lazieee awhainaaa ielaika lietaftarieya 'alainaaa ghairahoe wa iezallat taghazoeka ghalieelaa
17:73 En voorzeker, ze hadden jou bijna doen afwenden van wat Wij aan jou geopenbaard hadden, zodat jij iets zou verzinnen over Ons. Ze zouden dan jou zeker als boezemvriend hebben genomen.
وَ لَوۡ لَاۤ اَنۡ ثَبَّتۡنٰکَ لَقَدۡ کِدۡتَّ تَرۡکَنُ اِلَیۡہِمۡ شَیۡئًا قَلِیۡلًا ﴿۴۷﴾
Wa law laaa an sabbatnaaka laqad kietta tarkanoe ielaihiem shai'an qalieela
17:74 En als Wij jou niet sterk hadden gemaakt, voorzeker, dan zou jij je bijna tot hen hebben geneigd.
اِذًا لَّاَذَقۡنٰکَ ضِعۡفَ الۡحَیٰوۃِ وَ ضِعۡفَ الۡمَمَاتِ ثُمَّ لَا تَجِدُ لَکَ عَلَیۡنَا نَصِیۡرًا ﴿۵۷﴾
Izal la azaqnaaka die'fal hayaatie wa die'fal mamaatie soemma laa tadjiedoe laka 'alainaa nasieeraa
17:75 Dan zouden Wij jou een dubbele (straf) in dit leven en een dubbele (straf) na de dood laten proeven. Jij zult dan tegen ons geen helper vinden.
وَ اِنۡ کَادُوۡا لَیَسۡتَفِزُّوۡنَکَ مِنَ الۡاَرۡضِ لِیُخۡرِجُوۡکَ مِنۡہَا وَ اِذًا لَّا یَلۡبَثُوۡنَ خِلٰفَکَ اِلَّا قَلِیۡلًا ﴿۶۷﴾
Wa ien kaadoe la yastafiezzoenaka mienal ardie lieyoeghrie djoeka mienhaa wa iezal laa yalbasoena ghielaafaka iellaa qalieelaa
17:76 En voorzeker, ze stonden op het punt om jou uit het land te verdrijven. (Wanneer je er uitwas gegaan,) dan zouden ze er niet lang erin gebleven zijn (ze zouden vernietigd worden).
سُنَّۃَ مَنۡ قَدۡ اَرۡسَلۡنَا قَبۡلَکَ مِنۡ رُّسُلِنَا وَ لَا تَجِدُ لِسُنَّتِنَا تَحۡوِیۡلًا ﴿۷۷﴾
Soennata man qad arsalnaa qablakamier Roesoelienaa wa laa tadjiedoe liesoennatienaa tahwieelaa
17:77 (Dit was) de handelwijze van de boodschappers die Wij vóór jou hebben gezonden. Je zult in Onze handelwijze geen verandering vinden.
اَقِمِ الصَّلٰوۃَ لِدُلُوۡکِ الشَّمۡسِ اِلٰی غَسَقِ الَّیۡلِ وَ قُرۡاٰنَ الۡفَجۡرِ ؕ اِنَّ قُرۡاٰنَ الۡفَجۡرِ کَانَ مَشۡہُوۡدًا ﴿۸۷﴾
Aqiemies Salaata liedoeloe kiesh shamsie ielaa ghasaqiel lailie wa qoeraanal Fadjrie ienna qoeraa nal Fadjrie kaana mashhoedaa
17:78 Onderhoud het gebed na het hoogtepunt van de zon (het Zohr gebed) tot aan de duisternis van de nacht (tot het Isa gebed). En verricht het ochtendgebed (Fadjr-gebed). Voorwaar, de Koran recitatie gedurende de ochtend wordt getuigd (door engelen).
وَ مِنَ الَّیۡلِ فَتَہَجَّدۡ بِہٖ نَافِلَۃً لَّکَ ٭ۖ عَسٰۤی اَنۡ یَّبۡعَثَکَ رَبُّکَ مَقَامًا مَّحۡمُوۡدًا ﴿۹۷﴾
Wa mienal lailie fatahadjdjad biehiee naafielatal laka 'asaaa ay yab'asaka Rabboeka Maqaamam Mahmoedaa
17:79 En gedurende de nacht, wordt wakker voor het Tahjud (nacht-) gebed, als een extra (gebed) voor jou. Misschien zal jouw Heer jou tot een prijzenswaardige plek verhogen.
وَ قُلۡ رَّبِّ اَدۡخِلۡنِیۡ مُدۡخَلَ صِدۡقٍ وَّ اَخۡرِجۡنِیۡ مُخۡرَجَ صِدۡقٍ وَّ اجۡعَلۡ لِّیۡ مِنۡ لَّدُنۡکَ سُلۡطٰنًا نَّصِیۡرًا ﴿۰۸﴾
Wa qoer Rabbie adghielniee moedghala siedqiew wa aghriedjniee moeghradja siedqiew wadj'al liee mielladoen-ka soeltaanan nasieeraa
17:80 En zeg: "Mijn Heer! Doe mij binnentreden op een oprechte manier en doe mij uittreden op een oprechte manier. En schenk me een helpende macht van Uw Zijde."
وَ قُلۡ جَآءَ الۡحَقُّ وَ زَہَقَ الۡبَاطِلُ ؕ اِنَّ الۡبَاطِلَ کَانَ زَہُوۡقًا ﴿۱۸﴾
Wa qoel djaaa'al haqqoe wa zahaqal baatiel; iennal baatiela kaana zahoeqaa
17:81 En zeg: "De waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder gegaan. Voorwaar, de valsheid gaat (altijd) ten onder."
وَ نُنَزِّلُ مِنَ الۡقُرۡاٰنِ مَا ہُوَ شِفَآءٌ وَّ رَحۡمَۃٌ لِّلۡمُؤۡمِنِیۡنَ ۙ وَ لَا یَزِیۡدُ الظّٰلِمِیۡنَ اِلَّا خَسَارًا ﴿۲۸﴾
Wa noenazzieloe mienal qoeraanie maa hoewa shiefaaa'oew wa rahmatoelliel moe'mienieena wa laa yazieedoez zaaliemieena iellaa ghasaaraa
17:82 En Wij openbaren van de Koran datgeen wat een genezing en een barmhartigheid is voor de gelovigen. Echter, voor de misdadigers draagt het alleen maar bij aan hun ondergang.
وَ اِذَاۤ اَنۡعَمۡنَا عَلَی الۡاِنۡسَانِ اَعۡرَضَ وَ نَاٰ بِجَانِبِہٖ ۚ وَ اِذَا مَسَّہُ الشَّرُّ کَانَ یَــُٔوۡسًا ﴿۳۸﴾
Wa iezaaa an'amnaa 'alal iensaanie a'rada wa na-aa biedjaanie biehiee wa iezaa massahoesh sharroe kaana ya'oesaa
17:83 En wanneer Wij de mens begunstigen dan wendt hij zich af (van o.a. dankbetuiging, gedenken van Allah, het hiernamaals, etc) en distantieert hij zich (van Allah). Echter, als het kwaad hem treft dan wordt hij wanhopig.
قُلۡ کُلٌّ یَّعۡمَلُ عَلٰی شَاکِلَتِہٖ ؕ فَرَبُّکُمۡ اَعۡلَمُ بِمَنۡ ہُوَ اَہۡدٰی سَبِیۡلًا ﴿۴۸﴾
Qoel koelloey ya'maloe 'alaa shaakielatiehiee fa rabboekoem a'lamoe bieman hoewa ahdaa sabieelaa
17:84 Zeg: "Iedereen werkt op zijn eigen manier. Maar jullie Heer weet (alleen) wie het beste geleid is naar het rechte pad."
وَ یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الرُّوۡحِ ؕ قُلِ الرُّوۡحُ مِنۡ اَمۡرِ رَبِّیۡ وَ مَاۤ اُوۡتِیۡتُمۡ مِّنَ الۡعِلۡمِ اِلَّا قَلِیۡلًا ﴿۵۸﴾
Wa yas'aloenaka 'anierroeh; qoelier roehoe mien amrie rabbiee wa maaa oetieetoem mienal 'ielmie iellaa qalieelaa
17:85 En ze vragen jou over de ziel. Zeg: "De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. Jullie hebben er geen kennis over gekregen. En jullie hebben alleen een beetje aan (algemene) kennis gekregen."
وَ لَئِنۡ شِئۡنَا لَنَذۡہَبَنَّ بِالَّذِیۡۤ اَوۡحَیۡنَاۤ اِلَیۡکَ ثُمَّ لَا تَجِدُ لَکَ بِہٖ عَلَیۡنَا وَکِیۡلًا ﴿۶۸﴾
Wa la'ien shie'naa lanaz habanna biellazieee awhainaaa ielaika soemma laa tadjiedoe laka biehiee 'alainaa wakieelaa
17:86 En indien Wij het wilden, dan zouden Wij datgeen wat Wij aan jou geopenbaard hebben (de Koran), wegnemen. Jij zou dan niemand vinden die namens jou ervoor bij Ons pleit (om het terug te krijgen).
اِلَّا رَحۡمَۃً مِّنۡ رَّبِّکَ ؕ اِنَّ فَضۡلَہٗ کَانَ عَلَیۡکَ کَبِیۡرًا ﴿۷۸﴾
Illaa rahmatam mier Rabbiek; ienna fadlahoe kaana 'alaika kabieeraa
17:87 (Je zou het alleen kunnen terug krijgen) door de barmhartigheid van jouw Heer. Voorzeker, Zijn gunst op jou is enorm.
قُلۡ لَّئِنِ اجۡتَمَعَتِ الۡاِنۡسُ وَ الۡجِنُّ عَلٰۤی اَنۡ یَّاۡتُوۡا بِمِثۡلِ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنِ لَا یَاۡتُوۡنَ بِمِثۡلِہٖ وَ لَوۡ کَانَ بَعۡضُہُمۡ لِبَعۡضٍ ظَہِیۡرًا ﴿۸۸﴾
Qoel la'ieniedj tama'atiel iensoe waldjiennoe 'alaaa ay ya'toe biemieslie haazal qoeraanie laa ya'toena biemiesliehiee wa law kaana ba'doehoem lieba 'dien zahieeraa
17:88 Zeg: "Als de mensen en de djiens zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te brengen, dan zouden ze er niet toe in staat zijn. Zelfs al zouden ze elkaar helpen."
وَ لَقَدۡ صَرَّفۡنَا لِلنَّاسِ فِیۡ ہٰذَا الۡقُرۡاٰنِ مِنۡ کُلِّ مَثَلٍ ۫ فَاَبٰۤی اَکۡثَرُ النَّاسِ اِلَّا کُفُوۡرًا ﴿۹۸﴾
Wa laqad sarrafnaa liennaasie fiee haazal qoeraanie mien koellie masalien fa abaaa aksaroen naasie iellaa koefoeraa
17:89 En waarlijk, Wij hebben voor de mensen alle voorbeelden in deze Koran uitgelegd. Echter, de meeste mensen weigeren (de Koran) en accepteren alleen het ongeloof.
وَ قَالُوۡا لَنۡ نُّؤۡمِنَ لَکَ حَتّٰی تَفۡجُرَ لَنَا مِنَ الۡاَرۡضِ یَنۡۢبُوۡعًا ﴿۰۹﴾
Wa qaaloe lan noe'miena laka hattaa tafdjoera lanaa mienal ardie yamboe'aa
17:90 En ze zeggen: "Nooit, zullen wij in jou geloven, totdat jij voor ons een bron uit de aarde doet ontspringen."
اَوۡ تَکُوۡنَ لَکَ جَنَّۃٌ مِّنۡ نَّخِیۡلٍ وَّ عِنَبٍ فَتُفَجِّرَ الۡاَنۡہٰرَ خِلٰلَہَا تَفۡجِیۡرًا ﴿۱۹﴾
Aw takoena laka djannatoem mien naghieeliew wa 'ienabien fatoefadjdjieral anhaara ghielaalahaa tafdjieeraa
17:91 "Of totdat jij pas een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken hebt. En dan rivieren in overvloed erdoor laat stromen."
اَوۡ تُسۡقِطَ السَّمَآءَ کَمَا زَعَمۡتَ عَلَیۡنَا کِسَفًا اَوۡ تَاۡتِیَ بِاللّٰہِ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃِ قَبِیۡلًا ﴿۲۹﴾
Aw toesqietas samaaa'a kamaa za'amta 'alainaa kiesafan aw ta'tieya biellaahie wal malaaa'iekatie qabieelaa
17:92 "Of totdat jij de hemel in stukken op ons neer laat vallen, zoals je het tegen ons beweert. Of totdat jij Allah en de Engelen voor ons brengt."
اَوۡ یَکُوۡنَ لَکَ بَیۡتٌ مِّنۡ زُخۡرُفٍ اَوۡ تَرۡقٰی فِی السَّمَآءِ ؕ وَ لَنۡ نُّؤۡمِنَ لِرُقِیِّکَ حَتّٰی تُنَزِّلَ عَلَیۡنَا کِتٰبًا نَّقۡرَؤُہٗ ؕ قُلۡ سُبۡحَانَ رَبِّیۡ ہَلۡ کُنۡتُ اِلَّا بَشَرًا رَّسُوۡلًا ﴿۳۹﴾
Aw yakoena laka baitoem mien zoeghroefien aw tarqaa fies samaaa'ie wa lan noe'miena lieroeqieyyieka hatta toenazziela 'alainaa kietaaban naqra'oeh; qoel Soebhaana Rabbiee hal koentoe iellaa basharar Rasoelaa
17:93 "Of totdat jij een huis van goud hebt. Of totdat jij naar de hemel (voor ons ogen) opstijgt. En nooit zullen wij in jouw opstijging geloven totdat jij een fysieke boek voor ons brengt, zodat we het kunnen lezen." Zeg: "Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is mijn Heer! Ik ben alleen een mens, een boodschapper."
وَ مَا مَنَعَ النَّاسَ اَنۡ یُّؤۡمِنُوۡۤا اِذۡ جَآءَہُمُ الۡہُدٰۤی اِلَّاۤ اَنۡ قَالُوۡۤا اَبَعَثَ اللّٰہُ بَشَرًا رَّسُوۡلًا ﴿۴۹﴾
Wa maa mana'an naasa ay yoe'mienoeo iez djaaa'ahoemoel hoedaaa iellaaa an qaaloeo aba'asal laahoe basharar Rasoelaa
17:94 En wat hield de mens tegen om te geloven op het het moment dat de leiding tot hen kwam? Ze zeiden alleen maar: "Heeft Allah een menselijke boodschapper gestuurd?"
قُلۡ لَّوۡ کَانَ فِی الۡاَرۡضِ مَلٰٓئِکَۃٌ یَّمۡشُوۡنَ مُطۡمَئِنِّیۡنَ لَنَزَّلۡنَا عَلَیۡہِمۡ مِّنَ السَّمَآءِ مَلَکًا رَّسُوۡلًا ﴿۵۹﴾
Qoel law kaana fiel ardie malaaa 'iekatoey yamshoena moetma'ien nieena lanazzalnaa 'alaihiem mienas samaaa'ie malakar Rasoelaa
17:95 Zeg: "Als er op de aarde gebruikelijk engelen rondliepen, dan zouden Wij zeker voor hen een engel uit de hemel als boodschapper hebben neergezonden." (Notitie zie ook 6:8-9, 15:8, 25:21-22.)
قُلۡ کَفٰی بِاللّٰہِ شَہِیۡدًۢا بَیۡنِیۡ وَ بَیۡنَکُمۡ ؕ اِنَّہٗ کَانَ بِعِبَادِہٖ خَبِیۡرًۢا بَصِیۡرًا ﴿۶۹﴾
Qoel kafaa biellaahie shahieedam bainiee wa bainakoem; iennahoe kaana bie'iebaadiehiee ghabieeram Basieeraa
17:96 Zeg: "Allah is voldoende als een Getuige tussen mij en jullie. Voorzeker, Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren."
وَ مَنۡ یَّہۡدِ اللّٰہُ فَہُوَ الۡمُہۡتَدِ ۚ وَ مَنۡ یُّضۡلِلۡ فَلَنۡ تَجِدَ لَہُمۡ اَوۡلِیَآءَ مِنۡ دُوۡنِہٖ ؕ وَ نَحۡشُرُہُمۡ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ عَلٰی وُجُوۡہِہِمۡ عُمۡیًا وَّ بُکۡمًا وَّ صُمًّا ؕ مَاۡوٰىہُمۡ جَہَنَّمُ ؕ کُلَّمَا خَبَتۡ زِدۡنٰہُمۡ سَعِیۡرًا ﴿۷۹﴾
Wa may yahdiel laahoe fahoewal moehtad; wa may yoedliel falan tadjieda lahoem awlieyaaa'a mien doenieh; wa nahshoeroehoem Yawmal Qieyaamatie 'alaa woedjoehiehiem oemyaw wa boekmaw wa soemmaa; ma'waahoem djahannamoe koellamaa ghabat ziednaahoem sa'ieeraa
17:97 En wie Allah leidt, dan wordt hij juist geleid. Maar wie (door Hem) tot dwaling gebracht wordt, voor hem zal er geen helper zijn buiten Hem om. En Wij zullen hen op de dag van de wederopstanding op hun gezichten verzamelen. Ze zullen blind, stom en doof zijn. Hun verblijfplaats is de hel. Iedere keer als (het vuur) minder wordt, dan wakkeren Wij het laaiende vuur voor hen weer aan.
ذٰلِکَ جَزَآؤُہُمۡ بِاَنَّہُمۡ کَفَرُوۡا بِاٰیٰتِنَا وَ قَالُوۡۤاءَ اِذَا کُنَّا عِظَامًا وَّ رُفَاتًاءَ اِنَّا لَمَبۡعُوۡثُوۡنَ خَلۡقًا جَدِیۡدًا ﴿۸۹﴾
Zaalieka djazaa'oehoem bie annahoem kafaroe bie aayaatienaa wa qaaloeo 'a iezaa koennaa 'iezaamaw wa roefaatan 'a iennaa la mab'oesoena ghalqan djadieedaa
17:98 Dat is hun vergelding, omdat ze Onze tekenen verwierpen en zeiden: "Wanneer Wij botten en verbrokkelde delen zijn geworden, zullen we dan opgewekt worden tot een nieuwe schepping?"
اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اَنَّ اللّٰہَ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ قَادِرٌ عَلٰۤی اَنۡ یَّخۡلُقَ مِثۡلَہُمۡ وَ جَعَلَ لَہُمۡ اَجَلًا لَّا رَیۡبَ فِیۡہِ ؕ فَاَبَی الظّٰلِمُوۡنَ اِلَّا کُفُوۡرًا ﴿۹۹﴾
Awalam yaraw annal laahal laziee ghalaqas samaawaatie wal arda qaadieroen 'alaaa ay yaghloeqa mieslahoem wa dja'ala lahoem adjalal laa raiba fiee; fa abaz zaaliemoena iellaa koefoeraa
17:99 Zien ze dan niet dat Allah, degene die de hemelen en de aarde geschapen heeft, instaat is om iets te scheppen wat daaraan gelijk is? En Hij heeft voor beide (de hemel en aarde) een termijn bepaald waaraan geen twijfel is. Echter, de misdadigers weigeren (de tekenen) en accepteren alleen ongeloof.
قُلۡ لَّوۡ اَنۡتُمۡ تَمۡلِکُوۡنَ خَزَآئِنَ رَحۡمَۃِ رَبِّیۡۤ اِذًا لَّاَمۡسَکۡتُمۡ خَشۡیَۃَ الۡاِنۡفَاقِ ؕ وَ کَانَ الۡاِنۡسَانُ قَتُوۡرًا ﴿۰۰۱﴾
Qoel law antoem tamliekoena ghazaaa'iena rahmatie Rabbieee iezal la amsaktoem ghash yatal ienfaaq; wa kaanal iensaanoe qatoeraa
17:100 Zeg: "Als jullie de schatten van de Barmhartigheid van mijn Heer zouden bezitten, dan zouden jullie het zeker vasthouden uit vrees om het uit te geven." De mens is gierig.
وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا مُوۡسٰی تِسۡعَ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ فَسۡـَٔلۡ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اِذۡ جَآءَہُمۡ فَقَالَ لَہٗ فِرۡعَوۡنُ اِنِّیۡ لَاَظُنُّکَ یٰمُوۡسٰی مَسۡحُوۡرًا ﴿۱۰۱﴾
Wa laqad aatainaa Moesaa ties'a Aayaatiem baiyienaatien fas'al Banieee Israaa'ieela iez djaaa'ahoem faqaala lahoe Fier'awnoe ieniee la azoennoeka yaa Moesaa mas hoeraa
17:101 En Voorzeker, Wij hadden Moesa negen duidelijke tekenen gegeven. Dus vraag de kinderen van Israël erover. Toen hij tot hen kwam, zei Farao tot hem: "Voorwaar, Ik denk dat jij, O Moesa, betoverd bent."
قَالَ لَقَدۡ عَلِمۡتَ مَاۤ اَنۡزَلَ ہٰۤؤُلَآءِ اِلَّا رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ بَصَآئِرَ ۚ وَ اِنِّیۡ لَاَظُنُّکَ یٰفِرۡعَوۡنُ مَثۡبُوۡرًا ﴿۲۰۱﴾
Qaala laqad 'aliemta maaa anzala haaa'oelaaa'ie iellaa Rabboes samaawaatie wal ardie basaaa'iera wa ienniee la azoen noeka yaa Fier'awnoe masboeraa
17:102 Hij (Moesa) zei: "Jij weet dat niemand anders dan de Heer van de hemelen en de aarde, deze gestuurd heeft als duidelijk bewijs. Waarlijk, o Farao! Ik weet zeker dat jij, ten ondergang gedoemd bent."
فَاَرَادَ اَنۡ یَّسۡتَفِزَّہُمۡ مِّنَ الۡاَرۡضِ فَاَغۡرَقۡنٰہُ وَ مَنۡ مَّعَہٗ جَمِیۡعًا ﴿۳۰۱﴾
Fa araada ay yastafiezzahoem mienal ardie fa aghraqnaahoe wa mam ma'ahoe djamiee'aa
17:103 Vervolgens was hij van plan om hen uit het land te verdrijven, maar Wij verdronken hem en al degenen die met hem waren.
وَّ قُلۡنَا مِنۡۢ بَعۡدِہٖ لِبَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اسۡکُنُوا الۡاَرۡضَ فَاِذَا جَآءَ وَعۡدُ الۡاٰخِرَۃِ جِئۡنَا بِکُمۡ لَفِیۡفًا ﴿۴۰۱﴾
Wa qoelnaa mien ba'diehiee lie Banieee Israaa'ieelas koenoel arda fa iezaa djaaa'a wa'doel aaghieratie djie'naa biekoem lafieefaa
17:104 Na zijn heengaan, zeiden Wij tot de kinderen van Israël: "Vestig je op de aarde. (Echter,) Wanneer de gebeurtenissen met betrekking tot het hiernamaals nadert, dan zullen Wij jullie gemend (weer) bij elkaar brengen."
وَ بِالۡحَقِّ اَنۡزَلۡنٰہُ وَ بِالۡحَقِّ نَزَلَ ؕ وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ اِلَّا مُبَشِّرًا وَّ نَذِیۡرًا ﴿۵۰۱﴾
Wa bielhaqqie anzalnaahoe wa bielhaqqie nazal; wa maaa arsalnaaka iellaa moebash shieraw wa nazieeraa
17:105 En met de waarheid hebben Wij het (de Koran) neergezonden en met de waarheid is het neergedaald. En Wij hebben jou alleen als een verkondiger van goede tijdingen en als een waarschuwer gezonden.
وَ قُرۡاٰنًا فَرَقۡنٰہُ لِتَقۡرَاَہٗ عَلَی النَّاسِ عَلٰی مُکۡثٍ وَّ نَزَّلۡنٰہُ تَنۡزِیۡلًا ﴿۶۰۱﴾
Wa qoeraanan faraqnaahoe lietaqra ahoe 'alan naasie 'alaa moeksiew wa nazzalnaahoe tanzieelaa
17:106 En de Koran hebben Wij opgedeeld zodat jij het in gedeeltes aan de mensen kan oplezen. (Daarom) hebben Wij het in fases geopenbaard.
قُلۡ اٰمِنُوۡا بِہٖۤ اَوۡ لَا تُؤۡمِنُوۡا ؕ اِنَّ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡعِلۡمَ مِنۡ قَبۡلِہٖۤ اِذَا یُتۡلٰی عَلَیۡہِمۡ یَخِرُّوۡنَ لِلۡاَذۡقَانِ سُجَّدًا ﴿۷۰۱﴾
Qoel aamienoe biehieee aw laa toe'mienoe; iennal lazieena oetoel 'ielma mien qabliehieee iezaa yoetlaa 'alaihiem yaghierroena liel azqaanie soedjdjadaa
17:107 Zeg: "Geloof erin of geloof er niet in." Voorzeker, degenen die voorheen kennis (van de openbaring) hebben gekregen vallen in prostratie met hun gezichten naar de grond wanneer het gereciteerd tot hen wordt.
وَّ یَقُوۡلُوۡنَ سُبۡحٰنَ رَبِّنَاۤ اِنۡ کَانَ وَعۡدُ رَبِّنَا لَمَفۡعُوۡلًا ﴿۸۰۱﴾
Wa yaqoeloena Soebhaana Rabbienaaa ien kaana wa'doe Rabbienaa lamaf'oelaa
17:108 En ze zeggen: "Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is onze Heer! Waarlijk, de belofte van onze Heer is zeker vervuld." (Notitie: het gaat om de belofte dat er een laatste profeet, Mohammed v.z.m.h., zou komen.)
وَ یَخِرُّوۡنَ لِلۡاَذۡقَانِ یَبۡکُوۡنَ وَ یَزِیۡدُہُمۡ خُشُوۡعًا ﴿۹۰۱﴾
Wa yaghierroena liel azqaanie yabkoena wa yazieedoehoem ghoeshoe'aa
17:109 En ze vallen huilend neer (in prostratie) met hun gezichten naar de grond. Het laat hun nederigheid toenemen. (Notitie: Prostratie/Sajdah Tilawat is vereist.)
قُلِ ادۡعُوا اللّٰہَ اَوِ ادۡعُوا الرَّحۡمٰنَ ؕ اَیًّامَّا تَدۡعُوۡا فَلَہُ الۡاَسۡمَآءُ الۡحُسۡنٰی ۚ وَ لَا تَجۡہَرۡ بِصَلَاتِکَ وَ لَا تُخَافِتۡ بِہَا وَ ابۡتَغِ بَیۡنَ ذٰلِکَ سَبِیۡلًا ﴿۰۱۱﴾
Qoelied'oel laaha awied'oer Rahmaana ayyam maa tad'oe falahoel asmaaa'oel Hoesnaa; wa laa tadjhar bie Salaatieka wa laa toeghaafiet biehaa wabtaghie baina zaalieka sabieela
17:110 Zeg: "Roep 'Allah' of roep 'Ar-Rahmaan', met welke namen jullie Hem ook aanroepen, tot Hem behoren de meest mooie namen. En verricht je gebeden niet met een luide stem of met een fluisterende stem, maar zoek een weg daar tussen in."
وَ قُلِ الۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡ لَمۡ یَتَّخِذۡ وَلَدًا وَّ لَمۡ یَکُنۡ لَّہٗ شَرِیۡکٌ فِی الۡمُلۡکِ وَ لَمۡ یَکُنۡ لَّہٗ وَلِیٌّ مِّنَ الذُّلِّ وَ کَبِّرۡہُ تَکۡبِیۡرًا ﴿۱۱۱﴾
Wa qoeliel hamdoe liellaahiel laziee lam yattaghiez waladaw wa lam yakoel lahoe sharieekoen fiel moelkie wa lam yakoel lahoe walieyyoem mienaz zoellie wa kabbierhoe takbieeraa
17:111 En zeg: "Alhamdoe Liellah (alle eer en dank behoort aan Allah toe), Degene Die zichzelf geen zoon heeft toegekend, noch is er een partner voor Hem in het koninkrijk, noch heeft Hij behoefte aan een helper van zijn creatie (engelen, profeten, etc). En verheerlijk Zijn grootheid!